Beleidsregel artikel 13 Wet veiligheidsonderzoeken

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 21-07-2019 t/m heden

Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 5 juli 2019, nr. 8fe5737c-0r1-2.0, houdende vaststelling van beleidsregels met betrekking tot de uitvoering van de Wet veiligheidsonderzoeken (Beleidsregel artikel 13 Wet veiligheidsonderzoeken)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene Wet bestuursrecht alsmede artikel 13 van de Wet veiligheidsonderzoeken;

BESLUIT:

Artikel 1. Definities en toepassing

  • 1 In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a. wet: Wet veiligheidsonderzoeken;

    • b. AIVD: Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst;

    • c. mededeling: de door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties af te geven mededeling, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet;

    • d. personnel security clearance: de door of namens de National Security Agency (NSA) af te geven verklaring, waarbij wordt bevestigd dat de betrokkene tot een bepaalde datum toegang mag hebben tot vertrouwelijke informatie tot een bepaald niveau;

    • e. verzoeker: een andere mogendheid of volkenrechtelijke organisatie;

    • f. volkenrechtelijke organisatie: een internationale organisatie die direct bindende besluiten kan nemen voor haar lidstaten of besluiten neemt die lidstaten naar eigen inzichten in nationale wetgeving kunnen vastleggen;

    • g. Nederlands verblijf: de periode dat betrokkene als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen als bedoeld in de Wet basisregistratie personen;

    • h. inschrijving: inschrijving als ingezetene in de basisregistratie personen als bedoeld in de Wet basisregistratie personen;

    • i. personen: de persoon of personen bedoeld in artikel 13 van de wet;

    • j. gegevens: gegevens als bedoeld in artikel 13, vierde lid, van de wet;

    • k. partner:

      • (1) de echtgenoot of geregistreerd partner van de betrokkene; of

      • (2) degene met wie betrokkene een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste of tweede graad; of

      • (3) degene ten aanzien van wie uit het veiligheidsonderzoek blijkt dat deze een duurzame affectieve relatie met betrokkene onderhoudt, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste of tweede graad.

  • 2 Deze beleidsregel bevat regels die worden toegepast bij de uitoefening van de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tot het doen van een mededeling in de zin van artikel 13, eerste lid, van de wet.

Artikel 2. Aanvraag personnel security clearance

Een volledig verzoek voor afgifte van een af te geven personnel security clearance wordt, zonder aan verzoeker te stellen nadere voorwaarden, in behandeling genomen.

Artikel 3. Aanvraag mededeling

  • 1 De minister neemt slechts de navolgende verzoeken om een mededeling in behandeling:

    • a. verzoeken die betrekking hebben op personen die in het bezit zijn van de Nederlandse nationaliteit;

    • b. verzoeken die betrekking hebben op personen die niet in het bezit zijn van de Nederlandse nationaliteit en die op het moment van het verzoek in Nederland verblijven;

    • c. verzoeken die betrekking hebben op personen die niet in het bezit zijn van de Nederlandse nationaliteit, als ingezetene in Nederland ingeschreven zijn geweest en niet langer dan 6 maanden voor de datum van indiening van een verzoek om een mededeling als ingezetene zijn uitgeschreven uit de basisregistratie personen.

    In overige gevallen wordt het verzoek onder opgave van redenen geretourneerd aan de verzoeker.

  • 2 Verzoeker dient de reden van zijn verzoek om afgifte van een mededeling over de in dat verzoek opgenomen persoon voldoende te onderbouwen en aan te geven welk niveau van veiligheidsonderzoek noodzakelijk is. Indien de onderbouwing naar het oordeel van de minister onvoldoende is om een veiligheidsonderzoek naar de in het verzoek opgenomen persoon te rechtvaardigen, kan het verzoek onder opgave van redenen geretourneerd worden aan verzoeker.

Artikel 4. Beoordelingsperiodes verblijf betrokkene en partner

  • 1 Bij een veiligheidsonderzoek ten behoeve van de afgifte van een mededeling of personnel security clearance op niveau A of vergelijkbaar niveau worden de gegevens over in beginsel een periode van tien jaar direct voorafgaande aan de aanmelding van de betrokkene voor het veiligheidsonderzoek beoordeeld. Bij een veiligheidsonderzoek op niveau B of vergelijkbaar niveau geldt in beginsel een periode van acht jaar. Bij een veiligheidsonderzoek op niveau C of vergelijkbaar niveau geldt in beginsel een periode van vijf jaar.

