Besluit vaststelling rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van het voormalig Productschap Diervoeder

Geraadpleegd op 26-04-2024.
Geldend van 19-10-2019 t/m heden

Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 7 oktober 2019, nr. WJZ/19222285, houdende vaststelling van de rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van het voormalig Productschap Diervoeder

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel XLVI van de Wet opheffing bedrijfslichamen;

Besluit:

Artikel 1

De rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van het voormalig Productschap Diervoeder wordt vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Dit besluit wordt met de bijlage geplaatst in de Staatscourant en toegezonden aan beide Kamers der Staten-Generaal.

’s-Gravenhage, 7 oktober 2019

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.J. Schouten

Rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van het Productschap Diervoeder

Met de inwerkingtreding van de Wet opheffing bedrijfslichamen (Wob) op 1 januari 2015 zijn de zeventien Product- en bedrijfschappen opgeheven. In artikel XXXIX, derde lid, werd de Minister van EZ bevoegd alle rechtshandelingen te verrichten met het oog op de vereffening van het vermogens van de schappen. Op 1 januari 2019 is de Wob aangepast en werd de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de Minister) verantwoordelijk voor de laatste fase van de vereffening van de vermogens van de schappen.

Voor u ligt de Rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van het Productschap Diervoeders (PDV). Het schriftelijk verslag, opgenomen in Deel I, gaat vergezeld van een slotbalans op 31 december 2017 en een rekening van baten en lasten over de periode 2015–2017 die zijn opgenomen in Deel II, en een bijlage waarin het stappenplan van de vereffening wordt toegelicht.

Het Ontwerp van de Rekening en verantwoording heeft conform artikel XLVI, vierde lid, van de Wob 8 weken ter inzage gelegen op het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Hiervan is op 19 april 2019 mededeling gedaan in de Staatscourant nr. 23196. In deze periode hebben zich geen nieuwe schuldeisers gemeld. Het voorliggende document is de definitief vastgestelde Rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van het Productschap Diervoeder (PDV).

Na vereffening resteert voor PDV een batig saldo van € 56.848.

Conform artikel XLVII van de Wob draagt de Minister er zorg voor dat het saldo een bestemming krijgt die ten nutte komt van het deel van het bedrijfsleven dat betrokken was bij PD.

Conform artikel XLVI, achtste lid, van de Wob zendt de Minister de vastgestelde Rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van PDV aan de beide Kamers der Staten-Generaal.

Inhoudsopgave

Deel I, Schriftelijk verslag

1.

Achtergrond

2.

Het Productschap Diervoeder

3.

Verplichtingen jegens oud-werknemers

4.

Vorderingen van het schap

5.

Vorderingen op het schap

6.

Projectsubsidies

7.

Overgedragen financiële middelen

8.

Juridische claims

9.

Materiële vaste activa

10.

Financiële vaste activa

11.

Overige zaken in het kader van de vereffening

12.

Archiefbescheiden

13.

Bezwaren ingediend naar aanleiding van de terinzagelegging door de Minister

14.

Verwerking van de ingediende bezwaren in de Rekening en verantwoording

15.

Bestemming van het resterende vermogen

   

Deel II, Financiële gegevens

Algemeen

Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

Slotbalans op 31-12-2017

Toelichting op de Slotbalans

Staat van Baten en Lasten over de periode 2015–2017

Toelichting op de Staat van Baten en Lasten

 

Bijlage

Stappenplan waarlangs de vermogens van de schappen zijn vereffend

Verslag van de vereffening van het vermogen van het Productschap Diervoeder

Deel I, Schriftelijk verslag

1. Achtergrond

1.1. De publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie

Product- en bedrijfschappen, ook wel schappen genoemd, waren publiekrechtelijke samenwerkingsverbanden van representatieve ondernemers- en werknemersorganisaties die activiteiten ontplooiden ten behoeve van een branche of sector van het bedrijfsleven. Een schap verrichtte taken die individuele ondernemers of verenigingen van ondernemers en werknemers ieder voor zich niet konden verrichten, maar die met het oog op het algemeen belang of het belang van de branche of sector noodzakelijk werden geacht. Deze taken werden gefinancierd door, op basis van verordeningen, heffingen op te leggen aan alle ondernemingen in de betreffende sector. Schappen voerden ook taken in medebewind uit, die voortvloeiden uit overheidswet- en regelgeving en die ten goede kwamen aan de hele samenleving. Deze taken werden door de betreffende minister opgedragen aan een schap en gefinancierd door het departement en/of de Europese Unie (EU). Het merendeel van de medebewindstaken diende ter uitvoering van Europese regelgeving op het gebied van de landbouw, waaronder marktordeningsmaatregelen in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU. Maar het betrof ook taken op het gebied van plant- en diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid en gezondheid. Schappen waren er in uiteenlopende branches en sectoren zoals onder meer de tuinbouw, de akkerbouw, de detailhandel en de horeca. Representatieve organisaties van ondernemers en werknemers in een bedrijfstak bepaalden zelf of zij een schap wilden laten instellen. Daarom hadden sommige sectoren van het bedrijfsleven wel een schap en andere niet.

