Regeling vertrouwenspersonen integriteit en ongewenste omgangsvormen en Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen VWS

Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 03-03-2017 t/m heden

Regeling vertrouwenspersonen integriteit en ongewenste omgangsvormen en Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen VWS van 22 februari 2017, kenmerk 1092517-161010-OBP

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 9:14 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 3, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet en de artikelen 4 en 6 van de Klachtenregeling seksuele intimidatie burgerlijk rijkspersoneel;

Gehoord de Departementale Ondernemingsraad van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. minister: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • b. ministerie: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • b. secretaris-generaal: secretaris-generaal van het ministerie;

  • c. hoofd van dienst: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, aanhef en onder f, van de Mandaatregeling personele aangelegenheden VWS 2007;

  • d. EC O&P: het Expertisecentrum Organisatie en Personeel, onderdeel van de Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • e. medewerker: degene die werkzaamheden verricht of heeft verricht bij het ministerie;

  • f. vertrouwenspersoon: de in artikel 3, eerste lid, bedoelde, als zodanig aangewezen persoon;

  • g. vermoeden van een misstand: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, aanhef en onder d, van de Wet Huis voor klokkenluiders;

  • h. ongewenste omgangsvormen: elke vorm van discriminatie, intimidatie, seksuele intimidatie, agressie, geweld en pesten, direct of indirect, die stress in de arbeidsituatie teweeg brengt;

  • i. klacht: schriftelijke klacht over ongewenste omgangsvormen;

  • j. betrokkene: degene op wie het vermoeden van schending van de integriteit of een misstand, de melding of de klacht betrekking heeft;

  • k. commissie: de in artikel 9 ingestelde klachtencommissie;

  • l. klager: de medewerker die een klacht heeft ingediend bij de commissie.

§ 2. Werkingsgebied

Artikel 2

  • 1 De medewerker die een schending van de integriteit of een misstand vermoedt kan zich wenden tot een vertrouwenspersoon.

  • 2 De medewerker die wordt of is geconfronteerd met ongewenste omgangsvormen kan zich wenden tot een vertrouwenspersoon of tot de commissie.

  • 3 Een klacht bij de commissie wordt gericht aan de Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen VWS, EC O&P, Postbus 20011, 2500 EA Den Haag.

  • 4 Betrokkene kan zich eveneens tot een vertrouwenspersoon wenden.

§ 3. Vertrouwenspersoon integriteit en ongewenste omgangsvormen

Artikel 3

  • 1 Er zijn twee of meer vertrouwenspersonen integriteit en ongewenste omgangsvormen.

  • 2 De vertrouwenspersoon ressorteert als zodanig rechtstreeks onder de secretaris-generaal.

Artikel 4

  • 1 De vertrouwenspersoon wordt aangewezen en van zijn taak ontheven door de secretaris-generaal.

  • 2 Aanwijzing vindt, behoudens tussentijdse taakontheffing, plaats voor de duur van 3 jaar en kan telkens met 3 jaar worden verlengd.

Artikel 5

  • 1 De vertrouwenspersoon heeft op het gebied van de integriteit in ieder geval de volgende taken en bevoegdheden:

    • a. het opvangen, begeleiden en van advies dienen van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde medewerker of betrokkene;

    • b. het inwinnen van inlichtingen die noodzakelijk zijn om tot een goed inzicht te komen over hetgeen aan de orde is gesteld;

    • c. het adviseren over eventueel verder te nemen stappen en het behulpzaam zijn van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde medewerker of betrokkene bij eventueel verder te nemen stappen;

    • d. het verlenen van nazorg aan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde medewerker of betrokkene;

    • e. het signaleren van knelpunten in de uitvoering van het beleid, het verstrekken van inlichtingen over de mogelijkheden tot voorkoming en bestrijding van niet integer gedrag in de organisatie en het geven van gevraagd of ongevraagd advies op dit gebied aan de hoofden van dienst en de secretaris-generaal;

    • f. het geven van voorlichting op het gebied van integriteit.

Artikel 6

De vertrouwenspersoon heeft op het gebied van ongewenste omgangsvormen in ieder geval de volgende taken en bevoegdheden:

  • a. het opvangen, begeleiden en van advies dienen van de in artikel 2, tweede lid, bedoelde medewerker of betrokkene en het zo nodig doorverwijzen naar een professionele hulpverlenende instantie of hulpverlener;

  • b. het inwinnen van inlichtingen die noodzakelijk zijn om tot een goed inzicht te komen over hetgeen aan de orde is gesteld en de mogelijkheden om te komen tot een oplossing;

  • c. het door middel van het inschakelen van een deskundige, bemiddelaar of mediator trachten tot een oplossing te komen;

  • d. het adviseren over eventueel verder te nemen stappen en het behulpzaam zijn van de in artikel 2, tweede lid, bedoelde medewerker bij eventueel verder te nemen stappen;

  • e. het ondersteunen en begeleiden van de in artikel 2, tweede lid, bedoelde medewerker bij het indienen van een klacht bij de commissie en bij het horen door de commissie;

  • f. het verlenen van nazorg aan de in artikel 2, tweede lid, bedoelde medewerker of betrokkene;

  • g. het signaleren van knelpunten in de uitvoering van het beleid, het verstrekken van inlichtingen over de mogelijkheden tot voorkoming en bestrijding van ongewenste omgangsvormen in de organisatie en het geven van gevraagd of ongevraagd advies op dit gebied aan de hoofden van dienst en de secretaris-generaal;

  • h. het geven van voorlichting op het gebied van ongewenste omgangsvormen.

Artikel 7

Ingeval zich zowel de in artikel 2, eerste en tweede lid, bedoelde medewerker als de betrokkene zich tot een vertrouwenspersoon wenden, vindt de taakvervulling plaats door twee verschillende vertrouwenspersonen.

