Besluit aanwijzing toezichthouders naleving Wet experiment gesloten coffeeshopketen [...] en machtiging voor uitvoering en handhaving van die wet

Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 09-03-2021 t/m 31-03-2023

Besluit van de Minister voor Medische Zorg en de Minister van Justitie en Veiligheid van 14 mei 2020, 1654245-202486-VGP, houdende aanwijzing van toezichthouders op de naleving van de Wet experiment gesloten coffeeshopketen en het verlenen van mandaat en machtiging voor de uitvoering en handhaving van die wet

De Minister voor Medische Zorg en de Minister van Justitie en Veiligheid,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 8, eerste lid, van de Wet experiment gesloten coffeeshopketen,

Besluiten:

Definitiebepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Aanwijzing toezichthouders

Artikel 2

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 6, eerste en tweede lid, 7, eerste lid, onder a, onderdeel 1°, onder c, tweede en derde lid, van de Wet alsmede van de aan een aanwijzing verbonden voorschriften, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Wet, zijn belast de ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met een toezichthoudende taak en de ambtenaren van de Inspectie Justitie en Veiligheid met een toezichthoudende taak, ieder ten aanzien van het in het kader van het experiment overeengekomen werkterrein van de betreffende dienst.

Artikel 3

Met het toezicht op de naleving door coffeeshophouders van het bepaalde bij of krachtens artikel 6, tweede en derde lid, 7, eerste lid, onder a, onderdeel 2°, onder c, tweede en derde lid, van de Wet zijn belast de door de burgemeester van de gemeente waar de coffeeshop is toegestaan, aangewezen toezichthouders.

Mandaat en machtiging aanwijzing als teler

Artikel 4

Aan de directeur van de directie Voeding, Gezondheidsbescherming en Preventie van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt mandaat en machtiging verleend om namens de Ministers:

  • a. een besluit te nemen op een aanvraag om aanwijzing als teler;

  • b. een aanwijzing als teler in te trekken;

  • c. handelingen te verrichten betreffende de voorbereiding van een besluit als bedoeld in onderdeel a of b.

Artikel 5

  • 1 Aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt mandaat en machtiging verleend om namens de Ministers:

    • a. een besluit te nemen op een bezwaarschrift gericht tegen een besluit als bedoeld in artikel 4;

    • b. verweer te voeren ingeval beroep of hoger beroep is ingesteld ter zake van een besluit op bezwaar als bedoeld in onderdeel a;

    • c. verweer te voeren ingeval een voorlopige voorziening is ingesteld in het kader van een bezwaar, beroep of hoger beroep ter zake van een besluit als bedoeld in artikel 4.

  • 2 De directeur is bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen.

Mandaat en machtiging handhaving

Artikel 6

  • 1 Aan de Inspecteur-Generaal van de Inspectie Justitie en Veiligheid wordt ten aanzien van het in het kader van het experiment overeengekomen werkterrein van deze dienst mandaat verleend om namens de Ministers:

  • 2 Onverminderd het bepaalde in artikel 10:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de Inspecteur-Generaal bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen, behoudens voor wat betreft het vaststellen van beleidsregels als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

Artikel 7

  • 1 Aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt mandaat en machtiging verleend om namens de Ministers:

    • a. een besluit te nemen op een bezwaarschrift gericht tegen een besluit als bedoeld in artikel 6, eerste lid;

    • b. verweer te voeren ingeval beroep of hoger beroep is ingesteld ter zake van een besluit op bezwaar als bedoeld in onderdeel a;

    • c. verweer te voeren ingeval een voorlopige voorziening is ingesteld in het kader van een bezwaar, beroep of hoger beroep ter zake van een besluit als bedoeld in artikel 6, eerste lid.

  • 2 De directeur is bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen.

Artikel 8

  • 1 Aan de Inspecteur-Generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit wordt ten aanzien van het in het kader van het experiment overeengekomen werkterrein van deze dienst mandaat en machtiging verleend om namens de Ministers:

    • a. een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 9 van de Wet op te leggen;

    • b. een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 9a van de Wet op te leggen;

    • c. een besluit te nemen op een bezwaarschrift gericht tegen een besluit als bedoeld in onderdelen a of b;

    • d. verweer te voeren ingeval beroep of hoger beroep is ingesteld ter zake van een besluit op bezwaar als bedoeld in onderdeel c;

    • e. verweer te voeren ingeval een voorlopige voorziening is ingesteld in het kader van een bezwaar, beroep of hoger beroep ter zake van een besluit als bedoeld in onderdeel a of b;

    • f. beleidsregels vast te stellen.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in artikel 10:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de Inspecteur-Generaal bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen, behoudens voor wat betreft het vaststellen van beleidsregels als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f.

Artikel 9

De Inspecteur-Generaal van de Inspectie Justitie en Veiligheid en de Inspecteur-Generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit informeren de Ministers periodiek over de genomen handhavingsbesluiten, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 8, eerste lid, onderdeel a of b.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg,

M.J. van Rijn

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Naar boven