Regeling vakwedstrijden vmbo en mbo

[Regeling vervalt per 15-07-2025.]
Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 19-07-2019 t/m 31-07-2022

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 8 juli 2019, nr. MBO/5897553, houdende regels voor het verstrekken van subsidie ten behoeve van het organiseren van nationale vakwedstrijden in het voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs alsmede het voorbereiden op en deelname aan internationale vakwedstrijden in het beroepsonderwijs (Regeling vakwedstrijden vmbo en mbo)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluiten:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 3. Doel en te subsidiëren activiteiten

  • 1 De minister kan voor de boekjaren in de periode van 1 april 2020 tot en met 31 maart 2024 aan een of meer rechtspersonen jaarlijks een projectsubsidie verstrekken voor:

    • a. het organiseren van jaarlijkse nationale vakwedstrijden voor het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs in Nederland, waaronder de voorrondes en finale, en het stimuleren van deelname daaraan;

    • b. het organiseren van jaarlijkse nationale vakwedstrijden voor het beroepsonderwijs in Nederland, waaronder de voorrondes en finale, en het stimuleren van deelname daaraan; of

    • c. het voorbereiden van nationale deelnemers op de jaarlijkse internationale vakwedstrijden in het beroepsonderwijs alsmede de deelname van nationale deelnemers aan deze internationale vakwedstrijden in het beroepsonderwijs en de kosten die daaruit voortvloeien voor de deelnemers.

  • 2 De activiteiten hebben als doel om het vakgerichte onderwijs te promoten door jongeren en jongvolwassenen uit te dagen en te stimuleren het beste in zichzelf naar boven te halen en dit verder te ontwikkelen. De activiteiten hebben daarnaast als doel om andere jongeren en jongvolwassenen te inspireren en uit te nodigen beroepsonderwijs te gaan volgen. Daarnaast hebben de vakwedstrijden tot doel de diversiteit te borgen bij deelname van leerlingen dan wel studenten aan de nationale vakwedstrijden. Daartoe wordt in elk geval een breed aanbod van nationale vakwedstrijden georganiseerd dat een zo breed mogelijk scala van beroeps- of vakgerichte opleidingen bestrijkt.

Artikel 4. Subsidieplafond

Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is voor de periode van 1 april 2020 tot en met 31 maart 2024 per boekjaar beschikbaar:

Artikel 5. Subsidieaanvraag

  • 1 Voor het boekjaar 2020 wordt uiterlijk 15 oktober 2019 een aanvraag ingediend. De rechtspersoon waaraan subsidie voor het boekjaar 2020 is verstrekt, dient voor de boekjaren 2021, 2022 en 2023 uiterlijk 13 weken voor de aanvang van het boekjaar, waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, een aanvraag in.

  • 2 In aanvulling op artikel 3.3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS bevat de aanvraag voor het boekjaar 2020:

    • a. een meerjarenbegroting;

    • b. een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd; en

    • c. de laatst opgemaakte jaarrekening dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop.

  • 3 De in het tweede lid, onderdeel c, bedoelde bescheiden zijn voorzien van een controleverklaring van een accountant.

  • 5 Een aanvrager kan voor een of meer van de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, een aanvraag indienen.

  • 6 De subsidie wordt aangevraagd met het formulier dat is bekendgemaakt op de website www.dus-i.nl/subsidies/vakwedstrijden en kan via deze website worden ingediend.

Artikel 6. Wijze van verdeling beschikbare middelen

  • 1 Aanvragen die niet tijdig zijn ingediend, worden afgewezen.

  • 2 De aanvragen voor het boekjaar 2020 die in behandeling zijn genomen, worden zodanig gerangschikt dat de minister de aanvragen die naar verwachting meer geschikt zijn om bij te dragen aan de doelstellingen van de subsidieverstrekking, voorrang geeft.

  • 3 De minister beslist binnen 13 weken na afloop van de periode waarin de aanvragen kunnen worden ingediend gelijktijdig op de aanvragen.

  • 4 Per activiteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, ontvangt één rechtspersoon subsidie. Dezelfde rechtspersoon kan voor meer activiteiten subsidie ontvangen.

Artikel 7. Beoordeling subsidieaanvraag

Een aanvraag wordt aan de hand van de volgende criteria, zoals uitgewerkt in de bijlage behorende bij deze regeling, beoordeeld:

  • a. inhoud;

  • b. organisatie;

  • c. samenwerking;

  • d. financiering;

  • e. duurzaamheid; en

  • f. promotionele activiteiten.

