Stb. 2019, 260, datum inwerkingtreding 18-07-2019, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2019.
Het twaalfde lid wordt vernummerd tot het dertiende lid, en het dertiende en veertiende
lid worden vernummerd tot het zestiende en negentiende lid.
Na het elfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
12 Zolang een burgemeester niet is ontslagen of herbenoemd, blijven in plaats van artikel
3.3.2 voor hem artikel 30, tweede en vierde lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters,
zoals dat luidde voor de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk 3 van dit besluit,
en de op het vijfde lid van dat artikel gebaseerde nadere regels van toepassing, indien
hem in 2018 een tegemoetkoming of een vergoeding op grond van dat artikel is verleend.
Na het dertiende lid (nieuw) worden twee leden ingevoegd, luidende:
14 Zolang een wethouder niet is afgetreden of herbenoemd, blijven in plaats van artikel
3.3.2 voor hem artikel 27a, tweede en vierde lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders,
zoals dat luidde voor de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk 3 van dit besluit,
en de op het vijfde lid van dat artikel gebaseerde nadere regels van toepassing, indien
hem in 2018 een tegemoetkoming of een vergoeding op grond van dat artikel is verleend.
15 Zolang een raads- of commissielid niet is afgetreden of herbenoemd, blijven in plaats
van artikel 3.3.2 voor hem artikel 7a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden,
zoals dat luidde voor de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk 3 van dit besluit,
en de op het vijfde lid van dat artikel gebaseerde nadere regels van toepassing, indien
hem in 2018 een tegemoetkoming of een vergoeding op grond van dat artikel is verleend.
Stb. 2019, 260, datum inwerkingtreding 18-07-2019, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 28-03-2019.
17 Ten aanzien van de leden van gedeputeerde staten die op de dag voor de inwerkingtreding
van hoofdstuk 2 in functie waren, blijven de regels die zijn gesteld bij of krachtens
het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, zoals die op die dag luidden, van toepassing
tot het tijdstip waarop deze leden op grond van artikel 41, eerste lid, van de Provinciewet
aftreden.
18 Ten aanzien van de leden van het dagelijks bestuur van de waterschappen die op de
dag voor de inwerkingtreding van hoofdstuk 4 in functie waren, blijven de regels die
zijn gesteld bij of krachtens hoofdstuk 3 van het Waterschapsbesluit, zoals die op
die dag luidden, van toepassing tot het tijdstip waarop deze leden op grond van artikel
41, vierde lid, van de Waterschapswet aftreden.