Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar

Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 01-01-2019 t/m 03-07-2019

Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 4 oktober 2018, nr. 2373750, tot vaststelling van domeinen voor de opsporingsbevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar (Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar)

Artikel 2

Een verwijzing in een akte van opsporingsbevoegdheid, een aanwijzing als bedoeld in artikel 142, tweede lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering of een akte van beëdiging als bedoeld in artikel 19 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar naar een domein zoals opgenomen in de Beleidsregels buitengewoon opsporingsambtenaar, geldt als een verwijzing naar dat domein zoals opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 19 september 2018.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 4 oktober 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Bijlage als bedoeld in artikel 1 van de Regeling domeinen buitengewoon opsporingsambtenaar

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Domein I. Openbare ruimte

De boa Openbare ruimte is belast met de opsporing van de strafbare feiten in de volgende wettelijke voorschriften voor zover noodzakelijk voor een goede uitoefening van de functie en de daaraan gekoppelde taakomschrijving, tenzij de wet zich daartegen verzet.

Domein II. Milieu, welzijn en infrastructuur

De boa Milieu, welzijn en infrastructuur is belast met de opsporing van de strafbare feiten in de volgende wettelijke voorschriften voor zover noodzakelijk voor een goede uitoefening van de functie en de daaraan gekoppelde taakomschrijving, tenzij de wet zich daartegen verzet.

Domein III. Onderwijs

De boa Onderwijs is belast met de opsporing van de strafbare feiten in de volgende wettelijke voorschriften voor zover noodzakelijk voor een goede uitoefening van de functie en de daaraan gekoppelde taakomschrijving, tenzij de wet zich daartegen verzet.

Domein IV. Openbaar vervoer

De boa Openbaar Vervoer is belast met de opsporing van de strafbare feiten in de volgende wettelijke voorschriften voor zover noodzakelijk voor een goede uitoefening van de functie en de daaraan gekoppelde taakomschrijving, tenzij de wet zich daartegen verzet.

Domein V. Werk, inkomen en zorg

De boa Werk, inkomen en zorg is belast met de opsporing van de strafbare feiten in de volgende wettelijke voorschriften voor zover noodzakelijk voor een goede uitoefening van de functie en de daaraan gekoppelde taakomschrijving, tenzij de wet zich daartegen verzet.

Domein VI. Generieke opsporing

De boa generieke opsporing is bevoegd om te handhaven op de volgende artikelen en wetten voor zover noodzakelijk voor een goede uitoefening van de functie en de daaraan gekoppelde taakomschrijving, tenzij de wet zich daartegen verzet.

  • 1. Alle strafbare feiten voor zover noodzakelijk voor een goede uitoefening van de betreffende functie en het daaraan gekoppelde takenpakket;

  • 2. Verordeningen en/of keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen;

  • 3. Andere strafbare feiten, indien hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek of voor een concreet project door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek of project.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2019, 36371, datum inwerkingtreding 04-07-2019, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2019.

Domein II. Milieu, welzijn en infrastructuur

De boa Milieu, welzijn en infrastructuur is belast met de opsporing van de strafbare feiten in de volgende wettelijke voorschriften voor zover noodzakelijk voor een goede uitoefening van de functie en de daaraan gekoppelde taakomschrijving, tenzij de wet zich daartegen verzet.

  • 1. Algemene wet inzake rijksbelastingen;

  • 2. Herziene Rijnvaartakte;

  • 3. Meetbrievenwet 1981;

  • 4. Rijkswet Noodvoorzieningen Scheepvaart;

  • 5. Schepenwet;

  • 6. Uitvoeringswet Visserijverdrag 1967;

  • 7. Vaarplichtwet;

  • 8. Verordeningen en/of keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen;

  • 9. Artikelen 30 en 34 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen;

  • 10. Wet beheer rijkswaterstaatswerken;

  • 11. Wet behoud scheepsruimte 1939;

  • 12. Wet op de dierproeven;

  • 13. Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden;

  • 14. Wet openbare manifestaties;

  • 15. De in de artikelen 1 en 1a van de Wet op de economische delicten genoemde wettelijke voorschriften, wetten en EU-verordeningen. Ten aanzien van het bepaalde bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) is, met uitzondering van de opsporingsambtenaren, aangewezen in artikel 1, onder b, van het Besluit aanwijzing toezichthouders en opsporingsambtenaren Inspectie Leefomgeving en Transport betreffende vervoerswetgeving, de bevoegdheid van de boa daarbij beperkt tot de volgende artikelen:

    • a. de artikelen 34, eerste tot en met vierde lid, en 35 WVW;

    • b. alleen voor stilstaand verkeer: artikel 5 WVW en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV);

    • c. voor zover van toepassing ook voor rijdend verkeer: de artikelen 4, 5, 6, 8, 10, 28, 57, 60 en 82 RVV, en artikel 62 RVV juncto bijlage I hoofdstuk C (geslotenverklaring) en D (rijrichting) RVV. Handhaving op het negeren van een C- of D-bord is toegestaan voor zover de handhaving betrekking heeft op het tegengaan van overlast of op de bescherming van het milieu of de natuur.

      Digitaal handhaven is slechts mogelijk voor het negeren van een C-bord of voor de overtreding van artikel 5, 6 of 10 RVV die volgt uit het negeren van een G-bord. De toepasselijke kaders voor digitaal handhaven door gemeenten zijn te vinden op www.om.nl/geslotenverklaring;

  • 16. Artikelen 141, 157, 160 t/m 163, 172, 173, 173a, 173b, 174, 175, 177, 179, 180, 181, 182, 184, 184a, 185, 198, 199, 216 t/m 225, 227b, 230, 231, tweede lid, 239, 240a, 266 juncto 267, onder 2°, 284, 285, 300 juncto 304, onder 2°, 307, 308, 310, 311, 314, 315, 321, 326, 329, 330, 337, 350, 351, 351bis, 352, 416, 417bis, 424 t/m 429, 430a, 435, onder 4°, 437, 437bis, 437ter, 447b, 447c, 447d, 447e, 453 en 458 t/m 461 Wetboek van Strafrecht;

  • 17. Wrakkenwet;

  • 18. Zondagswet;

  • 19. Andere strafbare feiten, indien hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek of voor een concreet project door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek of project.

  1. Overigens is voor de opsporingsbevoegdheid met betrekking tot uitsluitend artikel 45 Drank- en Horecawet de opleiding bedoeld in artikel 3, onderdeel a, van de Regeling toezichthoudende ambtenaren niet vereist. ^ [1]
Naar boven