Het stelsel van schappen werd ook wel de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (hierna: PBO) genoemd. Voor de schappen vormde de Wet op de bedrijfsorganisatie (1950) (hierna: Wbo) de juridische basis. Vanaf de oprichting van het eerste schap in 1954, het inmiddels opgeheven Landbouwschap, zijn tot de jaren ’60 van de vorige eeuw uiteindelijk 56 schappen ontstaan. Dit aantal is in de loop der jaren teruggelopen naar 37. Met een hergroeperingsoperatie in 1997 is het aantal schappen vervolgens via opheffing en samenvoeging verder teruggebracht tot het uiteindelijke aantal van 17; 11 productschappen en 6 bedrijfschappen.

Een schap (in de Wbo: bedrijfslichaam) werd, volgens de laatstelijk daarvoor geldende bepalingen in de Wbo, ingesteld bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) op voordracht van de betrokken Minister(s). In eerdere versies van de Wbo heeft instelling ook plaatsgevonden bij wet respectievelijk bij verordening van de Sociaal-Economische Raad (SER). De betrokken Minister(s) wonnen over het voornemen een schap in te stellen, eerst advies in van de SER. De SER hoorde, voordat hij advies uitbracht, de representatieve ondernemers- en werknemersorganisaties uit de betreffende marktsector. De leden van het bestuur van een schap werden benoemd door de representatieve ondernemers- en werknemersorganisaties.

De SER had wettelijk de taak om toezicht op de schappen uit te oefenen. De Bestuurskamer van de SER had onder meer taken op het terrein van de samenstelling en representativiteit van de besturen van de schappen. De Toezichtkamer van de SER hield onder meer toezicht op de verordeningen en besluiten, de financiën (heffingsverordeningen, begrotingen en jaarrekeningen) en de bevoegdheden (inclusief de principes van goed bestuur) van de schappen.

1.2. Politieke ontwikkelingen

Al jarenlang waren er in het Parlement langlopende discussies over het bestaansrecht van de schappen. Destijds zijn door het Kabinet, mede gelet op de door de Tweede Kamer aangenomen motie Aptroot c.s. van 16 februari 2011, meerdere alternatieven tot omvorming respectievelijk voortzetting van de schappen onderzocht. Op 20 december 2011 werd door een meerderheid van de Tweede Kamer de motie Aptroot aangenomen waarin het Kabinet werd opgeroepen om de schappen af te schaffen. In het regeerakkoord “Bruggen slaan” van oktober 2012 werd vastgelegd dat de schappen zouden worden opgeheven. Hieraan is gevolg gegeven met het ontwerp van de Wet opheffing bedrijfslichamen (Wob), het daarop volgende parlementaire traject en de inwerkingtreding van de Wob per 1 januari 2015.

Als gevolg van het opheffen van de schappen is hoofdstuk 2 van de Wbo komen te vervallen. De publieke taken van de schappen, onder meer op het gebied van plant-, dier- en volksgezondheid, zijn met een deel van de betrokken medewerkers van de desbetreffende schappen overgegaan naar het (toenmalige) Ministerie van Economische Zaken (EZ) en naar het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS); in samenhang met deze overgang van taken is de daarop van toepassing zijnde regelgeving gewijzigd. De overige taken van de schappen die niet als publiek werden beschouwd, zijn beëindigd, dan wel in de vorm van private initiatieven voortgezet.

1.3. Wet opheffing bedrijfslichamen

Met de inwerkingtreding van de Wob per 1 januari 2015 zijn de zeventien schappen opgeheven. Conform de Wob, artikel XXXIX, derde lid, werd de Minister van EZ (thans: Economische Zaken en Klimaat; hierna de Minister) bevoegd alle rechtshandelingen te verrichten met het oog op de vereffening van het vermogen van een schap, waaronder het vervreemden van onroerende en roerende zaken en het voldoen en innen van vorderingen. Onder verantwoordelijkheid van de plaatsvervangend secretaris-generaal is de uitvoering van deze taak belegd bij de Vereffeningsorganisatie PBO (VOPBO). In artikel XL is bepaald dat de kosten van de vereffening van het vermogen van een schap ten laste komen van het vermogen van het desbetreffende schap.

In juli 2017 heeft de Minister schriftelijk gerapporteerd aan beide Kamers over de stand van de vereffening over de periode 2015–2016 (vergaderjaar 2016–2017, 33 910, nr. 27).

Op 1 januari 2019 is de Wob aangepast en werd de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: LNV) verantwoordelijk voor de laatste fase van de vereffening van de vermogens van de schappen.

Zodra de vereffening van het vermogen van een schap is afgerond, brengt de VOPBO daarover verslag uit aan de Minister van LNV in de vorm van een Ontwerp Rekening en verantwoording. Nadat de in de Wob vastgelegde hoor- en wederhoor procedure is doorlopen, stelt de Minister van LNV de Rekening en verantwoording van een schap vast en stuurt deze naar de Eerste en Tweede Kamer. Op grond van artikel XLVII, vierde lid, van de Wob draagt de Minister van LNV er zorg voor dat een batig saldo een bestemming krijgt die ten nutte komt van het deel van het bedrijfsleven dat betrokken was bij het desbetreffende schap. In geval van een nadelig saldo geeft de Minister van LNV op basis van artikel XLI, vierde lid, van de Wob aan hoe hier mee om te zullen gaan.

