Subsidieregeling ondersteuning zelfstandig vertrek 2019

[Regeling vervallen per 01-08-2023.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2019 t/m 14-07-2020

Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 12 december 2018, nummer 2433957, houdende regels voor de subsidiëring van projecten ter ondersteuning van zelfstandig vertrek van vreemdelingen uit Nederland (Subsidieregeling ondersteuning zelfstandig vertrek 2019)

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 48a van de Wet Justitie-subsidies,

Besluit:

Artikel 1. Definities

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • brutoloon: bruto salaris, inclusief eindejaarsuitkering of een beloning in de vorm van een dertiende maand, zijnde een vast bedrag of vastgesteld percentage van het salaris, dat werknemers als extra loon ontvangen, voor zover dit is geregeld in de geldende collectieve arbeidsovereenkomst of arbeidsovereenkomst, inclusief vakantiegeld, exclusief vergoedingen, bijzondere beloningen, winst- of prestatieafhankelijke uitkeringen;

  • directe loonkosten: loonkosten van personeel, waarbij sprake is van direct aan deelnemers van het project bestede uren, dan wel loonkosten welke direct te relateren zijn aan de uitvoering van subsidiabele activiteiten als bedoeld in de bijlagen A en B;

  • gemeenschapsonderdanen: onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie, onderdanen van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 en onderdanen van de Zwitserse Bondsstaat;

  • indirecte kosten: kosten die niet kunnen worden aangewezen als specifieke kosten van het project, en niet rechtstreeks verband houden met de uitvoering ervan;

  • minister: de Minister van Justitie en Veiligheid;

  • onderdaan van een derde land: eenieder die geen burger van de Europese Unie is in de zin van artikel 20, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • penvoerder: de door het samenwerkingsverband aangewezen penvoerende persoon of organisatie die deelneemt aan het samenwerkingsverband;

  • project: het specifieke praktische middel waarmee een subsidieontvanger een activiteit of meerdere activiteiten geheel of gedeeltelijk uitvoert;

  • projectperiode: periode tussen het tijdstip waarop activiteiten starten en worden afgerond;

  • REAN-programma: het programma ‘Return and Emigration Assistance from the Netherlands’;

  • vreemdeling: ieder die de Nederlandse nationaliteit niet bezit en niet op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander moet worden behandeld.

Artikel 2. Inleidende bepaling

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken voor projecten die zijn gericht op ondersteuning van zelfstandig vertrek van vreemdelingen om onrechtmatig verblijf te voorkomen of te beëindigen.

  • 2 De bepalingen in de bijlagen gelden in aanvulling op hetgeen in het algemeen deel van de regeling is vastgelegd.

Artikel 3. Aard van de projecten

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

De minister kan met inachtneming van deze regeling subsidie verstrekken voor projecten zonder winstoogmerk op het gebied van:

  • a. het bevorderen van het zelfstandig vertrek van vreemdelingen uit Nederland door hen te ondersteunen bij het zelfstandig vertrek en bij de herintegratie in het land van herkomst, met als doel het voorkomen of beëindigen van onrechtmatig verblijf van vreemdelingen in Nederland; of

  • b. het bieden van ondersteuning bij het zelfstandig vertrek uit Nederland van gemeenschapsonderdanen die zich in Nederland maatschappelijk niet kunnen handhaven en die niet over voldoende financiële middelen beschikken om op eigen gelegenheid uit Nederland te vertrekken.

Artikel 4. Aanvraagtijdvakken en subsidieplafond

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

De mogelijkheid tot het indienen van aanvragen om subsidie bestaat slechts gedurende door de minister vastgestelde aanvraagtijdvakken. De minister maakt de aanvraagtijdvakken vooraf bekend in de Staatscourant, onder vermelding van het subsidieplafond voor dat aanvraagtijdvak.

Artikel 5. Subsidieaanvrager

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

De subsidie met betrekking tot een project op het gebied als bedoeld in artikel 3, onderdelen a en b, wordt aangevraagd door een subsidieaanvrager, die is aangewezen in de bijlagen A en B bij deze regeling.

Artikel 6. De subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1 De subsidieaanvraag heeft steeds betrekking op één project.

  • 2 De looptijd van een project bedraagt maximaal 36 maanden. Het tijdvak van de subsidie vangt op zijn vroegst aan op het moment van ontvangst van de volledige subsidieaanvraag en uiterlijk zes maanden na ontvangst van de volledige subsidieaanvraag.

  • 3 Als meerdere organisaties in een project samenwerken, kan slechts één van hen de subsidie aanvragen. Indien het project wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband van organisaties, wordt bij de subsidieaanvraag een kopie van de door de subsidieaanvrager alsmede de samenwerkingspartner getekende samenwerkingsverklaring meegezonden. Als een project medegefinancierd wordt door een derde, wordt bij de subsidieaanvraag een ondertekende co-financieringsverklaring meegezonden. De co-financieringsverklaring vermeldt het bedrag van de co-financiering en of het bedrag een absolute bijdrage of een bedrag naar rato van de daadwerkelijk gemaakte kosten betreft.

  • 4 De subsidieaanvraag bevat in ieder geval:

    • a. een projectbeschrijving;

    • b. een begroting en financieringsplan;

    • c. een verklaring omtrent het gedrag van alle bestuurders van de rechtspersoon;

    • d. een uittreksel van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon;

    • e. de door het bestuur vastgestelde jaarrekening van het laatst aanwezige afgesloten boekjaar;

    • f. het bankrekeningnummer waarop het subsidiebedrag dient te worden gestort, inclusief een bewijs dat de bankrekening op naam van de aanvrager staat.