  • 2 Met betrekking tot de partner van de betrokkene worden in beginsel de gegevens over een periode van vijf jaar direct voorafgaande aan de aanmelding van de betrokkene voor het veiligheidsonderzoek beoordeeld.

  • 3 Voor de bepaling van de verblijfsduur van personen in Nederland is in beginsel de datum van inschrijving in de Basis registratie persoonsgegevens bepalend.

Artikel 5. Inhoud mededeling

  • 1 Een mededeling bevat de conclusies uit het veiligheidsonderzoek waarmee verzoeker mede in staat wordt gesteld een beslissing te nemen over onder andere aanname, positie en toegang van een persoon in verband met de door die mogendheid of volkenrechtelijke organisatie gehanteerde beveiligingsmaatregelen dan wel de vaststelling dat het verzoek onvoldoende gegevens heeft opgeleverd om op basis daarvan conclusies te kunnen trekken.

  • 2 Een mededeling bevat in beginsel slechts een conclusie over de periode dat personen in Nederland zijn ingeschreven.

  • 3 In afwijking van het tweede lid kan, ingeval de persoon of diens partner in het buitenland zijn verblijfsplaats heeft of heeft gehad en de persoon of diens partner in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit nader onderzoek worden uitgevoerd. Indien uit dit onderzoek voldoende verifieerbare gegevens over de betrokkene en/of diens partner blijken worden de conclusies uit het onderzoek in de mededeling begrepen.

Artikel 6. Weigering of intrekking van een personnel security clearance in verband met onvoldoende gegevens

  • 1 Het weigeren of intrekken van een personnel security clearance kan plaatsvinden als het veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens heeft opgeleverd om een oordeel te geven of sprake is van voldoende waarborgen dat de betrokkene voldoet aan de gestelde (minimum) eisen. Het veiligheidsonderzoek kan onvoldoende gegevens opleveren om een oordeel te geven indien de betrokkene en/of diens partner direct voorafgaande aan het veiligheidsonderzoek gedurende de in artikel 4 bedoelde beoordelingsperioden, in verband met verblijf in het buitenland, niet aantoonbaar aaneengesloten in Nederland heeft verbleven.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan bij een ontbrekende periode desondanks sprake zijn van voldoende waarborgen dat de betrokkene voldoet aan de gestelde (minimum) eisen. In het onderzoek moet daartoe over de ontbrekende periode voor de AIVD voldoende verifieerbare gegevens over de betrokkene en/of diens partner zijn gebleken, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende factoren:

    • a. de bestemming(en);

    • b. de reden van het verblijf of de verblijven;

    • c. de duur en de frequentie van het verblijf of de verblijven.

Artikel 7. justitiële en strafvorderlijke gegevens

  • 1 Bij de beoordeling van gegevens, als bedoeld in artikel 13, vierde lid, onder a van de wet wordt in ieder geval rekening gehouden met:

    • a. de aard van het gegeven;

    • b. het aantal binnen de beoordelingsperiode vastgelegde gegevens;

    • c. de strafbedreiging;

    • d. de pleegdatum van het strafbare feit;

    • e. de zwaarte van de opgelegde straf of maatregel waarop het gegeven betrekking heeft;

    • f. de leeftijd van betrokkene op de pleegdatum.

  • 2 Het weigeren of intrekken van een personnel security clearance kan plaatsvinden indien het naar betrokkene ingestelde veiligheidsonderzoek gegevens heeft opgeleverd betreffende het feit dat betrokkene en/of diens partner is veroordeeld voor het plegen van, dan wel deelnemen aan, dan wel een transactie heeft aanvaard voor een of meer misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een mogelijke gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.

  • 3 In een mededeling wordt in beginsel slechts in algemene zin weergegeven of er sprake is van justitiële gegevens als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 9. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel artikel 13 Wet veiligheidsonderzoeken.

Den Haag, 5 juli 2019

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.H. Ollongren

Naar boven