2. Het Productschap Diervoeder

Op grond van de Wbo werd in 2003 het Productschap Diervoeder (hierna: PDV) onder dezelfde naam opnieuw ingesteld. De voorloper van PDV, het Productschap voor Veevoeder, was in 1957 ingesteld. PDV maakte deel uit van de constellatie van vier akkerbouw schappen waarvan het Hoofdproductschap Akkerbouw (HPA) de werkorganisatie was en optrad als centrale bankier.

Net als de andere schappen kreeg PDV tot taak om een algemeen belang dienende bedrijfsuitoefening te bevorderen bij de ondernemingen waarvoor het was ingesteld maar ook het behartigen van het gemeenschappelijk belang van die ondernemingen en van de daarbij betrokken personen. Meer specifiek lagen de taken op het gebied van diervoederveiligheid en diervoederkwaliteit, uniformering voederwaardering, arbeid en arbeidsomstandigheden, onderzoek en innovatie, voorlichting en promotie, maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Taken in medebewind waren er op het gebied van gemedicineerde voeders en de microbiologische bepalingen met betrekking tot zoönoseverwekkers.

3. Verplichtingen jegens oud-werknemers

De medewerkers van de voormalige PBO hadden een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Met de inwerkingtreding van de Wob per 1 januari 2015 zijn conform artikel XXXVII, vierde lid, de rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomsten van de voormalige medewerkers van de PBO ongewijzigd overgegaan op de Staat (lees: de Minister van EZK) als rechtsverhouding naar burgerlijk recht, dus niet naar ambtelijk recht. Op deze arbeidsovereenkomsten zijn de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) voor de PBO van toepassing en de in het kader van de opheffing van de PBO afgesloten Sociale Plannen.

Voor de vier akkerbouw schappen – het Hoofdproductschap Akkerbouw (HPA) en de Productschappen Akkerbouw, Diervoeder en Wijn – was HPA de werkorganisatie en alle medewerkers waren administratief in dienst bij HPA. Daarom worden de gegevens met betrekking tot de verloningen en de pensioenen van de oud-medewerkers van PDV verantwoord in het vereffeningsverslag van HPA. De kosten van de verloningen ten behoeve van PDV werden via een rekeningcourantverhouding bij PDV in rekening gebracht.

4. Vorderingen van het schap

Op 1 januari 2015 heeft de VOPBO de rechten en plichten van PDV overgenomen tot zowel het opleggen als het innen van (achterstallige) heffingen.

4.1. Opleggen van achterstallige heffingen

Voor PDV is in 2015 nog een aantal heffingen opgelegd. Voor een toelichting wordt verwezen naar Deel II, paragraaf 2.1 van dit verslag.

4.2. Innen van (achterstallige) vorderingen

In 2015 zijn voor PDV alle (achterstallige) vorderingen uit hoofde van heffingen geïncasseerd. Voor een toelichting wordt verwezen naar Deel II, paragraaf 2.1 van dit verslag.

4.3. Overige vorderingen

Er waren op 31 december 2014 voor PDV geen overige vorderingen meer.

5. Vorderingen op het schap

Ter uitvoering van artikel XLV, eerste lid, van de Wob is de datum van de aanvang van de vereffening per 1 oktober 2015 bekend gemaakt in de Staatscourant nr. 31964 van 29 september 2015. Hierbij zijn degenen die een (nog niet bekende) vordering op een schap hadden, opgeroepen deze vordering binnen negen maanden (derhalve voor 1 juli 2016) schriftelijk in te dienen bij de VOPBO onder vermelding van de grondslag van de vordering.

Voor PDV heeft bovengenoemde bekendmaking geen reacties opgeleverd.

6. Projectsubsidies

Subsidies werden toegekend onder het regiem van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waarbij de besturen van de voormalige schappen voorwaarden stelden aan de begunstigden. In de regel werd de toekenning van het volledige subsidiebedrag over een aantal jaren verdeeld waarbij jaarlijks op basis van een aantal voorwaarden een voorschot van 80% opgevraagd kon worden. Dit gold ook voor de toegekende subsidies die nog enkele jaren na de opheffing van het schap doorliepen.

De VOPBO voerde uit wat in de beschikkingen tot subsidieverlening was vastgelegd en had geen bevoegdheid tot het toekennen van wijzigingen daarin. Periodiek (en bij de uiteindelijke vaststelling van een subsidie) werd nagegaan of de begunstigden aan de voorwaarden voldeden. Dit gebeurde op basis van jaarlijks over te leggen verantwoordingsinformatie, zoals inhoudelijke tussentijdse- en eindrapportages, kostenverantwoordingen, jaarrekeningen en, indien van toepassing, controleverklaringen. Ook diende tijdig gerapporteerd te worden als er zich gebeurtenissen voordeden die van negatieve invloed konden zijn op de naleving van de gestelde subsidievoorwaarden, zodat noodzakelijke maatregelen ter voorkoming of beperking van de gevolgen (vertraging, bijstellen van doelstellingen) tijdig getroffen konden worden. Bleek bij de vaststelling van een project dat niet alle gelden volledig besteed waren aan de gestelde doelen dan werden deze gelden in de vorm van vrijval weer toegevoegd aan het vermogen van het voormalige schap.

