Bijlage (Subsidiebeleidskader Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021)
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Inleiding
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
De beleidsregels die in deze bijlage zijn neergelegd vormen het richtsnoer voor de
beoordeling van aanvragen voor subsidies in het kader van het Mensenrechtenfonds Kleine
Activiteiten 2019–2021. De aanvragen kunnen worden ingediend in drie aanvraagrondes:
2019, 2020 en 2021. In totaal is voor de periode vanaf de inwerkingtreding van het
besluit waarbij deze beleidsregels zijn vastgesteld tot en met 31 december 2021 EUR
1.500.000 beschikbaar voor uitgaven uit dit fonds (non-ODA). Van dit bedrag is 500.000
beschikbaar voor elk van de drie aanvraagrondes.
De beschikbare subsidiemiddelen maken deel uit van het ‘Mensenrechtenfonds’ dat zich
richt op de financiering van activiteiten op het gebied van mensenrechten ter ondersteuning
van de doelstellingen van de prioriteiten als toegelicht in de actualisering van het
mensenrechtenbeleid in de Mensenrechtenrapportage 2017 en in de Kamerbrief over intensivering
van het mensenrechtenbeleid, en zodoende op de doelstellingen van het Nederlands buitenlands
beleid. Hierbij kan het zowel gaan om lange-termijndoelstellingen als om activiteiten gerelateerd
aan actuele ontwikkelingen, die invloed hebben op het Nederlands buitenlands beleid.
In aanvulling op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 dienen activiteiten om voor subsidie uit het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten
2019–2021 in aanmerking te kunnen komen te voldoen aan de A) drempelcriteria en B)
in voldoende mate aan de inhoudelijke criteria die in deze beleidsregels zijn neergelegd.
Indien een aanvraag niet aan alle drempelcriteria voldoet wordt deze afgewezen en
niet verder beoordeeld. Indien een aanvraag niet in voldoende mate voldoet aan de
inhoudelijke criteria wordt de aanvraag ook afgewezen.
Verdeling middelen
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
De verdeling van de beschikbare middelen vindt plaats op volgorde van binnenkomst
van de aanvragen die overeenkomstig de criteria, neergelegd in deze beleidsregels,
en het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken voor subsidieverlening in aanmerking komen.
Er gaat bijzondere aandacht uit naar de drie thema’s vrijheid van religie en levensovertuiging,
de positie van journalisten en gelijke rechten voor LHBTI’s. Er wordt naar gestreefd
om, indien er voor subsidie kwalificerende aanvragen zijn, in elk geval ten minste
60% van de voor een aanvraagronde beschikbare subsidiemiddelen in te zetten voor subsidieverstrekking
voor activiteiten gericht op deze drie thema’s. Zolang het minimum van 60% nog niet
is gehaald, krijgen projectvoorstellen die zich hierop richten voorrang bij de verdeling
van de beschikbare middelen. Indien vier weken na de openstelling van elk van de drie
aanvraagrondes van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021 geen kwalificerende
projectvoorstellen voor deze drie specifieke doelstellingen zijn ingediend, worden
de beschikbare middelen ook ingezet voor andere projectvoorstellen.
Indien gelijktijdig binnengekomen aanvragen bij toekenning het subsidieplafond voor
een aanvraagronde zouden overschrijden, dan komt van die aanvragen, voor zover ze
voldoen aan de maatstaven die in dit subsidiekader zijn neergelegd, de aanvraag die
daaraan het beste voldoet het eerst voor subsidieverlening in aanmerking. Indien twee
of meer van deze aanvragen in gelijke mate voldoen aan de maatstaven, wordt de rangschikking
van de gelijk scorende aanvragen bepaald door loting.
Aangezien aanvragen worden beoordeeld op basis van volgorde van binnenkomst, dat de
voor de onderscheiden aanvraagrondes beschikbare middelen al eerder kunnen zijn uitgeput
dan het einde van de aanvraagtermijn. Indien de middelen voor een aanvraagronde zijn
uitgeput, wordt dit op de website aangekondigd en zullen aanvragen voor die aanvraagronde
zonder inhoudelijke beoordeling worden afgewezen.
Procedure
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Voor indiening van aanvragen dient gebruik te worden gemaakt van het aanvraagformulier
in Appendix I bij deze bijlage. Aanvragen voor een subsidie kunnen in drie aanvraagrondes worden ingediend, bij voorkeur
per e-mail. De drie aanvraagrondes zijn:
-
1. 9 augustus 2019 tot en met 1 oktober 2019
-
2. 17 januari 2020 tot en met 1 oktober 2020
-
3. 18 januari 2021 tot en met 1 oktober 2021.
Aanvragen dienen compleet en zonder voorbehoud te worden ingediend, rechtsgeldig ondertekend
door de daartoe namens de aanvragende organisatie bevoegde persoon met vermelding
van naam en functie.
Aanvragen dienen per voorkeur per mail te worden gestuurd naar MRF-Klein@minbuza.nl,
onder vermelding van ‘MRF Kleine Activiteiten 2019–2021’.