Artikel 8. Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidieverstrekking worden geweigerd indien:

  • a. voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, ook uit andere hoofde aanspraak op subsidie bestaat;

  • b. de kosten niet in redelijke verhouding staan tot de beoogde resultaten; of

  • c. onvoldoende is aangetoond dat de geraamde kosten noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 9. Verplichtingen

  • 1 De subsidieontvanger zendt aan de minister jaarlijks vóór 1 oktober een voortgangsrapportage waarin de subsidieontvanger aangeeft wat de stand van zaken is met betrekking tot de activiteit.

  • 2 De subsidieontvanger vraagt aan de school of instelling, noch aan diens leerlingen of studenten een financiële bijdrage voor deelname aan de activiteit.

Artikel 11. Vaststelling

Indien de activiteit waarvoor de subsidie is verleend geheel is verricht en volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag dat bestaat uit de gerealiseerde kosten verminderd met de gerealiseerde bijdragen van derden en de begrote eigen bijdrage of de gerealiseerde eigen bijdrage indien deze hoger is dan de begrote eigen bijdrage tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag, verminderd met de maximaal toegestane toevoeging aan de egalisatiereserve voor zover een egalisatiereserve wordt aangehouden.

Artikel 12. Egalisatiereserve

  • 1 De subsidieontvanger kan een egalisatiereserve vormen.

  • 2 De egalisatiereserve bedraagt ten minste € 0 en ten hoogste 10% van het bij het besluit tot verlening bepaalde bedrag van de subsidie.

  • 3 De egalisatiereserve wordt in een boekjaar uitsluitend besteed aan de activiteit bedoeld in artikel 3, waarvoor de subsidieontvanger in dat boekjaar een subsidie heeft ontvangen, en die niet kan worden bekostigd uit de subsidie die is verleend ten behoeve van dat boekjaar.

Artikel 13. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 juli 2019. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 15 juli 2019, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 15 juli 2019.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 15 juli 2024.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vakwedstrijden vmbo en mbo.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

I.K. van Engelshoven

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

A. Slob

Bijlage

Deze bijlage hoort bij de Regeling vakwedstrijden vmbo en mbo

Onderstaande tabel geeft een nadere uitwerking van de criteria waarop een subsidieaanvraag wordt beoordeeld.

Criterium

Beschrijving criterium

Deelaspecten

Scoring

Organisatie

Er is inzichtelijk gemaakt hoe de wedstrijden georganiseerd en uitgevoerd gaan worden.

• De organisatie- en overlegstructuur met bijbehorende taken en verantwoordelijkheden is zodanig ingericht dat een succesvolle uitvoering van het plan van aanpak mogelijk is.

• De activiteitenplanning is uitvoerbaar en haalbaar in de aangegeven tijd.

• De risico’s en beheersmaatregelen zijn in kaart gebracht

• Evaluatie en bijsturing maakt onderdeel uit van het plan van aanpak.

• Aantoonbare ervaring met soortgelijke evenementen

Voor dit criterium wordt hoger gescoord als de aanvraag beter is uitgewerkt op:

• De beschrijving van de projectorganisatie;

• Integrale uitvoering van de organisatie van de nationale en internationale wedstrijden in het mbo. Door de uitvoering in handen van één organisatie te leggen, of door duidelijke afstemming met de uitvoeringsorganisatie(s) van de andere wedstrijden) te hebben;

• Regionale en sectorale verschillen bij de organisatie van de wedstrijden voor vo en mbo;

• Activiteitenniveau, door per fase aan te geven welke tussenresultaten op welk moment en op welke wijze behaald worden;

• Risicobeheersing. Doordat er sprake is van een duidelijke beschrijving van de risico’s met bijbehorende maatregelen, waaruit blijkt dat is nagedacht over mogelijke knelpunten en bedreigingen;

• De wijze van het verzamelen van (voortgangs-) informatie voor (tussentijdse) bijsturing;

• Informatieverstrekking over soortgelijke ervaringen door de aanvrager en het gebruik van deze kennis en ervaring voor de vakwedstrijden.

• Een vernieuwende aanpak.

Samenwerking

Er is een gedragen samenwerking met relevante actoren

Er is inzichtelijk gemaakt dat met diverse relevante actoren (scholen/ instellingen en bedrijfsleven) wordt samengewerkt doordat dit is opgenomen in een activiteitenplanning met een eventuele taakverdeling.

Voor dit criterium wordt hoger gescoord als de aanvraag beter is uitgewerkt op:

• Het beschrijven van de belangen en de behoeften van de relevante actoren;

• Het beschrijven van de inhoudelijke inbreng en deskundigheid van de relevante actoren bij het plan van aanpak;

• Draagvlakverbreding door het betrekken van (een vertegenwoordiging van) leerlingen/ studenten, docenten en praktijkopleiders bij de inhoudelijke invulling van de wedstrijden.