Op 1 januari 2015 had PDV nog 53 projectsubsidies uitstaan. Deze waren bij toekenning er van in 2014 voor 80% bevoorschot. In de periode 2015–2017 zijn 51 projectsubsidies vastgesteld. Er was vrijval. Voor een toelichting wordt verwezen naar Deel II, paragraaf A.5 van dit verslag.

In 2018 is één projectsubsidie vastgesteld. Er was geen vrijval. De laatste projectsubsidie loopt door tot in 2019.

6.1. Een niet-verwachte vrijval

Medio 2017 gaf de Stichting Sociaal Fonds Graanbe- en verwerkende bedrijven (hierna: Sociaal Fonds) aan dat er nog een deel van de subsidie van een project dat PDV vóór 1 januari 2015 had afgehandeld, niet was uitgegeven. Het bestuur van PDV had aan het resterende deel eind 2014 geen bestemming gegeven en het bedrag was op de balans van het Sociaal Fonds blijven staan als schuld aan de vereffenaar van PDV. Omdat de doelstellingen van de PDV-subsidie uit 2014 nog steeds door het Sociaal Fonds worden nagestreefd, verzocht het Sociaal Fonds om het bedrag niet terug te hoeven betalen aan het voormalig PDV maar te besteden aan dezelfde doelen als de destijds verstrekte subsidie.

In een gesprek met het Sociaal Fonds werd toegelicht dat de vereffenaar uitvoerde wat de voormalige besturen in de beschikkingenverleningen hadden vastgelegd maar niet bevoegd was tot het toekennen van wijzigingen of aanvullingen daarop. Het bedrag (€ 27.331) werd in najaar 2017 aan de VOPBO terugbetaald en is als “niet bestede projectsubsidie” via de baten toegevoegd aan de algemene reserve van PDV. Voor een toelichting wordt verwezen naar Deel II, paragraaf A.5 van dit verslag.

7. Overgedragen financiële middelen

Voor de opheffing van de schappen had een aantal besturen bij privaatrechtelijke overeenkomst financiële middelen overgedragen aan private partijen. In deze overeenkomsten waren verplichtingen gesteld aan de ontvangende partij.

Periodiek werd door de VOPBO nagegaan of de ontvangende partijen aan deze verplichtingen voldeden. Centraal daarbij stond de vraag of de overgedragen middelen waren besteed aan de overeengekomen doelstellingen: de uitvoering en financiering van activiteiten ten behoeve van de sector. Dit gebeurde op basis van verantwoordingsinformatie, zoals begrotingen, kostenverantwoordingen, jaarrekeningen en, zo nodig, controleverklaringen. Indien ontvangende partijen niet aan de bij overeenkomst gestelde verplichtingen voldeden, konden sancties worden opgelegd als deze in de overdrachtsovereenkomsten waren vastgelegd. Een mogelijke sanctie was het terugvorderen van (een deel van) de eerder overgedragen middelen. Als er zich gebeurtenissen voordeden die van negatieve invloed konden zijn op de naleving van de verplichtingen (zoals dreigende discontinuïteit, onderbesteding of liquiditeitsproblemen) dan diende de ontvangende partij zo snel mogelijk hierover informatie te verstrekken aan de VOPBO.

Op 1 januari 2015 had PDV 3 Overgedragen financiële middelen die afgehandeld moesten worden. In de periode 2015–2017 zijn geen Overgedragen financiële middelen afgewikkeld.

In 2018 is één Overgedragen financieel middel afgehandeld. Er was geen vrijval. De laatste twee lopen door tot in 2019.

8. Juridische claims

Met het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Vereffeningsorganisatie PBO van 27 februari 2015 heeft de Minister mandaat, volmacht en machtiging verleend aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften van de voormalige PBO. Dit betreft het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, het instellen van (hoger) beroep en het behandelen van eventueel hieruit voortkomende verzoeken om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob-verzoeken). Voor de behandeling van civiele zaken is mandaat en machtiging verleend aan de Directie Wetgeving en Juridische Zaken (WJZ) van EZ(K)/LNV, met daar waar opportuun inschakeling van de Landsadvocaat.

Op 1 januari 2015 had PDV geen juridische procedures lopen die afgehandeld moesten worden.

In de periode 2015–2017 werden geen nieuwe juridische procedures gemeld.

9. Materiële vaste activa

Niet van toepassing.

10. Financiële vaste activa

Niet van toepassing.

11. Overige zaken in het kader van de vereffening

Ten tijde van de vereffening kwamen dossiers aan de orde die een niet-reguliere vordering bevatten, of die niet direct naar een vordering van of op een schap waren te herleiden en evenmin als personele aangelegenheid waren aan te merken. De meest relevante c.q. omvangrijkste daarvan zijn hieronder kort beschreven.

Niet van toepassing.

12. Archiefbescheiden

Alle archiefbescheiden die vanaf januari 2015 zijn overgedragen aan de VOPBO, zijn behandeld en geselecteerd overeenkomstig de Archiefwet 1995. Op 22 januari 2018 ontving de VOPBO de door de Algemeen Rijksarchivaris ondertekende verklaring van overbrenging als bedoeld in artikel 9, lid 3, van het Archiefbesluit 1995, van het archief van alle akkerbouw schappen, waaronder dat van PDV, over de periode 1956–2014.

