Besluit vaststelling beleidskader subsidie bèta-technieknetwerken 2017–2020

[Regeling vervallen per 01-01-2022.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2019 t/m 23-06-2020

Besluit van de Minister en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 juni 2017, nr. VO/1143607, houdende vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond inzake de subsidieverstrekking voor netwerken van bèta-techniekscholen (Besluit vaststelling beleidskader subsidie bèta-technieknetwerken 2017–2020)

De Minister en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS,

Besluiten:

Artikel 1. Beleidsregels

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

De beleidsregels voor het verstrekken van subsidies voor bèta-technieknetwerken in de periode 2017 tot 2020 worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Voor subsidieverstrekking op grond van dit besluit is beschikbaar voor het kalenderjaar:

  • a. 2017: een bedrag van € 3.221.000;

  • b. 2018: een bedrag van € 2.608.000; en

  • c. 2019: een bedrag van € 2.065.000.

Artikel 3. Inwerkingtreding en vervaldatum

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

  • 1 Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

  • 2 Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 4. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vaststelling beleidskader subsidie bèta-technieknetwerken 2017–2020.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S. Dekker

Bijlage behorende bij het Besluit vaststelling beleidskader subsidie bèta-technieknetwerken 2017–2020

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Beleidskader subsidie bèta-technieknetwerken 2017–2020

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

In 2016 hebben zestig partijen met het ‘Nationaal Techniekpact 2020’ (bijlage bij Kamerstukken II 2015/16, 32 637, nr. 240) opnieuw de ambitie van het oorspronkelijke Techniekpact (2013) bekrachtigd: door een structurele aanpak zorgdragen voor een goed opgeleide beroepsbevolking met voldoende slimme en vakbekwame technici voor de banen van vandaag én van morgen. Om meer leerlingen voor techniek te interesseren en om de keuze voor een technische (beroeps)opleiding aantrekkelijker te maken, is het van belang dat het onderwijs hier op ingericht is. Dit betekent dat leerlingen al vroeg in aanraking moeten komen met bèta-techniek (b/t), in een doorlopende leerlijn van het primair onderwijs (po), voortgezet onderwijs (vo), middelbaar beroepsonderwijs (mbo), hoger beroepsonderwijs (hbo), en wetenschappelijk onderwijs (wo).

Vanuit het Techniekpact is in de afgelopen jaren mede met behulp van verschillende OCW-subsidies een aantal regionale netwerken ontstaan van scholen en bedrijven die op b/t gericht zijn. Deze netwerken beogen een bijdrage te leveren aan het inbedden van b/t in de scholen, in de klas en bij de leerlingen, in samenwerking met het regionale bedrijfsleven. Het gaat om acht regionale po-netwerken, tien vo-ho-netwerken en eenentwintig regionale vmbo-mbo-Toptechniek in Bedrijf netwerken (TiB-netwerken). Het gaat om de volgende drie soorten netwerken:

  • a) Regionale po-netwerken

    De regionale po-netwerken zijn op de meeste plekken een (aangepaste) voortzetting van de al langer bestaande regionale kenniscentra voor wetenschap en techniek po. In deze regionale kenniscentra werkten de scholen in de regio tot en met 2013 samen met één of meerdere pedagogische opleidingen voor leraren in het basisonderwijs (pabo's) en universiteiten/wetenschapsknooppunten, schooladviesdiensten en eventuele andere (kennis)partners. De regionale po-netwerken richten zich op de stimulering van wetenschap en technologie (W&T) in het primair en voortgezet onderwijs. De netwerken stimuleren scholen om W&T, wat vanaf 2020 een verplicht vak zal zijn in het primair onderwijs in de klas te halen. De focus ligt hierbij op regionale samenwerking, professionalisering, verduurzaming en samenwerking tussen het onderwijs en het bedrijfsleven. Elk netwerk heeft een eigen, regio-specifiek, stimuleringsprogramma ontworpen om scholen te helpen W&T in het onderwijsprogramma op te nemen. Scholen kiezen uiteindelijk zelf de wijze waarop ze dit doen. Vanaf 2013 is in de netwerken een transitie ingezet opdat de scholen/schoolbesturen sterker in de lead komen en scholen inderdaad de regie voeren over de inbedding van wetenschap en techniek in hun onderwijs. Daar is veel kennis en kunde voor nodig, de netwerken bieden scholen de expertise en verschillende partijen die ze hiervoor nodig hebben. Het aantal netwerken is de afgelopen jaren opgelopen tot acht.

  • b) Vo-ho netwerken

    Sinds 2004 werken tien netwerken aan een verbetering van de samenwerking tussen vo en ho op het gebied van bèta/techniek. Het doel is een verbeterde samenwerking tussen de havo en het hbo enerzijds en het vwo en de universiteiten anderzijds op het gebied van onder andere de uitwisseling van vo-leraren en ho-docenten, programmatische aansluiting, professionalisering van leraren en docenten en dat alles voor een goede doorlopende leerlijn voor de leerlingen/student. De inspanningen van de netwerken hebben onder andere bijgedragen aan een toename van vwo-leerlingen in de b/t-studies. Het doel is om de komende jaren het accent te verleggen van ‘aanbod denken’ naar een ‘vraaggerichte benadering’ van scholen waarbij zij zelf de regie hebben. Zo worden scholen en instellingen intrinsiek gemotiveerd om te werken aan b/t. Ze zijn daarbij verantwoordelijk voor: de inzet op het gebied van de onderwijsinhoud, de samenwerking tussen de onderwijssectoren en de doorlopende leerlijnen in de regio en het toekomstgericht en contextrijk leren van de leerlingen, kortom aansluiting met de arbeidsmarkt van morgen.

  • c) TiB-netwerken

    Het programma Toptechniek in bedrijf is in 2012 gestart met als doel de regionale aansluiting tussen vmbo en mbo te verbeteren en het onderwijs goed te laten aansluiten op de lokale arbeidsmarkt. De betrokken regiopartners hebben hun eigen samenwerkingsverbanden opgezet, toegespitst op de economische (top)sectoren en de arbeidsmarkt. Hieraan ligt een regiovisie ten grondslag. De afspraken binnen de regiovisie omvatten onder andere instroom-verhogende ambities, (im)materiële bijdragen van bedrijfsleven en afstemming van opleidingen door instellingen zodat overlap tot het verleden behoort (macrodoelmatigheid). Het aantal regio’s is het afgelopen jaren uitgebreid tot 21. Elke regio kent eigen uitdagingen (zoals krimp, voortijdig schoolverlaten) en specifieke bedrijvigheid en uitdagingen (zoals scheepsbouw, ICT, aardbevingsbestendig bouwen, dataopslag) en heeft deze opgenomen in een geactualiseerde regiovisie.

De netwerken functioneren van onderop, werken vanuit een regionale benadering, benutten hierin de (regionale) educatieve infrastructuur en beslaan meerdere onderwijssectoren. Vanuit de regio (onderwijs en bedrijfsleven) bestaat de wens om deze netwerken verder te verduurzamen. Er is echter nog onvoldoende basis om de overheidsondersteuning te beëindigen en de verantwoordelijkheid volledig over te dragen aan de scholen(netwerken). Om de inzet van de netwerken te verduurzamen, biedt het Beleidskader subsidie bèta-technieknetwerken 2017–2020 (het Beleidskader) hen ondersteuning tot 2020. In aanmerking komen de b/t-netwerken die door de minister als zodanig zijn ‘erkend’ en zijn opgenomen in tabel 3 tot en met 5 (zie voorts onder punt 5). Voor de TiB-netwerken geldt dat er tevens subsidie beschikbaar is voor maximaal zeven nieuwe b/t-netwerken. De mogelijkheid dat er nieuwe b/t-netwerken worden erkend, geldt niet voor de regionale po-netwerken en vo-ho-netwerken.

Het Beleidskader bevat een omschrijving van de subsidiabele activiteiten en de voorwaarden waaronder subsidie kan worden verstrekt. De regels voor subsidieverstrekking zijn neergelegd in de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (de Kaderregeling), die van toepassing is op het Beleidskader. In de Kaderregeling staan onder andere de subsidieverplichtingen, zoals de meldingsplicht.

2. Doelstelling

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

De minister kan subsidie verstrekken om po- en vo-scholen, mbo-instellingen, hogescholen en universiteiten te ondersteunen bij het realiseren van de ambities uit het Nationale Techniekpact 2020. Scholen en instellingen kunnen zich binnen (regionale) netwerken organiseren om samen te werken met het vervolgonderwijs en andere regionale partners zoals het bedrijfsleven. Ook kunnen de scholen en instellingen van elkaar leren en samen met het vervolgonderwijs doorlopende leerlijnen ontwikkelen. Het vormen van onderwijs, en zeker het bèta-techniek onderwijs, wordt niet tussen de vier muren van de klas gemaakt. Dit besef wordt steeds groter bij scholen, mede dankzij het Techniekpact.

De subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan erkende b/t-netwerken, dat wil zeggen netwerken van scholen die zich bezighouden met het ondersteunen van b/t-onderwijs op scholen, zowel op klassikaal als op individueel niveau. Op dit moment zijn er drie soorten b/t-netwerken: regionale po-schoolbestuurdersnetwerken, vo-ho-netwerken en TiB-netwerken tussen vmbo-scholen en mbo-instellingen. De doelstelling is daarmee drieledig en verschillend per type b/t-netwerk:

  • 1. De doelstelling van de subsidie voor po-regionale netwerken is om basisscholen te stimuleren om met verenigde krachten wetenschaps- en technologie structureel in de klas een plek te geven.

  • 2. De doelstelling van de subsidie voor vo-ho-netwerken is samenwerking ten behoeve van de doorlopende leerlijn tussen havo-hbo en vwo-wo voor een kwalitatieve en kwantitatieve goede doorstroom en instroom van bèta-techniekstudenten. Dit alles vanuit een samenwerking tussen voortgezet en hoger onderwijs, bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen via regionale platforms.

  • 3. De doelstelling van de subsidie voor TiB-netwerken is het werken aan de kwantitatieve en kwalitatieve mismatch tussen de uitstroom van studenten in het technisch beroepsonderwijs en de regionale arbeidsmarkt. Dit gebeurt door samenwerking in regionale netwerken tussen onderwijs (vmbo en mbo), regionaal bedrijfsleven en regionale overheden te stimuleren. Het behoud van een goed aanbod van techniekonderwijs in de regio (macrodoelmatigheid) en de afstemming tussen het vmbo, het mbo en het bedrijfsleven (voor onder andere doorlopende leerlijnen) staan daarbij centraal.

Het overkoepelende doel is om te komen tot een verduurzaming van de inzet van de b/t-netwerken. Met verduurzaming wordt bedoeld, het tot stand brengen van een regionale samenwerking die zelfstandig, dat wil zeggen met eigen tijd en middelen, voort kan blijven bestaan.

3. Subsidieplafond en maximumbedragen

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Voor het verstrekken van subsidie op grond van het Beleidskader is in totaal een bedrag van € 7.894.000 beschikbaar, verdeeld over de kalenderjaren 2017 (€ 3.221.000), 2018 (€ 2.608.000) en 2019 (€ 2.065.000). Gezien de doelstelling om scholen en instellingen steeds meer eigen verantwoordelijkheid te geven en de netwerken op die manier te verduurzamen, neemt het subsidieplafond na 2017 jaarlijks af.

De subsidie wordt in het kalenderjaar aangevraagd voor het aanvangende schooljaar. Dit betekent dat de subsidie in 2017 wordt aangevraagd voor het schooljaar 2017 – 2018. Het subsidieplafond geldt voor de genoemde kalenderjaren.

Voor de po-netwerken geldt het volgende. Een vast bedrag per regionaal po-netwerk zou geen recht doen aan de praktijk, omdat de netwerken substantieel verschillen van grootte. De maximale subsidiebedragen zijn berekend op basis van het scholenaantal uit 2014 en een vaste voet van € 40.000. Het maximale subsidiebedrag dat per netwerk kan worden aangevraagd bedraagt in 2017:

Tabel 1. Maximale subsidiebedragen regionale po-netwerken in 2017

Regionale po-netwerken

Maximale subsidiebedrag 2018

Maximale subsidiebedrag 2019

Regio Gelderland

€ 121.702,42

€ 78.356,09

Regio Noord

€ 156.642,52

€ 100.590,69

Regio Noord-Holland/Flevoland

€ 176.993,59

€ 113.541,38

Regio Oost

€ 134.207,30

€ 86.313,74

Regio Midden-Nederland

€ 91.543,61

€ 59.164,11

Regio Zuid

€ 191.337,42

€ 122.669,27

Regio Zeeland

€ 57.216

€ 37.319,59

Regio Zuid-Holland

€ 190.356,65

€ 122.045,14

Voor de overig netwerken gelden de volgende maximale subsidiebedragen per netwerk:

Tabel 2. Maximale subsidiebedragen
 

2017

2018

2019

vo-ho-netwerken

€ 38.500

€ 27.000

€ 22.500

vmbo-mbo-Toptechniek in Bedrijfnetwerken

€ 42.000

€ 38.500

€ 35.000

Nieuwe TiB-netwerken*

€ 62.000

€ 58.500

€ 55.000

*voorwaarden voor nieuwe netwerken: zie onder punt 5

Indien een erkend b/t-netwerk geen aanvraag doet, of indien de aanvraag van een erkend b/t-netwerk niet wordt toegewezen, wordt het maximale subsidiebedrag dat voor dit netwerk voor het betreffende jaar was gereserveerd, evenredig verdeeld en toegevoegd aan de maximale subsidiebedragen voor dat jaar van de overige erkende b/t-netwerken binnen dezelfde categorie (het gaat hierbij om de categorieën ‘regionale po-netwerken’, ‘vo-ho-netwerken’, of ‘vmbo-mbo-Toptechniek in Bedrijfnetwerken’).

Voor de TiB-netwerken geldt dat er een bedrag beschikbaar wordt gesteld voor het geval dat de minister nieuwe b/t-netwerken erkent (zie voorts onder 5). De mogelijkheid dat er nieuwe b/t-netwerken worden erkend geldt niet voor de regionale po-netwerken en vo-ho-netwerken. Er kunnen maximaal 7 nieuwe TiB-netwerken erkend worden, waarmee het totaal aantal TiB-netwerken op 28 zou komen. Zodra de aanvraagperiode (zie onder 4) is verstreken, wordt er gekeken hoeveel nieuwe TiB-netwerken zich gemeld hebben. Indien er minder dan 7 nieuwe netwerken erkend worden of een aanvraag doen, zal het deel van het subsidieplafond dat was gereserveerd voor eventuele nieuwe netwerken, evenredig worden verdeeld over het totale aantal gehonoreerde subsidieaanvragen van TiB-netwerken. De aanvraagperiode voor erkenning van nieuwe TiB netwerken loopt in 2017 van 15 juni 2017 tot 1 oktober 2017. In de daarop volgende jaren is de aanvraagperiode gelijk aan de aanvraagperiode voor de subsidie.

3a. Maximumsubsidiebedrag uurtarieven

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

De loonkosten van interne medewerkers zijn ten hoogste subsidiabel tot een subsidiebedrag dat overeenkomt met het kostendekkende uurtarief van schaal 13 als bedoeld in de Handleiding overheidstarieven van het kalenderjaar waarin de subsidieaanvraag wordt vastgesteld. De loonkosten van externe medewerkers zijn ten hoogste subsidiabel tot een subsidiebedrag dat overeenkomt met het kostendekkende uurtarief van schaal 16.

De Minister kan afwijken van de in deze paragraaf genoemde maximale subsidiebedragen, indien de toepassing daarvan tot een in het licht van het doel van het Beleidskader onaanvaardbare uitkomst zal leiden. Voor zover in de Handleiding overheidstarieven in 2018 en 2019 geen post is opgenomen voor het kostendekkende uurtarief, geldt het uurtarief productieve uren, exclusief btw, voor respectievelijk schaal 13 en 16.

4. Subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Indien een erkend netwerk als bedoeld in tabel 3 tot en met 5 een subsidieaanvraag wil indienen, wijst het netwerk een penvoerder aan. De penvoerder is één van de bevoegde gezagen van de bekostigde scholen of instellingen die deelnemen aan het betreffende netwerk. De penvoerder dient de subsidieaanvraag in.

De penvoerder dient de aanvraag in bij de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) en wordt als subsidieontvanger aangemerkt. Dit betekent dat de penvoerder ervoor zorgt draagt dat aan de subsidieverplichtingen wordt voldaan, ongeacht welke partij feitelijk belast is met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden. Ook is de penvoerder verantwoordelijk voor de verantwoording van de subsidie.

De aanvraag kan worden ingediend met gebruikmaking van een speciaal (digitaal) aanvraagformulier dat beschikbaar is via de website van DUS-I. De aanvraag kan zowel per post als via het webformulier worden ingediend, waarbij laatstgenoemde de voorkeur heeft.

Subsidieaanvragen voor het kalenderjaar 2017 kunnen worden ingediend van 15 juni tot 1 augustus 2017. Voor nieuwe TiB-netwerken sluit de aanvraagtermijn op 1 oktober 2017. In de daaropvolgende jaren loopt de aanvraagtermijn van 7 januari tot en met 31 maart. Er kan uitsluitend subsidie worden aangevraagd voor activiteiten die gaan plaatsvinden in het schooljaar dat start in het kalenderjaar waarin de subsidie voor wordt aangevraagd. Dit betekent dat in 2017 de subsidie wordt aangevraagd voor schooljaar 2017 – 2018, in 2018 voor het schooljaar 2018 – 2019 en in 2019 voor het schooljaar 2019 – 2020. Subsidiabel zijn activiteiten die bijdragen aan de doelstelling, zoals beschreven onder punt 6 van het Beleidskader en met inachtneming van de criteria in tabel 6 en 7. Per b/t-netwerk kan op grond van het Beleidskader slechts eenmaal per jaar subsidie worden verstrekt.

5. Erkende b/t-netwerken

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

De volgende netwerken komen in aanmerking:

Tabel 3. Regionale netwerken primair onderwijs
 

Regionaal netwerk primair onderwijs

1

Regionaal netwerk Bètapunt Noord

2

Kenniscentrum wetenschap en techniek Oost (KWTO)

3

Expertisecentrum Wetenschap en Techniek Noord-Holland/Flevoland

4

Kenniscentrum Talentontwikkeling, Wetenschap en Techniek Utrecht (KTWT)

5

Kenniscentrum Wetenschap en Techniek Gelderland (KWTG)

6

Regionetwerk Wetenschap, Techniek en Excellentie Zuid (WTE)

7

Expertisecentrum Wetenschap en Technologie Zuid-Holland

8

Regionetwerk Talent in Zicht (Zeeland)

Tabel 4. Vo-ho-netwerken

Vo-ho-netwerken

1

Netwerk Amsterdam (Bètapartners/Its Academy)

2

Netwerk Brabant i.o.

3

Netwerk Leiden (Regionaal Steunpunt Leiden)

4

Netwerk Limburg (Schoolmeetspractice)

5

Netwerk Arnhem-Nijmegen (Technology / Radboud Pre-Universty College of Science)

6

Netwerk Noord (Science LinX)

7

Netwerk Oost (Bètasteunpunt OOst)

8

Netwerk Utrecht (U-Talent)

9

Netwerk Zuid-Holland (Bètasteunpunt Zuid-Holland)

10

Netwerk Wageningen (Food Valley Netwerk VO-HO)

Tabel 5. TiB-netwerken
   

TiB-regio

Organisatie

Noord-West (voorheen Noordvleugel)

1

Amsterdam

ROC van Amsterdam,

MBO College Noord en Westpoort

2

Flevoland

Stg Voortgezet Onderwijs Lelystad

3

Gooi en Vechtstreek

ROC van Amsterdam, MBO College Hilversum

4

Utrecht

ROC Midden Nederland

5

Eemland

ROC Midden Nederland

6

Noord-Holland Noord

ROC Kop van Noord-Holland

Zuid-West

7

Drechtsteden en Gorinchem e.o.

Da Vinci College

8

Haaglanden

ROC Mondriaan

9

Holland Rijnland

ROC Leiden

10

Rijnmond

Techniek College Rotterdam

11

West-Brabant

ROC West-Brabant – VMBO

12

Zeeland

Reynaertcollege

13

Walcheren en Oosterschelderegio

Scalda

14

Midden-Brabant

Stichting Onderwijsgroep Tilburg

Noord

15

Drenthe

Alfa-college

16

Friesland

Friesland College

17

Groningen

Alfa-college

18

Zuid Oost Groningen

Ubbo Emmius

Oost

19

Gelderse steden

ROC A12

20

Twente

ROC van Twente

21

Zwolle

Deltion College

22

Noordoost Overijssel

Alfa-college

Zuidoost

23

Brainport (Zuidoost-Brabant)

Summa College

24

Noordoost-Brabant

Koning Willem I College

25

Noord- en Midden- Limburg

ROC Gilde Opleidingen

26

Zuid-Limburg

DaCapo College

Nieuwe TiB-netwerken kunnen zich gedurende de looptijd van het Beleidskader melden bij DUS-I. Om op grond van het Beleidskader te worden erkend als b/t-netwerk, moet het netwerk aantonen dat het voldoet aan de volgende eisen:

  • Een netwerk bestaat uit ten minste één mbo-instelling, drie vmbo-instellingen en twee vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven (bedrijven zelf of branche-vertegenwoordigers). Dit mogen uiteraard ook meer partijen zijn. Aanvullende partners zouden kunnen zijn: po-instellingen, ho-instellingen, gemeente(n), provincie.

  • Het netwerk moet aantoonbaar nieuw zijn: het netwerk richt zich op steden/regio’s die niet participeren in een bestaand TiB- netwerk (tabel 5). Dit blijkt bijvoorbeeld uit de samenwerkingsovereenkomsten van de netwerken.

  • Een netwerk voldoet verder aan alle subsidiecriteria uit hoofdstuk 6.

De aanvraagperiode voor erkenning van nieuwe TiB-netwerken loopt van 15 juni 2017 tot 1 oktober 2017. In de jaren daarna komt deze overeen met de onder 4 genoemde subsidieaanvraagperiode. Een nieuw netwerk dat erkend wil worden, kan zich melden bij DUS-I.

De minister erkent een aanvraag op basis van een beoordeling van de kwaliteit van de subsidieaanvraag aan de hand van de criteria uit tabel 7 (beoordelingskader nieuwe netwerken). Op het moment dat het maximale aantal nieuwe netwerken (zeven) wordt overschreden, vindt toekenning van nieuwe netwerken plaats op basis van een ranking van de in die aanvraagperiode binnengekomen aanvragen op kwaliteit.

Bij een toekenning van subsidie voor een nieuw netwerk wordt een nieuw TiB-netwerk tegelijkertijd erkend en opgenomen in dit beleidskader in tabel 5.

6. Subsidiecriteria en subsidieverdeling

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

De aanvragen worden door de minister beoordeeld aan de hand van de doelstellingen uit het Techniekpact 2020. Hierbij wordt gekeken in hoeverre de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd bijdragen aan/ten dienste staan van het bereiken van ten minste één van deze doelstellingen. Het gaat om de volgende twaalf doelstellingen:

  • 1. po-scholen bieden in 2020 structureel W&T aan;

  • 2. leraren beter toerusten op het aanbieden van W&T;

  • 3. versterken van publiek-private samenwerkingen in po en vo;

  • 4. voldoende vo-leerlingen kiezen voor een bètatechnisch profiel;

  • 5. verbeteren van de aansluiting van het vo naar het mbo en ho;

  • 6. professionaliseren van vo-leraren en meer vo-leraren met een educatieve master;

  • 7. onderwijs en bedrijfsleven werken samen bij opleiden docenten beroepsonderwijs;

  • 8. verduurzamen van publiek-private samenwerkingen in het beroepsonderwijs;

  • 9. scholen en bedrijven stemmen regionaal onderwijsaanbod en stage- en leerwerkplekken af;

  • 10. afstemming tussen ho-instellingen met bedrijfsleven en binnen het ho, en meer aandacht voor internationaal en technisch talent;

  • 11. integrale samenwerking van regionale en sectoralen netwerken bevorderen;

  • 12. vakkrachten behouden door te investeren in duurzame inzet van technici.

Bij het beoordelen van een aanvraag wordt rekening gehouden met de specifieke arbeidsmarktproblematiek en ambities van de regio. De aanvraag spitst zich toe op de regio waarin het netwerk actief is en biedt inzicht in de huidige stand van zaken, ambities en plannen voor de komende periode en te verrichten activiteiten voor het schooljaar waarvoor de aanvraag wordt ingediend. De aanvraag bestaat uit de verschillende onderdelen:

  • Regiovisie

  • Samenwerking en draagvlak

  • Activiteiten

  • Begroting en financiering

Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet een aanvraag aan de volgende criteria voldoen:

Tabel 6. Beoordelingskader regionale bestaande netwerken

Aanvraagdocumenten

– Invulformulier website DUS-I, met daarin:

○ Regionale visie

○ Samenwerking en draagvlak

○ Activiteiten

○ Begroting en financiering

– Optioneel: Regiovisiedocument/beleidsplan/activiteitenplan (max. 20 pagina’s)

Subsidiecriteria

1. Meerjarige regionale visie en doelstellingen

Regionale po netwerken

1. Er is een regionale visie met korte historie, doelstellingen en opbrengsten voor de periode 2017 – 2020 (SMART), die bijdraagt aan de realisatie van de doelstellingen van het Techniekpact 2020 en de hoofddoelstelling voor het po: De introductie van het vak W&T dat per 2020 verplicht wordt ingevoerd. De basis voor deze visie ligt reeds in bestaande businessplannen en al gerealiseerde opbrengsten van de technieknetwerken.

2. Aangegeven is hoe de doelstellingen bijdragen aan verduurzaming van het netwerk.

VO-HO netwerken

1. Er is een regionale visie met korte historie, doelstellingen en opbrengsten voor de periode 2017 – 2020 (SMART), die bijdraagt aan de realisatie van de doelstellingen van het Techniekpact 2020 en de hoofddoelstelling voor het vo-ho: Verbeteren van het studiesucces in de technische opleidingen van vo’ers in het ho. De basis voor deze visie ligt reeds in bestaande businessplannen en al gerealiseerde opbrengsten van de technieknetwerken.

2. Aangegeven is hoe de doelstellingen bijdragen aan verduurzaming van het netwerk.

Bestaande TiB netwerken

1. Er is een regionale visie met korte historie, doelstellingen en opbrengsten voor de periode 2017 – 2020 (SMART), die bijdraagt aan de realisatie van de doelstellingen van het Techniekpact 2020 en de hoofddoelstelling voor TiB: Het werken aan de kwantitatieve en kwalitatieve mismatch tussen de uitstroom van studenten in het technisch beroepsonderwijs en de regionale arbeidsmarkt. De basis voor deze visie ligt reeds in bestaande businessplannen en al gerealiseerde opbrengsten van de technieknetwerken.

2. Aangegeven is hoe de doelstellingen bijdragen aan verduurzaming van het netwerk.

2. Samenwerking en draagvlak

1. Uit de aanvraag blijkt welke partners betrokken zijn. Voor de regionale po-netwerken en de vo-ho-netwerken betekent dit dat de aanvrager moet vastleggen hoe de stuurgroep is samengesteld en hoeveel scholen en strategische partners daaraan deelnemen. Voor de TiB-netwerken betekent dit dat de aanvrager moet vastleggen hoe de stuurgroep is samengesteld en welke scholen en strategische partners daaraan deelnemen.

2. Indien de samenstelling van de samenwerking substantieel is gewijzigd, blijkt uit de aanvraag welke belangen de verschillende partners hebben en op welke wijze het samenwerkingsverband voorziet in deze belangen. Uit de aanvraag blijkt tevens dat er na deze wijziging nog steeds sprake is van gedeeld eigenaarschap. Het gedeeld eigenaarschap kan onder andere met behulp van een samenwerkingsovereenkomst worden aangetoond.

3. Indien er sprake is van cofinanciering en dit inzichtelijk gemaakt kan worden onder het criterium ‘financiën’, geldt dit als extra bewijs van gedeeld eigenaarschap.

3. Activiteiten

1. Uit de aanvraag blijkt op welke activiteit(en) het netwerk zich gaat richten in het schooljaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Dit betreft een uitwerking van één of meerdere onderdelen uit het beleidsplan/masterplan van het huidige netwerk, met speciale aandacht voor verduurzaming. Activiteiten kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op het continueren van doorlopende leerlijnen, inzet en professionalisering van docenten en projectleiders of het intensiveren of bestendigen van het netwerk.

2. Deze activiteit(en) sluit/sluiten logisch aan op de visie en doelstellingen én op reeds gerealiseerde opbrengsten en uitgevoerde activiteiten van het bestaande netwerk.

4. Begroting en financiering

1. Er is een beknopt overzicht van de kosten en de baten voor de activiteit(en) in het schooljaar, waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

2. Uit de aanvraag blijkt dat de middelen zo economisch mogelijk worden ingezet om maximale resultaten te bereiken.

3. Hierbij wordt gestreefd naar een vorm van cofinanciering.

Om voor erkenning in aanmerking te komen, moeten nieuwe TiB-netwerken in aanvulling op tabel 6 aan de volgende criteria voldoen:

Tabel 7. Beoordelingscriteria voor nieuwe TiB-netwerken

Voorwaarden

– Een netwerk bestaat uit minimaal één mbo-instelling, drie vmbo-instellingen en twee vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven.

– Het netwerk moet aantoonbaar nieuw zijn en niet eerder subsidie hebben ontvangen in het kader van Toptechniek in bedrijf.

– Aansluiting bij een bestaand Toptechniek in bedrijf-netwerk is vanwege de geografische ligging van de participerende onderwijsinstellingen niet voor de hand liggend

Aanvraagdocumenten

– Invulformulier website DUS-I, met daarin:

○ Regionale visie

○ Samenwerking en draagvlak

○ Activiteiten

○ Begroting en financiering

1. Samenwerking en draagvlak

1. Uit de aanvraag moet blijken welke partners betrokken zijn, welke belangen zij hebben en op welke wijze het samenwerkingsverband in die belangen voorziet. De aanvrager moet vastleggen hoe de stuurgroep is samengesteld en welke scholen en strategische partners daaraan deelnemen.

2. Uit de aanvraag blijkt dat er sprake is van gedeeld eigenaarschap. Het gedeeld eigenaarschap kan onder andere met behulp van een samenwerkingsovereenkomst worden aangetoond.

3. In de aanvraag is aangegeven hoe de taken en verantwoordelijkheden tussen de partners zijn verdeeld.

4. Er wordt inzichtelijk gemaakt hoe de samenwerking na afloop van de subsidieperiode kan worden voortgezet.

5. Samenwerking tussen vmbo-bb, vmbo-kb en vmbo-g/tl en het mbo moet worden aangetoond. Deze samenwerking is afgestemd op de regionale behoeftes.

2. Activiteiten

1. Uit de aanvraag blijkt welke activiteiten het netwerk gaat uitvoeren op hoofdlijnen in 2017 – 2020 en hoe er voorzien gaat worden in verduurzaming na afloop van de subsidieperiode. De activiteiten voor verduurzaming hebben bijvoorbeeld betrekking op het continueren van doorlopende leerlijnen, inzet en professionalisering van docenten en projectleiders en het intensiveren of bestendigen van het netwerk. De activiteit/activiteiten van het nieuwe netwerk voor het schooljaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, is/zijn uitgewerkt.

3. Regionale spreiding

1. Werkgebied van de partnerschap. Dit criterium kan worden toegepast als er meer aanvragen zijn die aan de kwalitatieve criteria voldoen, dan vanwege het subsidieplafond kunnen worden toegekend en er zodoende een selectie gemaakt moet worden.

Een onvolledige aanvraag kan op grond artikel 2.3, eerste lid van de Kaderregeling en artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht nog worden aangevuld. Bij de verdeling van de subsidie geldt dan de datum waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen als de datum van ontvangst.

7. Vaststelling, betaling, besteding en verantwoording

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

De subsidie voor bestaande netwerken wordt uiterlijk op 30 september 2017 direct vastgesteld. De minister betaalt het subsidiebedrag voor bestaande netwerken in 2017 uiterlijk in de maand oktober van het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend in één keer aan de penvoerder. De subsidie voor mogelijke nieuwe netwerken voor het schooljaar 2017–2018 wordt op uiterlijk 30 november 2017 direct vastgesteld. De minister betaalt het subsidiebedrag aan de penvoerder van mogelijke nieuwe netwerken in 2017 uiterlijk in de maand december. Het eventuele restant van het budget wordt in december 2017 evenredig verdeeld over de overige TiB-netwerken.

In de daaropvolgende jaren wordt de subsidie voor alle netwerken uiterlijk op 31 juli vastgesteld. De minister betaalt het subsidiebedrag uiterlijk in de maand juni van het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend. Indien de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt. In afwijking van voorgaande betaalt de minister het subsidiebedrag voor TiB-netwerken voor het kalenderjaar 2019 in twee keer. De eerste helft van het subsidiebedrag wordt betaald in juni 2019, de tweede helft in januari 2020.

De minister kan het subsidiebedrag na 31 juli, maar uiterlijk op 31 augustus betalen, indien de aanvrager in de gelegenheid is gesteld om de aanvraag aan te vullen en de subsidievaststelling daardoor vertraging oploopt.

Voor zover het subsidie tot € 25.000 betreft, geschiedt de verantwoording overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs in de jaarverslaggeving. Voor zover het subsidie van € 25.000 of meer betreft, geschiedt de verantwoording overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs in de jaarverslaggeving. Voor zover het een subsidie van € 25.000 of meer betreft toont de subsidieontvanger aan de hand van het activiteitenverslag aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Hiervoor is een speciaal format beschikbaar op de website van DUS-I. Het ingevulde format wordt binnen 10 weken na de subsidieperiode verstuurd naar DUS-I. De termijn van tien weken vangt aan op de eerste dag van de zomervakantie, bedoeld in de Regeling vaststelling schoolvakanties 2016–2019, voor de regio die in het betreffende kalenderjaar als tweede zomervakantie heeft.

8. Ondersteunende rol Platform Bèta Techniek

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

PBT (Voorheen Stichting Platform Bèta Techniek) biedt b/t-netwerken die op grond van het beleidskader subsidie ontvangen de mogelijkheid om ondersteuning te krijgen op het gebied van regionale samenwerkingen. De reeds erkende b/t-netwerken zijn in het verleden al ondersteund door PBT bij het opzetten en ontwikkelen van hun regionale samenwerking en door gebruik te kunnen maken van een begeleidend kennisprogramma. Ten behoeve van de ondersteuning vanuit PBT wordt de b/t-netwerken bij het indienen van de aanvraag via de website van DUS-I gevraagd of zij akkoord gaan met het delen van hun aanvraag met PBT. Het al dan niet instemmen met deze mogelijkheid betreft geen subsidieverplichting en heeft geen gevolgen voor de beoordeling van de subsidieaanvraag.

De ondersteuning door PBT is maatwerk, verschilt per type netwerk en bouwt voort op de bestaande samenwerking tussen PBT en de netwerken. PBT ondersteunt, onder andere, bij de inhoudelijke voorbereiding van de aanvraag, het formuleren van strategie en ambities en het versterken van de positie van het netwerk in de regio. PBT zet zich in om verbindingen te leggen tussen de b/t-netwerken en bijvoorbeeld het Techniekpact. Daarnaast blijft PBT de netwerken faciliteren in hun kennisdeling, zodat zij van en met elkaar kunnen leren en gezamenlijk een bijdrage leveren aan de Nederlandse kenniseconomie. Aan de ondersteuning zijn geen kosten verbonden voor de subsidieontvanger.

9. Caribisch Nederland

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Op Bonaire, Sint Eustatius en Saba bestaan op dit moment geen b/t-netwerken. Er kunnen echter wel nieuwe TiB-netwerken ontstaan in Caribisch Nederland. Nieuwe TiB-netwerken kunnen zich gedurende de looptijd van het Beleidskader melden (zie voorts onder punt 5).

Voor subsidieaanvragers uit Bonaire, Sint-Eustatius en Saba gelden exact dezelfde voorwaarden en aanvraagprocedure, met dien verstande dat het subsidiebedrag in USD in plaats van in Euro’s wordt vastgesteld en verstrekt. Daarbij wordt de vaste wisselkoers gehanteerd. Op het moment van publicatie van deze regeling geldt als vaste wisselkoers van € 1 = USD 1,06. Het subsidiebedrag dat b/t-netwerken op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba op grond van deze regeling kunnen aanvragen is te vinden in tabel 8:

Tabel 8. Maximale subsidiebedragen in USD
 

2017

2018

2019

Nieuwe vmbo-mbo-Toptechniek in Bedrijfnetwerken

65.720 USD

62.010 USD

58.300 USD

10. Administratieve lasten

[Regeling vervallen per 01-01-2022]

Administratieve lasten worden gedefinieerd als de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voorvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Bij de voorbereiding van deze regeling is nagegaan of er sprake is van administratieve lasten voor instellingen, bedrijfsleven of burgers. Daarbij is de regeling intern ter beoordeling voorgelegd voor toetsing op administratieve lasten.

De administratieve lasten die gemoeid zijn met deze subsidie zijn beperkt. Het gaat om de volgende administratieve lasten:

  • Aanvraag voor subsidie door het b/t-netwerk, waarvoor zij het volgende dienen aan te leveren:

    • een activiteitenplan;

    • een begroting.

  • Aanvraag voor subsidie door een nieuw TiB-netwerk, waarvoor zij het volgende dienen aan te leveren:

    • een plan van aanpak;

    • een activiteitenplan;

    • een begroting.

  • Het opstellen van de jaarlijkse verantwoording; en

  • Medewerking aan de evaluatie van de regeling.

De administratieve lasten voor het doen van een aanvraag voor bestaande netwerken worden geraamd op basis van de verwachte tijd die het een netwerk kost om het activiteitenplan samen te stellen en de aanvraag te doen. Deze lasten worden geraamd op maximaal 8 uur met een uurtarief van € 45. De geraamde kosten voor een aanvraag per bestaand netwerk komen daarmee op € 360.

Een aanvraag voor een nieuw netwerk kost naar verwachting meer tijd, omdat deze netwerken nog een plan van aanpak en regiovisie moeten samenstellen. De tijdsbesteding voor het samenstellen van de regiovisie wordt geraamd op 2 werkdagen, in totaal 16 uur. Naar verwachting vergt indiening van de aanvraag zelf zowel nieuwe als reeds bestaande netwerken 4 uur. In totaal kost het doen van een aanvraag nieuwe netwerken naar verwachting 20 uur met een uurtarief van € 45. De administratieve lasten per nieuw netwerk komen daarmee op een totaal van € 900. Naar verwachting zullen de administratieve lasten verminderen gedurende de looptijd van de regeling, omdat het opstellen van een plan van aanpak zal overgaan in het schrijven van een activiteitenplan.

Naast het doen van een aanvraag zijn er administratieve lasten verbonden aan de verantwoording. Deze lasten zijn afhankelijk van de omvang van het subsidiebedrag en de daaraan verbonden verantwoording. Deze kosten worden geraamd op 10 uur per netwerk. De geraamde kosten komen daarmee op € 450.

Uitvoering

De regeling wordt namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uitgevoerd door Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen. DUS-I acht de regeling uitvoerbaar. De aanvraag wordt elektronisch ingediend. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier dat beschikbaar wordt gesteld op de website van DUS-I.

Inwerkingtreding en vaste verandermomenten

Dit besluit treedt niet in werking op een vast verandermoment, maar op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Voor de verduurzaming van de netwerken die op grond van dit Beleidskader worden gefinancierd, is subsidieverlening vanaf 2017 noodzakelijk. Omdat de subsidie die in 2017 wordt verstrekt is bestemd voor het schooljaar 2017 – 2018, is het in het van belang dat dit besluit zo spoedig mogelijk in werking treedt.

Naar boven