Als moment van indiening geldt het tijdstip waarop de e-mail door het systeem voor
gegevensverwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangen is. Houd er
hierbij rekening mee dat bestanden groter dan 14MB niet kunnen worden ontvangen. E
mails groter dan 14MB dienen in kleinere e-mails te worden verdeeld. Hierbij geldt
dat het moment waarop de gehele aanvraag, inclusief de laatste e-mail, is ontvangen
geldt als tijdstip waarop de aanvraag is ingediend. Daarbij dienen de e-mails genummerd
te worden in de onderwerpregel, waarbij duidelijk is hoeveel e-mails de aanvraag in
totaal behelst.
Eventuele technische problemen bij verzending komen voor rekening en risico van aanvrager.
Aanvragen per post dienen te worden gericht aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken,
secretariaat DMM, eveneens onder vermelding van ‘MRF Kleine Activiteiten 2019–2021’,
Postbus 20061, 2500 EB Den Haag. Houd hierbij rekening met de omstandigheid dat de
datum van ontvangst wordt vastgesteld aan de hand van het tijdstip van inschrijving
en dat ’s avonds en op zaterdag en zondag geen post wordt ingeschreven. Indien de
aanvraag niet aangetekend wordt verzonden berust het risico dat de aanvraag niet of
te laat wordt ontvangen door het ministerie bij de aanvrager. Aanvragen die niet uiterlijk
op de laatste dag van bovengenoemde aanvraagrondes door het Ministerie zijn ontvangen,
worden afgewezen.
In het kader van de aanvraagprocedure wordt met nadruk gewezen op artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Mocht een aanvraag onvolledig worden ingediend, dan kan de Minister vragen om een
aanvulling. Als datum en tijd van ontvangst van de aanvraag zal vervolgens gelden
de datum en tijd waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen. Daarnaast geldt in het
algemeen dat het niet compleet indienen van aanvragen of onvoldoende onderbouwen van
antwoorden mogelijk leidt tot afwijzing van een subsidieaanvraag op basis van drempel-
of inhoudelijke criteria.
Ook op artikel 9 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt in het bijzonder gewezen. Een aanvraag die betrekking heeft op activiteiten
die reeds zijn gestart op het moment waarop de subsidie wordt aangevraagd, wordt afgewezen.
a). Drempelcriteria
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Om voor een subsidie in het kader van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021
in aanmerking te kunnen komen dient de aanvraag ten minste te voldoen aan de volgende
criteria:
-
1) De activiteiten waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft hebben betrekking op ten
minste één van de volgende (deel)thema’s uit de actualisering van het mensenrechtenbeleid
in de Mensenrechtenrapportage 2017 en de Kamerbrief over intensivering van het mensenrechtenbeleid:
-
– Vrijheid van meningsuiting en internetvrijheid, waaronder de positie van journalisten;
-
– Vrijheid van religie en levensovertuiging;
-
– Gelijke rechten voor vrouwen en meisjes;
-
– Mensenrechtenverdedigers;
-
– Gelijke rechten voor LHBTI’s;
-
– Internationale rechtsorde & strijd tegen straffeloosheid.
-
2) De activiteiten waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, dienen in lijn te zijn
met de actualisering van het mensenrechtenbeleid in de Mensenrechtenrapportage 2017
en de Kamerbrief over intensivering van het mensenrechtenbeleid.
-
3) Subsidieaanvragen bedragen ten minste EUR 100.000 en maximaal EUR 200.000.
-
4) Het tijdvak van de gevraagde subsidie beslaat maximaal 2 jaar.
-
5) Activiteiten moeten in minimaal twee landen worden uitgevoerd.
-
6) Activiteiten waarvoor reeds een subsidie is verstrekt ten laste van de begroting van
het Ministerie van Buitenlandse Zaken komen niet in aanmerking voor een subsidie in
het kader van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021.
-
7) Activiteiten van organisaties die reeds ten laste van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken een instellingssubsidie ontvangen waarvan de werkingsduur zich uitstrekt tot
in het subsidietijdvak van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021, komen
niet in aanmerking voor een subsidie in het kader van het Mensenrechtenfonds Kleine
Activiteiten 2019–2021.
-
8) Organisaties die reeds financiering hebben ontvangen uit het Mensenrechtenfonds 2017-2020
en/of het Mensenrechtenfonds 2019–2021 komen niet in aanmerking voor een subsidie
in het kader van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021.
-
9)
-
A. De maximale bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van de
in Nederland gevestigde aanvrager, of in geval van een aanvraag namens een alliantie,
penvoerder en mede-indiener(s), bedraagt, uiterlijk met ingang van het tijdvak waarvoor
subsidie wordt gevraagd, per kalenderjaar ten hoogste EUR 181.000 (bruto) bij een
dienstverband van een 36-urige werkweek. Genoemd bedrag bestaat uit:
-
i) de beloning (de som van de periodiek betaalde beloningen en winstdelingen en bonusbetalingen);
-
ii) de belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen;
-
iii) beloningen betaalbaar op termijn, zoals vakantiegeld, 13e maand, werkgeversdeel pensioenbijdrage
etc.
