Regeling voorzieningenplanning po 2021

Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 01-02-2021 t/m 31-03-2021

Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 28 augustus 2020, nr. PO/17898051, houdende regels voor de voorzieningenplanning bij scholen in het primair onderwijs (Regeling voorzieningenplanning po 2021)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aanvrager: bevoegd gezag dat bij de minister een aanvraag indient voor bekostiging van een openbare of een bijzondere school;

  • basisgeneratie: het totaal aantal kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 11 jaar, vermeerderd met 30 procent van het aantal kinderen in de leeftijd van 12, gebaseerd op gegevens onder meer verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek;

  • belangstellingsmeting: belangstellingsmeting als bedoeld in artikel 74a van de wet;

  • bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in de wet;

  • DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs;

  • minister: Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

  • nevenvestiging: nevenvestiging als bedoeld in de wet;

  • ouder: ouder als bedoeld in de wet;

  • samenwerkingsverband: samenwerkingsverband als bedoeld in de wet;

  • school: basisschool als bedoeld in de wet;

  • stichtingsnorm: stichtingsnorm als bedoeld in artikel 76 van de wet;

  • voedingsgebied: voedingsgebied als bedoeld in artikel 74a, tweede lid, onderdeel b, van de wet;

  • wet: Wet op het primair onderwijs.

Artikel 2. Beschikbaar stellen gegevens over voedingsgebied nieuwe school

DUO stelt een overzicht van de viercijferige postcodegebieden die behoren tot het voedingsgebied via de elektronische weg beschikbaar aan de aanvrager.

Artikel 3. Melding voorgenomen aanvraag tot bekostiging

  • 1 Het bevoegd gezag maakt melding van een voorgenomen aanvraag als bedoeld in artikel 75, tweede lid, van de wet, tussen 1 juni tot en met 30 juni in het kalenderjaar van de aanvraag, bedoeld in artikel 75, eerste lid, van de wet.

  • 2 De melding bevat de volgende gegevens:

    • a. naam van de contactpersoon;

    • b. correspondentieadres;

    • c. telefoonnummer van de contactpersoon;

    • d. e-mailadres van de contactpersoon;

    • e. KVK-nummer van de rechtspersoon;

    • f. naam van de rechtspersoon;

    • g. viercijferige postcode van de beoogde plaats van vestiging;

    • h. methode van de belangstellingsmeting;

    • i. naam van de school; en

    • j. korte beschrijving van het onderwijskundig concept van de school van ten hoogste 2000 tekens.

  • 3 De gegevens in het tweede lid, onderdeel d en de onderdelen f tot en met j, worden openbaar gemaakt op de website www.duo.nl.

  • 4 Publicatie op de website www.duo.nl geschiedt slechts indien de gegevens voor 1 juli volledig zijn aangeleverd.

  • 5 De melding van de voorgenomen aanvraag tot bekostiging wordt gedaan in het digitale portaal via de website www.duo.nl.

Artikel 4. Aanvraag tot bekostiging

  • 1 Een aanvraag als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de wet, bevat naast de gegevens, genoemd in artikel 74, eerste, tweede en derde lid van de wet de volgende gegevens:

    • a. naam van de contactpersoon;

    • b. correspondentieadres;

    • c. telefoonnummer van de contactpersoon;

    • d. e-mailadres van de contactpersoon;

    • e. naam van de rechtspersoon;

    • f. statuten van de rechtspersoon;

    • g. namen van de bestuursleden;

    • h. namen van de leden van het interne toezicht;

    • i. naam van de school;

    • j. viercijferige postcode van de beoogde plaats van vestiging;

    • k. gewaarmerkt uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel; en

    • l. beschrijving van het onderwijskundig concept in ten hoogste 3000 tekens.

  • 2 Uit het document, bedoeld in artikel 74, tweede lid, onderdeel c, van de wet, blijkt dat in de periode van 15 september in het kalenderjaar voorafgaand aan de aanvraag en 15 september van het kalenderjaar van de aanvraag de in dat artikel bedoelde partijen zijn uitgenodigd om te overleggen.

  • 3 De aanvraag tot bekostiging wordt ingediend in het digitale portaal via de website www.duo.nl.

Artikel 5. Verklaring omtrent het gedrag

  • 2 De verklaring omtrent het gedrag wordt zowel via het digitale portaal, bedoeld in artikel 4, derde lid, als in originele vorm aan DUO verstrekt.