De archiefbescheiden die niet in aanmerking kwamen voor overbrenging naar het Nationaal Archief maar wel nog een aantal jaren (wettelijk) bewaard moeten blijven, zijn opgeslagen bij de firma Oasis in Leidschendam. Door het tekenen van de “Overeenkomst bewaren en vernietigen” van 30 november 2017 is toestemming verleend voor het vernietigen van de documenten per januari 2031 (einde wettelijke bewaartermijn voor de documenten van alle akkerbouw schappen). Na de vereffening wordt de Overeenkomst overgedragen aan het Ministerie van LNV.

De archiefbescheiden die na 1 januari 2015 zijn opgebouwd en nog een aantal jaren bewaard moeten blijven, worden na de vereffening eveneens opgeslagen bij de firma Oasis.

De archiefbescheiden van PDV die aan de VOPBO waren overgedragen en voor digitale archivering in aanmerking kwamen, zijn – onder de naam PDV – opgeslagen in een digitaal archief dat na de vereffening wordt overgedragen aan het Ministerie van LNV.

13. Bezwaren ingediend naar aanleiding van de terinzagelegging door de Minister

In overeenstemming met artikel XLVI, vierde lid, van de Wob is op 19 april 2019 in de Staatscourant nr. 23196 bekend gemaakt dat de Ontwerp Rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van PA vanaf 1 mei 2019 gedurende 8 weken op het Ministerie van LNV ter inzage is gelegd en digitaal is op te vragen. In deze periode kan iedere schuldeiser bezwaren tegen dit ontwerp inbrengen bij de Minister van LNV.

Voor PD zijn geen bezwaren of opmerkingen ingediend.

14. Verwerking van de ingediende bezwaren in de Rekening en verantwoording

Niet van toepassing.

15. Bestemming van het resterende vermogen

Na de vereffening van het vermogen van PDV is overgebleven:

een batig saldo van € 56.848

De Minister draagt er zorg voor dat dit saldo een bestemming krijgt die ten nutte komt van het deel van het bedrijfsleven dat betrokken was bij PDV.

Verslag van de vereffening van het vermogen van het Productschap Diervoeder

Deel II, Financiële gegevens

Algemeen

Namens de Minister – aanvankelijk de Minister van EZ(K), later de Minister van LNV – heeft de Vereffeningsorganisatie PBO (VOPBO) de vereffening uitgevoerd. De opdracht was om op doelmatige en zorgvuldige wijze alle (mogelijke) verplichtingen met betrekking tot de vermogens van de schappen af te wikkelen. De veelal financiële werkzaamheden werden uitgevoerd door oud-medewerkers van de schappen die goed waren ingewerkt in de materie en in de historie. Alle werkzaamheden op personeel en facilitair gebied werden eveneens door oud-medewerkers uitgevoerd. Daarnaast was een oud medewerker van een van de schappen overgekomen voor de afwikkeling van de projectsubsidies en een oud-medewerker van de Sociaal-Economische Raad (SER) voor de afwikkeling van de meer algemene dossiers. Specialistische werkzaamheden op juridisch, personeels- en (incidenteel) op financieel gebied werden in overleg met de VOPBO uitgevoerd door medewerkers van de daarvoor door de Minister gemandateerde directies van EZ(K)/LNV. Voor enkele juridisch zeer specialistische dossiers werd de Landsadvocaat ingehuurd. In bijlage I. is het stappenplan opgenomen waarlangs de vermogens van de schappen zijn vereffend.

Begin 2015 werden allereerst de afsluitende jaarrekeningen 2014 van de schappen opgesteld. Daarna kon een start gemaakt worden met de vereffeningswerkzaamheden. Begonnen werd met het opleggen van (achterstallige) heffingen en het actief innen van de vorderingen. De niet voorziene opbrengsten zijn als incidentele baten toegevoegd aan het vermogen van de desbetreffende schappen. Ook het afhandelen van de subsidieprojecten door de jaren heen heeft veel vrijval opgeleverd dat als incidentele baten weer is toegevoegd aan de vermogens van de schappen. In de vereffeningsverslagen van de desbetreffende schappen is dit zichtbaar gemaakt.

In 2014 hebben de besturen van de schappen overdrachtsdocumenten opgesteld en daarin aangegeven welke werkzaamheden na 1 januari 2015 nog uitgevoerd moesten worden. In de loop van de vereffening werd duidelijk dat een deel van de vereffeningswerkzaamheden niet was voorzien in deze documenten. Begin 2015 was niet duidelijk hoeveel projectsubsidies afgewikkeld moesten worden. In de loop van de vereffening bleken dit er ruim 550 te zijn; sommige vrij overzichtelijk om financieel vast te stellen maar andere zeer ingewikkeld. Een aantal juridische claims was (zeer) complex waardoor er veel tijd nodig was om ze af te handelen. Voor deze uitvoeringskosten waren geen voorzieningen getroffen. De uitvoering van de sociale plannen was extern belegd en loopt voor de meeste schappen nog jaren door. De kosten van deze werkzaamheden waren veelal niet meegenomen in de voorzieningen. In zijn algemeenheid had bijna geen enkel schap een voorziening getroffen voor de afwikkeling van de archiefbescheiden. Dit gold ook voor de kosten van de ICT-voorzieningen die nodig waren om de vereffeningswerkzaamheden goed uit te kunnen voeren. Alle kosten van de vereffening zijn conform artikel XL van de Wob ten laste gebracht van de vermogens van de schappen.

