Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van
17 maart 2017, nr. WJZ/1163336 (7625), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan
in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken;
Gelet op de artikelen 13, vijfde lid, 14, derde lid, 15, 29, tweede, vierde en vijfde lid,30, tweede lid, en 60, vijfde en zesde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, de artikelen 39, vijfde lid, 40, vierde lid, 41, 72, tweede en vierde lid, 74, tweede lid, en 116, vijfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES, artikel 7.4.11, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 7.4.13, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 april 2017, No. W05.17.0084/I);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
van 9 juni 2017, nr. WJZ/1184734 (7625), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht
in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan: