Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 13 december 2019, nr. 2772910, houdende regels over de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen)

Hoofdstuk 1. Algemeen

Titel 1.1. Algemene bepalingen

Artikel 1:1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Titel 1.2. Persoonsgerichte tenuitvoerlegging

Artikel 1:2. Operationeel ketenregisseur

De Minister belast een onder zijn ministerie ressorterende dienst met de coördinatie van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen en de persoonsgerichte invulling daarvan als bedoeld in artikel 1:2, tweede lid, onder a, van het besluit. Die dienst functioneert als operationeel ketenregisseur.

Artikel 1:3. Jeugdigen

De persoonsgerichte invulling van de tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 1:2, tweede lid, onder a, van het besluit van strafrechtelijke beslissingen met betrekking tot jeugdigen strekt er in ieder geval toe dat:

  • a. vrijheidsbenemende sancties zoveel mogelijk in dezelfde inrichting of instelling ten uitvoer worden gelegd;

  • b. toezicht op de naleving van voorwaarden en taakstraffen zoveel mogelijk door dezelfde instelling of organisatie wordt gehouden.

Titel 1.3. Tenuitvoerleggingsvolgorde

Artikel 1:4. Tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende sancties

  • 1 Vrijheidsbenemende sancties worden zoveel mogelijk aaneensluitend op elkaar ten uitvoer gelegd overeenkomstig de navolgende volgorde:

    • a. inverzekeringstelling;

    • b. voorlopige hechtenis;

    • c. vrijheidsstraf die in het buitenland is opgelegd en die ingevolge wederzijdse erkenning of overdracht in Nederland ten uitvoer wordt gelegd;

    • d. schorsing of herroeping van de beslissing tot voorwaardelijke invrijheidstelling;

    • e. gevangenisstraf, hechtenis of jeugddetentie;

    • f. voorwaardelijke gevangenisstraf of voorwaardelijke hechtenis, alsmede de voorlopige tenuitvoerlegging daarvan;

    • g. militaire detentie, alsmede de voorwaardelijke militaire detentie;

    • h. vervangende hechtenis of vervangende jeugddetentie ter zake van vrijheidsbeperkende sancties, waaronder taakstraffen;

    • i. vervangende hechtenis ter zake van geldboetes of buitenlandse geldelijke sancties, waaronder buitenlandse confiscatiebeslissingen;

    • j. vervangende hechtenis ter zake van kosten van openbaarmaking van uitspraken van bijkomende straffen;

    • k. gijzeling of vervangende hechtenis ter zake van schadevergoedingsmaatregelen, ontnemingsmaatregelen en strafbeschikkingen strekkende tot de betaling van een geldsom, alsmede lijfsdwang bij ontnemingsmaatregelen;

    • l. overige vrijheidsbenemende sancties met uitzondering van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege, plaatsing in een inrichting voor jeugdigen of plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders;

    • m. terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege, plaatsing in een inrichting voor jeugdigen of plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.

  • 2 De terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege of plaatsing in een inrichting voor jeugdigen wordt opgeschort, indien tijdens de tenuitvoerlegging van die maatregelen het vonnis of arrest van een andere vrijheidsbenemende sanctie, met uitzondering van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, onherroepelijk wordt. De tenuitvoerlegging van die maatregelen wordt voortgezet vanaf het moment dat de vrijheidsbeneming op grond van het tussentijds onherroepelijk geworden vonnis of arrest eindigt.

  • 3 De plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders kan worden opgeschort, indien het vonnis of arrest van een andere vrijheidsbenemende sanctie tijdens die plaatsing onherroepelijk is geworden en uit een persoonsgerichte beoordeling volgt dat die sanctie eerst ten uitvoer moet worden gelegd. De plaatsing wordt voortgezet vanaf het moment dat de vrijheidsbeneming op grond van het tussentijds onherroepelijk geworden vonnis of arrest eindigt.

