Mandaatbesluit niet-beheersaangelegenheden Openbaar Ministerie 2017

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 30-03-2017 t/m 22-03-2023

Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 21 maart 2017, nr. 2015730 houdende verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het College van procureurs-generaal ten aanzien van aangelegenheden van het openbaar ministerie die niet het beheer van het Openbaar Ministerie betreffen (Mandaatbesluit niet-beheersaangelegenheden Openbaar Ministerie)

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de artikelen 10:3, 10:9, eerste lid, en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

  • 1 In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a. minister: de Minister van Veiligheid en Justitie;

    • b. mandaat: de bevoegdheid om in naam van de minister besluiten te nemen;

    • c. secretaris-generaal: de secretaris-generaal van het Ministerie van Veiligheid en Justitie; en

    • d. College: het College van procureurs-generaal.

  • 2 Dit besluit heeft geen betrekking op aangelegenheden die het beheer van het Openbaar Ministerie betreffen.

Artikel 2

  • 2 De secretaris-generaal wordt toegestaan om ten aanzien van het krachtens het eerste lid, onder a tot en met e verleende mandaat, ondermandaat te verlenen aan onder hem ressorterende functionarissen.

Artikel 3

Aan het College wordt mandaat verleend ten aanzien van de tot de verantwoordelijkheid van de minister behorende aangelegenheden op het terrein van het Openbaar Ministerie, met uitzondering van:

  • a. het nemen van besluiten en het voeren van correspondentie neergelegd in een document, gericht tot:

    • 1°. de Koning;

    • 2°. de raad van ministers van het Koninkrijk, de ministerraad of een daaruit gevormde onderraad of commissie;

    • 3°. de voorzitter van de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal of van een uit die Kamer gevormde commissie;

    • 4°. de vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk of de vice-president van de Raad van State;

    • 5°. de president van de Algemene Rekenkamer;

    • 6°. de Nationale ombudsman voor zover het gaat om het geven van een verbod als bedoeld in artikel 14 Wet Nationale ombudsman.

  • b. de bevoegdheden die in artikel 2, eerste lid, onder a, b en d aan de secretaris-generaal zijn verleend.

Artikel 4

  • 1 Het College wordt toegestaan ondermandaat te verlenen aan rechtstreeks onder hem ressorterende functionarissen, voor zover in dit besluit niet anders is bepaald.

  • 2 Het ondermandaat kan steeds één hiërarchisch niveau verder worden doorgegeven, voor zover in dit besluit niet anders is bepaald.

Artikel 5

Indien een krachtens mandaat te nemen besluit belangrijke politieke, bestuurlijke of maatschappelijke gevolgen kan hebben, draagt het College zorg voor voorafgaande afstemming met de secretaris-generaal.

Artikel 6

  • 1 Ondermandaat door het College tot het nemen van besluiten op verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, de behandeling van en beslissing op bezwaarschriften tegen voornoemde besluiten en met die verzoeken of bezwaarschriften samenhangende beslissingen kan uitsluitend worden verleend aan:

    • a. de hoofden van de parketten;

    • b. het hoofd van de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken van het parket-generaal;

    • c. de directeur van de Dienstverleningsorganisatie Openbaar Ministerie; en

    • d. de directeur van de Rijksrecherche.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde ondermandaat kan slechts twee hiërarchische niveaus verder worden doorgeven.

Artikel 7

  • 1 Ondermandaat door het College ten aanzien van het behandelen van en beslissen op beroepschriften tegen de in artikel 6, eerste lid, bedoelde bezwaarschriften kan worden verleend aan:

    • a. het hoofd van de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken van het parket-generaal;

    • b. het hoofd van het parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie voor zover het gaat om beroepschriften in zaken die het parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie betreffen.

  • 2 De in het eerste lid genoemde functionarissen wordt toegestaan ten aanzien van de bevoegdheid tot het behandelen van beroepschriften ondermandaat te verlenen aan onder hen ressorterende medewerkers die met die taak zijn belast.

Artikel 8

  • 1 Het College wordt toegestaan ondermandaat te verlenen aan het hoofd van de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken van het parket-generaal ten aanzien van:

  • 2 Het College wordt toegestaan ondermandaat te verlenen aan de hoofden van de parketten ten aanzien van de bevoegdheid tot het behandelen van en beslissen op buitengerechtelijke verzoeken om schadevergoeding tot en met € 10.000,– in verband met strafvorderlijk of ander optreden dat aan het Openbaar Ministerie wordt toegerekend,

  • 2 Het in het eerste en tweede lid bedoelde ondermandaat kan slechts één hiërarchisch niveau verder worden doorgeven.

Artikel 9

Vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit mandaatbesluit genomen besluiten waarin de in de Mandaatregeling niet-beheersaangelegenheden Openbaar Ministerie verleende mandaten verder zijn doorgegeven, blijven van kracht voor zover zij niet strijd zijn met het bepaalde bij of krachtens dit besluit, totdat op grond van dit besluit is voorzien in ondermandaat of het betrokken besluit wordt ingetrokken.

Artikel 10

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met mandaat onderscheidenlijk ondermandaat gelijkgesteld de verlening onderscheidenlijk doorgifte van:

  • a. volmacht om in naam van de minister privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

  • b. machtiging om in naam van de minister handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 13

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit niet-beheersaangelegenheden Openbaar Ministerie 2017.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s-Gravenhage, 21 maart 2017

De

Minister

van Veiligheid en Justitie,

S.A. Blok

Naar boven