• Draagvlakverbreding door het betrekken van onderwijsinstellingen en bedrijfsleven bij de organisatie en inrichting van de wedstrijden.

Financiën

Er is een inzichtelijke en evenwichtige begroting die voldoet aan de eisen van de regeling.

• In de begroting is duidelijk weergegeven welke kosten (en mogelijke opbrengsten) door wie gemaakt worden.

• Uit de begroting blijkt dat de kosten in een redelijke verhouding (inzet uren, gehanteerd uurtarief, vergoeding te leveren goederen/ diensten) staan tot de beoogde activiteiten.

Voor dit criterium wordt hoger gescoord als de aanvraag beter is uitgewerkt op:

• De onderbouwing van (alle) kosten en opbrengsten;

• De kosten voor overhead, door deze zo laag mogelijk te houden;

• De verhouding tussen kosten en opbrengsten/ resultaten;

• De relatie tussen activiteitenplan en begroting;

Voor dit criterium kan hoger gescoord worden als er sprake is van cofinanciering (financieel, dan wel materieel).

Inhoud

Er is inzichtelijk gemaakt hoe de concrete uitwerking van de wedstrijden er uit gaat zien en hoe daarmee wordt bijgedragen aan de doelstelling van de regeling.

• Hoe wordt bijgedragen aan het versterken van het imago van het beroepsonderwijs.

• Hoe wordt bijgedragen aan het stimuleren van deelname van een zo groot mogelijk aantal jongeren/ jong volwassenen om beroeps- en vakgericht onderwijs te volgen en daarbij het beste in zich naar boven te halen.

• Hoe wordt bijgedragen aan het stimuleren van onderwijsinnovatie.

• Hoe ziet de inhoudelijke betrokkenheid van relevante actoren (scholen/ instellingen en bedrijfsleven) er uit.

• Is er sprake van diversiteit in betrokkenheid van diverse beroeps- en vakgerichte opleidingen

• Is er sprake van diversiteit in doelgroepbereik onder leerlingen/ studenten (goede afspiegeling van de gehele populatie aan leerlingen/ studenten)

Voor dit criterium wordt hoger gescoord als de aanvraag beter is uitgewerkt op:

• De bijdrage aan het versterken van het imago van het beroepsonderwijs;

• De bijdrage om het beste uit jongeren/jong volwassenen naar boven te halen;

• De inzet van andere onderwijsvormen en/ of nieuwe technologieën, als onderdeel van de wedstrijden;

• De inhoudelijke bijdrage van relevante actoren.

• Diversiteit in beroeps- en vakgerichte opleidingen;

• Diversiteit in de doelgroep leerlingen/ studenten.

Duurzaamheid

Er is aangegeven hoe het doel van de wedstrijden ook in de toekomst kan worden nagestreefd en hoe de voorgestelde aanpak daaraan bijdraagt.

• Jongeren/ jong volwassenen (blijvend) interesseren voor beroeps- en vakgericht onderwijs.

• Diversiteit van leerlingen aan deelname garanderen.

• Zorgdragen dat ontwikkelde producten aansluiten bij het onderwijsprogramma.

• Zorgdragen dat het bedrijfsleven structureel betrokken blijft.

Voor dit criterium wordt hoger gescoord als de aanvraag beter is uitgewerkt op:

• Visie over de wijze waarop de interesse van jongeren/ jong volwassenen voor beroeps- en vakgericht onderwijs (blijvend) kan worden gestimuleerd

• Visie over de wijze waarop de diversiteit van leerlingen/ studenten bij deelname kan worden gestimuleerd en geborgd.

• Visie over borging van ontwikkelde producten.

• Visie op het borgen van structurele betrokkenheid van het bedrijfsleven.

Promotie

Er is aangegeven hoe de zichtbaarheid van de wedstrijden wordt bevorderd. Daarbij is eveneens aangegeven hoe de deelname aan de wedstrijden door leerlingen/ studenten wordt vergroot in de looptijd van vier jaar.

• publiciteit creëren rond de wedstrijden/ communicatieplan

• aantal en variatie in deelnemers aan de wedstrijden

Voor dit criterium wordt hoger gescoord als de aanvraag beter is uitgewerkt op:

• de werkwijze om het aantal deelnemers aan de wedstrijden in de loop van vier jaar te vergroten;

• de werkwijze om het aantal betrokken bedrijven in de loop van vier jaar te vergroten.

• de werkwijze om de bekendheid van de vakwedstrijden bij een breed publiek(zoals ouders en toekomstige leerlingen) te vergroten.

Naar boven