  • 4 Bij de beoordeling, bedoeld in het derde lid, worden in ieder geval betrokken:

    • a. de aard en de ernst van het strafbare feit dat ten grondslag ligt aan de vrijheidsbenemende sanctie waarvan het vonnis of arrest onherroepelijk is geworden;

    • b. de duur van vrijheidsbeneming op grond van het vonnis of arrest alsmede de mate waarin voortzetting van de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders na de opschorting daarvan nog kan bijdragen aan de doelstellingen, bedoeld in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 1:5. Tenuitvoerlegging van vrijheidsbeperkende sancties

  • 1 Vrijheidsbeperkende sancties worden zoveel mogelijk gelijktijdig ten uitvoer gelegd. Indien gelijktijdige tenuitvoerlegging niet mogelijk is, worden vrijheidsbeperkende sancties aaneensluitend op elkaar ten uitvoer gelegd in chronologische volgorde van de datum waarop deze sancties vatbaar zijn geworden voor tenuitvoerlegging.

  • 2 Vrijheidsbeperkende sancties worden zoveel mogelijk aaneensluitend op vrijheidsbenemende sancties ten uitvoer gelegd.

  • 3 Vrijheidsbeperkende sancties worden opgeschort, indien tijdens de tenuitvoerlegging daarvan een vrijheidsbenemende sanctie vatbaar wordt voor tenuitvoerlegging. De tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeperkende sancties wordt voortgezet vanaf het moment dat de vrijheidsbeneming eindigt.

  • 4 Een of meerdere vrijheidsbeperkende sancties kunnen worden opgeschort, indien de veroordeelde tijdens de tenuitvoerlegging daarvan in een zorginstelling wordt opgenomen of behandeld ter voldoening van een bijzondere voorwaarde. De tenuitvoerlegging van de opgeschorte vrijheidsbeperkende sancties wordt voortgezet vanaf het moment dat de opneming of behandeling eindigt.

Artikel 1:6. Tenuitvoerlegging van geldelijke sancties

Geldelijke sancties worden ten uitvoer gelegd ongeacht eventuele samenloop met vrijheidsbenemende, vrijheidsbeperkende of andere geldelijke sancties.

Artikel 1:7. Tenuitvoerlegging bij gesloten jeugdhulp

Strafrechtelijke beslissingen worden zodanig ten uitvoer gelegd dat gesloten jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet zoveel mogelijk onafgebroken kan plaatsvinden.

Artikel 1:8. Tenuitvoerlegging bij schorsing van voorlopige hechtenis

  • 1 Voor zover uit een wettelijk voorschrift niet anders voortvloeit, kan de tenuitvoerlegging van één of meerdere strafrechtelijke beslissingen worden opgeschort in verband met:

    • a. de schorsing van voorlopige hechtenis vanwege zwaarwegende persoonlijke omstandigheden;

    • b. bijzondere voorwaarden die aan de schorsing van voorlopige hechtenis worden verbonden.

  • 2 De tenuitvoerlegging wordt opgeschort met ten hoogste de duur van de schorsing van de voorlopige hechtenis.

Artikel 1:9. Uitzonderingen op de tenuitvoerleggingsvolgorde

  • 1 Van de bepalingen van deze titel wordt niet afgeweken, tenzij uit een persoonsgerichte beoordeling volgt dat dit bijdraagt aan een persoonsgerichte invulling van de tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 1:2, tweede lid, onder a, van het besluit.

  • 2 Bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval betrokken:

    • a. de aard en de ernst van de strafrechtelijke beslissing, alsmede de aanleiding voor de tenuitvoerlegging daarvan;

    • b. de mate waarin de rechtsorde geschokt is vanwege het strafbare feit dat ten grondslag ligt aan de strafrechtelijke beslissing;

    • c. de psychische gesteldheid van de veroordeelde en daaruit voortvloeiende veiligheidsrisico’s;

    • d. de omstandigheid dat de veroordeelde eerder niet heeft meegewerkt aan de tenuitvoerlegging van een strafrechtelijke beslissing.

Hoofdstuk 2. Vrijheidsbenemende sancties

Artikel 2:1. Oproep tot zelfmelding

  • 1 De Minister roept een veroordeelde in ieder geval niet op om zich te melden bij de inrichting voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende sanctie, indien:

    • a. die sanctie is opgelegd bij de veroordeling voor een misdrijf als bedoeld in artikel 70, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, voor zover de veroordeelde geen jeugdige is;

    • b. die sanctie de toepassing van gijzeling betreft;

    • c. de veroordeelde voor het ontvangen van de oproep niet beschikt over een betrouwbaar en bruikbaar adres.

