Besluit vaststelling beleidsregel Onderzoekskader College voor toetsen en examens

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2018 t/m 31-07-2022

Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 14 december 2017, nr. 1280915, tot vaststelling van de beleidsregel Onderzoekskader College voor toetsen en examens

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 15f, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht jo. artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Gezien de voordracht van de Inspecteur-generaal van het onderwijs van 13 november 2017;

Besluit:

Artikel 1

De beleidsregel Onderzoekskader College voor toetsen en examens wordt vastgesteld (Bijlage I).

Artikel 2

De beleidsregel Toezichtkader College voor Examens wordt ingetrokken (bijlage bij Kamerstukken II 2009/10, 31 411, nr. 15).

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

I.K. van Engelshoven

Bijlage I. Onderzoekskader College voor Toetsen en Examens

Wettelijk kader

Met een wetswijziging die op 1 augustus 2014 in werking is getreden is de Wet College voor examens gewijzigd in de Wet College voor toetsen en examens. Het College voor Examens heet vanaf dat moment College voor Toetsen en Examens (CvTE). Op basis van de Wet College voor toetsen en examens is het CvTE officieel (ook) verantwoordelijk voor de Centrale Eindtoets in het primair onderwijs. In 2014 heeft het CvTE ook een start gemaakt met de eerste ontwikkeling van de diagnostische tussentijdse toets en eerder waren de rekentoets Vo en de centrale examens Nederlandse taal, rekenen en Engels in het mbo aan het takenpakket toegevoegd.

De Wet op het onderwijstoezicht (WOT) vormt de grondslag voor het toezicht door de Inspectie van het Onderwijs (Inspectie). Krachtens deze wet is het toezicht op het CvTE opgedragen aan de Inspectie (artikel 15f WOT). De Inspectie houdt toezicht op de kwaliteit van het functioneren van het CvTE en op de naleving van de bij of krachtens de Wet College voor toetsen en examens, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES gegeven voorschriften.

Bij haar stelseltoezicht (artikel 8 WOT) kan de Inspectie desgevraagd of uit eigen beweging rapporteren aan de Minister over de ontwikkeling, in het bijzonder van de kwaliteit van het onderwijs, waaronder ook het toets- en examenstelsel valt. Op grond van deze rapportage doet de Inspectie voorstellen die zij in het belang van het onderwijs nodig acht.

Toezicht op de kwaliteit van het functioneren van het CvTE

De Inspectie houdt toezicht op de kwaliteit van het functioneren van het CvTE. In de wet op het College voor toetsen en examens zijn geen bepalingen opgenomen die richting geven aan wat onder ‘de kwaliteit van het functioneren’ moet worden verstaan. De Inspectie voert daarom overleg met het CvTE over de criteria die in dit toezicht worden gehanteerd.

Bij het vormgeven van het toezicht op de kwaliteitsborging zijn het kwaliteitsbeleid en de verantwoordingsinformatie van het CvTE als uitgangspunt gekozen. Het CvTE verwoordt zijn kwaliteitsbeleid als volgt: ‘Het CvTE waarborgt namens de overheid de kwaliteit en het niveau van toetsen en examens en stelt scholen in staat de afname van toetsen en examens vlekkeloos te laten verlopen’. Daarom verstaan het CvTE en de Inspectie onder ‘de kwaliteit van het functioneren van het CvTE’: het waarborgen van de kwaliteit, het niveau en de afname van de toetsen en de examens door het CvTE.