  • 5 De projectbeschrijving wordt ingediend onder gebruikmaking van een daartoe door de minister beschikbaar gesteld formulier. De projectbeschrijving bevat in ieder geval:

    • a. een beschrijving van de voorgenomen activiteiten, waaronder de aard, de omvang, de doelgroep en de regio waar de activiteiten worden uitgevoerd;

    • b. een beschrijving van de doelstelling, resultaten en producten die de subsidieaanvrager met de activiteiten nastreeft en de daarbij behorende indicatoren;

    • c. een beschrijving van de wijze waarop de activiteiten zullen worden uitgevoerd, verantwoord en geadministreerd;

    • d. de duur van de projectperiode;

    • e. een beschrijving van de benodigde operationele kwalitatieve en kwantitatieve capaciteit.

  • 6 De begroting wordt ingediend onder gebruikmaking van een daartoe door de minister beschikbaar gesteld formulier.

  • 7 Het financieringsplan bevat een beschrijving van de benodigde en beschikbare financiële capaciteit voor de uitvoering van de voorgenomen activiteiten.

  • 8 Op de aanvraag wordt uiterlijk dertien weken na ontvangst van de aanvraag beslist.

  • 9 Een aanvraag is volledig wanneer het formulier en de bijbehorende bijlagen volledig en juist zijn ingevuld en zijn ontvangen door de minister, zodat op basis van de verstrekte informatie de aanvraag kan worden beoordeeld.

  • 10 Desgevraagd verstrekt de subsidieaanvrager een nadere toelichting op de projectbeschrijving en de begroting.

  • 11 Projecten worden altijd uitgevoerd in samenwerking met of in afstemming met de Dienst Terugkeer en Vertrek. Een bewijs van de afspraken met de Dienst Terugkeer en Vertrek wordt bijgevoegd bij de aanvraag.

Artikel 7. Behandeling aanvragen

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1 Voor het bepalen van het bereiken van het subsidieplafond worden de subsidieaanvragen op volgorde van binnenkomst behandeld, waarbij alleen volledige subsidieaanvragen in behandeling worden genomen.

  • 2 Wanneer de subsidieaanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld zijn subsidieaanvraag aan te vullen, geldt als datum van binnenkomst de datum van ontvangst van de volledige subsidieaanvraag.

Artikel 8. Subsidieverlening

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

De beschikking vermeldt in ieder geval de projectperiode, het maximumbedrag van de subsidie, alsmede de doelgroep. Bij de bepaling van het maximumbedrag van de subsidie wordt uitgegaan van het totaal van de in artikel 11 genoemde kosten van het project, zoals door de subsidieaanvrager geraamd in zijn subsidieaanvraag, met dien verstande dat bepaalde, in de beschikking te vermelden kostenposten buiten beschouwing kunnen worden gelaten dan wel op een lager bedrag kunnen worden bepaald.

Artikel 9. Weigering van de subsidie

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

Een aanvraag tot verlening van subsidie kan in ieder geval door de minister geheel of gedeeltelijk worden afgewezen, indien:

  • a. de kosten van het project niet in een redelijke verhouding staan tot de daarvan te verwachten resultaten;

  • b. onvoldoende zekerheid bestaat over de financiering van de totale noodzakelijkerwijs ten behoeve van de voorbereiding en de uitvoering van het project te maken kosten;

  • c. onvoldoende zekerheid bestaat dat de administratie van de subsidieaanvrager zal voldoen aan de daaraan gestelde eisen;

  • d. onaannemelijk is dat met de door de subsidieaanvrager toegepaste werkwijze de met de subsidie beoogde doelstelling wordt bereikt;

  • e. onaannemelijk is dat de voorgenomen subsidiabele activiteiten en subsidiabele kosten eenvoudig te verantwoorden en te controleren zijn;

  • f. de voorgenomen subsidiabele kosten reeds uit hoofde van nationale of Europese subsidieprogramma’s worden gefinancierd zodanig dat de totale financiering van de subsidiabele kosten meer dan 100% bedraagt;

  • g. onaannemelijk is dat de subsidieaanvrager beschikt over operationele en financiële capaciteit voor de uitvoering van de voorgenomen activiteiten; of

  • h. anderszins op grond van diens eerdere subsidieverleningen voor vergelijkbare activiteiten niet aannemelijk is dat de subsidieaanvrager de activiteiten goed zal uitvoeren en aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen zal voldoen.

Artikel 10. Hoogte van de subsidie

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

De subsidie ten behoeve van projecten als bedoeld in artikel 3 bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten, maar ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde maximumbedrag.

Artikel 11. Subsidiabele kosten

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1 Ter uitvoering van de subsidiabele activiteiten van het project komen voor subsidiëring uitsluitend de volgende kostensoorten in aanmerking:

    • a. directe loonkosten voor zover deze berekend zijn op basis van het aantal werkelijk gerealiseerde uren tegen een individueel berekend tarief op basis van het brutoloon, vermeerderd met de werkgeverslasten en waarbij het aantal werkbare uren wordt berekend op basis van de normale arbeidsduur per jaar in uren minus het wettelijk aantal vakantie-uren per jaar minus de nationaal erkende officiële vrije feestdagen per jaar in uren. Bij een parttime dienstverband wordt het aantal uren naar rato bepaald;

    • b. specifieke uitgaven in verband met doelgroepen verstrekt aan vreemdelingen die Nederland aantoonbaar hebben verlaten;

    • c. reis- en verblijfskosten;

    • d. kosten van materieel;

    • e. afschrijvingskosten, voor zover deze betrekking hebben op het eerste lid, onderdeel d;

    • f. kosten van verbruiksgoederen, benodigdheden en algemene diensten met uitzondering van kantoorkosten;

    • g. kosten van onderaanneming, en

    • h. kosten van huur van onroerende zaken.

  • 2 De direct subsidiabele kosten, zoals bedoeld in het eerste lid, worden verhoogd met een opslag van maximaal 7% ter dekking van de indirecte kosten.

