Instellingsbesluit Commissie Dossier J.A. Poch

Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 18-12-2019 t/m heden

Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 9 december 2019, nr 2756384, houdende instelling van de Commissie Dossier J.A. Poch

De Minister van Justitie en Veiligheid;

In overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. minister: Minister van Justitie en Veiligheid;

  • b. commissie: commissie, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1 Er is een onafhankelijke Commissie Dossier J.A. Poch.

  • 2 De commissie heeft tot taak de onderzoeksopdracht uit te voeren zoals opgenomen in de in de voetnoot opgenomen Kamerstukken1 en haar bevindingen aan de minister te doen toekomen in de vorm van een daartoe strekkend rapport.

  • 3 De commissie is bevoegd gedurende het onderzoek aanvullende vragen te formuleren en deze te onderzoeken en beantwoorden, indien zij dat dienstig acht aan haar opdracht.

  • 4 Naar aanleiding van de bevindingen en conclusies is de commissie bevoegd aanbevelingen te doen.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming, ontslag

  • 1 De commissie bestaat uit een voorzitter en één ander lid.

  • 2 De voorzitter en het andere lid hebben zitting op persoonlijke titel en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

  • 3 De voorzitter en het andere lid worden door de minister benoemd.

  • 4 De benoeming geschiedt voor de duur van het bestaan van de commissie.

  • 5 De voorzitter en het andere lid kunnen op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden worden geschorst en ontslagen door de minister.

Artikel 4. Leden

Voor de duur van het bestaan van de commissie worden tot lid van de commissie benoemd:

  • a. de heer prof. mr. A.J. Machielse, tevens voorzitter, met ingang van 1 maart 2019 tot opheffing van de commissie;

  • b. de heer prof. mr. B.E.P. Myjer met ingang van 1 november 2019 tot opheffing van de commissie.

Artikel 6. Secretariaat

  • 1 De commissie wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 2 Het secretariaat is onafhankelijk en is voor de uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.

Artikel 7. Werkwijze

  • 1 De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2 De commissie stelt een protocol vast over de wijze waarop zij het onderzoek uitvoert, waaronder in ieder geval over de wijze waarop zij personen hoort en daarvan verslag doet en op welke wijze de vertrouwelijkheid van informatie geborgd wordt.

  • 3 De commissie bepaalt in het protocol hoe zij, in het kader van hoor en wederhoor, bevindingen voorlegt aan personen of instanties.

  • 4 De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

  • 5 De commissie verantwoordt haar werkwijze in het eindrapport.

Artikel 8. Inwinnen van inlichtingen onderzoekscommissie; medewerkingsplicht ambtenaren

  • 1 De commissie kan zich onder meer voor het inwinnen van inlichtingen rechtstreeks wenden tot alle instanties en personen die aan het uitvoeren van haar taak kunnen bijdragen.

  • 2 Het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het openbaar ministerie, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en op grond van artikel 31 van de Politiewet 2012, de korpschef, verlenen de commissie de verlangde medewerking en toegang tot alle informatie die de commissie nodig acht met inachtneming van het in artikel 7 bedoelde protocol.

  • 3 De onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en van het Ministerie van Buitenlandse Zaken vallende ambtenaren zijn verplicht om de commissie de verlangde medewerking te verlenen, voor zover deze samenhangt met hun ambtelijke taak.

Artikel 9. Geheimhouding

Op grond van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht zijn commissieleden, het secretariaat en de door de commissie ingeschakelde personen verplicht tot geheimhouding van de aan hen beschikbaar gestelde gegevens waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden.

Artikel 10. Vergoeding

  • 1 Aan de voorzitter wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, met ingang van 1 maart 2019, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18, trede 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor voor de periode van 1 maart 2019 tot 1 september 2019 op 8/36 en de arbeidsduurfactor voor de periode vanaf september 2019 op 24/36.

Artikel 11. Kosten van de onderzoekscommissie

  • 1 De kosten van de commissie komen, voor zover op basis van een goedgekeurde raming, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van bijeenkomsten en voor secretariële ondersteuning, inclusief de daartoe gemaakte reiskosten;

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek;

    • c. de kosten voor oplevering van het rapport;

    • d. de kosten voor ICT-infrastructuur;

    • e. de kosten verbonden aan het raadplegen, ontvangen of bezoeken van voor het onderzoek relevante derden.

  • 2 Het Ministerie van Justitie en Veiligheid verschaft de commissie daartoe budget onder de voorwaarde dat:

    • de commissie een gespecificeerde raming van de kosten maakt;

    • de commissie een deugdelijke financiële administratie voert/laat voeren overeenkomstig de eisen die het Ministerie van Justitie en Veiligheid daaraan stelt;

    • de commissie budgetoverschrijdingen tijdig en met reden meldt bij het ministerie;

    • het ministerie als opdrachtgever door de Directie Bestuursondersteuning (DBO) een financiële controle laat uitvoeren;

    • afhankelijk van de bevindingen van deze controle kan de ADR worden ingeschakeld om onderzoek uit te voeren en een rapport van feitelijke bevindingen uit te brengen;

    • na afloop van deze controle de verrekening plaatsvindt.

Artikel 12. Huisvesting onderzoekscommissie

De commissie verricht haar werkzaamheden op een locatie buiten het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Artikel 13. Openbaarmaking onderzoekscommissie

  • 1 De commissie legt haar bevindingen vast in een rapport.

  • 2 Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht of overgedragen.

Artikel 14. Archiefbescheiden

  • 1 Het archief van de onderzoekscommissie wordt bij opheffing van de commissie overgebracht naar het archief van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

  • 2 Het beheer vindt plaats met inachtneming van de door de onderzoekscommissie in haar protocol aangegeven vertrouwelijkheid, waarover de onderzoekscommissie nadere afspraken met het ministerie van Justitie en Veiligheid maakt.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 maart 2019, behoudens voor zover in dit besluit anders is bepaald.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

’s-Gravenhage, 9 december 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

  1. Kamerstukken II 2018–2019, 35 000, nrs. 88 en 1706 (aanhangsel). ^ [1]
Naar boven