Het kwaliteitsbeleid van het CvTE bestaat in de kern uit: 1. de kwaliteit van procedures die de validiteit, betrouwbaarheid en normering van de toetsen en de examens waarborgen; 2. de kwaliteit van de procedures voor het betrekken van stakeholders, de opdrachtgever, de ketenpartners en externe deskundigen bij de werkzaamheden. Het CvTE heeft een systeem van kwaliteitsbewaking voor de centrale toetsen en examens en een onderzoek van de Inspectie naar de inhoud of de kwaliteit van de examens zou een dubbeling zijn. Het CvTE verantwoordt zich over de kwaliteitsborging en de resultaten hiervan. De Inspectie kan hierop aansluiten door de juistheid van de verantwoordingsinformatie te verifiëren. Hierdoor kunnen twee vragen worden beantwoord: 1. werkt het CvTE conform de eigen kwaliteitsprocedures?; 2. waarborgt het CvTE daarmee de kwaliteit, het niveau en de afname van de centrale toetsen en examens?

Toezicht op de naleving van wettelijke taken en wettelijke voorschriften

De Inspectie houdt toezicht op de naleving van de bij of krachtens de Wet College voor toetsen en examens, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES gegeven voorschriften. In artikel 2 van de Wet College voor toetsen en examens staan de wettelijke taken van het CvTE. Daarnaast is in artikel 3 van die wet bepaald dat het college is belast met bij Algemene Maatregel van Bestuur aan te wijzen taken ten aanzien van de uitvoering van de centrale examinering in het beroepsonderwijs, bedoeld in artikel 7.4.3a van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 7.4.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, en de op dit artikel gebaseerde uitvoeringsvoorschriften.

In de artikelen 7 en 8 van de Wet College voor toetsen en examens zijn wettelijke voorschriften opgenomen waarin is bepaald dat:

  • het College een bestuursreglement vaststelt, waarin in elk geval regels over de werkwijze en procedures zijn opgenomen;

  • het College jaarlijks voor 1 april een werkprogramma voor het daaropvolgende kalenderjaar aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt. Daarbij is bepaald wat het werkprogramma in elk geval moet omschrijven.

Uit de wetsgeschiedenis wordt duidelijk dat het jaarverslag van het CvTE een belangrijk aangrijpingspunt is voor de Inspectie om het toezicht uit te voeren en te kijken of het CvTE zijn wettelijke taken heeft volbracht en in welke mate het CvTE de wettelijke voorschriften naleeft.

De werkwijze

Jaarlijkse risicoanalyse

De Inspectie gaat jaarlijks aan de hand van het jaarverslag na of het CvTE zijn wettelijke taken heeft uitgevoerd, de wettelijke voorschriften heeft nageleefd en zich heeft verantwoord over het gevoerde kwaliteitsbeleid. Daarnaast analyseert de Inspectie informatie uit andere bronnen, waaronder ontvangen meldingen en signalen. Uit deze analyse volgt een inschatting van het risico of de wettelijke taken niet naar behoren zijn uitgevoerd of dat de kwaliteit van het functioneren van het CvTE onvoldoende is.

Met behulp van de verzamelde informatie uit het jaarverslag en de andere bronnen beantwoordt de Inspectie de volgende vragen:

  • heeft het CvTE aan zijn wettelijke taken voldaan?

  • zijn er indicaties dat de kwaliteit van de uitvoering van de wettelijke taken onvoldoende is?

  • zijn er indicaties dat de kwaliteit van het functioneren van het CvTE onvoldoende is?

Als de resultaten van deze risicoanalyse geen directe aanleiding geven tot nader onderzoek, dan rondt de Inspectie haar onderzoek af en rapporteert de bevindingen aan het CvTE. Van deze rapportage wordt een samenvatting opgenomen in het verslag over de staat van het onderwijs.

Als de risicoanalyse daar aanleiding toe geeft dan kan de Inspectie besluiten om een kwaliteitsonderzoek in te stellen.