  • 3 De kosten van de door een subsidieontvanger verrichte eigen arbeid ten behoeve van het project worden, indien een berekening overeenkomstig het eerste lid, onderdeel a, niet mogelijk is, berekend door het aantal uren dat de betrokken persoon aan het project ten behoeve van deze activiteiten heeft gemaakt, te vermenigvuldigen met een vast uurtarief van € 39.

  • 4 De kosten van vrijwilligers worden berekend volgens de regels die zijn opgenomen in het Handboek Loonheffingen van de Belastingdienst.

  • 5 Om voor subsidie in aanmerking te komen dient voor opdrachten met een financieel belang van hoger dan € 10.000 de marktconformiteit aangetoond te worden. Voor opdrachten tot € 25.000 kan worden volstaan met een benchmarkprocedure. Voor opdrachten hoger of gelijk aan € 25.000 dient martkconformiteit te worden aangetoond door middel van een vergelijking van drie offertes.

  • 6 De kosten, bedoeld in het eerste lid, zijn daadwerkelijk gemaakt en betaald, waarbij de kosten ten laste van het project zijn gebleven en rechtstreeks aan de uitvoering of het beheer van het project zijn toe te rekenen.

Artikel 12. Niet subsidiabele kosten

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

Niet voor subsidiëring komen in aanmerking:

  • a. onredelijk of niet noodzakelijk gemaakte kosten voor uitvoering van het project of een onderdeel daarvan;

  • b. kosten van het project die qua prijsniveau niet in een redelijke verhouding staan tot de overeengekomen prestaties of hetgeen gebruikelijk is;

  • c. de aankoop, bouw of renovatie van onroerend goed;

  • d. belasting over de toegevoegde waarde, behalve indien deze krachtens het nationale recht inzake belasting over de toegevoegde waarde niet terugvorderbaar is;

  • e. fooien en geschenken;

  • f. representatiekosten en representatievergoedingen;

  • g. kosten van ontspanningsactiviteiten ten behoeve van personeelsleden van het project;

  • h. kapitaalopbrengsten, schulden en kosten van schulden, rente op schulden, voorzieningen voor eventuele toekomstige verliezen of schulden, verschuldigde rente, dubieuze vorderingen, boetes, financiële sancties, gerechtskosten en buitensporige of roekeloze uitgaven;

  • i. kosten van de inrichting van een kantoor zoals meubilair en kantoorkosten zoals kosten voor telefoon en internet, schoonmaakkosten, verzekeringen en energiekosten;

  • j. kosten gemaakt buiten de projectperiode, die benoemd is in de beschikking tot subsidieverlening, met uitzondering van kosten die na afloop van de projectperiode zijn gemaakt voor:

    • de directe loonkosten voor de projectcoördinatie en -administratie ten behoeve van het opstellen van de einddeclaratie;

    • de kosten voor onderaanneming ten behoeve van het opstellen van de einddeclaratie;

    • de directe loonkosten of de kosten van onderaanneming ten behoeve van de loonadministratie tot 13 weken na afloop van de projectperiode; en

    • de kosten van specifieke uitgaven in verband met doelgroepen tot 4 weken na afloop van de projectperiode;

  • k. bijdragen in natura, met uitzondering van de kosten, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b;

  • m. kosten voor woon-werkverkeer, tenzij een CAO van toepassing is waarin staat dat medewerkers recht hebben op vergoeding hiervan;

  • n. kosten, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, die in Nederland zijn gemaakt en zijn voorgeschoten door een deelnemer;

  • o. kosten die reeds uit anderen hoofde worden gefinancierd en bijvoorbeeld ten laste van andere subsidieprogramma’s komen; en

  • p. kosten die reeds uit hoofde van andere subsidieprogramma’s worden gefinancierd zodanig dat de totale financiering van de subsidiabele kosten meer dan 100% bedraagt.

Artikel 13. Bevoorschotting

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1 Na verlening van de subsidie voor een project met een looptijd van twee jaar of minder, wordt een voorschot verleend tot maximaal 50% van het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen maximum subsidiebedrag.

  • 2 Voor projecten met een looptijd van twee jaar of minder, wordt vier weken na verloop van de helft van het tijdvak waarvoor subsidie is toegekend, een aanvullend voorschot van maximaal 30% van het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen maximum subsidiebedrag verleend.

  • 3 Voor projecten met een looptijd van meer dan twee jaar, wordt na verlening van de subsidie een voorschot verleend tot maximaal 40% van het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen maximum subsidiebedrag. Na verloop van een jaar en na verloop van twee jaar wordt na ontvangst van een tussentijdse inhoudelijke en financiële rapportage, een aanvullend voorschot van maximaal 20% van het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen maximum subsidiebedrag verleend.

  • 4 Aan de subsidieontvanger kan een nadere financiële en inhoudelijke onderbouwing, inclusief specificatie van reeds gemaakte kosten alsmede zekerheid worden gevraagd ten behoeve van het verlenen van een voorschot.

  • 5 Het maximale voorschot per project bedraagt 80% van het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen maximum subsidiebedrag.

Artikel 14. Administratievoorschriften

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1 De subsidieontvanger houdt een inzichtelijke en controleerbare administratie bij met betrekking tot de uitvoering van het project en de in verband daarmee gemaakte kosten en gerealiseerde opbrengsten. Deze administratie bestaat uit een projectadministratie, waaronder voor zover van toepassing een deelnemersadministratie, en een financiële administratie waarin alle noodzakelijke gegevens tijdig, juist en volledig zijn vastgelegd en ten behoeve van de vaststelling van de subsidiabiliteit zijn te verifiëren met bewijsstukken.

  • 2 De volledige administratie is per project voor controle beschikbaar op een voor de subsidieontvanger vrij toegankelijke locatie.

  • 3 De projectadministratie geeft inzicht in de geplande en gerealiseerde prestaties in termen van deelnemers dan wel in termen van geleverde producten of diensten.

