Subsidieregeling renovatieversneller

[Regeling vervalt per 01-01-2025.]
Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 30-04-2020 t/m heden

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 april 2020, nr 2020-0000202924, houdende vaststelling van de regels voor subsidiëring van samenwerkingsverbanden ten behoeve van het ter verduurzaming uitvoeren van grootschalige innovatieve renovatieprojecten (Subsidieregeling Renovatieversneller)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aanbieder: onderneming die productie, levering, installatie of onderhoud van energiebesparende maatregelen, duurzame energie-installaties of ventilatiesystemen aanbiedt;

  • Kaderbesluit: Kaderbesluit BZK-subsidies;

  • minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • MKB-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming als bedoeld in de bijlage bij de Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-onderneming (PbEG 2003, L124);

  • penvoerder: de door een samenwerkingsverband als zodanig aangewezen organisatie die deelneemt aan het samenwerkingsverband en die ten minste 50 woningen in het renovatieproject inbrengt;

  • renovatieproject: renovatieproject als bedoeld in artikel 3;

  • samenwerkingsverband: verband zonder rechtspersoonlijkheid niet zijnde een vennootschap, dat samenwerkt ten behoeve van de uitvoering van een renovatieproject en bestaat uit niet in een groep verbonden deelnemers, waaronder ten minste twee woningeigenaren die ieder ten minste 50 woningen in het renovatieproject inbrengen;

  • standaardmaatregelenpakket: pakket bestaande uit energiebesparende maatregelen en eventueel een ventilatiesysteem dan wel een duurzame installatie dat op de woningen in het renovatieproject wordt toegepast;

  • vereniging van eigenaars: vereniging van de eigenaars als bedoeld in artikel 112, eerste lid, onderdeel e, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

  • woning: bestaande gebouwde onroerende zaak, die een zelfstandige woongelegenheid vormt alvorens renovatie plaatsvindt en in de basisregistratie als bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen met een woonfunctie is geregistreerd, niet zijnde een woonwagen of woonboot, dan wel een bestaand appartement, dat een zelfstandige woongelegenheid vormt alvorens renovatie plaatsvindt en in voornoemde basisregistratie met een woonfunctie is geregistreerd;

  • woningcorporatie: krachtens artikel 19, eerste lid, van de Woningwet toegelaten rechtspersoon;

  • woningeigenaar: woningcorporatie, natuurlijke of rechtspersoon die een of meer voor verhuur bestemde woningen in eigendom heeft, eigenaar-bewoner of vereniging van eigenaars;

Artikel 2. Doel van de regeling

Deze regeling heeft tot doel het stimuleren van grootschalige innovatieve renovatieprojecten ter verduurzaming van woningen die worden uitgevoerd in het kader van een samenwerkingsverband.

Artikel 3. Subsidieactiviteiten en voorwaarden

De minister kan aan woningeigenaren die deelnemen aan een samenwerkingsverband subsidie verstrekken voor de renovatie van woningen, mits het renovatieproject ten behoeve waarvan in het samenwerkingsverband wordt samengewerkt:

  • a. bestaat uit toepassing van een of meer standaardmaatregelenpakketten in ten minste 150 woningen met een bouwjaar tot 1995, waarvoor niet reeds op grond van deze regeling subsidie is verstrekt, waardoor voor ten minste 90 procent van die woningen de netto warmtevraag na renovatie lager wordt dan 70 kWh per vierkante meter per jaar; en

  • b. per woning wordt uitgevoerd volgens het verduurzamingsplan, bedoeld in artikel 6, derde lid, onderdeel b.

Artikel 4. Subsidieplafond en wijze van verdeling

  • 1 Het subsidieplafond voor 2020 bedraagt € 19.500.000.

  • 2 Het subsidieplafond voor 2021 bedraagt € 19.250.000.

  • 3 Het subsidieplafond voor 2022 bedraagt € 28.750.000.

  • 4 Het subsidieplafond voor 2023 bedraagt € 28.500.000.

  • 5 Verdeling van de beschikbare gelden vindt plaats op basis van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 5. Aanvraagperioden

  • 1 In 2020 kan een aanvraag tot subsidieverlening worden ingediend met ingang van 29 juni 2020 tot en met 2 november 2020.