Bij de berekeningen voor het vaststellen van de voorzieningen waren de schappen uitgegaan van het worst case scenario (100% voorzien). Door enkele schappen werden de voorzieningen voor de sociale plannen in de loop van 2014 naar beneden bijgesteld.

Dit alles heeft er toe geleid dat er in de loop van de vereffening voor de meeste schappen meerdere keren extra dotaties gedaan moesten worden aan de voorzieningen voor de kosten van de vereffeningswerkzaamheden en/of voor de uitvoering van de sociale plannen.

Samenvattend heeft de vereffening van de vermogens van de schappen langer geduurd dan in 2014 was voorzien en waren de voorzieningen voor de vereffeningskosten te laag ingeschat. Ook waren de kosten van de werkzaamheden voor de uitvoering van de sociale plannen na de vereffening niet of nauwelijks in de voorzieningen opgenomen.

Op verzoek van de plaatsvervangend secretaris-generaal van het Ministerie van EZK heeft de Auditdienst Rijk (ADR) een opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden bij de VOPBO uitgevoerd. Deze opdracht was op basis van negen onderzoeksvragen gericht op de inrichting van de slotbalansen op 31 december 2017 en de onderbouwing van de daarin opgenomen vermogensposities. De opdracht is in maart 2019 afgerond.

Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

Discontinuïteit

Met opheffing van de bedrijfslichamen op 1 januari 2015 is de continuïteitsveronderstelling komen te vervallen. De jaarrekening 2014 van PDV is dan ook opgesteld uitgaande van liquidatie van het geheel der werkzaamheden van de organisatie. Ook ten aanzien van de financiële verantwoording over de vereffening van het vermogen van PDV is dit van toepassing.

Waarderingsgrondslagen

De grondslagen van waardering zijn op liquidatiebasis en zijn als volgt:

  • vorderingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde onder aftrek van een voorziening voor oninbaarheid;

  • liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde;

  • schulden zijn gewaardeerd tegen de bedragen die noodzakelijk zijn om de desbetreffende posten contractueel af te wikkelen;

  • voorzieningen zijn gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op balansdatum bestaan waarbij het waarschijnlijk is dat dit leidt tot een uitstroom van middelen en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is in te schatten en zijn gewaardeerd tegen nominale waarde tegen de beste schatting van de bedragen die nodig zijn om de verplichtingen af te wikkelen;

  • baten en lasten zijn verantwoord in het jaar waarop deze betrekking hebben.

Slotbalans op 31 december 2017 Productschap Diervoeder

ACTIVA

31-12-2017

 

1-1-2015

 

 

           

1. Vaste activa

         

1.1 Materiele vaste activa

 

   

           

1.2 Financiële vaste activa

 

   

           

2. Vlottende activa

         
           

Vorderingen op korte termijn

         

2.1 Uit hoofde van heffingen

   

329.494

 

2.2 Overige vorderingen

   

 

2.3 Te verrekenen inzake subsidies

   

 

2.4 Lopende interest

   

 

2.5 Rekening courant HPA

279.323

   

2.456.873

 

2.6 Overige overlopende activa

   

 

Totaal vlottende activa

 

279.323

   

2.786.367

           

3. Liquide middelen

         
           

Tegoeden bij banken

   

 

Totaal liquide middelen

 

   

           

TOTAAL ACTIVA

 

279.323

   

2.786.367

PASSIVA

31-12-2017

 

1-1-2015

 

 

           

4. Eigen vemogen

         

4.1 Algemene reserve

56.848

   

248.300

 

4.2 Bestemmingsreserve

   

 

Totaal eigen vermogen

 

56.848

   

248.300

           

5. Bestemmingsfondsen

 

   

           

6. Voorzieningen

         

6.1. Voorziening sociaal plan

   

 

6.2. Voorziening vereffeningskosten

   

 

6.3 Voorziening risico's afbouw schap

   

 

6.4 Voorziening WGA

   

 

6.5 Overige voorzieningen

   

 

Totaal voorzieningen

 

   

           

7. Vlottende passiva

         

7.1 Te betalen inzake subsidies

222.475

   

2.537.620

 

7.2 Diverse crediteuren en transitoria

   

447

 

Totaal vlottende passiva

 

222.475

   

2.538.067

           

TOTAAL PASSIVA

 

279.323

   

2.786.367

Toelichting op de Slotbalans op 31 december 2017

1. Vaste activa

1.1. Materiele vaste activa

Niet van toepassing.

1.2. Financiële vaste activa

Niet van toepassing.

2. Vlottende activa

2.1. Vorderingen uit hoofde van heffingen.

 

31-12-2017

 

31-12-2016

 

31-12-2015

 

1-1-2015

 

 

 

 

Openstaande vorderingen

 

 

 

331.837

Voorziening dubieuze debiteuren

 

 

 

– 2.343

Balans

 

 

 

329.494

In 2015 zijn 34 heffingsnota’s opgelegd. De VOPBO heeft een actief invorderingsbeleid gevoerd waardoor de vorderingen nagenoeg volledig zijn geïncasseerd.

