Overige fiscale maatregelen 2020

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 01-01-2021 t/m 31-12-2023

Wet van 18 december 2019 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2020)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2020 wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel IV

[Red: Wijzigt de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.]

Artikel VI

[Red: Wijzigt de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992.]

Artikel XVII

Met betrekking tot de periode die loopt tot en met het eerste boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2029 blijft artikel 3.22, vijfde lid, onderdeel d, en zesde lid, onderdelen a en c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 zoals dat artikel luidde op 31 december 2019 van toepassing met betrekking tot schepen waarvoor de belastingplichtige op dat tijdstip reeds de winst uit zeescheepvaart bepaalt aan de hand van de tonnage, bedoeld in artikel 3.22 van die wet.

Artikel XVIIa

  • 1 Vanaf de datum waarop artikel II, onderdeel A, artikel XI, onderdeel A, en artikel XII, onderdeel A, in werking treden, worden met betrekking tot de belanghebbende, belastingplichtige, inhoudingsplichtige of belastingschuldige die:

    • a. geen geactiveerde Berichtenbox heeft; of

    • b. op eigen verzoek is geplaatst op een lijst van personen naar wie berichten anders dan langs elektronische weg worden verzonden;

    alle berichten uitsluitend anders dan langs elektronische weg verzonden totdat die belanghebbende, belastingplichtige, inhoudingsplichtige of belastingschuldige een keuze heeft gemaakt voor verzending van alle berichten langs elektronische weg.

  • 2 Ten behoeve van de verzending van alle berichten uitsluitend anders dan langs elektronische weg in gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan de Belastingdienst/Toeslagen, de inspecteur, het bestuur van ’s Rijks belastingen, de ontvanger, de directeur of de belastingdeurwaarder bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties burgerservicenummers opvragen en verstrekt Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die burgerservicenummers.

  • 3 Ten behoeve van de verzending van alle berichten uitsluitend anders dan langs elektronische weg in gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan de Belastingdienst/Toeslagen, de inspecteur, het bestuur van ’s Rijks belastingen, de ontvanger, de directeur of de belastingdeurwaarder aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de burgerservicenummers verstrekken van de personen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 4 Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verwerkt in de Berichtenbox van de belanghebbende, belastingplichtige, inhoudingsplichtige of belastingschuldige, bedoeld in het eerste lid, dat alle berichten uitsluitend anders dan langs elektronische weg worden verzonden.

Artikel XVIII

  • 2 Ten behoeve van het bepalen van de standaardwaarde, bedoeld in het eerste lid, kan de Belastingdienst/Toeslagen, de inspecteur, het bestuur van ’s Rijks belastingen, de ontvanger, de directeur of de belastingdeurwaarder bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties burgerservicenummers opvragen en verstrekt Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die burgerservicenummers. Bij ministeriële regeling wordt bepaald aan welke voorwaarden die burgerservicenummers moeten voldoen om te worden opgevraagd en verstrekt.

  • 3 Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verwerkt de standaardwaarde, bedoeld in het eerste lid.

Artikel XIX

Artikel II, onderdelen C en E, en artikel XI, onderdelen F tot en met I en N, vinden voor het eerst toepassing op besluiten tot oplegging van een bestuurlijke boete die betrekking heeft op een overtreding die is begaan op of na 1 januari 2020.

Artikel XX

De artikelen 9, 11 en 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zoals die luidden op 31 december 2019 blijven van toepassing op een verzoek als bedoeld in artikel 6, tweede of derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en verstrekte gegevens als bedoeld in artikel 9, vierde lid, van die wet dat betrekking heeft, onderscheidenlijk die betrekking hebben, op belastingschulden die ingevolge artikel 11, vierde lid, van die wet geacht worden te zijn ontstaan op een tijdstip waarop een tijdvak dat vóór 1 januari 2020 is aangevangen eindigt of zijn ontstaan op een tijdstip dat vóór 1 januari 2020 is gelegen.

Artikel XXI

  • 1 Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2020, met dien verstande dat:

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 18 december 2019

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Financiën,

M. Snel

Uitgegeven de zevenentwintigste december 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Naar boven