  • 2 Onverminderd artikel 6:1:3 van de wet betrekt de Minister bij de afweging om een veroordeelde op te roepen in ieder geval:

    • a. de aard en de ernst van de vrijheidsbenemende sanctie, alsmede de aanleiding om de tenuitvoerlegging daarvan aan te vangen of te vervolgen;

    • b. de mate waarin de rechtsorde is geschokt vanwege het strafbare feit dat ten grondslag ligt aan de veroordeling;

    • c. de psychische gesteldheid van de veroordeelde en daaruit voortvloeiende veiligheidsrisico’s;

    • d. de omstandigheid dat de veroordeelde geen gevolg heeft gegeven aan een eerdere oproep om zich te melden bij de inrichting;

    • e. de omstandigheid dat de veroordeelde eerder niet heeft meegewerkt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende sanctie;

    • f. de omstandigheid dat de veroordeelde de vrijheidsbenemende sanctie als jeugdige is opgelegd.

  • 3 Indien de oproep is gericht aan een jeugdige, stelt de Minister de raad voor de kinderbescherming, de gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van jeugdreclassering ten aanzien van de jeugdige, en de personen die gezag uitoefenen over de jeugdige daarvan op de hoogte. De Minister stelt hen voorts op de hoogte van daarop volgende mededelingen.

Artikel 2:2. Intrekken en vervallen van de oproep tot zelfmelding

  • 1 De Minister kan een oproep aan de veroordeelde om zich te melden bij de inrichting te allen tijde intrekken. De Minister kan de oproep in ieder geval intrekken, indien:

    • a. de afweging om de veroordeelde op te roepen berust op zodanig onjuiste of onvolledige informatie dat kennis van de juiste en volledige informatie tot een andere afweging zou hebben geleid;

    • b. na de oproep zich zodanig nieuwe of gewijzigde feiten of omstandigheden voordoen dat de Minister overgaat tot het geven van een last tot aanhouding van de veroordeelde;

    • c. na de oproep een vonnis of arrest in een andere strafzaak onherroepelijk is geworden waarbij een vrijheidsbenemende sanctie is opgelegd.

  • 2 De oproep vervalt in ieder geval op het moment dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen.

Hoofdstuk 3. Vrijheidsbeperkende sancties

Artikel 3:1. Uitvoering van taakstraffen

  • 1 Taakstraffen worden niet uitgevoerd gedurende het weekend en algemeen erkende feestdagen.

  • 2 De uitvoerder taakstraffen kan uitsluitend van het eerste lid afwijken voor zover dit niet verhindert dat de taakstraf naar behoren en binnen de gestelde termijn wordt uitgevoerd en de taakgestrafte aannemelijk maakt dat dit noodzakelijk is met het oog op:

    • a. het behoud van de dienstbetrekking van de taakgestrafte;

    • b. de voortgang van scholing of opleiding van de taakgestrafte; of

    • c. de continuïteit van zorg voor personen die daarvoor uitsluitend afhankelijk zijn van de taakgestrafte.

  • 3 De taakgestrafte overlegt ter staving van het gestelde in het tweede lid in ieder geval een verklaring van respectievelijk:

    • a. de werkgever;

    • b. de onderwijsinstelling;

    • c. de huisarts.

Artikel 3:2. Verslaglegging van taakstraffen

De uitvoerder taakstraffen meldt op voldoende duidelijke wijze in een afloopbericht als bedoeld in artikel 3:15 van het besluit met betrekking tot iedere taakstraf die niet naar behoren is verricht, in ieder geval:

  • a. welke feitelijke werkzaamheden de taakgestrafte niet of in onvoldoende mate heeft verricht;

  • b. welke verplichtingen de taakgestrafte niet of in onvoldoende mate is nagekomen.

