Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit Fonds voor Cultuurparticipatie 2021–2024

[Regeling vervalt per 01-01-2027.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 19-05-2020 t/m heden

Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit Fonds voor Cultuurparticipatie 2021–2024

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;

met goedkeuring van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 mei 2020;

besluit:

vast te stellen de: Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2021–2024 Fonds voor Cultuurparticipatie

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. activiteitenlasten: de kosten die gemaakt worden voor de uitvoering van het project en in directe relatie staan tot het werk van en in samenwerking met het onderwijs en culturele partners. Niet zijnde de kosten voor coördinatie, kennisdeling, monitoring, evaluatie en accountantskosten;

  • b. adhesieverklaring: schriftelijke steunbetuiging van een gemeente of provincie aan de penvoerder, het inhoudelijke plan en begroting die passen binnen het programma Cultuureducatie met Kwaliteit 2021–2024. Dit is een verklaring die de penvoerder bij de aanvraag aanlevert;

  • c. beleidsprogramma Cultuureducatie met Kwaliteit: programma geïnitieerd door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ter waarborging van de landelijke kwaliteit van cultuureducatie in het onderwijs;

  • e. coördinerende werkzaamheden: organisatorische werkzaamheden ten behoeve van het voeren van penvoerderschap;

  • f. cultuureducatie: het onderwijs gericht op het bereiken van de kerndoelen binnen het leergebied Kunstzinnige oriëntatie, de kunstvakken en het onderwijs dat op het gebied van kunst en cultuur wordt verzorgd;

  • g. Fonds: het bestuur van de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

  • h. OCW: ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • i. gemeenten: de gemeenten zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling;

  • j. onderwijs: in deze regeling gaat het over primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en het speciaal onderwijs;

  • k. penvoerder: een culturele instelling die voor zichzelf, en in samenwerking met andere culturele instellingen en het onderwijs, een plan indient. De penvoerder is in die hoedanigheid degene met wie het Fonds voor Cultuurparticipatie de subsidierelatie aangaat. De Penvoerder is daardoor volledig verantwoordelijk voor de naleving van de subsidieverplichtingen en voor de financiële en inhoudelijke subsidieverantwoording.

Artikel 1.2. Doel van de regeling

Het Fonds kan voor de periode 2021–2024 meerjarige stimuleringssubsidies verstrekken voor het duurzaam versterken van de kwaliteit van cultuureducatie mede door middel van intensieve samenwerking tussen onderwijs en de culturele sector. Daarbij is er aandacht voor het vergroten van de kansengelijkheid voor leerlingen. De samenwerking is gestoeld op een onderwijskundige visie op cultuureducatie en dient de culturele ontwikkeling van het kind centraal te stellen.

Artikel 1.3. Subsidieperiode

Subsidie wordt verstrekt voor een periode van vier jaar, te weten van 2021 tot en met 2024.Indien daarvoor voldoende aanleiding bestaat, kan het Fonds ertoe overgaan deze periode te verlengen tot 1 juli 2025. Indien de penvoerder voor die verlenging in aanmerking wenst te komen, dient hij daartoe een voldoende gemotiveerd schriftelijk verzoek bij het Fonds in te dienen. Na binnenkomst beslist het Fonds binnen twee weken op het verzoek.

Artikel 1.4. Subsidieplafond en beschikbare bedragen

  • 1 Het subsidieplafond voor het totaal van de aanvragen is € 13.500.000 per kalenderjaar.

  • 2 Voor aanvragen uit provincies en gemeenten is per kalenderjaar beschikbaar:

    • a. per provincie € 0,79 per inwoner, met aftrek van de inwoners waarvoor gemeenten reeds een bijdrage ontvangen;

    • b. per gemeente € 0,79 per inwoner.

  • 3 Het aantal inwoners van een provincie of gemeente wordt voor de volledige looptijd van de regeling vastgesteld op basis van de CBS-gegevens van 1 januari 2019.

  • 4 Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • 5

    • a. Het Fonds kan de vastgestelde subsidieplafonds verhogen of verlagen.

    • b. Een besluit tot het vaststellen, verhogen of verlagen van een subsidieplafond wordt bekendgemaakt via de website van het Fonds.

Artikel 1.5. Matching met provincie en gemeente

  • 1 De aan het Fonds gevraagde subsidie bedraagt de som van het aantal inwoners vermenigvuldigt met € 0,79 per jaar, welk bedrag wordt gematcht door de provincie of gemeente.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan in bijzondere gevallen op verzoek van de gemeente of provincie het bedrag van € 0.79 worden verlaagd, mits de aan het Fonds gevraagde subsidie ten minste € 49.500 per jaar bedraagt, welk bedrag wordt gematcht door de provincie of gemeente.

  • 3 De subsidie van het Fonds bedraagt nooit meer dan 100% van de bijdrage afkomstig van provincie of gemeente.

  • 4 Het door provincie of gemeente gematchte bedrag mag niet afkomstig zijn uit de onderwijsmiddelen die scholen van het rijk ontvangen. Evenmin kunnen de middelen die verbonden zijn aan de Brede regeling combinatiefuncties als matching worden opgevoerd.

  • 5 Het door provincie of gemeente gematchte bedrag mag mede worden gefinancierd door andere partners.

Paragraaf 2. Weigeringsgronden en voorwaarden

Artikel 2.1. Weigeringsgronden

  • 1 Het Fonds weigert in ieder geval subsidie als voor dezelfde activiteiten reeds subsidie is of zal worden verleend:

  • 2 Subsidie kan worden geweigerd op basis van inhoudelijke gronden, of

    • a. als door de betreffende provincie of gemeente aan het ministerie van OCW geen positieve reactie afgegeven is in antwoord op de brief van de minister d.d. 5 maart 2020 voor deelname aan deze regeling;

    • b. als de aanvraag niet vergezeld gaat van een adhesieverklaring als bedoeld in artikel 3.6;

    • c. als de penvoerder in de voorgaande twee jaar niet heeft voldaan aan één of meer aan een subsidie van het Fonds verbonden voorwaarden of verplichtingen, waaronder in elk geval ook is begrepen het juist en tijdig afronden van de gesubsidieerde activiteiten, het tijdig melden van relevante veranderingen in de uitvoering en het juist en tijdig verantwoorden van de activiteiten;

    • d. als de aanvraag geen uitsluitsel geeft over de mate waarin scholen inhoudelijk en financieel betrokken zijn, doordat de financiële inzet van de scholen niet wordt toegelicht;

    • e. als meer dan 10% van de activiteitenlasten is bestemd voor coördinatiekosten;

    • f. als de penvoerder een eigen subsidieregeling inricht ter besteding van de verkregen subsidie van het Fonds;

    • g. als de aanvraag onvoldoende concreet is met betrekking tot de uit te voeren activiteiten;

    • h. als de aanvrager in de aanvraag niet verklaart de navolgende codes te onderschrijven: Fair Practice Code, Governance Code Cultuur en Code Diversiteit & Inclusie;

    • i. als de aanvraag niet aan het bepaalde in deze regeling voldoet;

    • j. als sprake is van een in artikel 4:35 Awb opgenomen weigeringsgrond.

Artikel 2.2. Voorwaarde

  • 1 De penvoerder dient aan te tonen dat in 2017, 2018 en 2019 deze subsidie heeft ontvangen van de lokale overheid, tenzij dit reeds bekend is bij het fonds.

  • 2 De penvoerder die niet kan voldoen aan het bepaalde in het eerste lid kan desondanks een aanvraag indienen als de aanvrager:

    • a. beschikt over een adhesieverklaring van de betrokken gemeente of provincie waarin deze uitdrukkelijk het vertrouwen in het duurzame potentieel van de aanvrager uitspreekt; of

    • b. voortkomt uit een fusie van instellingen die voordien structureel werden gesubsidieerd.

Artikel 2.3. Aanvullende voorwaarden

  • 1 De penvoerder, scholen en culturele instelling zijn verplicht samen te werken met één of meerdere instellingen voor hoger onderwijs.

  • 2 Alleen in die gevallen waarin een penvoerder, naar het oordeel van het Fonds, voldoende gemotiveerd kan toelichten dat een samenwerking met een instelling voor hoger onderwijs redelijkerwijs niet haalbaar is, kan het Fonds ertoe overgaan de in het eerste lid bedoelde samenwerking niet verplicht te stellen.

Artikel 2.4. Beperking

Een instelling die op basis van deze regeling subsidie ontvangt, kan voor de activiteiten waarop die subsidie betrekking heeft, in de periode waarop die subsidie betrekking heeft, geen aanspraak maken op subsidie voor deze activiteiten op basis van andere regelingen van het Fonds.

Paragraaf 3. De aanvraag

Artikel 3.1. De aanvrager

Een aanvraag voor een meerjarige subsidie kan uitsluitend worden ingediend door een culturele instelling met rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk.

Artikel 3.2. Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1 Een aanvraag voor meerjarige subsidie wordt ingediend voor het organiseren van het duurzaam versterken van de kwaliteit van cultuureducatie, mede door middel van intensieve samenwerking tussen onderwijs en de culturele sector. Daarbij is er aandacht voor het vergroten van de kansengelijkheid voor leerlingen. De samenwerking is gestoeld op een onderwijskundige visie op cultuureducatie en dient de culturele ontwikkeling van het kind centraal te stellen. De wijze waarop het doel wordt gerealiseerd is door middel van:

    • a. duurzame kwaliteitsverbetering van cultuureducatie door samenwerking tussen het onderwijs, te weten het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs en het speciaal onderwijs met de culturele omgeving. Het gaat hier nadrukkelijk om het realiseren van een duurzame ontwikkeling van de cultuureducatie. Aansluiting bij de voorstellen, conceptdoelen en voorbeeldmaterialen die nu ontwikkeld zijn/worden in het kader van de curriculum vernieuwingen, en eventuele nieuwe materialen die nog ontwikkeld gaan worden binnen het leergebied Kunst en Cultuur zijn hierbij voorwaardelijk voor de duurzaamheid; en

    • b. het vergroten van de professionalisering van leerkrachten, docenten, culturele partners en penvoerders ten aanzien van cultuureducatie.

  • 2 Subdoelen en daarmee facultatief na te streven doelen zijn de volgende:

    • a. Aansluitend op de curriculumvernieuwing, wordt de ontwikkeling van een doorlopende leerlijn voor cultuureducatie ondersteund van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs.

    • b. Het ontwikkelen van integrale cultuureducatie in verbinding met andere vakken.

    • c. Het verbinden van binnen- en buitenschools om daarmee de culturele omgeving dichter bij de leerling te brengen.

Artikel 3.3. Beoordelingscriteria

  • 1 Aanvragen worden verder beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. de ontwikkeling van cultuureducatie;

    • b. de verankering van cultuureducatie in het onderwijs;

    • c. de kwaliteit van de aanvraag; en

    • d. de samenwerking.

  • 2 Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een aanvraag op alle in het vorige lid genoemde criteria positief zijn beoordeeld. De wijze waarop aan de criteria wordt getoetst is terug te vinden in de toelichting.

Artikel 3.4. Indieningstermijn en behandeling aanvraag

  • 1 Aanvragen kunnen vanaf 1 mei 2020 worden ingediend en dienen voor 2 november 2020 13.00 uur door het Fonds te zijn ontvangen. Een te laat ingediende aanvraag wordt niet in behandeling genomen.

  • 2 Aanvragen in deze regeling worden op volgorde van binnenkomst behandeld, binnen de financieel en inhoudelijk gestelde kaders. Aan de aanvraag zijn bestuurlijke afspraken tussen OCW en de gemeenten dan wel provincie voorafgegaan. Deze afspraken zijn middels een brief en adhesieverklaring vastgelegd. Per gemeente of provincie is in deze regeling bepaalt hoeveel middelen er per aanvraag beschikbaar zijn.

Artikel 3.5. Het aanvraagformulier

  • 1 Een aanvraag wordt digitaal ingediend via online aanvraagsysteem van het Fonds.

  • 2 Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het volledig ingevulde formulier tijdig is ontvangen en vergezeld gaat van de vereiste bijlagen.

Artikel 3.6. Adhesieverklaring

De aanvraag gaat vergezeld van een ondertekende adhesieverklaring door de verantwoordelijke wethouder of gedeputeerde van de desbetreffende gemeente of provincie. Dit is een schriftelijke steunbetuiging van een gemeente of provincie aan de penvoerder, het inhoudelijke plan en begroting die passen binnen het programma Cultuureducatie met Kwaliteit 2021–2024.

Artikel 3.7. Beoordeling

Aanvragen die voldoen aan de formele vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen worden ter advisering voorgelegd aan de interne adviescommissie van het fonds. Het Fonds besluit over de aanvraag op basis van het advies van de commissie.

Artikel 3.8. Toekenning

  • 1 Het Fonds kent de subsidie toe aan de penvoerder.

  • 2 De penvoerder geeft de ontvangen subsidie, overeenkomstig de in de aanvraag aangegeven verdeelwijze, door aan de overige bij de aanvraag betrokken instellingen.

Artikel 3.9. Beslistermijn

Het Fonds informeert de aanvrager uiterlijk 1 februari 2021 schriftelijk over het besluit op de aanvraag.

Artikel 3.10. Vaststelling subsidie

  • 1 Het Fonds stelt de subsidie vast na ontvangst van de verantwoording over de gehele subsidieperiode.

  • 2 Als de activiteiten volgens plan zijn uitgevoerd en er is voldaan aan alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, stelt het Fonds de subsidie binnen 22 weken overeenkomstig de verlening vast.

Paragraaf 4. Verplichtingen en verantwoording

Artikel 4.1. Melding van wijzigingen

De penvoerder doet onverwijld melding aan het Fonds als:

  • a. de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet of niet geheel zullen doorgaan;

  • b. niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan; of

  • c. er aanzienlijke inhoudelijke of zakelijke wijzigingen zijn ten opzichte van het plan op basis waarvan subsidie is verstrekt.

Artikel 4.2. Kennisdeling, monitoring en evaluatie

De penvoerder is verplicht tot kennisdeling, monitoring en evaluatie van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, en

  • a. zet in het projectplan uiteen op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan kennisdeling en is verplicht deel te nemen aan het landelijke kennisdelingstraject;

  • b. reserveert op de begroting een reëel bedrag voor monitoring en evaluatie van activiteiten die in het kader van de regeling worden verricht;

  • c. zet in het projectplan uiteen op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan het individuele monitoring- en evaluatietraject en is verplicht deel te nemen aan het landelijke traject voor monitoring en evaluatie; en

  • d. stelt het projectplan, verantwoordingen, evaluaties en contactgegevens van de penvoerder beschikbaar voor de kennisdelingsactiviteiten die worden georganiseerd door het Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst.

Artikel 4.3. Verantwoording

  • 1 De penvoerder stuurt jaarlijks voor 1 juni een financiële verantwoording in van de uitgevoerde activiteiten in het vorige kalenderjaar. Deze financiële verantwoording zal worden aangevuld met een verantwoording op de prestatieafspraken. In jaar 2, te weten 2022, en in jaar 4, te weten 2024, zal de penvoerder de financiële verantwoording en de verantwoording op prestatieafspraken vergezellen van een inhoudelijk voortgangsverslag. Indien de penvoerder gebruik maakt van de mogelijkheid om het project door te laten lopen tot uiterlijk 1 juli 2025 dan zal de laatste verantwoording anderhalf jaar beslaan en uiterlijk 1 oktober 2025 bij het Fonds ingediend te zijn.

  • 2 De financiële verantwoording sluit aan op de ingediende begroting en gaat indien de subsidie gelijk is aan of hoger is dan € 125.000 per jaar, vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De verklaring dient te zijn opgesteld overeenkomstig een door het Fonds vast te stellen protocol. Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van de afdelingen 1, 7, 11, 12, 14 en 15, is van toepassing op de financiële verantwoording, met dien verstande dat de winst- en verliesrekening wordt vervangen door een exploitatierekening.

  • 3 Het Fonds stelt nadere voorwaarden aan de inrichting van de verantwoording. Die nadere voorwaarden zijn terug te vinden in het Handboek Verantwoording Cultuureducatie met Kwaliteit 2021–2024.

  • 4 De penvoerder draagt er zorg voor dat de accountant meewerkt aan onderzoeken naar de verrichte (controle)werkzaamheden door een door het Fonds aan te wijzen partij. De daaraan verbonden kosten van de penvoerder zijn voor eigen rekening.

Artikel 4.4. Archivering

Databestanden met onderzoeksgegevens, cq. het goedgekeurde eindrapport, die zich lenen voor meervoudig gebruik dienen, geschoond van vertrouwelijke gegevens, de gerubriceerde gegevens en de gegevens waarvan op grond van de wet- en regelgeving het openbaar maken achterwege moet blijven, binnen drie maanden na publicatie van het eindrapport, cq. afronding van het onderzoek, aan het Data Archiving and Networked Services (DANS) van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW) te worden aangeboden.

Artikel 4.5. Gebruik van open standaarden

  • 1 De penvoerder is verplicht de ICT-voorzieningen die worden ontwikkeld in het kader van de gesubsidieerde activiteiten te bouwen volgens de open standaarden.

  • 2 Indien de subsidieontvanger bij het verrichten van de gesubsidieerde activiteiten intellectuele eigendomsrechten vestigt is de subsidieverlener verplicht het materiaal volgens de principes van een creative commonslicenties ‘Naamsvermelding 4.0 Internationaal’ beschikbaar te stellen.

Paragraaf 5. Overige bepalingen

Artikel 5.1. Fusie

  • 1 Als er sprake is of zal zijn van een juridische fusie tussen twee of meer instellingen wordt bij het beoordelen van de aanvraag uitgegaan van het totaal van de individuele prestaties.

  • 2 Aan de subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot de termijn waarbinnen het in de aanvraag opgenomen voornemen tot fusie gerealiseerd moet zijn.

Artikel 5.2. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2027. Op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond, blijft het bepaalde in deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.3. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit Fonds voor Cultuurparticipatie 2021–2024.

Vastgesteld op 8 mei 2020

Het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie,

O. Westerhof

directeur-bestuurder

Naar boven