  • 4 De financiële administratie geeft inzicht in de subsidiabele kosten, de gerealiseerde opbrengsten en de wijze waarop deze kosten en opbrengsten aan het project worden toegerekend.

  • 5 Indien er in het project sprake is van deelnemers geeft de deelnemersadministratie inzicht in de subsidiabiliteit van de individuele deelnemer zelf en de verrichte activiteiten en behaalde resultaten per individuele deelnemer.

  • 6 Ter zake van de directe loonkosten en de kosten, bedoeld in artikel 11, derde lid, dient een door middel van een inzichtelijk tijdschrijfsysteem controleerbare urenverantwoording per werknemer aanwezig te zijn of een naar behoren gemotiveerd besluit van de organisatie waaruit blijkt dat de werknemer wordt ingezet voor taken die specifiek verband houden met de uitvoering van het project.

  • 7 De subsidieontvanger verstrekt desgevraagd aan door de minister dan wel door de minister daartoe aangewezen instanties inzage in of informatie uit de administratie. Tevens verstrekt hij de minister desgevraagd informatie over het project die voor monitoring en evaluatiedoeleinden gebruikt kunnen worden.

  • 8 In de administratie is een verklaring omtrent het gedrag opgenomen van alle personen die betrokken zijn bij de uitvoering van het project zoals de projectleider, projectmedewerkers en vrijwilligers. Voor personen die als onderaannemer werkzaam zijn geldt deze verplichting alleen als zij werkzaamheden uitvoeren die ook door een projectmedewerker kunnen worden uitgevoerd.

  • 9 De subsidieontvanger is verplicht om de voorschriften met betrekking tot de administratie die zijn opgenomen in de Handleiding administratie Subsidieregeling OZV 2019, op te volgen. Kosten die in strijd met de voorschriften die zijn opgenomen in deze regeling of handleiding zijn gemaakt of geadministreerd, komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 15. Beschikbaarheid van bescheiden

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1 De subsidieontvanger bewaart alle administratieve bescheiden die betrekking hebben op het gesubsidieerde project tot ten minste 7 jaar na afloop van de vaststelling van de subsidie dan wel tot een nader door de minister aan de subsidieontvanger schriftelijk bekend te maken termijn.

  • 2 Van alle administratieve bescheiden wordt het origineel bewaard. Hiervan kan worden afgeweken, indien het origineel conform de procedure in de handleiding voor de projectadministratie behorende bij deze regeling, wordt overgezet en bewaard op een andere gegevensdrager. Het overbrengen op een andere gegevensdrager geschiedt met juiste en volledige weergave van de gegevens en deze is de volledige bewaartermijn beschikbaar en kan binnen een redelijke tijd leesbaar worden gemaakt.

  • 3 De administratie is zodanig ingericht en wordt zodanig gevoerd en bewaard, dat controle daarvan binnen een redelijke termijn mogelijk is. Daartoe verleent de subsidieontvanger de benodigde medewerking met inbegrip van het verschaffen van het benodigde inzicht in de opzet en de werking van de administratie.

  • 4 De computersystemen die gebruikt worden voor documenten waarvan uitsluitend een elektronische versie bestaat, voldoen aan aanvaarde beveiligingsstandaarden die waarborgen dat de bewaarde documenten aan de nationale wettelijke eisen voldoen en dat er voor controledoeleinden op kan worden vertrouwd.

  • 5 Alle administratieve bescheiden zijn beschikbaar voor de subsidieontvanger. De subsidieontvanger is en blijft verantwoordelijk voor een correcte opslag van alle administratieve bescheiden, ook als hij een derde met de opslag belast.

Artikel 16. Rapportageverplichtingen

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1 Voor projecten die een tijdvak hebben van meer dan 12 maanden dient binnen 4 weken na afloop van een periode van 12 maanden na de datum van de start van het project een inhoudelijke en financiële voortgangsrapportage te worden ingediend, waarin rekening en verantwoording wordt afgelegd over de voortgang van het project waarvoor subsidie is verleend in die periode.

  • 2 Indien er omstandigheden optreden die de voortgang, inhoud of de administratieve organisatie van het project substantieel wijzigen of die anderszins belangrijke gevolgen kunnen hebben voor het recht op subsidie, doet de subsidieontvanger hiervan onverwijld mededeling aan de minister.

  • 3 De subsidieontvanger verleent aan door de minister dan wel door de minister daartoe aangewezen instanties medewerking aan het opstellen van evaluatierapporten met betrekking tot deze regeling, en draagt, indien het gesubsidieerde project niet in eigen beheer wordt uitgevoerd, er zorg voor dat de feitelijke uitvoerder van het project deze medewerking verleent.

  • 4 Over de voortgang van de ondersteuningstrajecten wordt op zaaksniveau informatie uitgewisseld met de minister.

Artikel 17. Einddeclaratie en subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1 De subsidieontvanger dient binnen dertien weken na beëindiging van het project een verzoek tot vaststelling van de subsidie in bij de minister. Bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt een inhoudelijke en financiële eindrapportage gevoegd.

  • 2 Voor projecten waarvoor een maximale subsidie is verstrekt van meer dan € 125.000, wordt bij het verzoek om vaststelling tevens een volgens het door de minister opgestelde accountantsprotocol opgestelde verklaring van een accountant gevoegd.

  • 3 De minister stelt binnen 22 weken na ontvangst van het verzoek tot vaststelling van de subsidie de subsidie vast.

Artikel 18. Openbaar maken subsidiedossier

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

Informatie uit het subsidiedossier wordt niet openbaar gemaakt wanneer de informatie niet voor iedereen toegankelijk is vanwege de vertrouwelijke aard ervan, met name omdat ze verband houdt met veiligheid, openbare orde, strafrechtelijk onderzoek en de bescherming van persoonsgegevens.

Artikel 19. Intrekking en terugvordering

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1 Onverminderd het bepaalde in afdeling 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht kan een beschikking tot subsidieverlening door de minister geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, en kunnen op basis daarvan uitbetaalde bedragen worden teruggevorderd:

    • a. indien het project wordt uitgevoerd in afwijking van de projectbeschrijving, voor zover de subsidieverlening daarop was gebaseerd;

    • b. indien de doelstellingen van het project niet of slechts ten dele worden gerealiseerd;

    • c. indien de subsidieontvanger niet of niet meer beschikt over de benodigde operationele en financiële capaciteit voor de uitvoering van de voorgenomen activiteiten;

    • d. op een daartoe strekkend verzoek van de subsidieontvanger; of

    • e. indien bij een controle onregelmatigheden in de administratie zijn aangetroffen en aanvrager deze niet of in onvoldoende mate heeft gecorrigeerd dan wel diens toelichting omtrent de onregelmatigheden onvoldoende wordt geacht.

  • 2 Gehele of gedeeltelijke intrekking van de beschikking tot subsidieverlening op grond van het eerste lid, onderdeel a, vindt niet plaats, indien de afwijking van het bij de subsidieaanvraag gevoegde projectbeschrijving vooraf aan de minister is voorgelegd en de minister daarmee schriftelijk heeft ingestemd. Voor zover de minister niet met afwijking heeft ingestemd, verricht de subsidieontvanger die activiteiten voor eigen rekening en risico.

  • 3 De minister kan het terug te vorderen bedrag verrekenen met een aan dezelfde subsidieontvanger in het kader van deze regeling verleende en nog te betalen subsidie, dan wel een andere verleende en nog te betalen subsidie.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 2 De Subsidieregeling ondersteuning zelfstandig vertrek blijft van toepassing op de financiële afwikkeling van subsidies, op basis van deze regeling verleend, die voor de vervaldatum zijn verleend en op eventuele bezwaar- en beroepsprocedures ten aanzien van die subsidies.

Artikel 21. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2024.

  • 3 Deze regeling blijft van toepassing op de financiële afwikkeling van subsidies, op basis van deze regeling verleend, die voor de vervaldatum zijn verleend en op eventuele bezwaar- en beroepsprocedures ten aanzien van die subsidies.

Artikel 22. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling ondersteuning zelfstandig vertrek 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s-Gravenhage, 12 december 2018

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

M.G.J. Harbers

Bijlage A. behorende bij artikel 3, onderdeel a

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

Artikel A1. Subsidieaanvrager

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

De subsidie wordt aangevraagd door een in Nederland gevestigde, niet-gouvernementele organisatie met rechtspersoonlijkheid naar Nederlands recht.

Artikel A2. Aanvraagtijdvak

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

Subsidieaanvragen met betrekking tot een project in het kader van deze bijlage worden door de minister ontvangen in het aanvraagtijdvak van 1 januari 2019 tot en met 30 september 2019.

Artikel A3. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1. Het maximale beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie bedraagt voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel A2, € 3.000.000.

  • 2. Het subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van ontvangst van de volledige subsidieaanvraag.

Artikel A4. Doel en doelgroep

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1. Een project heeft tot doel het bevorderen van het zelfstandig vertrek van vreemdelingen uit Nederland door hen te ondersteunen bij het zelfstandige vertrek en bij de herintegratie in het land van herkomst of bestemming. De nadruk ligt op activiteiten die erop gericht zijn vertrekplichtige vreemdelingen te bewegen tot zelfstandig vertrek uit Nederland.

  • 2. De doelgroep bestaat uit onderdanen van derde landen waarvoor een visumplicht om naar Nederland te reizen geldt en waarvan het land van herkomst of bestendig verblijf op de lijst met OESO-DAC-landen staat vermeld, die:

    • a. nog geen definitieve negatieve beslissing hebben ontvangen met betrekking tot hun verzoek om in Nederland te mogen verblijven, hun verzoek om een verblijfsvergunning en/of hun verzoek om internationale bescherming te genieten, en die ervoor kunnen kiezen gebruik te maken van de mogelijkheid om vrijwillig terug te keren;

    • b. in Nederland een verblijfsrecht, verblijfsvergunning hebben en/of internationale bescherming genieten in de zin van Richtlijn 2011/95/EU, of tijdelijke bescherming genieten in de zin van Richtlijn 2001/55/EG, en die ervoor hebben gekozen gebruik te maken van de mogelijkheid om vrijwillig terug te keren; of

    • c. zich op het grondgebied van Nederland bevinden en niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor toegang en/of verblijf in een lidstaat, onder meer de onderdanen van derde landen voor wie de verwijdering overeenkomstig artikel 9 en artikel 14, eerste lid, van de Richtlijn 2008/115/EG, is uitgesteld.

  • 3. In afwijking van het tweede lid zijn uitgesloten vreemdelingen:

    • a. die beschikken over voldoende financiële middelen om op eigen gelegenheid uit Nederland te vertrekken;

    • b. die zich niet naar Nederland hebben begeven met de intentie zich voor lange duur alhier te vestigen;

    • c. met de nationaliteit van Algerije, Egypte, Kosovo, Libanon, Marokko, Mongolië, Tunesië, Turkije, Rusland en Wit-Rusland;

    • d. die onvoldoende medewerking verlenen aan de Internationale Organisatie voor Migratie om zelfstandig terug te keren via het REAN-programma;

    • e. van wie het vertrek uit Nederland een doorkruising betekent van een strafrechtelijk vervolgingstraject waar hij bij betrokken is;

    • f. die in de afgelopen vijf jaar met assistentie van de Internationale Organisatie voor Migratie uit Nederland zijn vertrokken of op kosten van de Nederlandse overheid zelfstandig zijn vertrokken of zijn uitgezet;

    • g. waarbij het vertrek met ondersteuning van een terugkeerproject maatregelen ter uitvoering van de uitzetting doorkruist;

    • h. die deelnemen aan een ander project waarbij ondersteuning in natura bij terugkeer wordt verstrekt;

    • i. die een zwaar inreisverbod van meer dan vijf jaar opgelegd hebben gekregen dan wel veroordeeld zijn voor zedenmisdrijven, doodslag, moord, mensenhandel of mensensmokkel; of

    • j. van wie de asielaanvraag is afgewezen op grond van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag.