Hoofdstuk 4. Geldelijke sancties

Artikel 4:1. Bestemvolgorde ongerichte betalingen

  • 1 Met inachtneming van artikel 6:4:2, vijfde en zesde lid, van de wet bestemt de Minister gelden die voortvloeien uit een ongerichte betaling op vorderingen ter zake van een opgelegde geldelijke sanctie alsmede bijkomende vorderingen, overeenkomstig de navolgende volgorde:

    • a. schadevergoedingsmaatregelen;

    • b. geldboetes die bij strafbeschikking zijn opgelegd;

    • c. buitenlandse geldelijke sancties, met uitzondering van confiscatiebeslissingen;

    • d. kosten van openbaarmaking van uitspraken van bijkomende straffen;

    • e. geldboetes die bij vonnis zijn opgelegd;

    • f. buitenlandse confiscatiebeslissingen;

    • g. ontnemingsmaatregelen;

    • h. overige geldelijke sancties.

  • 2 De Minister kan bij de bestemming van gelden die zijn ontvangen uit een ongerichte betaling afwijken van de volgorde, bedoeld in het eerste lid, indien uitzonderlijke omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

Artikel 4:2. Betalingsregelingen

  • 1 De Minister stelt op algemeen toegankelijke wijze informatie beschikbaar over:

    • a. de wijze waarop de veroordeelde om een betalingsregeling kan verzoeken;

    • b. de vereisten om in aanmerking te komen voor een betalingsregeling;

    • c. de gevallen waarin de betalingsregeling eindigt, alsmede de gevallen waarin de Minister overgaat tot opschorting of beëindiging van de betalingsregeling.

  • 2 De Minister betrekt in de overwegingen om een betalingsregeling toe te staan of te weigeren alle openstaande vorderingen van de veroordeelde.

  • 3 De veroordeelde komt in ieder geval niet in aanmerking voor een betalingsregeling, indien:

    • a. de veroordeelde de voor de betalingsregeling benodigde gegevens niet binnen de daarvoor gestelde redelijke termijn overlegt, dan wel verwijtbaar onjuiste gegevens overlegt;

    • b. de veroordeelde anderszins onvoldoende medewerking verleent ten behoeve van een zorgvuldige beoordeling van diens verzoek.

  • 4 De Minister bericht de veroordeelde op duidelijke en gepaste wijze over de voorwaarden die worden verbonden aan de betalingsregeling, waaronder in ieder geval de betaaltermijnen en termijnbedragen.

  • 5 De Minister kan een betalingsregeling wijzigen of beëindigen, indien gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

  • 6 De Minister kan een betalingsregeling in ieder geval beëindigen, indien:

    • a. niet langer wordt voldaan aan de vereisten om voor een betalingsregeling in aanmerking te komen;

    • b. niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden verbonden aan de betalingsregeling.

Artikel 4:3. Beëindiging tenuitvoerlegging niet-gratieerbare geldboetes

De Minister betrekt bij het vormen van een oordeel als bedoeld in artikel 6:1:11 van de wet met betrekking tot de bevoegdheid om de tenuitvoerlegging van geldboeten te beëindigen, in ieder geval:

  • a. de aard en de ernst van het strafbare feit dat ten grondslag ligt aan de geldboete;

  • b. de effecten op lopende zorgtrajecten of re-integratietrajecten, alsmede de invloed op het slagen van deze trajecten, indien de tenuitvoerlegging niet wordt beëindigd;

  • c. het uitblijven van het plegen van enig strafbaar feit of het overtreden van enige voorwaarde gedurende de tenuitvoerlegging van gedragsbeïnvloedende maatregelen;

  • d. de mate waarin de veroordeelde opgelegde voorwaarden heeft nageleefd.

Artikel 4:4. Uitkering resterend bedrag schadevergoedingsmaatregel

  • 1 Indien de veroordeelde bij de oplegging van een schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig binnen de termijn, bedoeld in artikel 6:4:2, zevende lid, van de wet, aan de hieruit voortvloeiende verplichting tot betaling heeft voldaan, wordt het resterende bedrag binnen veertien dagen na het verstrijken van die termijn uitgekeerd aan het slachtoffer dat geen rechtspersoon is, voor zover diens bankrekening bekend is.

  • 2 Voor zover de bankrekening van het slachtoffer, bedoeld in het eerste lid, onbekend is, wordt het resterende bedrag uitgekeerd binnen veertien dagen na de datum waarop kennis is genomen van die bankrekening.

Hoofdstuk 5. Wijzigingen van andere regelingen en besluiten

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming,

S. Dekker

Naar boven