Regeling versterking Cultuureducatie in het vmbo, vso en praktijkonderwijs 2018–2020

[Regeling vervalt per 01-01-2025.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 19-01-2018 t/m 13-12-2019

Regeling versterking Cultuureducatie in het vmbo, vso en praktijkonderwijs 2018–2020

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 december 2017;

besluit:

vast te stellen de Regeling versterking Cultuureducatie in het vmbo, vso en praktijkonderwijs 2018–2020.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

  • a. Adviescommissie: een externe adviescommissie als bedoeld in artikel 8 van het Huishoudelijk Reglement van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

  • b. Algemeen Subsidiereglement: het Algemeen Subsidiereglement van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

  • c. Bestuur: het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

  • d. Cultuureducatie: activiteiten die gericht zijn op de kerndoelen en eindtermen van het leergebied kunst en cultuur, kunstvakken 1 (ckv) en die als zodanig ook terugkomen bij vakken binnen de beroepsgerichte profielen;

  • e. Curriculum: een leer- en onderwijsprogramma; het beschrijft de inhoud en doelen van een opleiding of schoolloopbaan;

  • f. Fonds: stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

  • g. Praktijkonderwijs: door het Ministerie van OCW bekostigd praktijkonderwijs;

  • h. Vmbo: door het Ministerie van OCW bekostigd voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs;

  • i. Vso: voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra;

  • j. Nederland: het koninkrijk der Nederlanden, inclusief de bijzondere gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 2. Doel

Het in samenwerking met een culturele instelling versterken en verankeren van cultuureducatie in het curriculum op scholen voor vmbo, voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs ten dienste van de culturele ontwikkeling van de leerling.

Artikel 3. Wie kan aanvragen

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door het bestuur van een in Nederland gevestigde school of vestiging van een school voor vmbo en/of praktijkonderwijs en/of voortgezet speciaal onderwijs.

Artikel 4. Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1 De aanvrager kan subsidie aanvragen voor het (door)ontwikkelen, uitvoeren en verankeren van een project in co-creatie met een culturele instelling waarbij de culturele ontwikkeling van de leerlingen wordt bevorderd.

  • 2 Het project heeft een looptijd van minimaal twee en maximaal drie schooljaren, waarbij er in minstens twee schooljaren activiteiten plaatsvinden met leerlingen.

  • 3 Het project start uiterlijk in het schooljaar volgend op de toekenning van de subsidie.

  • 4 Het project start niet eerder dan 13 weken na indiening van de aanvraag.

  • 5 Wanneer het bestuur van een school reeds heeft deelgenomen aan een project waarvoor subsidie is verleend op grond van de voorgaande regelingen van het Fonds ten behoeve van cultuuronderwijs in het vmbo en het praktijkonderwijs, kan een aanvraag uitsluitend ingediend worden als het plan een vervolgplan is, waarbij de uitkomsten van het eerder uitgevoerde plan het beginpunt zijn.

Artikel 5. Aanvraagrondes

De subsidie wordt verdeeld in drie aanvraagrondes, namelijk 2018, 2019 en 2020.

Artikel 6. Subsidieplafond

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt € 5.800.000 en wordt als volgt verdeeld:

    • a. € 2.000.000 voor de aanvraagronde van 2018;

    • b. € 2.000.000 voor de aanvraagronde van 2019;

    • c. € 1.800.000 voor de aanvraagronde van 2020.

  • 2 Het bestuur kan de hoogte van de subsidieplafonds voor de verschillende aanvraagrondes wijzigen.

Artikel 7. Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt minimaal € 10.000,– en maximaal € 50.000,– per project.

  • 2 De subsidieontvanger draagt aan de kosten van het project minimaal hetzelfde bedrag bij als het gevraagde subsidiebedrag, hetzij uit eigen middelen, hetzij door bijdragen van andere financiers.

Artikel 8. Weigeringsgronden

  • 1 Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:5 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt subsidie geweigerd als:

    • a. voor dezelfde activiteiten reeds subsidie is of zal worden verleend door het Fonds of door één van de andere publieke cultuurfondsen;

    • b. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd ten tijde van de aanvraag reeds worden uitgevoerd behalve als het plan een andere aanpak bevat dan wel een vervolgplan is, waarbij de uitkomsten van het eerder uitgevoerde plan het beginpunt zijn.

  • 2 Het bestuur kan subsidie weigeren als een aanvrager in voorgaande jaren subsidie van het Fonds heeft ontvangen en niet of niet geheel heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3 Subsidie kan tevens worden geweigerd als het plan niet, of niet voldoende aansluit bij het doel van de regeling.

Artikel 9. Voorwaarden en beperkingen

  • 1 Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover:

    • a. er sprake is van een begrotingstekort en de behoefte aan ondersteuning door het Fonds wordt aangetoond, en;

    • b. de aanvrager aannemelijk maakt dat de beschikbare financiële middelen, met inbegrip van de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om het project uit te voeren.

  • 2 De subsidie bedraagt niet meer dan 50% van de totale voor subsidie in aanmerking komende projectkosten.

  • 3 De hoogte van de subsidie dient in redelijke verhouding te staan tot de activiteiten waarvoor wordt aangevraagd.

  • 4 Slechts direct aan het project gerelateerde kosten komen voor subsidie in aanmerking.

  • 5 De post onvoorzien op de begroting mag niet meer bedragen dan 7% van de totale kosten van het project.

  • 6 Maximaal 10% van de subsidie van het Fonds mag worden ingezet voor materiële investeringen die benodigd zijn voor het project.

Artikel 10. Bijzondere verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a. tot kennisdeling van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt;

  • b. deel te nemen aan een monitoring- en evaluatietraject.

Hoofdstuk 2. Aanvraagprocedures

Artikel 11. Indieningstermijnen

Aanvragen kunnen worden ingediend:

  • a. voor de aanvraagronde van 2018: van maandag 5 maart 2018 tot en met vrijdag 26 oktober 2018;

  • b. voor de aanvraagronde van 2019: van maandag 7 januari 2019 tot en met vrijdag 1 november 2019;

  • c. voor de aanvraagronde van 2020: van maandag 6 januari 2020 tot en met vrijdag 30 oktober 2020.

Artikel 12. Indieningsvereisten

  • 1 Een aanvraag wordt ingediend via de website van het Fonds middels een digitaal aanvraagformulier.

  • 2 De aanvraag gaat ten minste vergezeld van een projectplan, een begroting en een samenwerkingsovereenkomst met de culturele partner binnen het project.

  • 3 Een onvolledige aanvraag wordt niet in behandeling genomen.

Artikel 13. Beoordelingscriteria

  • 1 Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. Inhoudelijke kwaliteit van het project in relatie tot het doel van de regeling;

    • b. Samenwerking met de culturele instelling;

    • c. Verankering van cultuureducatie in de school en in het curriculum;

    • d. Organisatorische kwaliteit.

  • 2 Om voor subsidie in aanmerking te komen, dient een aanvraag op alle criteria als voldoende te zijn beoordeeld.

Artikel 14. Adviescommissie

Het bestuur legt de aanvragen boven € 25.000,– die voldoen aan de indieningsvereisten ter advisering voor aan een externe adviescommissie.

Artikel 15. Beoordelingswijze

Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

Artikel 16. Beslistermijn

Het bestuur beslist binnen 13 weken nadat een aanvraag is ontvangen.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 17. Hardheidsclausule

Het bestuur kan in uitzonderlijke gevallen ten gunste van een aanvrager van bepalingen in deze regeling afwijken indien toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 19. Begrotingsvoorbehoud

Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 20. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij is geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang 1 januari 2025. Op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond blijft het bepaalde in deze regeling van toepassing.

Artikel 21. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling versterking Cultuureducatie in het vmbo, vso en praktijkonderwijs 2018–2020.

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

namens deze,

J.J.K. Knol

directeur-bestuurder

Naar boven