  • 2 De minister stelt voor de daaropvolgende jaren per kalenderjaar een of meer aanvraagperioden vast en maakt dit bekend in de Staatscourant uiterlijk twee weken voor de aanvang van het tijdvak waarvoor de aanvraagperioden worden vastgesteld.

Artikel 6. Aanvragers en aanvraagformulier

  • 1 Aanvragen voor subsidieverlening worden namens de woningeigenaren gebundeld ingediend door de penvoerder van een samenwerkingsverband.

  • 2 Gebundelde aanvragen als bedoeld in het eerste lid worden ingediend met gebruikmaking van een digitaal formulier dat door de minister beschikbaar is gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in artikel 11, derde lid, van het Kaderbesluit, bevat de aanvraag in ieder geval de volgende gegevens en verklaringen:

    • a. een bewijsstuk waaruit blijkt dat de penvoerder bevoegd is te handelen namens de woningeigenaren die deelnemen aan het samenwerkingsverband;

    • b. een verduurzamingsplan waarin is opgenomen:

      • 1°. welk standaardmaatregelenpakket in welke woningen wordt toegepast en per woning de te behalen netto warmtevraag per vierkante meter per jaar na renovatie gemeten volgens de NTA 8800;

      • 2°. per woning: adres, naam van de eigenaar, de vloeroppervlakte en type woning;

      • 3°. per woning, indien van toepassing, een motivatie waarom de te behalen netto warmtevraag na renovatie niet lager is dan 70 kWh per vierkante meter per jaar;

      • 4°. welke proces- en productinnovaties worden gerealiseerd;

      • 5°. wat de te verwachten kostenreductie is uitgedrukt in integrale kosten voor de eigenaar, berekend met een model dat beschikbaar is op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;

      • 6°. hoe de uitvoeringskwaliteit wordt gewaarborgd door middel van een toelichting op de opgenomen kwaliteitswaarborgen voor de geleverde bouwkwaliteit, energieprestatie, comfort en kwaliteit van het binnenklimaat;

      • 7°. de wijze waarop en de mate waarin:

        • i. bewoners worden betrokken bij de ontwikkeling van de renovatieplannen;

        • ii. de voorgestelde aanpak de overlast voor de bewoners beperkt;

        • iii. de voorgestelde plannen inspelen op de wensen van de bewoners;

        • iv. de bewoners worden geïnformeerd gedurende en na afloop van de renovatie; en

      • 8°. een mijlpalenplanning;

    • c. de volgende bijlagen bij het verduurzamingsplan:

      • 1°. een intentieverklaring van deelname aan een renovatieproject van de woningeigenaren in een samenwerkingsverband;

      • 2°. een intentieverklaring van de woningeigenaren in het samenwerkingsverband dat deze met een gespecificeerde groep aanbieders het renovatieproject gaat uitvoeren;

      • 3°. een intentieverklaring van de aanbieders die de renovatieprojecten gaan uitvoeren, waarbij inzicht wordt gegeven in de mate waarin bij de aanbieders standaardisatie en industrialisatie plaatsvindt en ketensamenwerking wordt bevorderd;

      • 4°. een intentieverklaring van de woningeigenaren van het samenwerkingsverband en de aanbieders over de uit te voeren vervolgprojecten met een specificatie van aantallen woningen; en

      • 5°. een verklaring dat een van de aanbieders die het renovatieproject gaan uitvoeren een MKB-onderneming is;

    • d. een verklaring waaruit blijkt dat de woningeigenaren, niet zijnde een eigenaar-bewoner of een vereniging van eigenaars die uitsluitend bestaat uit eigenaar-bewoners, voor de activiteiten waarvoor op grond van deze regeling subsidie wordt aangevraagd niet meer steun ontvangen dan is toegestaan op grond van de algemene groepsvrijstellingsverordening; en

    • e. als een woningeigenaar, niet zijnde een eigenaar-bewoner of een vereniging van eigenaars die uitsluitend bestaat uit eigenaar-bewoners, in totaal meer subsidie aanvraagt dan € 500.000: informatie over de grootte van zijn onderneming, bedoeld in

    • artikel 6, tweede lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 7. Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt voor 2020 per woning:

    • a. voor eengezinswoningen met een bouwjaar tot 1995 en een netto warmtevraag van 50 tot 70 kWh per vierkante meter per jaar na renovatie: € 3.000;

    • b. voor eengezinswoningen met een bouwjaar tot 1995 en een netto warmtevraag lager dan 50 kWh per vierkante meter per jaar na renovatie: € 7.000;

    • c. voor meergezinswoningen met een bouwjaar tot 1995 en een netto warmtevraag van 50 tot 70 kWh per vierkante meter per jaar na renovatie: € 2.000;

    • d. voor meergezinswoningen met een bouwjaar tot 1995 en een netto warmtevraag lager dan 50 kWh per vierkante meter per jaar na renovatie: € 4.000.

  • 2 De totale subsidie aan een woningeigenaar bedraagt niet meer dan € 7,5 miljoen en voor een renovatieproject niet meer dan € 10 miljoen.

  • 3 Indien een duurzame energie-installatie onderdeel uitmaakt van het standaardmaatregelenpakket, komt er een opslag op het forfaitair bedrag, genoemd in het eerste lid. De hoogte van deze opslag is gelijk aan het bedrag dat voor het betreffende type installatie geldt op basis van de subsidiemodule Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE) volgens artikel 4.5.1 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies.

  • 5 De minister stelt voor 2021, 2022 en 2023 de forfaitaire bedragen vast en maakt deze bekend in de Staatscourant twee weken voor aanvang van het tijdvak waarop deze bedragen van toepassing zijn.

Artikel 8. Afwijzingsgronden

Een subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in de artikelen 12 en 13 van het Kaderbesluit, in ieder geval afgewezen:

  • a. voor zover voor een woning in het renovatieproject reeds subsidie is verstrekt op grond van deze regeling;

  • b. indien een woningeigenaar een onderneming is in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2, achttiende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening of een onderneming ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering van steun uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • c. voor zover aan de woningeigenaar in totaal meer subsidie verstrekt zou worden dan geoorloofd is op grond van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • d. voor zover voor de renovatie van een woning het forfaitaire bedrag hoger is dan 30 procent van de subsidiabele kosten, zijnde de bijkomende investeringskosten, bedoeld in de artikelen 38, derde lid, en 41, zesde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • e. indien de uitvoeringskwaliteit van het renovatieproject, inclusief het betrekken van de bewoners, niet voldoende is; of

  • f. indien de kwaliteit van het verduurzamingsplan niet voldoende is.

Artikel 9. Rangschikking renovatieprojecten

  • 1 Aan een renovatieproject wordt een hoger aantal punten toegekend naarmate het meer bijdraagt aan de in de bijlage bij deze regeling opgenomen rangschikkingscriteria.

  • 2 De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist hoger naarmate in totaal meer punten aan het renovatieproject zijn toegekend.

Artikel 10. Adviescommissie Renovatieversneller

  • 1 De minister stelt een onafhankelijke Adviescommissie Renovatieversneller in die belast is met het beoordelen van en adviseren over de subsidieaanvragen aan de hand van de criteria, bedoeld in artikel 9 en de afwijzingsgronden, bedoeld in artikel 8, onderdelen e en f.

  • 2 De Adviescommissie Renovatieversneller bestaat uit een voorzitter en vier andere leden. Deze leden beschikken over voldoende expertise op technische, bouwfysische of economische aspecten van energierenovaties van woningen en kunnen een onafhankelijk advies geven.

  • 3 De voorzitter en de andere leden worden door de minister benoemd.

  • 4 De Adviescommissie Renovatieversneller stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.

Artikel 11. Verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a. ten minste 80 procent van de woningen waarvoor subsidie is verleend te renoveren overeenkomstig het verduurzamingsplan, bedoeld in artikel 6, derde lid, onderdeel b;

  • b. binnen twee jaar, te rekenen vanaf de datum van de dagtekening van de subsidiebeschikking, de uitvoering van het renovatieproject te starten door de overeenkomst met uitvoerders van het renovatieproject te ondertekenen en hierover door de penvoerder te laten rapporteren aan de minister;

  • c. de uitvoering van de renovatie van de woning of woningen waarvoor subsidie is verleend binnen drie jaar na de datum waarop de uitvoering van de renovatie is gestart te voltooien;

  • d. via de penvoerder jaarlijks aan de minister te laten rapporteren over de voortgang van het renovatieproject; en

  • e. na renovatie een meting te laten uitvoeren van de netto warmtevraag per vierkante meter per jaar van de woningen volgens de NTA 8800 door een daartoe gecertificeerde partij en die meting te laten registreren in EP-online.