Artikel A5. Subsidiabele activiteiten

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

Projecten zijn uitsluitend gericht op de volgende activiteiten:

  • a. vreemdelingen te bewegen tot zelfstandig vertrek uit Nederland;

  • b. vreemdelingen voor te bereiden op zelfstandig vertrek uit Nederland, en

  • c. vreemdelingen perspectief te bieden op herintegratie in het land van herkomst of bestemming na vertrek.

Artikel A6. Aanvullende eisen aanvraag

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1. Bij de subsidieaanvraag wordt een samenwerkingsverklaring meegestuurd waarin de afspraken staan vermeld die met de minister zijn gemaakt.

  • 2. Voor projecten die zich richten op een specifieke Nederlandse regio dient een samenwerkingsverklaring van de gemeente waar de activiteiten in hoofdzaak worden uitgevoerd of waar de stichting is gevestigd, meegestuurd te worden met de subsidieaanvraag.

Artikel A7. Specifieke eisen aan het project

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1. Een project dient zich te richten op vreemdelingen die zich in een specifieke regio in Nederland bevinden of op een specifieke doelgroep.

  • 2. Onder specifieke Nederlandse regio wordt verstaan een regio die een geografische eenheid vormt zoals één of meer aaneengesloten provincies of een van de vijf grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Eindhoven), eventueel met de daar omliggende regio.

  • 3. Onder specifieke doelgroep wordt onder andere, maar niet limitatief, verstaan, vreemdelingen uit een bepaald land of bepaalde regio van herkomst, alleenstaande minderjarige vreemdelingen en gezinnen met minderjarige kinderen.

  • 4. De minister houdt bij de beoordeling van subsidieaanvragen rekening met een evenwichtige spreiding van terugkeerprojecten over Nederlandse regio’s en specifieke doelgroepen. Een subsidieaanvraag kan worden afgewezen als er al een ander terugkeerproject wordt uitgevoerd in dezelfde of deels overlappende regio of zich richt op dezelfde of een vergelijkbare doelgroep.

  • 5. Projecten worden uitgevoerd in nauw overleg met een lokale afdeling van de minister. De minister geeft aan welke afdeling namens de minister het aanspreekpunt wordt voor de lokale samenwerking. Met de minister worden van tevoren afspraken gemaakt over de samenwerking. Deze afspraken behelzen onder andere hoe vaak er onderling overleg plaatsvindt over de voortgang van het terugkeertraject van individuele deelnemers, de (opvang)locaties waar de organisatie actief is en de frequentie van spreekuren en/of voorlichtingsbijeenkomsten op locaties.

  • 6. De deelname van iedere individuele deelnemer dient ter verificatie aan de minister te worden voorgelegd via een daarvoor beschikbaar gesteld formulier. De minister toetst of een deelnemer voldoet aan de doelgroep zoals omschreven in artikel A4. De verificatieprocedure staat omschreven in de handleiding projectadministratie.

  • 7. De deelname van iedere individuele deelnemer aan een project is beperkt tot vier maanden vóór vertrek en zes maanden na vertrek. Deze periodes kunnen in overleg met de minister worden verlengd. Deelname aan een project kan voortijdig worden beëindigd door de minister omdat de deelname de gedwongen terugkeer belemmert of omdat er geen uitzicht is op zelfstandig vertrek via het REAN-programma. Er is in beginsel geen uitzicht op vertrek via het REAN-programma als een deelnemer zich na drie maanden nog niet heeft ingeschreven voor het REAN-programma.

  • 8. De subsidieontvanger dient de minister maandelijks te informeren over de voortgang van het ondersteuningstraject en de voorbereiding van het feitelijk traject van iedere deelnemer door middel van het door de minister beschikbaar gestelde formulier.

  • 9. Indien een vreemdeling niet meer deelneemt aan het project dient de subsidieontvanger de minister daarvan onverwijld in kennis te stellen door middel van het door de minister beschikbaar gestelde formulier.

  • 10. Voor iedere deelnemer aan het project wordt een persoonlijk herintegratieplan opgesteld. In het herintegratieplan wordt in ieder geval beschreven welke belemmeringen er zijn voor terugkeer en herintegratie en hoe deze kunnen worden weggenomen, waaruit de herintegratieondersteuning bestaat die de vreemdeling rechtstreeks ten goede komt en hoe die ondersteuning bijdraagt aan de duurzame economische en sociale herintegratie van de betreffende vreemdeling. De herintegratieondersteuning kan alleen ten goede komen aan vreemdelingen die Nederland daadwerkelijk verlaten. De ondersteuning is gericht op het verwerven van inkomsten om te voorzien in het eigen levensonderhoud na terugkeer en/of op de sociale herintegratie in de lokale gemeenschap of familie. De herintegratieondersteuning kan gericht zijn op het opzetten van een eigen bedrijf, maar kan bijvoorbeeld ook bestaan uit tijdelijke huisvesting na terugkeer of scholing.

  • 11. Herintegratieondersteuning wordt bij voorkeur verstrekt in het land van herkomst dan wel na het overschrijden van de Nederlandse buitengrens. Bij uitzondering kan de herintegratieondersteuning in Nederland worden verstrekt als dit gebeurt met het oog op aanwending van de ondersteuning in het land van herkomst en de ondersteuning uiterlijk de dag voor het geplande vertrek uit Nederland wordt overhandigd aan de deelnemer.

