Beleidsregel berekening steunpercentage Regeling groenprojecten 2016

[Regeling vervallen per 01-06-2022.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 24-01-2017 t/m 31-05-2022

Beleidsregel van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën van 17 januari 2017, nr. IENM/BSK-2016/284600, na overleg met de Minister van Economische Zaken omtrent de wijze waarop de steun als percentage van het projectvermogen wordt berekend in het kader van de Regeling groenprojecten 2016 (Beleidsregel berekening steunpercentage)

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 15, eerste lid, onderdelen f, g, h, i en j en 17, derde lid, van de Regeling groenprojecten 2016;

Overwegende dat:

  • het bepalen van de steun als percentage van het projectvermogen van belang is voor de beoordeling of de bedragen, genoemd in artikel 15, eerste lid, onderdelen f, g, h, i en j, van de Regeling groenprojecten 2016 niet per ondernemer en per investeringsproject worden overschreden door projecten waaraan een groenverklaring is toegekend;

  • het bepalen van de steun als percentage van het projectvermogen tevens van belang is voor de beoordeling of het bedrag genoemd in artikel 17, derde lid, van de Regeling groenprojecten 2016 niet wordt overschreden;

  • in artikel 18 van de Regeling groenprojecten 2016 is bepaald dat er informatie over een project waarvoor een groenverklaring is afgegeven openbaar wordt gemaakt als de genoemde drempelbedragen aan steun worden overschreden;

  • de steun die een projectbeheerder geniet in het kader van de Regeling groenprojecten 2016 voortvloeit uit de rentekorting die hij als ondernemer krijgt van de bank ten opzichte van de marktrente; de rentekorting geldt tijdens de gehele looptijd van de groenverklaring;

  • een deel van de factoren die de steun bepalen op het moment van het afgeven van de groenverklaring niet definitief vaststaat of gedurende de looptijd van de groenverklaring en de lening kan veranderen;

  • in artikel 7, derde lid, van de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187) en artikel 7, vierde lid, van de Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193) is bepaald dat steun die in meerdere tranches wordt uitgekeerd, gedisconteerd dient te worden tot de waarde ervan op het tijdstip van de toekenning van de steun.

  • steun verkregen ingevolge de Regeling groenprojecten 2016 wordt uitgekeerd in meerdere tranches en derhalve de netto contante waarde van de steun moet worden berekend.

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-06-2022]

  • 2 Voor de berekening van de netto contante waarde van de steun, die over een langere periode wordt genoten, tot de waarde op het tijdstip van toekenning daarvan wordt de formule gebruikt

    Bijlage 258281.png

    ,waarbij geldt:

    N = de looptijd van de groenverklaring;

    CF = het rentevoordeel behaald met de groenverklaring na aftrek van vennootschapsbelastingbelasting;

    r = de disconteringsvoet.

  • 3 Voor de berekening van de netto contante waarde wordt gebruik gemaakt van de disconteringsvoet die op de datum van de toekenning van de steun van toepassing is.

  • 4 De steun hangt af van het deel van de investering dat met een lening wordt gefinancierd, de looptijd van de lening en het geldende tarief voor vennootschapsbelasting.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-06-2022]

Om de steun op het moment waarop de groenverklaring wordt afgegeven te kunnen bepalen wordt uitgegaan van:

  • a. een groenproject waarvan de gehele investering wordt gefinancierd met een geldlening van een groenfonds als bedoeld in artikel 5.14, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

  • b. een maximale looptijd van de geldlening van tien jaar;

  • c. een lineaire aflossing op de geldlening tot een restwaarde van € 0,–;

  • d. een te behalen rentevoordeel voordat aftrek van vennootschapsbelasting plaatsvindt van 0,75% punt;

  • e. de disconteringsvoet zoals maandelijks wordt vastgesteld door de Europese Commissie;

  • f. het te betalen tarief aan vennootschapsbelasting van 25%.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-06-2022]

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2016.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Infrastructuur en Milieu,

S.A.M. Dijksma

Naar boven