Artikel 12. Aanvraag vaststelling

  • 1 De penvoerder dient namens de woningeigenaren die deelnemen aan het samenwerkingsverband de aanvragen tot subsidievaststelling gebundeld in.

Artikel 13. Bekendmaking van gegevens over steunverlening

  • 1 De minister maakt binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de gegevens bekend, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, als de steun aan een aanvrager meer bedraagt dan € 500.000.

  • 2 De minister publiceert de in artikel 11 van de algemene groepsvrijstellingsverordening bedoelde beknopte informatie met een link naar deze regeling op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel a, op een staatssteunwebsite, binnen twintig werkdagen na de inwerkingtreding ervan.

  • 3 De gegevens, bedoeld in dit artikel, blijven voor ten minste tien jaar openbaar beschikbaar.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2025, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor 1 januari 2025 zijn verstrekt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.H. Ollongren

Bijlage Rangschikkingscriteria als bedoeld in artikel 9, eerste lid

Voor de rangschikking van de subsidieaanvragen zal het ingediende verduurzamingsplan inclusief bijlagen worden beoordeeld op de volgende criteria:

  • 1. Omvang van het renovatieproject (maximaal 35 punten). Het renovatieproject scoort hoger naarmate het meer woningen omvat.

  • 2. Opschalingspotentieel (maximaal 20 punten). Het renovatieproject scoort hoger naarmate het in een groter deel van de woningvoorraad kan worden herhaald. Gekeken wordt op welke woningtypen en locaties de standaardmaatregelenpakketten toe te passen zijn, naar de aantallen woningen in de vervolgprojecten en naar de intentie van het samenwerkingsverband en de gespecificeerde aanbieders om vervolgprojecten uit te voeren die voor 2030 tot realisatie komen.

  • 3. Mate van vernieuwing (maximaal 20 punten). Het renovatieproject scoort hoger naarmate het meer proces- en productinnovatie bevat. Het gaat bij procesinnovatie om hoe woningeigenaren onderling en met aanbieders gaan samenwerken, innovatieve contractvormen daarbij en welke kostenbesparende innovaties aanbieders in ketensamenwerking, industrialisatie, digitalisering, en installatie- en onderhoudsprocessen met behulp van het verduurzamingsplan willen gaan doorvoeren. Bij productinnovatie zal worden beoordeeld of een standaardmaatregelenpakket al breed op de markt is geïntroduceerd. Het renovatieproject scoort minder hoog als het standaardmaatregelenpakket al breed op de markt is verspreid.

  • 4. Verwachte kostendaling (maximaal 25 punten). Uit een via de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland beschikbaar gestelde uniforme berekeningsmethode van de te verwachten kostenreductie uitgedrukt in integrale kosten voor de eigenaar, ook wel aangeduid als Total Cost Of Ownership (TCO), moet duidelijk worden wat de integrale kosten van het verduurzamingsplan per woning zijn. Het renovatieproject scoort hoger naarmate:

    • er een grotere integrale kostendaling in het renovatieproject zal worden gerealiseerd. Om hier een indicatie van te kunnen geven dienen de deelnemende aanbieders in het TCO-model aan te geven wat de integrale kosten zouden bedragen van een (denkbeeldig) project ter omvang van 50 woningen van één opdrachtgever uitgevoerd volgens de gangbare werkwijze.

    • er een grotere integrale kostendaling per woning mogelijk is bij verdere opschaling van de verduurzamingsaanpak met het standaardmaatregelenpakket. De deelnemende aanbieders in het consortium dienen daarbij aan te geven welke verlaging van de integrale kosten zij kunnen aanbieden, indien na realisatie van het renovatieproject een vervolgopdracht verstrekt zou worden voor renovatieprojecten van verschillende omvang, bestaande uit 150, 500, 1.000, 5.000 of 10.000 woningen (exclusief prijswijzigingen en loonindexering).

Naar boven