Tijdelijke subsidieregeling Kennisnetwerk SPV 2020–2024

[Regeling vervalt per 01-01-2025.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 18-04-2020 t/m heden

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 8 april 2020, nr. IENW/BSK-2020/33095, houdende vaststelling van de subsidieverstrekking aan de organisaties van het Kennisnetwerk SPV 2020–2024 (Tijdelijke subsidieregeling Kennisnetwerk SPV 2020–2024)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • activiteitenplan: activiteitenplan als bedoeld in artikel 4:62 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • Kennisnetwerk SPV: samenwerkingsverband van kennisorganisaties op het gebied van de risicogestuurde aanpak van verkeersveiligheid in het kader van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030;

  • kosten derden: op factuur aantoonbare aan derden verschuldigde kosten die direct voor de krachtens deze regeling subsidiabele projecten en producten worden gemaakt;

  • Minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  • product: (deel)resultaat dat voortkomt uit een project;

  • project: samenhangend geheel van activiteiten;

  • subsidieontvanger: elk lid van het Kennisnetwerk SPV;

  • xls file: het format zoals opgenomen in de bijlage.

Artikel 2. Doel van de subsidie

  • 1 De Minister kan op aanvraag per boekjaar gedurende de jaren 2020 tot en met 2024 een subsidie verstrekken aan de subsidieontvanger voor het uitvoeren van projecten en producten, opgenomen in het activiteitenplan, in het kader van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030, welke projecten en producten zijn gericht op:

    • a. het ontwikkelen, borgen en verspreiden van kennis over de risicogestuurde aanpak van verkeersveiligheid op basis van wetenschappelijke kennis en expertise;

    • b. het stimuleren van overheden tot het werken aan verkeersveiligheid volgens een risicogestuurde aanpak door het effectief delen van kennis, informatie, data en ervaringen daarover, zowel inhoudelijk als procesmatig, om risico’s op het gebied van verkeersveiligheid te verkleinen.

  • 2 Geen subsidie wordt verstrekt voor zover:

    • a. voor een project of product als bedoeld in het eerste lid, een subsidie is of wordt verstrekt op grond van een andere subsidieregeling of door een ander bestuursorgaan dan wel andere van derden verkregen inkomsten die zonder tegenprestatie zijn of worden verkregen; of

    • b. de projecten en producten zijn te kwalificeren als economische activiteiten.

Artikel 4. Subsidieplafond, wijze van verdelen en subsidiabele kosten

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt in totaal € 740.000,– per boekjaar.

  • 2 Het subsidieplafond wordt evenredig over de ingediende aanvragen verdeeld.

  • 3 Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de werkelijke kosten voor de uitvoering van de subsidiabele projecten en producten, inclusief de kosten derden.

  • 4 Vóór indiening van een subsidieaanvraag, in het boekjaar 2020 gemaakte kosten kunnen in aanmerking worden genomen als subsidiabele kosten.

Artikel 5. Concept van een activiteitenplan

  • 1 Uiterlijk op 15 september van het jaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zenden de subsidieontvangers aan de Minister een concept van het gezamenlijke activiteitenplan voor het Kennisnetwerk SPV. Op basis van het concept vindt overleg plaats tussen de Minister en de subsidieontvangers over de mate waarin de voorgenomen projecten en producten bijdragen aan de doelen, bedoeld in artikel 2.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt er geen concept van het activiteitenplan voorafgaand aan de subsidieaanvraag voor het boekjaar 2020 ingediend.

Artikel 6. Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1 Een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend uiterlijk op 1 november van het jaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt een aanvraag tot subsidieverlening voor het boekjaar 2020 ingediend binnen twee maanden na inwerkingtreding van deze regeling.

  • 3 Onverminderd artikel 4:65 van de Algemene wet bestuursrecht gaat een aanvraag vergezeld van:

    • a. het activiteitenplan, dat in elk geval een overzicht biedt van de projecten en producten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b. de begroting, bedoeld in artikel 4:63 van de Algemene wet bestuursrecht, die tevens de onderbouwing van het uurtarief, het geraamde aantal uren per product, de geraamde kosten derden per product en de liquiditeitsprognose voor het subsidiejaar bevat;

    • c. het geraamde tijdstip waarop de subsidieontvanger gehouden is de projecten en producten te hebben afgerond; en

    • d. de ingevulde ramingen in de xls file.

Artikel 7. Beschikking tot subsidieverlening

  • 1 De Minister geeft de beschikking tot subsidieverlening af binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2 In de beschikking worden vermeld:

    • a. de te subsidiëren projecten en producten;

    • b. het tijdstip waarop de subsidieontvanger gehouden is de projecten en producten te hebben afgerond; en

    • c. de inhoud van het controleprotocol.

  • 3 Voor zover de subsidie wordt verleend ten laste van de nog niet door de Staten-Generaal aangenomen rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Waterstaat, wordt in de beschikking tevens vermeld dat de subsidieverlening plaatsvindt onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld in de wet tot vaststelling van de rijksbegroting, onderdeel Infrastructuur en Waterstaat.

Artikel 8. Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan de Minister de subsidieverlening geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel:

  • a. in het activiteitenplan onvoldoende rekening is gehouden met de door de Minister over een concept van het activiteitenplan als bedoeld in artikel 5, eerste lid, gemaakte opmerkingen;

  • b. de aanvraag niet voldoet aan artikel 6;

  • c. er in voorgaande boekjaren ten aanzien van de subsidieverlening of subsidievaststelling toepassing is gegeven aan artikel 4:48, 4:49 of 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht; of

  • d. projecten qua aanbod geheel of gedeeltelijk overlap vertonen met die van een andere subsidieontvanger.