Artikel 6. Nadere regels belangstellingsmeting

Artikel 7. Geldigheid ouderverklaringen

  • 1 De ouderverklaring, bedoeld in artikel 74a, eerste lid, van de wet, wordt door de ouder ingediend via de website www.duo.nl in de periode van 1 juli tot en met 15 oktober in het kalenderjaar van de aanvraag.

  • 2 Na indiening van de aanvraag kan daarvoor geen ouderverklaring meer worden ingediend.

  • 3 De ouder kan de ouderverklaring uiterlijk op 15 oktober, bedoeld in het eerste lid, intrekken. Deze maakt dan geen onderdeel meer uit van de belangstellingsmeting.

  • 4 Na indiening van de aanvraag kan de ouderverklaring niet meer worden ingetrokken.

  • 5 Indien de aanvrager een melding van een voorgenomen aanvraag intrekt, vervallen de hierbij behorende ingediende ouderverklaringen.

  • 6 De ouder kan in een volgend kalenderjaar opnieuw een ouderverklaring als bedoeld in artikel 74a, eerste lid, van de wet ten aanzien van hetzelfde kind indienen, indien de aanvraag waarvoor eerder een ouderverklaring is ingediend:

    • a. wel is gemeld, maar niet is ingediend; of

    • b. onherroepelijk is afgewezen.

  • 7 Vanaf 15 oktober in het jaar van de aanvraag stelt DUO aan de aanvrager het aantal geldige ouderverklaringen beschikbaar.

Artikel 8. Uitzonderingssituaties toepassing marktonderzoek

  • 1 Een marktonderzoek als bedoeld in artikel 74a, eerste lid, van de wet, is uitsluitend toegestaan indien:

    • a. in het viercijferig postcodegebied van de beoogde plaats van vestiging een groei van ten minste 30% in het aantal leerlingen in de leeftijd van 2 tot en met 4 jaar wordt verwacht tussen het kalenderjaar waarin het marktonderzoek plaatsvindt en het tiende kalenderjaar daaraanvolgend; of

    • b. met een beroep op artikel 77 van de wet een aanvraag tot bekostiging van een openbare school wordt ingediend.

  • 2 Bij het aantonen van een groei als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, gebruikt het bevoegd gezag in ieder geval gegevens verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek en een voorspelling van de gemeente ten aanzien van de woningbouw waar het betreffende viercijferig postcodegebied in is gelegen.

Artikel 9. Nadere regels marktonderzoek

  • 2 Per kind vult de ouder een vragenlijst in.

  • 3 Het marktonderzoek inventariseert de voorkeur van de ondervraagden voor een school doordat de ondervraagden een keuze kunnen maken uit de bestaande scholen binnen het voedingsgebied en de school waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 4 Het marktonderzoek heeft als hoofdvraag ‘Op welke gepresenteerde school zou u uw kind inschrijven?’.

  • 5 De vraagstelling en de informatie die voorafgaand aan en tijdens het marktonderzoek wordt verstrekt door het onderzoeksbureau, is ten aanzien van scholen als bedoeld in het derde lid, op dezelfde wijze vormgegeven en gepresenteerd, neutraal opgesteld en op geen enkele wijze sturend.

  • 6 De informatie die wordt verstrekt per school, bedoeld in het derde lid, is in ieder geval voorzien van de naam van de school, de naam van het bevoegd gezag, een website van de school, en de plaats of de beoogde plaats van vestiging, door middel van een viercijferige postcode. De informatie voor de school waarop de aanvraag betrekking heeft omvat tevens een korte beschrijving van het onderwijskundig concept van de school.

  • 7 Voor controle door de minister op de juistheid van de berekeningen levert het bevoegd gezag een volledig onderzoeksrapport aan, waarin de volgende gegevens zijn opgenomen:

    • a. een beschrijving van de gebruikte onderzoeksmethode, met daarin opgenomen op welke wijze tot een aselecte groep van ondervraagden is gekomen, hoe de representativiteit van de ondervraagden is geborgd, hoe de data zijn geanalyseerd, inclusief de berekening van het belangstellingspercentage, het totale aantal ondervraagden, het totale aantal reacties, het aantal reacties per school en de beperkingen van het onderzoek;

    • b. een beschrijving van de wijze waarop ondervraagden benaderd zijn, inclusief correspondentie aan ondervraagden;

    • c. de vragenlijst zoals voorgelegd aan ondervraagden;

    • d. de informatie over de scholen, bedoeld in het derde lid, zoals gepresenteerd aan ondervraagden; en

    • e. de periode waarin het onderzoek heeft plaatsgevonden.

  • 9 Indien de onderzoekspopulatie, bedoeld in artikel 74a, vijfde lid, onderdeel a, van de wet, minder dan 5.000 leerlingen bedraagt, is het minimale aantal leerlingen ten aanzien van wie aan het marktonderzoek is deelgenomen, bedoeld in artikel 74a, derde lid, onderdeel b, letter x, van de wet, 10% van de onderzoekspopulatie. Indien de onderzoekspopulatie 5.000 of meer leerlingen bedraagt, is het minimale aantal leerlingen ten aanzien van wie aan het marktonderzoek is deelgenomen, bedoeld in artikel 74a, derde lid, onderdeel b, letter x, van de wet, 500.

Artikel 10. Verzelfstandiging

  • 2 Het aantal leerlingen op 1 oktober in het jaar voorafgaand aan de aanvraag, bedoeld in artikel 84a, tweede lid, onderdeel a, van de wet, is van het overblijvende deel van de school minimaal de opheffingsnorm en van de te verzelfstandigen vestiging minimaal de stichtingsnorm.

  • 3 Het verwachte aantal leerlingen, bedoeld in artikel 84a, tweede lid, onderdeel b en c, van de wet, van het overblijvende deel van de school wordt berekend door het optellen van het verwachte aantal leerlingen per viercijferig postcodegebied, waaruit het overblijvende deel van de school op 1 oktober in het jaar voorafgaand aan de aanvraag zijn leerlingen betrekt. Het verwachte aantal leerlingen per viercijferig postcodegebied wordt berekend overeenkomstig de formule e = (f / g) * h, waarbij:

    • e = het verwachte aantal leerlingen van het overblijvende deel van de school per betreffende viercijferig postcodegebied;

    • f = het aantal leerlingen van het overblijvende deel van de school op 1 oktober voorafgaande aan het jaar van de aanvraag woonachtig in het betreffende viercijferig postcodegebied;

    • g = het totaal aantal leerlingen van de basisgeneratie in het betreffende viercijferige postcodegebied op 1 januari van het jaar van aanvraag;

    • h = het totaal aantal leerlingen van de basisgeneratie in het betreffende viercijferige postcodegebied op 1 januari in elk van de 10 jaren na het moment van de verzelfstandiging.

  • 4 Het verwachte aantal leerlingen, bedoeld in artikel 84a, tweede lid, onderdeel b en onderdeel c, van de wet, van de school die na verzelfstandiging ontstaat, wordt berekend door het optellen van het verwachte aantal leerlingen per viercijferig postcodegebied waaruit de te verzelfstandigen vestiging op 1 oktober in het jaar voorafgaand aan de aanvraag zijn leerlingen betrekt. Het verwachte aantal leerlingen wordt per viercijferig postcodegebied wordt berekend overeenkomstig de formule i = (j / k) * l, waarbij:

    • i = het verwachte aantal leerlingen van de te verzelfstandigen vestiging per betreffende viercijferig postcodegebied;

    • j = het aantal leerlingen van de te verzelfstandigen vestiging op 1 oktober voorafgaande aan het jaar van de aanvraag woonachtig in het betreffende viercijferige postcodegebied;

    • k = het totaal aantal leerlingen van de basisgeneratie in het betreffende viercijferige postcodegebied op 1 januari van het jaar van aanvraag;

    • l = het totaal aantal leerlingen van de basisgeneratie in het betreffende viercijferige postcodegebied op 1 januari in het elfde jaar na de aanvraag.

  • 5 De aantallen in het derde lid, letters g en h en het vierde lid, letters k en l stelt DUO vanaf 1 juli in het jaar van de aanvraag beschikbaar aan de aanvrager.

Artikel 11. Melding grondslag school

Het bevoegd gezag dient een melding van een grondslag of een wijziging van een grondslag als bedoeld in artikel 170, eerste en derde lid van de wet, in bij DUO.

Artikel 12. Uitvoeringsvoorschriften overgangsrecht plan van scholen 2021–2024

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Op het plan van scholen 2021–2024, bedoeld in artikel 194e, eerste lid, van de wet, dat is vastgesteld door de gemeenteraad voor 1 augustus 2020 en uiterlijk op 31 december 2020 is goedgekeurd door de minister, is dit artikel van toepassing.

  • 2 Voor een school die op het plan van scholen is opgenomen met als aanvangsdatum 1 augustus 2021 wordt als datum van het besluit als bedoeld in artikel 75, derde lid, zoals luidend op de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen, aangemerkt 31 mei 2020.

  • 3 Voor een school die op het plan van scholen is opgenomen met als aanvangsdatum 1 augustus 2022 wordt als datum van het besluit als bedoeld in artikel 75, derde lid, zoals luidend op de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen, aangemerkt 31 mei 2021.

  • 4 Voor een school die op het plan van scholen is opgenomen met als aanvangsdatum 1 augustus 2023 wordt als datum van het besluit als bedoeld in artikel 75, derde lid, zoals luidend op de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen, aangemerkt 31 mei 2022.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2021, 15570, datum inwerkingtreding 01-04-2021, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2021.

Artikel 12. Uitvoeringsvoorschriften overgangsrecht plan van scholen 2022–2025

1 Op het plan van scholen 2022–2025, bedoeld in artikel 194e, eerste lid, van de wet, dat is vastgesteld door de gemeenteraad voor 1 augustus 2021 en uiterlijk op 31 december 2021 is goedgekeurd door de minister, is dit artikel van toepassing.

2 Voor een school die op het plan van scholen is opgenomen met als aanvangsdatum 1 augustus 2022 wordt als datum van het besluit als bedoeld in artikel 75, derde lid, zoals luidend op 1 februari 2021, aangemerkt 31 mei 2021.

3 Voor een school die op het plan van scholen is opgenomen met als aanvangsdatum 1 augustus 2023 wordt als datum van het besluit als bedoeld in artikel 75, derde lid, zoals luidend op 1 februari 2021, aangemerkt 31 mei 2022.

4 Voor een school die op het plan van scholen is opgenomen met als aanvangsdatum 1 augustus 2024 wordt als datum van het besluit als bedoeld in artikel 75, derde lid, zoals luidend op 1 februari 2021, aangemerkt 31 mei 2023.

5 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op besluiten genomen op grond van artikel 194e, derde lid, van de wet.

Artikel 13. Uitvoeringsvoorschriften overgangsrecht plan van scholen 2020–2023

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Op het plan van scholen 2020–2023, bedoeld in artikel 194e, tweede lid, van de wet, dat is vastgesteld door de gemeenteraad voor 1 augustus 2019 en uiterlijk op 31 december 2019 is goedgekeurd door de minister, is dit artikel van toepassing.

  • 2 Van een school die op het plan van scholen is opgenomen met als aanvangsdatum 1 augustus 2020 vangt de bekostiging aan op 1 augustus 2020, indien de minister tussen 1 juni 2020 en 1 augustus 2020 heeft besloten dat de bekostiging een aanvang kan nemen.

  • 3 Voor een school die op het plan van scholen is opgenomen met als aanvangsdatum 1 augustus 2021 wordt als datum van het besluit als bedoeld in artikel 75, derde lid, van de wet, zoals luidend op de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen, aangemerkt 31 mei 2020.

  • 4 Voor een school die op het in het eerste lid bedoelde plan van scholen is opgenomen met als aanvangsdatum 1 augustus 2022 wordt als datum van het besluit als bedoeld in artikel 75, derde lid, zoals luidend op de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen, aangemerkt 31 mei 2021.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2021, 15570, datum inwerkingtreding 01-04-2021, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2021.

Artikel 13. Uitvoeringsvoorschriften overgangsrecht plan van scholen 2021–2024

1 Op het plan van scholen 2021–2024, bedoeld in artikel 194e, tweede lid, van de wet, dat is vastgesteld door de gemeenteraad voor 1 augustus 2020 en uiterlijk op 31 december 2020 is goedgekeurd door de minister, is dit artikel van toepassing.

2 Van een school die op het plan van scholen is opgenomen met als aanvangsdatum 1 augustus 2021 vangt de bekostiging aan op 1 augustus 2021, indien de minister voor 1 augustus 2021 heeft besloten dat de bekostiging een aanvang kan nemen.

3 Voor een school die op het plan van scholen is opgenomen met als aanvangsdatum 1 augustus 2022 wordt als datum van het besluit als bedoeld in artikel 75, derde lid, van de wet, zoals luidend op 1 februari 2021, aangemerkt 31 mei 2021.

4 Voor een school die op het in het eerste lid bedoelde plan van scholen is opgenomen met als aanvangsdatum 1 augustus 2023 wordt als datum van het besluit als bedoeld in artikel 75, derde lid, zoals luidend op 1 februari 2021, aangemerkt 31 mei 2022.

5 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op besluiten genomen op grond van artikel 194e, derde lid, van de wet.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2021.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling voorzieningenplanning po 2021. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

A. Slob

Naar boven