Artikel A8. Aanvullende eisen subsidiabele kosten

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1. De specifieke uitgaven in verband met doelgroepen die direct ten goede komen aan de vreemdeling bedragen maximaal:

    • a. € 1.800 per volwassenen vreemdeling;

    • b. € 2.800 per minderjarige vreemdeling.

  • 2. Van de ondersteuning die direct ten goede komt aan de vreemdeling mag maximaal € 300 in contanten worden verstrekt. De overige ondersteuning bestaat uit ondersteuning in natura. De ondersteuning in natura kan in beginsel niet bestaan uit het verstrekken van consumentenelektronica of kleding.

  • 3. De ondersteuning die direct ten goede komt aan de vreemdeling dient gebaseerd te zijn op een individueel herintegratieplan als bedoeld in artikel A7, tiende lid. De kosten van verstrekte ondersteuning die niet aansluit bij het herintegratieplan is niet subsidiabel.

  • 4. De ondersteuning die direct ten goede komt aan de vreemdeling is alleen subsidiabel voor deelnemers van wie de deelname na verificatie als bedoeld in artikel A7, zesde lid, is goedgekeurd door de minister.

  • 5. Kosten voor training, opleiding en begeleiding van een deelnemer in Nederland, komen niet ten laste van de kosten die de vreemdeling direct ten goede komen. Deze activiteiten worden beschouwd als activiteiten die een vreemdeling bewegen tot of voorbereiden op hun vertrek uit Nederland en vallen onder de kostenpost 'verbruiksgoederen, benodigdheden en algemene diensten'.

  • 6. Kosten voor ondersteuning die direct ten goede komt aan de vreemdeling zijn alleen subsidiabel als deze:

    • a. in Nederland zijn gemaakt en direct zijn betaald door de subsidieontvanger;

    • b. buiten Nederland zijn gemaakt en zijn gecontroleerd en goedgekeurd door een lokale partner van de subsidieontvanger waarmee de subsidieontvanger een overeenkomst heeft gesloten die is opgenomen in de projectadministratie.

  • 7. De kosten voor herintegratie in het land van bestemming, niet zijnde het land van herkomst, zijn alleen subsidiabel als het land van bestemming op de lijst met OESO-DAC-landen staat vermeld.

Artikel A9. Niet-subsidiabele kosten

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

Kosten voor het feitelijk vertrek van een vreemdeling en kosten voor medische begeleiding, medische behandeling of medicijnen, die via het REAN-programma vergoed kunnen worden, komen niet in aanmerking voor subsidie. De kosten voor het feitelijk vertrek bestaan in ieder geval uit reiskosten voor het vertrek uit Nederland, kosten voor het verkrijgen van een reisdocument bij een diplomatieke vertegenwoordiging en kosten voor begeleiding tijdens de reis.

Artikel A10. Hoogte van de subsidie

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt minimaal € 25.000 en maximaal € 450.000 per project per tijdvak van 12 maanden, maar ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde maximumbedrag.

  • 2. Organisaties die nog geen ervaring hebben met het organiseren van terugkeerprojecten die door de minister worden gesubsidieerd, komen in aanmerking voor een maximale subsidie van € 150.000.

  • 3. Een subsidie van meer dan € 300.000 per tijdvak van 12 maanden wordt alleen verstrekt aan organisaties:

    • a. die eerder vergelijkbare activiteiten hebben uitgevoerd met subsidie van de minister;

    • b. waarvan de minister heeft vastgesteld dat de organisatie zich heeft gehouden aan de verplichtingen die aan de eerder verleende subsidie waren verbonden, en

    • c. die tijdens de twaalf maanden voorafgaand aan het indienen van de subsidieaanvraag minstens 40 vreemdelingen hebben begeleid die in deze periode ook daadwerkelijk uit Nederland zijn vertrokken.

Artikel A11. Weigering van de subsidie

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

De subsidieaanvraag wordt afgewezen als de begrote kosten per terugkerende vreemdeling hoger zijn dan € 8.000.

Bijlage B. behorende bij artikel 3, onderdeel b

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

Artikel B1. Subsidieaanvrager

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

De subsidie wordt aangevraagd door een in Nederland gevestigde, niet-gouvernementele organisatie met rechtspersoonlijkheid naar Nederlands recht die minstens 5 jaar ervaring heeft met het uitvoeren van een landelijk terugkeerproject dat is gericht op de terugkeer van gemeenschapsonderdanen.

Artikel B2. Aanvraagtijdvak

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

Subsidieaanvragen met betrekking tot een project in het kader van deze bijlage worden door de minister ontvangen in het aanvraagtijdvak van 1 januari 2019 tot en met 30 september 2019.

Artikel B3. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1. Het maximale beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie bedraagt voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel B2, € 1.500.000.

  • 2. Het subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van ontvangst van de volledige subsidieaanvraag.

Artikel B4. Doel en doelgroep

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1. Een project heeft tot doel om het daadwerkelijk vertrek te organiseren van gemeenschapsonderdanen die zich in Nederland maatschappelijk niet kunnen handhaven en die niet over voldoende financiële middelen beschikken om op eigen gelegenheid uit Nederland te vertrekken. De achterliggende doelstelling van deze regeling is om lokale overlast en de kosten die gemeenten en andere lokale organisaties zoals de GGD maken voor de opvang, begeleiding en medische behandeling van deze doelgroep, te beperken.

  • 2. De doelgroep van de projecten zijn gemeenschapsonderdanen die de intentie hadden om zich voor langere duur in Nederland te vestigen, die het niet gelukt is om in Nederland voldoende inkomsten te genereren om in hun eigen levensonderhoud te voorzien, die niet over voldoende financiële middelen beschikken om op eigen gelegenheid uit Nederland te vertrekken en die sociaal maatschappelijke begeleiding nodig hebben bij hun terugkeer of herintegratie.