-
B. Deze eis is ook van toepassing voor aanvragers/penvoerders en mede-indieners die zijn
gevestigd in een EU-lidstaat die is aangesloten bij de euro. Voor aanvragers/penvoerders
en mede-indieners uit EU-lidstaten die niet zijn aangesloten bij de euro en voor aanvragers
uit landen buiten de EU, geldt dat omrekening van de lokale valuta naar de euro geschiedt
op grond van de voor het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend geldende corporate
rates (zie: appendix II) die door het Ministerie worden gehanteerd.
-
C. Gelet op de koopkrachtgegevens gepubliceerd door EUROSTAT (comparative price levels
2017) geldt voor de volgende landen een aangepaste norm, op grond van het algemene
inkomensniveau in de betreffende landen:
-
• Noorwegen: NOK 2.343.565;
-
• Zwitserland: CHF 295.399;
-
• Japan: YEN 23.203.761;
-
• VS/Canada: USD 217.310.
-
D. De maximale bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van de
aanvrager/penvoerder en eventuele mede-indieners gevestigd in overige landen staat
met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd in redelijke verhouding
tot het niveau van de functie, de geografische ligging en de omvang en complexiteit
van de organisatie.
-
10) De aanvrager/penvoerder is in staat te zijn tot een adequaat financieel beheer en
kan door ervaringsdeskundigheid met betrekking tot de activiteiten waarvoor subsidie
wordt gevraagd een doelgerichte en doelmatige uitvoering van de activiteiten waarborgen.
-
11) De aanvrager/penvoerder toont aan dat hij, en in geval van een alliantie ook zijn
mede-indieners, een integriteitsbeleid heeft, dan wel hebben vastgesteld. De aanvrager/penvoerder
toont aan dat hij, en in geval van een alliantie ook zijn mede-indieners, procedures
heeft, dan wel hebben ingevoerd om aan dat beleid toepassing te kunnen geven. Dit
integriteitsbeleid en deze procedures zijn er om ernstige vormen van grensoverschrijdend
gedrag, daaronder begrepen seksuele misdragingen, jegens medewerkers en derden bij
de uitvoering van de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft door de penvoerder,
de mede-indieners en de door hen ingeschakelde partijen, zo veel mogelijk te voorkomen,
in voorkomend geval te onderzoeken, met passende maatregelen zo spoedig mogelijk te
doen beëindigen en de gevolgen daarvan te mitigeren. De procedures zijn zodanig ingericht
dat een tijdige melding van incidenten aan de Minister is gewaarborgd.
B) Inhoudelijke criteria
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Subsidieaanvragen worden in aanvulling op de drempelcriteria ook beoordeeld op de
volgende criteria:
-
1. Inhoudelijke kwaliteit van de opgestelde aanvraag:
-
– Het project is, waar mogelijk SMART. Het bevat een specifieke, meetbare, acceptabele, realistische en tijdgebonden vertaling
van doelen in resultaten, activiteiten en middelen.
-
– De wijze waarop het project bijdraagt aan de bevordering van de naleving van de mensenrechten,
in het bijzonder de mensenrechten zoals genoemd in de actualisering van het mensenrechtenbeleid
in de Mensenrechtenrapportage 2017 en de Kamerbrief over intensivering van het mensenrechtenbeleid,
is duidelijk en overtuigend beschreven.
-
– De concrete werkzaamheden die verricht worden ter realisering van het project zijn
omschreven en voor de te verrichten werkzaamheden is een planning bijgevoegd.
-
– Een gedetailleerde begroting, bestaande uit voorziene uitgaven en financiering is
bijgevoegd, evenals een liquiditeitsprognose.
-
2. Doeltreffendheid en doelmatigheid.
-
3. Haalbaarheid, waarbij mede gelet wordt op realistische veronderstellingen, onder andere
ten aanzien van de politieke realiteit.
-
4. Relevantie geografische focus, in het bijzonder de mate waarin de mensenrechtensituatie
en de mate van het functioneren van de rechtsstaat in de gekozen landen de activiteiten
van het project rechtvaardigen en daarmee meerwaarde hebben.
-
5. Duurzaamheid en solide financiële uitgangspunten, met name waar het gaat om de voortzetting
van activiteiten na afloop van de Nederlandse overheidssteun en diversificatie van
inkomstenbronnen.
-
6. De mate waarin het project vernieuwend is.
-
7. Kwaliteit van de aanvrager/penvoerder en eventuele mede-indiener(s), in het bijzonder
de financiële en managementcapaciteit, transparantie, benodigde menskracht en middelen,
aantoonbare ervaring met soortgelijke projecten en het hanteren van interne evaluatie-
en monitoringsystemen.