Artikel 9. Voorschotverlening

  • 1 De Minister kan een voorschot verlenen. De beschikking waarbij een voorschot wordt verleend wordt ambtshalve gelijktijdig met de beschikking tot subsidieverlening gegeven.

  • 2 Het voorschot wordt uitgekeerd per kwartaal op basis van een bij de aanvraag tot subsidieverlening verstrekt overzicht van de liquiditeitsprognose waarin de liquiditeitsbehoefte per kalenderkwartaal wordt aangegeven.

Artikel 10. Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1 Onverminderd de artikelen 4:68, 4:69 en 4:70 van de Algemene wet bestuursrecht gelden de volgende verplichtingen voor de subsidieontvanger:

    • a. het afronden van de uitvoering van de projecten en producten waarvoor subsidie is verleend uiterlijk op het tijdstip dat daarvoor is bepaald in de beschikking tot subsidieverlening;

    • b. het onverwijld doen van een schriftelijke mededeling aan de Minister van alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de subsidie en op de rechtmatige en doelmatige aanwending daarvan, zoals financiering van projecten en producten vanuit andere bronnen en over- en onderschrijdingen van meer dan 10% van het geraamde subsidiebedrag van een project, onder vermelding van de oorzaak van de verschillen;

    • c. het onverwijld doen van een schriftelijke mededeling aan de Minister zodra aannemelijk is dat een gesubsidieerd project of product niet, niet tijdig of niet geheel zal worden verricht of opgeleverd of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

    • d. het verlenen van medewerking aan een onderzoek naar de rechtmatige en doelmatige aanwending van de ontvangen subsidiegelden, dat wordt verricht namens of in opdracht van de Minister of door de Algemene Rekenkamer en het desverlangd verstrekken van alle informatie aan degene die met dit onderzoek is belast;

    • e. het de Minister vooraf schriftelijk op de hoogte stellen in geval bekendheid wordt gegeven aan gesubsidieerde projecten, producten of standpunten met een politiek gevoelig of belangrijk beleidsmatig karakter;

    • f. het verlenen van medewerking binnen een door de Minister te stellen termijn aan een door hem ingesteld evaluatieonderzoek teneinde te beoordelen in welke mate de subsidieontvanger bij het uitvoeren van een gesubsidieerd project een toegevoegde waarde heeft geleverd aan de doelen, bedoeld in artikel 2, eerste lid;

    • g. het aan eenieder ter beschikking stellen van onderzoeksresultaten van een gesubsidieerd project of product onverwijld na afronding van het desbetreffende project of product tegen ten hoogste een vergoeding van de verschaffingkosten; en

    • h. het in acht nemen van het controleprotocol.

  • 2 De Minister kan bij de beschikking tot subsidieverlening:

    • a. verplichtingen opleggen met betrekking tot het geven van bekendheid aan de gesubsidieerde projecten en producten van de subsidieontvanger anders dan bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, alsmede aan de resultaten ervan;

    • b. verplichtingen opleggen met betrekking tot het zonder vergoeding verstrekken van de door de Minister benodigd geachte gerichte informatie uit gesubsidieerde projecten en producten van de subsidieontvanger aan de Minister of een door de Minister aangewezen derde;

    • c. verplichtingen opleggen met betrekking tot het verkrijgen van andere financiële middelen, of

    • d. andere verplichtingen opleggen die de Minister noodzakelijk acht ter verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3 De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat:

    • a. een gescheiden administratie van kosten en baten wordt gevoerd voor de gesubsidieerde projecten en producten enerzijds en de overige activiteiten anderzijds;

    • b. een onderzoek als bedoeld in artikel 4:79, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt uitgevoerd en dat dit onderzoek geschiedt met inachtneming van hetgeen daarover is bepaald in het controleprotocol, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel c;

    • c. geen indirecte staatssteun wordt verleend aan ondernemingen door middel van de subsidie.

Artikel 11. Samenwerking subsidieontvangers

  • 1 De subsidieontvangers werken ten behoeve van de uitvoering van de gesubsidieerde projecten samen.

Artikel 12. Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient de aanvraag tot subsidievaststelling in uiterlijk op 1 juli van het jaar volgend op het boekjaar waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 13. Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1 De Minister stelt de subsidie vast binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2 De Minister kan de subsidie ambtshalve vaststellen indien de subsidieontvanger niet tijdig de aanvraag tot vaststelling heeft ingediend.

Artikel 14. Egalisatiereserve

  • 2 De egalisatiereserve bedraagt ten hoogste 20% van het subsidiebedrag voor het betreffende boekjaar en ten minste € 0,–.

  • 3 De egalisatiereserve wordt uitsluitend aangewend voor kosten die direct samenhangen met de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie in dat boekjaar is verleend en die niet kunnen worden bekostigd uit de subsidie die is verleend ten behoeve van dat boekjaar.

Artikel 15. Toezicht

Met het toezicht op de naleving van de aan de subsidieverstrekking verbonden verplichtingen zijn belast de directeur en medewerkers van de Auditdienst Rijk van het Ministerie van Financiën en andere bij besluit van de Minister aangewezen personen.

Artikel 16. Evaluatie

Uiterlijk 1 januari 2025 publiceert de Minister een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze subsidieregeling en zendt hij het verslag tevens aan beide Kamers der Staten-Generaal.

Artikel 18. Inwerkingtreding

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2020.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2025, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de subsidies die voor die datum zijn verleend.

Artikel 19. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling Kennisnetwerk SPV 2020–2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven