Besluit vaststelling beleidsregels en subsidieplafond Subsidieregeling Ministerie [...] 2006 (Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021)

[Regeling vervallen per 01-01-2022.]
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 02-08-2019 t/m 03-08-2020

Besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 22 juli 2019, Min-BuZa.2019.4096-60, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021)

De Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

Gelet op artikel 6 en artikel 7 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;1

Gelet op artikel 2.1 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;2

Besluiten:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Voor subsidieverlening op grond van artikel 2.1 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 met het oog op de financiering van activiteiten ter bevordering van de naleving van mensenrechten in het kader van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021 gelden de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

  • 1 Aanvragen voor subsidie in het kader van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021 worden ingediend in drie openstellingen.

  • 2 Aanvragen voor subsidie in de eerste openstelling van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021 kunnen worden ingediend vanaf 9 augustus 2019 tot en met 1 oktober 2019.

  • 3 Aanvragen voor subsidie in de tweede openstelling van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021 kunnen worden ingediend vanaf 17 januari 2020 tot en met 1 oktober 2020.

  • 4 Aanvragen voor subsidie in de derde openstelling van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021 kunnen worden ingediend vanaf 15 januari 2021 tot en met 1 oktober 2021.

  • 5 Aanvragen voor subsidies in het kader van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021 worden ingediend aan de hand van een door de Minister beschikbaar gesteld formulier en voorzien van de op het aanvraagformulier gevraagde bescheiden.3

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

  • 4 Indien na toepassing van het eerste lid, respectievelijk het tweede lid middelen resteren, komen deze beschikbaar voor aanvragen bedoeld in artikel 2, derde lid, respectievelijk voor aanvragen bedoeld in artikel 2, vierde lid.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Dreigt een van de subsidieplafonds, bedoeld in artikel 3, eerste lid tot en met derde lid, op enige dag te worden overschreden, dan komt van de op die dag gelijktijdig binnengekomen subsidieaanvragen, die voldoen aan de maatstaven die in de bijlage bij dit besluit zijn neergelegd, de aanvraag die daaraan het beste voldoet het eerst voor subsidieverlening in aanmerking. Indien twee of meer van deze aanvragen in gelijke mate voldoen aan de maatstaven, wordt de rangschikking van de gelijk scorende aanvragen bepaald door loting.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2022 met dien verstande dat het van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Dit besluit zal met de bijlage, met uitzondering van de appendices bij die bijlage, in de Staatscourant worden geplaatst. De appendices bij de bijlage worden via internet bekend gemaakt.4

De Minister van Buitenlandse Zaken,

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

namens dezen,

de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken,

J.M.G. Brandt

Bijlage (Subsidiebeleidskader Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021)

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Inleiding

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

De beleidsregels die in deze bijlage zijn neergelegd vormen het richtsnoer voor de beoordeling van aanvragen voor subsidies in het kader van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021. De aanvragen kunnen worden ingediend in drie aanvraagrondes: 2019, 2020 en 2021. In totaal is voor de periode vanaf de inwerkingtreding van het besluit waarbij deze beleidsregels zijn vastgesteld tot en met 31 december 2021 EUR 1.500.000 beschikbaar voor uitgaven uit dit fonds (non-ODA). Van dit bedrag is 500.000 beschikbaar voor elk van de drie aanvraagrondes.

De beschikbare subsidiemiddelen maken deel uit van het ‘Mensenrechtenfonds’ dat zich richt op de financiering van activiteiten op het gebied van mensenrechten ter ondersteuning van de doelstellingen van de prioriteiten als toegelicht in de actualisering van het mensenrechtenbeleid in de Mensenrechtenrapportage 2017 en in de Kamerbrief over intensivering van het mensenrechtenbeleid, en zodoende op de doelstellingen van het Nederlands buitenlands beleid.5 Hierbij kan het zowel gaan om lange-termijndoelstellingen als om activiteiten gerelateerd aan actuele ontwikkelingen, die invloed hebben op het Nederlands buitenlands beleid.

In aanvulling op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 dienen activiteiten om voor subsidie uit het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021 in aanmerking te kunnen komen te voldoen aan de A) drempelcriteria en B) in voldoende mate aan de inhoudelijke criteria die in deze beleidsregels zijn neergelegd. Indien een aanvraag niet aan alle drempelcriteria voldoet wordt deze afgewezen en niet verder beoordeeld. Indien een aanvraag niet in voldoende mate voldoet aan de inhoudelijke criteria wordt de aanvraag ook afgewezen.

Verdeling middelen

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

De verdeling van de beschikbare middelen vindt plaats op volgorde van binnenkomst van de aanvragen die overeenkomstig de criteria, neergelegd in deze beleidsregels, en het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken voor subsidieverlening in aanmerking komen.

Er gaat bijzondere aandacht uit naar de drie thema’s vrijheid van religie en levensovertuiging, de positie van journalisten en gelijke rechten voor LHBTI’s. Er wordt naar gestreefd om, indien er voor subsidie kwalificerende aanvragen zijn, in elk geval ten minste 60% van de voor een aanvraagronde beschikbare subsidiemiddelen in te zetten voor subsidieverstrekking voor activiteiten gericht op deze drie thema’s. Zolang het minimum van 60% nog niet is gehaald, krijgen projectvoorstellen die zich hierop richten voorrang bij de verdeling van de beschikbare middelen. Indien vier weken na de openstelling van elk van de drie aanvraagrondes van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021 geen kwalificerende projectvoorstellen voor deze drie specifieke doelstellingen zijn ingediend, worden de beschikbare middelen ook ingezet voor andere projectvoorstellen.

Indien gelijktijdig binnengekomen aanvragen bij toekenning het subsidieplafond voor een aanvraagronde zouden overschrijden, dan komt van die aanvragen, voor zover ze voldoen aan de maatstaven die in dit subsidiekader zijn neergelegd, de aanvraag die daaraan het beste voldoet het eerst voor subsidieverlening in aanmerking. Indien twee of meer van deze aanvragen in gelijke mate voldoen aan de maatstaven, wordt de rangschikking van de gelijk scorende aanvragen bepaald door loting.

Aangezien aanvragen worden beoordeeld op basis van volgorde van binnenkomst, dat de voor de onderscheiden aanvraagrondes beschikbare middelen al eerder kunnen zijn uitgeput dan het einde van de aanvraagtermijn. Indien de middelen voor een aanvraagronde zijn uitgeput, wordt dit op de website aangekondigd en zullen aanvragen voor die aanvraagronde zonder inhoudelijke beoordeling worden afgewezen.6

Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Bij de verlening van subsidie in het kader van het Mensenrechtenfonds 2019–2021 geldt het volgende:

  • De Minister kan gelet op het bepaalde in artikel 8 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken bepalen dat slechts een deel van de kosten voor subsidiëring in aanmerking komt, mede gelet op de beschikbare middelen, de mate waarin de activiteiten bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021 en de evenwichtige spreiding van de beschikbare middelen over de hiervoor genoemde prioriteiten.

  • De subsidie wordt verleend als activiteitensubsidie; aanvragen die hoofdzakelijk op de overheadkosten van de aanvrager betrekking hebben komen niet voor toekenning in aanmerking.

Procedure

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Voor indiening van aanvragen dient gebruik te worden gemaakt van het aanvraagformulier in Appendix I bij deze bijlage.7 Aanvragen voor een subsidie kunnen in drie aanvraagrondes worden ingediend, bij voorkeur per e-mail. De drie aanvraagrondes zijn:

  • 1. 9 augustus 2019 tot en met 1 oktober 2019

  • 2. 17 januari 2020 tot en met 1 oktober 2020

  • 3. 18 januari 2021 tot en met 1 oktober 2021.

Aanvragen dienen compleet en zonder voorbehoud te worden ingediend, rechtsgeldig ondertekend door de daartoe namens de aanvragende organisatie bevoegde persoon met vermelding van naam en functie.

Aanvragen dienen per voorkeur per mail te worden gestuurd naar MRF-Klein@minbuza.nl, onder vermelding van ‘MRF Kleine Activiteiten 2019–2021’.

Als moment van indiening geldt het tijdstip waarop de e-mail door het systeem voor gegevensverwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangen is. Houd er hierbij rekening mee dat bestanden groter dan 14MB niet kunnen worden ontvangen. E mails groter dan 14MB dienen in kleinere e-mails te worden verdeeld. Hierbij geldt dat het moment waarop de gehele aanvraag, inclusief de laatste e-mail, is ontvangen geldt als tijdstip waarop de aanvraag is ingediend. Daarbij dienen de e-mails genummerd te worden in de onderwerpregel, waarbij duidelijk is hoeveel e-mails de aanvraag in totaal behelst.

Eventuele technische problemen bij verzending komen voor rekening en risico van aanvrager.

Aanvragen per post dienen te worden gericht aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken, secretariaat DMM, eveneens onder vermelding van ‘MRF Kleine Activiteiten 2019–2021’, Postbus 20061, 2500 EB Den Haag. Houd hierbij rekening met de omstandigheid dat de datum van ontvangst wordt vastgesteld aan de hand van het tijdstip van inschrijving en dat ’s avonds en op zaterdag en zondag geen post wordt ingeschreven. Indien de aanvraag niet aangetekend wordt verzonden berust het risico dat de aanvraag niet of te laat wordt ontvangen door het ministerie bij de aanvrager. Aanvragen die niet uiterlijk op de laatste dag van bovengenoemde aanvraagrondes door het Ministerie zijn ontvangen, worden afgewezen.

In het kader van de aanvraagprocedure wordt met nadruk gewezen op artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Mocht een aanvraag onvolledig worden ingediend, dan kan de Minister vragen om een aanvulling. Als datum en tijd van ontvangst van de aanvraag zal vervolgens gelden de datum en tijd waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen. Daarnaast geldt in het algemeen dat het niet compleet indienen van aanvragen of onvoldoende onderbouwen van antwoorden mogelijk leidt tot afwijzing van een subsidieaanvraag op basis van drempel- of inhoudelijke criteria.

Ook op artikel 9 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt in het bijzonder gewezen. Een aanvraag die betrekking heeft op activiteiten die reeds zijn gestart op het moment waarop de subsidie wordt aangevraagd, wordt afgewezen.

a). Drempelcriteria

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Om voor een subsidie in het kader van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021 in aanmerking te kunnen komen dient de aanvraag ten minste te voldoen aan de volgende criteria:

  • 1) De activiteiten waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft hebben betrekking op ten minste één van de volgende (deel)thema’s uit de actualisering van het mensenrechtenbeleid in de Mensenrechtenrapportage 2017 en de Kamerbrief over intensivering van het mensenrechtenbeleid:

    • Vrijheid van meningsuiting en internetvrijheid, waaronder de positie van journalisten;

    • Vrijheid van religie en levensovertuiging;

    • Gelijke rechten voor vrouwen en meisjes;

    • Mensenrechtenverdedigers;

    • Gelijke rechten voor LHBTI’s;

    • Internationale rechtsorde & strijd tegen straffeloosheid.

  • 2) De activiteiten waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, dienen in lijn te zijn met de actualisering van het mensenrechtenbeleid in de Mensenrechtenrapportage 2017 en de Kamerbrief over intensivering van het mensenrechtenbeleid.

  • 3) Subsidieaanvragen bedragen ten minste EUR 100.000 en maximaal EUR 200.000.

  • 4) Het tijdvak van de gevraagde subsidie beslaat maximaal 2 jaar.

  • 5) Activiteiten moeten in minimaal twee landen worden uitgevoerd.

  • 6) Activiteiten waarvoor reeds een subsidie is verstrekt ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken komen niet in aanmerking voor een subsidie in het kader van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021.

  • 7) Activiteiten van organisaties die reeds ten laste van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een instellingssubsidie ontvangen waarvan de werkingsduur zich uitstrekt tot in het subsidietijdvak van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021, komen niet in aanmerking voor een subsidie in het kader van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021.

  • 8) Organisaties die reeds financiering hebben ontvangen uit het Mensenrechtenfonds 2017-2020 en/of het Mensenrechtenfonds 2019–2021 komen niet in aanmerking voor een subsidie in het kader van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2019–2021.

  • 9)

    • A. De maximale bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van de in Nederland gevestigde aanvrager, of in geval van een aanvraag namens een alliantie, penvoerder en mede-indiener(s), bedraagt, uiterlijk met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd, per kalenderjaar ten hoogste EUR 181.000 (bruto) bij een dienstverband van een 36-urige werkweek.8 Genoemd bedrag bestaat uit:

      • i) de beloning (de som van de periodiek betaalde beloningen en winstdelingen en bonusbetalingen);

      • ii) de belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen;

      • iii) beloningen betaalbaar op termijn, zoals vakantiegeld, 13e maand, werkgeversdeel pensioenbijdrage etc.

    • B. Deze eis is ook van toepassing voor aanvragers/penvoerders en mede-indieners die zijn gevestigd in een EU-lidstaat die is aangesloten bij de euro. Voor aanvragers/penvoerders en mede-indieners uit EU-lidstaten die niet zijn aangesloten bij de euro en voor aanvragers uit landen buiten de EU, geldt dat omrekening van de lokale valuta naar de euro geschiedt op grond van de voor het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend geldende corporate rates (zie: appendix II)9 die door het Ministerie worden gehanteerd.

    • C. Gelet op de koopkrachtgegevens gepubliceerd door EUROSTAT (comparative price levels 2017) geldt voor de volgende landen een aangepaste norm, op grond van het algemene inkomensniveau in de betreffende landen:

      • Noorwegen: NOK 2.343.565;

      • Zwitserland: CHF 295.399;

      • Japan: YEN 23.203.761;

      • VS/Canada: USD 217.310.

    • D. De maximale bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van de aanvrager/penvoerder en eventuele mede-indieners gevestigd in overige landen staat met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd in redelijke verhouding tot het niveau van de functie, de geografische ligging en de omvang en complexiteit van de organisatie.

  • 10) De aanvrager/penvoerder is in staat te zijn tot een adequaat financieel beheer en kan door ervaringsdeskundigheid met betrekking tot de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een doelgerichte en doelmatige uitvoering van de activiteiten waarborgen.10

  • 11) De aanvrager/penvoerder toont aan dat hij, en in geval van een alliantie ook zijn mede-indieners, een integriteitsbeleid heeft, dan wel hebben vastgesteld. De aanvrager/penvoerder toont aan dat hij, en in geval van een alliantie ook zijn mede-indieners, procedures heeft, dan wel hebben ingevoerd om aan dat beleid toepassing te kunnen geven. Dit integriteitsbeleid en deze procedures zijn er om ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag, daaronder begrepen seksuele misdragingen, jegens medewerkers en derden bij de uitvoering van de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft door de penvoerder, de mede-indieners en de door hen ingeschakelde partijen, zo veel mogelijk te voorkomen, in voorkomend geval te onderzoeken, met passende maatregelen zo spoedig mogelijk te doen beëindigen en de gevolgen daarvan te mitigeren. De procedures zijn zodanig ingericht dat een tijdige melding van incidenten aan de Minister is gewaarborgd.

B) Inhoudelijke criteria

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Subsidieaanvragen worden in aanvulling op de drempelcriteria ook beoordeeld op de volgende criteria:

  • 1. Inhoudelijke kwaliteit van de opgestelde aanvraag:

    • Het project is, waar mogelijk SMART.11 Het bevat een specifieke, meetbare, acceptabele, realistische en tijdgebonden vertaling van doelen in resultaten, activiteiten en middelen.

    • De wijze waarop het project bijdraagt aan de bevordering van de naleving van de mensenrechten, in het bijzonder de mensenrechten zoals genoemd in de actualisering van het mensenrechtenbeleid in de Mensenrechtenrapportage 2017 en de Kamerbrief over intensivering van het mensenrechtenbeleid, is duidelijk en overtuigend beschreven.

    • De concrete werkzaamheden die verricht worden ter realisering van het project zijn omschreven en voor de te verrichten werkzaamheden is een planning bijgevoegd.

    • Een gedetailleerde begroting, bestaande uit voorziene uitgaven en financiering is bijgevoegd, evenals een liquiditeitsprognose.

  • 2. Doeltreffendheid en doelmatigheid.

  • 3. Haalbaarheid, waarbij mede gelet wordt op realistische veronderstellingen, onder andere ten aanzien van de politieke realiteit.

  • 4. Relevantie geografische focus, in het bijzonder de mate waarin de mensenrechtensituatie en de mate van het functioneren van de rechtsstaat in de gekozen landen de activiteiten van het project rechtvaardigen en daarmee meerwaarde hebben.

  • 5. Duurzaamheid en solide financiële uitgangspunten, met name waar het gaat om de voortzetting van activiteiten na afloop van de Nederlandse overheidssteun en diversificatie van inkomstenbronnen.

  • 6. De mate waarin het project vernieuwend is.

  • 7. Kwaliteit van de aanvrager/penvoerder en eventuele mede-indiener(s), in het bijzonder de financiële en managementcapaciteit, transparantie, benodigde menskracht en middelen, aantoonbare ervaring met soortgelijke projecten en het hanteren van interne evaluatie- en monitoringsystemen.

  1. Stb. 2005, 137. ^ [1]
  2. Stcrt. 2005, 251. ^ [2]
  3. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/mensenrechtenfonds-kleine-activiteiten/. ^ [3]
  4. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/mensenrechten/mensenrechtenfonds-kleine-activiteiten/. ^ [4]
  5. Mensenrechtenrapportage en Kamerbrief. ^ [5]
  6. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/mensenrechten/mensenrechtenfonds-kleine-activiteiten/. ^ [6]
  7. Het aanvraagformulier is te vinden op: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/mensenrechten/mensenrechtenfonds-kleine-activiteiten/. ^ [7]
  8. Indien de maximale bezoldiging zoals vastgesteld in de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OS-sector 2019 wordt aangepast, kan het hier genoemde bedrag via een daartoe strekkend wijzigingsbesluit worden aangepast. ^ [8]
  9. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/mensenrechten/mensenrechtenfonds-kleine-activiteiten/. ^ [9]
  10. Artikel 4 Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. ^ [10]
  11. SMART staat voor: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. ^ [11]
Naar boven