2.2. Overige vorderingen

Niet van toepassing.

2.3. Te verrekenen inzake subsidies

Niet van toepassing.

2.4. Lopende interest

Niet van toepassing.

2.5. Rekening courant

Het HPA fungeert als centrale bankier voor de Productschappen Diervoeder, Akkerbouw en Wijn. Alle ontvangsten en betalingen ten behoeve van deze schappen worden in een onderlinge rekening courant verhouding vastgelegd.

2.6. Overlopende activa

Niet van toepassing.

3. Liquide middelen

Niet van toepassing.

4. Eigen vermogen

4.1. Algemene reserve

 

2017

 

2016

 

2015

 

 

 

Stand per 1-1

137.403

 

132.207

 

248.300

Exploitatie resultaat

– 80.555

 

5.196

 

– 116.093

Balans 31-12

56.848

 

137.403

 

132.207

Het exploitatieresultaat over de periode 2015–2017 ad € – 191.452 is geheel ten laste gekomen van de Algemene reserve.

4.2. Bestemmingsreserve

Niet van toepassing.

5. Bestemmingsfonds

Niet van toepassing.

6. Voorzieningen

6.1. Voorziening sociaal plan

Niet van toepassing. Voor een toelichting wordt verwezen naar deel II, paragraaf B.8 van dit verslag.

6.2. Voorziening vereffeningskosten

Niet van toepassing. Voor een toelichting wordt verwezen naar deel II, paragraaf B.9 van dit verslag.

6.3. Voorziening risico’s afbouw schap

Niet van toepassing.

6.4. Voorziening WGA

Niet van toepassing.

6.5. Overige voorzieningen

Niet van toepassing.

7. Vlottende passiva

7.1. Te betalen inzake subsidies

Op 1 januari 2015 waren er nog 53 subsidies door de VOPBO af te wikkelen. Op 31 december 2017 waren dit er nog 2.

In 2018 is één projectsubsidie vastgesteld. Er was geen vrijval. De laatste projectsubsidie loopt door tot in 2019. Hiermee is een bedrag gemoeid van € 118.000.

7.4. Diverse crediteuren en transitoria

 

1-1-2015

 

31-12-2015

 

31-12-2016

 

31-12-2017

 

 

 

 

Crediteuren

 

 

 

85

Overlopende passiva

 

 

 

362

Balans

 

 

 

447

De op 1 januari 2015 openstaande crediteur is in het begin van het volgende boekjaar betaald.

8. Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Niet van toepassing.

Staat van Baten en Lasten over de periode 2015–2017.

     

1-1-2015 t/m 31-12-2017

     

 

A.

BATEN

       

1

Algemene Heffing

     

2.296

2

Bestemmingsheffing

     

– 19

3

Retributies

     

4

Rente

     

19.343

5

Niet bestede subsidies

     

63.390

6

Diensten aan derden

     

7

Vergoeding voor opgedragen taken

     

8

Overige baten

     

2.338

 

Totaal baten

     

87.348

           

B.

LASTEN

       

1

Voorzitter/personeelskosten

 

   

2

Reis,-verblijf-en repres.kosten

 

   

3

Huisvestingskosten

 

   

4

Bureaukosten

 

198

   

5

Vergaderkosten

 

   

6

Subsidies ingekochte diensten tbv de sector

       
 

a) Subsidies

 

125.000

   
 

b) Ingekochte diensten

 

   

7

Ingekochte diensten tbv het schap

 

131

   

8

Dotatie VZ sociaal plan

 

35.401

   

9

Dotatie VZ Vereffeningskosten

 

111.827

   

10

Overige lasten

 

6.243

   
 

Totaal lasten

 

278.800

   
           
 

Exploitatie resultaat (A minus B)

 

– 191.452

   
           
 

Reserve 1-1-2015

 

248.300

   
 

Bestemmingsfonds 1-1-2015

 

   
 

Eigen Vermogen 1-1-2015

 

248.300

   
           
 

Reserve 31-12-2017

 

56.848

   
 

Bestemmingsfonds 31-12-2017

 

   
 

Eigen Vermogen 31-12-2017

 

56.848

   

Toelichting op de Staat van Baten en Lasten over de periode 2015–2017

A. Baten

A.1. Algemene heffing

Dit betreft nagekomen uitkeringen vanuit faillissementen en/of schuldsaneringen.

A.2. Bestemmingsheffing

Dit betreft een correctie op de heffingen 2014.

A.3. Retributies

Niet van toepassing.

A.4. Rente

Dit betreft de ontvangen rente over spaartegoeden. HPA brengt deze ten gunste van de drie Akkerbouw schappen.

A.5. Niet bestede subsidies

De vrijgevallen bedragen vanuit project subsidies hebben betrekking op 9 van de 51 vastgestelde projecten én op een niet-verwachte vrijval van € 27.331. Voor een toelichting wordt verwezen naar Deel I, paragraaf 6.1 van dit verslag.

A.6. Diensten aan derden

Niet van toepassing.

A.7. Vergoeding opgedragen taken

Niet van toepassing.

A.8. Overige baten

De overige baten betreffen grotendeels (€ 2.304) het aandeel van het schap in de overgebleven reserves van het Pensioenfonds Productschappen (PfP) na afronding van alle verplichtingen van het fonds.

B. Lasten

B.1. Voorzitter/personeelskosten

Niet van toepassing.

B.2. Reis, -verblijf en representatiekosten

Niet van toepassing.

B.3. Huisvestingskosten

Niet van toepassing.

B.4. Bureaukosten

Dit bedrag betreft diverse nagekomen lasten.

B.5. Vergaderkosten

Niet van toepassing.

B.6.a. Subsidies ten behoeve van de sector

Dit betreft een door het schap in 2010 toegekende projectsubsidie van € 1 mln. In 2015 bleek hiervoor slechts € 875.000 te zijn gereserveerd. Vanuit de algemene reserve is hier alsnog € 125.000 aan toegevoegd.

B.6.b. Ingekochte diensten ten behoeve van de sector

Niet van toepassing.

B.7. Ingekochte diensten ten behoeve van het schap

Dit betreft kosten met betrekking tot archivering.

B.8. Dotatie voorziening sociaal plan

De voorziening Sociaal Plan is in de administratie van HPA opgenomen maar de kosten worden, volgens een in 2014 vastgestelde verdeelsleutel, mede gedragen door de drie akkerbouw schappen PA, PDV, PWijn en het Ministerie van LNV uit hoofde van in het verleden door medewerkers van het schap uitgevoerde medebewindtaken.

De voorziening sociaal plan is in 2017 herijkt. Dit heeft voor PDV geleid tot een dotatie van € 35.401.

B.9. Dotatie voorziening vereffeningskosten

De voorziening vereffeningskosten is in de administratie van HPA opgenomen maar de kosten worden, op basis van door de VOPBO vastgestelde verdeelsleutels, mede gedragen door de drie akkerbouw schappen PA, PDV, PWijn.

Gebleken is dat de kosten van vereffening hoger uitvallen dan de oorspronkelijk getroffen voorziening. In 2015 heeft de vereffeningsorganisatie een nieuwe begroting opgesteld ten behoeve van de vereffeningskosten tot en met 31 december 2016, de op dat moment verwachte einddatum van de vereffeningsperiode. Voor HPA heeft dit in 2015 geleid tot een dotatie van € 60.306, waarvan € 24.123 ten laste kwam van PDV. In 2017 is de voorziening vereffeningskosten opnieuw herijkt. Deze herijking omvat alle kosten van vereffening tot het einde van de looptijd van het sociaal plan. Voor HPA heeft dit geleid tot een extra dotatie van € 204.616, waarvan € 87.704 ten laste kwam van PDV. Over de periode 2015–2017 is in totaal € 111.827 extra gedoteerd ten laste van de algemene reserve van PDV.

B.10. Overige lasten

De overige lasten betreffen nagekomen pensioenkosten.

Bijlage

Stappenplan waarlangs de vermogens van de schappen zijn vereffend

  • 1. Het opstellen van de jaarrekeningen 2014 van de afzonderlijke schappen, voorzien van controleverklaringen door onafhankelijk accountants, en de vaststelling van de jaarrekeningen 2014 door de Minister van Economische Zaken (thans EZK) (afgerond juli 2015).

  • 2. Het ter inzage leggen van de jaarrekeningen 2014 en de controleverklaringen van externe accountants door de Minister van EZK en het daarvan mededeling doen in de Staatscourant (afgerond juli 2015).

  • 3. Het opstellen van boedelbeschrijvingen op bedrijfslichaam terstond na de vaststelling van de jaarrekeningen 2014 door de Minister van EZK, het ter inzage leggen daarvan op het ministerie en het daarvan mededeling doen in de Staatscourant (afgerond juli 2015).

  • 4. Het bekendmaken van het tijdstip van de aanvang van vereffening met de oproep tot het indienen van vorderingen binnen een nader te bepalen termijn van minstens zes maanden na bekendmaking (de aanvang van de vereffening werd gesteld op 1 oktober 2015, vorderingen konden worden ingediend tot 1 juli 2016, nieuwe vorderingen werden niet gemeld).

  • 5. Het voldoen van bekende vorderingen (afgerond 31-12-2017).

  • 6. Het toezenden van een tussentijds verslag over het verloop van de vereffening van de vermogens van de bedrijfslichamen door de Minister van EZK naar beide Kamers der Staten-Generaal (toegezonden juli 2017).

  • 7. In het geval dat bekende vorderingen op het vermogen van een voormalig bedrijfslichaam zijn voldaan en geen toekomstige vorderingen meer bekend zijn, het beëindigen van de vereffening van het vermogen van het schap (31 december 2017).

  • 8. Ten behoeve van het beëindigen van de vereffening van het vermogen van een bedrijfslichaam, het opstellen van de ontwerp rekening en verantwoording en het ter inzage leggen van de rekening en verantwoording door de Minister Van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) (ter inzage legging in 2de kwartaal 2019, nieuwe vorderingen werden niet gemeld).

  • 9. Het vaststellen van de rekening en verantwoording inzake het vereffende vermogen van een bedrijfslichaam door de Minister van LNV (3de kwartaal 2019).

  • 10. Het toezenden van de door de Minister van LNV vastgestelde rekening en verantwoording inzake het vermogen van een bedrijfslichaam aan beide Kamers der Staten-Generaal (vanaf 4de kwartaal 2019).

Naar boven