Artikel B5. Subsidiabele activiteiten

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1. Projecten zijn uitsluitend gericht op de volgende activiteiten:

    • a. gemeenschapsonderdanen te bewegen tot zelfstandig vertrek uit Nederland;

    • b. gemeenschapsonderdanen voor te bereiden op zelfstandig vertrek uit Nederland;

    • c. het organiseren van het daadwerkelijk vertrek uit Nederland van gemeenschapsonderdanen, en

    • d. gemeenschapsonderdanen te ondersteunen bij de herintegratie in het land van herkomst na vertrek.

  • 2. Herintegratieactiviteiten, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, zijn gericht op gemeenschapsonderdanen met ernstige medische of verslavingsproblemen of die geen sociaal netwerk hebben om op terug te vallen.

Artikel B6. Specifieke eisen aan het project

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1. De activiteiten worden landelijk uitgevoerd in nauwe samenwerking met gemeenten en maatschappelijke organisaties. Projecten zonder landelijke dekking komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 2. De subsidieontvanger houdt een registratie bij waaruit blijkt of een deelnemer voldoet aan de doelgroep van het project. In deze registratie zijn in ieder geval de personalia en nationaliteit van de deelnemer, de Nederlandse gemeente waar de deelnemer verblijft en de plaats waar de deelnemer naar toe terugkeert, opgenomen.

  • 3. Voor deelnemers waarvoor in het land van herkomst herintegratieondersteuning wordt georganiseerd, wordt een herintegratieplan opgesteld. Uit het herintegratieplan blijkt de noodzaak tot het verstrekken van herintegratieondersteuning en bevat in ieder geval een beschrijving van de verstrekte ondersteuning.

  • 4. Deelnemers dienen een formulier te ondertekenen voor de ontvangst van het vervoersbewijs en de ondersteuningsbijdrage. Het ondertekende formulier maakt onderdeel uit van de projectadministratie.

  • 5. Gemeenschapsonderdanen die in de afgelopen vijf jaar met assistentie van een terugkeerproject uit Nederland zijn vertrokken, komen in beginsel niet in aanmerking voor deelname aan het project. Als sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals ernstige verslavingsproblematiek, kan een uitzondering worden gemaakt. De subsidieontvanger registreert de uitzonderingen die zij maakt en bespreekt deze periodiek met de minister.

  • 6. In afwijking van artikel 14, achtste lid, is het niet noodzakelijk om van gemeenschapsonderdanen die tijdelijk werkzaam zijn voor het project, een verklaring omtrent het gedrag in de projectadministratie op te nemen.

Artikel B7. Aanvullende eisen aanvraag

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

Bij de subsidieaanvraag wordt een cofinancieringsverklaring ingediend van de Nederlandse gemeenten die het project mede financieren.

Artikel B8. Aanvullende eisen subsidiabele kosten

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1. De specifieke uitgaven in verband met doelgroepen die direct ten goede komen aan de gemeenschapsonderdaan worden, op de ondersteuningsbijdrage na, in natura verstrekt. Deze kosten kunnen bestaan uit:

    • a. reiskosten van een deelnemer naar het land van herkomst;

    • b. herintegratiekosten in het land van herkomst van maximaal € 1.000 per deelnemer;

    • c. een ondersteuningsbijdrage ter dekking van eerste levensbehoeften tijdens de terugreis van maximaal € 20 per deelnemer;

    • d. Kosten van medische of sociaal-maatschappelijke begeleiding tijdens de terugreis.

  • 2. De reiskosten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bestaan uit een bus- of vliegticket waarbij gekozen wordt voor de meest economische optie. Als de deelnemer tijdens zijn terugreis wordt begeleid door een medische of sociaal-maatschappelijke begeleider, wordt een vliegticket als de meest economische optie beschouwd.

  • 3. De herintegratiekosten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kunnen onder andere bestaan uit onderdak, sociale begeleiding, medische behandeling en ondersteuning bij het afkicken van een verslaving. Alleen herintegratiekosten die binnen drie maanden na terugkeer zijn gemaakt komen voor subsidie in aanmerking.

  • 4. Als het vanuit medisch of sociaal oogpunt noodzakelijk is, kan de gemeenschapsonderdaan tijdens zijn reis begeleid worden door een medische of sociaal-maatschappelijke begeleider. De noodzaak van de begeleiding dient uit het persoonlijke dossier van de deelnemer te blijken.

  • 5. Reis- en verblijfskosten van projectmedewerkers die niet permanent in Nederland wonen, die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten en die tijdelijk voor het project werkzaam zijn, zijn subsidiabel onder de kostenpost reis- en verblijfskosten. Als er gedurende de projectperiode een aparte woning wordt gehuurd voor het verblijf van deze buitenlandse medewerkers, dan vallen de woonlasten onder de kostenpost 'huur van onroerende zaken'.

  • 6. Kosten voor opvang van gemeenschapsonderdanen in Nederland zijn alleen subsidiabel als deze ter overbrugging van de periode tot het vertrek uit Nederland noodzakelijk zijn en de duur van de opvang beperkt is tot maximaal zeven dagen voor de dag van het vertrek.

Artikel B9. Hoogte van de subsidie

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

  • 1. De subsidie ten behoeve van projecten als bedoeld in deze bijlage bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten, maar ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde maximumbedrag. De overige subsidiabele kosten van het project dienen gefinancierd te worden door Nederlandse gemeenten.

  • 2. De kosten van een project dienen in een redelijke verhouding te staan tot de daarvan te verwachten resultaten.

Artikel B10. Weigering van de subsidie

[Regeling vervallen per 01-08-2023]

De subsidieaanvraag wordt afgewezen als de begrote kosten per terugkerende vreemdeling hoger zijn dan € 2.500.

Naar boven