Interventies

In het geval blijkt dat het CvTE niet aan zijn wettelijke opdracht heeft voldaan of dat de kwaliteit van het functioneren onvoldoende is, is de werkwijze van de Inspectie als volgt:

  • de Inspectie gaat allereerst een gesprek aan met het CvTE over de mogelijke oorzaken van het onvoldoende functioneren en over mogelijke oplossingen;

  • indien nodig voert de Inspectie aanvullend onderzoek uit;

  • een laatste interventie (‘ultimum remedium’) is een voorstel van de Inspectie aan de Minister om een voorziening te treffen als bedoeld in artikel 15f, tweede lid, van de WOT en artikel 23 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. Dit is de bevoegdheid van de Minister om in te grijpen bij taakverwaarlozing. Dit voorstel doet de Inspectie niet dan nadat het CvTE een reële kans op verbetering heeft gehad en de Inspectie daarna een onderzoek naar de kwaliteitsverbetering heeft uitgevoerd.

Driejaarlijks onderzoek

Met het oog op het behoud en de versterking van het maatschappelijk vertrouwen in het stelsel van centrale toetsen en examens voert de Inspectie driejaarlijks een onderzoek uit naar de kwaliteitsborging. In dit driejaarlijkse onderzoek zal de Inspectie de vraag beantwoorden of het CvTE kan aantonen dat de kwaliteit, het niveau en de afname van centrale toetsen en examens gewaarborgd is.

Het CvTE heeft een onderzoeksagenda waarmee zij de eigen kwaliteitsonderzoeken naar het waarborgen van de validiteit, betrouwbaarheid en normering van centrale toetsen en examens programmeren. Aan deze onderzoeken ligt een CvTE-waarderingskader voor de kwaliteitsbeoordeling ten grondslag. Vanuit een meerjarig perspectief geeft het CvTE in de onderzoeksagenda weer welke toetsen, examens en kwaliteitsaspecten onderzocht worden. Deze onderzoeken vormen de kern van de verantwoordingsinformatie die de Inspectie in het driejaarlijkse onderzoek betrekt. Dit Inspectieonderzoek zal uit twee delen bestaan: 1. verificatie van de verantwoordingsinformatie; 2. analyse van de informatie om vast te stellen of het CvTE de psychometrische kwaliteit, inclusief de normering, waarborgt.

Activiteiten

De Inspectie zal ten behoeve van de jaarlijkse risicoanalyse de volgende activiteiten verrichten:

  • analyseren van het jaarverslag van het CvTE;

  • analyseren van signalen en meldingen over het naar behoren uitvoeren van de wettelijke taken;

  • voeren van een gesprek met het CvTE over het resultaat van de risicoanalyse, dat schriftelijk wordt vastgelegd en teruggekoppeld aan het CvTE;

  • rapporteren in het verslag over de staat van het onderwijs.

De Inspectie zal ten behoeve van het driejaarlijks onderzoek de volgende activiteiten verrichten:

  • bestuderen van de verantwoordingsinformatie;

  • steekproefsgewijs opvragen van informatie en analyses;

  • gesprek met door het CvTE ingeschakelde deskundigen (toelichting op hun onderzoek);

  • gesprek met functionarissen van het CvTE (toelichting op kwaliteitsborging en -verbetering);

  • gesprek met het CvTE op bestuurlijk niveau (toelichting op hun zicht en sturing op de kwaliteitsborging en de kwaliteitsverbetering);

  • voeren van een gesprek met het CvTE over de bevindingen en de conclusies, dat schriftelijk wordt vastgelegd en teruggekoppeld aan het CvTE;

  • rapporteren in het verslag over de staat van het onderwijs.

Het waarderingskader

De bij de jaarlijkse risicoanalyse genoemde vragen worden hieronder uitgewerkt in kwaliteitsgebieden, bijbehorende standaarden en een normering.

Kwaliteitsgebied 1 Wettelijke taken

Het College voor Toetsen en Examens heeft zijn wettelijke taken naar behoren volbracht (artikel 2, tweede tot en met het zesde lid van de Wet College voor toetsen en examens).

Standaarden

  • 1.1. Het College voor Toetsen en Examens heeft de taken op het gebied van de centrale eindtoets overeenkomstig de wettelijke opdracht naar behoren uitgevoerd.