Artikel 8

  • 1 De vertrouwenspersoon brengt jaarlijks voor 1 mei een verslag uit aan het hoofd van dienst van het dienstonderdeel waaraan hij is toegewezen. Hij verstrekt een afschrift van het verslag aan de integriteitscoördinator VWS concern en aan het hoofd Bureau Integrale Veiligheid van het ministerie.

  • 2 Het verslag bevat een geanonimiseerd overzicht van zijn werkzaamheden in het voorgaande kalenderjaar.

  • 3 De integriteitscoördinator VWS concern draagt jaarlijks voor 1 juni zorg voor integrale verslaglegging aan de secretaris-generaal.

§ 4. Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen VWS

Artikel 10

  • 1 De commissie wordt telkens na het indienen van een klacht samengesteld.

  • 2 De commissie bestaat uit:

    • a. een voorzitter, tevens lid, niet werkzaam onder de verantwoordelijkheid van de minister;

    • b. ten minste twee overige leden.

  • 3 De leden van de commissie hebben plaatsvervangers.

  • 4 Bij afwezigheid van de voorzitter treedt een van de andere leden of een plaatsvervangend lid op als voorzitter.

  • 5 De Manager Dienstenstroom Arbeidsjuridisch Advies van EC O&P benoemt de leden en de plaatsvervangend leden van de commissie.

Artikel 11

De commissie wordt bijgestaan door een secretaris die wordt aangewezen door de Manager Dienstenstroom Arbeidsjuridisch Advies van EC O&P.

Artikel 12

  • 1 De commissie heeft tot taak het verrichten van onderzoek naar elke bij haar ingediende klacht en het uitbrengen van een rapport van bevindingen, vergezeld van een advies en eventuele aanbevelingen. Deze taak heeft mede betrekking op klachten over gedragingen die gerelateerd zijn aan de ongewenste omgangsvormen waarop de ingediende klacht betrekking heeft.

  • 2 De commissie brengt het in het eerste lid bedoelde rapport uit aan het hoofd van dienst van het dienstonderdeel waar betrokkene werkzaam is. Het desbetreffende hoofd van dienst doet de klacht schriftelijk af.

  • 4 Als tijdens het onderzoek naar de klacht zowel klager als betrokkene bereid blijken tot bemiddeling of mediation schort de commissie de behandeling van de klacht op.

Artikel 13

  • 1 De bij de behandeling van een klacht betrokken leden van de commissie stellen het rapport en het advies bij meerderheid van stemmen vast. Geen van de leden onthoudt zich van stemming.

  • 2 De bij de behandeling van een klacht betrokken fungerend voorzitter en leden ondertekenen het rapport, het advies en de eventuele aanbevelingen.

  • 3 De secretaris draagt zorg voor de verzending van het rapport, het advies en de eventuele aanbevelingen aan het desbetreffende hoofd van dienst respectievelijk aan de secretaris-generaal.

Artikel 14

De commissie is bevoegd:

  • a. tot het oproepen van daarvoor in aanmerking komende derden. Iedere als zodanig opgeroepen medewerker is verplicht aan een oproep van de commissie gehoor te geven en desgevraagd alle inlichtingen naar waarheid en zonder voorbehoud te verstrekken;

  • b. overlegging te vorderen van ter zake dienende bescheiden;

  • c. een onderzoek op de werkplek in te stellen of te doen instellen;

  • d. zich door deskundigen van advies en bijstand te laten dienen;

  • e. ook anderszins de medewerking te verlangen die zij nodig acht voor de behandeling van de klacht.

Artikel 15

  • 1 De commissie registreert alle schriftelijk ingediende klachten.

  • 2 De commissie brengt jaarlijks voor 1 mei een verslag uit aan de secretaris-generaal.

  • 3 Het verslag bevat een geanonimiseerd overzicht van het aantal en de aard van de klachten in het voorgaande kalenderjaar en de strekking van de adviezen die daarover zijn uitgebracht. Het verslag kan aanbevelingen van algemene aard bevatten.

  • 4 De secretaris-generaal verstrekt een afschrift van het verslag aan de Departementale Ondernemingsraad.

Artikel 16

  • 1 De commissie draagt zorg dat de op klachten betrekking hebbende dossiers die door de commissie zijn aangelegd worden overgedragen aan het hoofd van dienst van het dienstonderdeel waar betrokkene werkzaam is. De dossiers zijn alleen toegankelijk voor de voorzitter, de secretaris-generaal, het desbetreffende hoofd van dienst en de door dezen daartoe aangewezen medewerkers.

  • 2 Het desbetreffende hoofd van dienst ziet toe op de zorgvuldige bewaring van de overgedragen dossiers en draagt zorg voor de vernietiging hiervan overeenkomstig de daarvoor geldende wettelijke termijnen.

§ 5. Rechtspositie

Artikel 17

  • 1 Een lid of gewezen lid van de commissie respectievelijk een vertrouwenspersoon of gewezen vertrouwenspersoon ondervindt in zijn positie als medewerker geen nadeel van zijn activiteiten in het kader van de uitvoering van deze regeling.

  • 2 Een medewerker die te goeder trouw ongewenste omgangsvormen aan de orde heeft gesteld of een klacht heeft ingediend ondervindt in zijn positie als medewerker geen nadeel van zijn handelwijze.

§ 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 18

Voor de eerste maal worden als vertrouwenspersonen aangewezen de personen die reeds als zodanig waren aangewezen. Deze aanwijzing geldt voor de resterende duur van hun eerdere aanwijzing.

Artikel 20

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 21

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vertrouwenspersonen integriteit en ongewenste omgangsvormen en Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen VWS.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

E. I. Schippers

Naar boven