  • 1.2. Het College voor Toetsen en Examens heeft de taken op het gebied van de centrale examens voortgezet onderwijs overeenkomstig de wettelijke opdracht naar behoren uitgevoerd.

  • 1.3. Het College voor Toetsen en Examens heeft de taken op het gebied van de staatsexamens overeenkomstig de wettelijke opdracht naar behoren uitgevoerd.

  • 1.4. Het College voor Toetsen en Examens heeft de taken op het gebied van de college-examens van de staatsexamens overeenkomstig de wettelijke opdracht naar behoren uitgevoerd.

  • 1.5. Het College voor Toetsen en Examens heeft de taken op het gebied van de centrale examens middelbaar beroepsonderwijs overeenkomstig de wettelijke opdracht naar behoren uitgevoerd.

  • 1.6. Het College voor Toetsen en Examens heeft de overige taken overeenkomstig de wettelijke opdracht naar behoren uitgevoerd.

Kwaliteitsgebied 2 Wettelijke voorschriften

Het College voor Toetsen en Examens heeft de wettelijke voorschriften anders dan de wettelijke taken bij of krachtens de Wet College voor toetsen en examens nageleefd (artikel 7 en 8 van de Wet College voor toetsen en examens).

Standaarden

  • 2.1. Het College voor Toetsen en Examens heeft een bestuursreglement vastgesteld.

  • 2.2. Het bestuursreglement van het College voor Toetsen en Examens voldoet aan de wettelijke voorschriften.

  • 2.3. Het College voor Toetsen en Examens heeft tijdig een werkprogramma voor het volgende kalenderjaar aan de Minister gezonden.

  • 2.4. Het werkprogramma van het College voor toetsen en examens voldoet aan de wettelijke voorschriften.

  • 2.5. Het jaarverslag van het College voor Toetsen en Examens bevat adequate informatie over de wijze waarop het College zijn wettelijke taken heeft volbracht.

  • 2.6. Het jaarverslag van het College voor Toetsen en Examens bevat adequate informatie over de mate waarin het College de overige wettelijke voorschriften bij of krachtens de Wet College voor toetsen en examens heeft nageleefd.

Kwaliteitsgebied 3 Kwaliteitsborging

Het College voor Toetsen en Examens waarborgt en verbetert stelselmatig de kwaliteit van zijn werkzaamheden en legt daar verantwoording over af.

Standaarden

  • 3.1. Het College voor Toetsen en Examens borgt, evalueert en verbetert het proces van de totstandkoming van de opgaven, de afname, de beoordeling en de normering van de centrale toetsen, waaronder de Centrale Eindtoets PO, en examens vo en mbo. Hierover legt het College voor Toetsen en Examens jaarlijks verantwoording af.

  • 3.2. Het College voor Toetsen en Examens borgt, evalueert en verbetert de kwaliteit van de centrale toetsen, waaronder de Centrale Eindtoets PO, en examens vo en mbo. Hierover legt het College voor Toetsen en Examens jaarlijks verantwoording af.

  • 3.3. Het College voor Toetsen en Examens borgt, evalueert en verbetert het proces waarbij stakeholders betrokken worden bij de uitvoering van de wettelijke taken.

Normering

De standaarden van de kwaliteitsgebieden 1 en 2 zijn gebaseerd op wettelijke bepalingen (Wet College voor toetsen en examens). Een onvoldoende op één of meer van deze standaarden betekent dat het CvTE niet aan zijn wettelijke opdracht heeft voldaan. Voor de standaarden van kwaliteitsgebied 3 geldt de volgende waardering: 1. Goed (het CvTE geeft op overtuigende wijze gestalte aan het eigen kwaliteitsbeleid); 2. Voldoende (het CvTE geeft in voldoende mate het eigen kwaliteitsbeleid gestalte; 3. Kan beter (het CvTE geeft niet of te weinig gestalte aan het eigen kwaliteitsbeleid).

Naar boven