|
Algemeen
|
1
|
|
28, 35, 36, 37, 39, 40, 41, 43, 45, 46, 47, 48, 49, 53, 55, 56, 69, 74, 75, 76, 77,
78
|
Indieners zijn van mening dat de gekozen volgorde van de bestuurlijke besluitvorming
niet wenselijk is. O.a. het opknippen van de besluitvorming van kavels I en II en
kavels III en IV Hollandse Kust (zuid).
|
Zie voor toelichting op de bestuurlijke besluitvorming algemeen deel hoofdstuk
2. Kavelbesluiten in een groter kader.
|
2
|
|
46
|
In het nationaal kustpact worden door I en M, natuurorganisaties, lokale overheden
en andere belanghebbende organisaties afspraken vastgelegd die bescherming moeten
bieden aan de gehele kuststrook in Nederland. De keuze voor windparken dichtbij de
kust staat op gespannen voet met de intenties van het nationaal kustpact.
|
Zie beantwoording algemene deel onder hoofdstuk 3 onder thema A3.
|
3
|
|
23, 46
|
Indieners stellen dat de belangenafwegingen en negatieven effecten ondergeschikt zijn
aan het belang van het zo goedkoop mogelijk realiseren van duurzame energie. De locaties
worden slechts op grond van economische motieven gekozen.
Daarnaast worden de negatieve effecten op geen enkele manier gecompenseerd door het
ministerie.
|
Zie beantwoording algemeen deel hoofdstuk 3 onder thema A1 en A2.
Indien toch blijkt dat nadeel wordt ondervonden door betrokkenen kan een separaat
besluit genomen worden over de vraag of nadeelcompensatie verschuldigd is aan degenen
die mogelijkerwijs hinder ondervinden van de aangewezen kavels. In die besluiten wordt
overeenkomstig de criteria voor nadeelcompensatie getoetst of eventuele schade voorzienbaar
was, of sprake is van een bijzondere last en of de last het normale bedrijfsrisico
te boven gaat.
|
4
|
|
33, 34
|
Indieners stellen dat er geleerd moet worden van ervaringen uit het buitenland (geen
vermindering CO2 uitstoot, hoge onderhoudskosten daarom windparken niet rendabel).
|
In paragraaf 11.4 van het MER is aangegeven dat de jaarlijkse CO2 reductie 800 Mton per park per jaar bedraagt. Dat is een aanzienlijke reductie. Uit
de tender van de windparken Borssele I en II blijkt dat er een groot aantal consortia
belangstelling hebben een windpark te bouwen en dat de kostprijs per opgewekte kWh
met meer dan 40% is gedaald ten opzichte van 2010.
|
5
|
|
33, 34
|
Indieners willen meer windturbines op land.
|
Zie voor beantwoording algemene tekst hoofdstuk 3 onder thema A1.
|
6
|
|
40
|
Windturbines dichter bij de kust zorgen voor minder wind aan land. Rendement windenergie
op land zal afnemen. Is hier rekening mee gehouden?
|
De kortste afstand van kavelbesluiten I en II Hollandse Kust (zuid) tot de kust is 22,2 kilometer en de afstand tot de dichtstbijzijnde
windmolens op land nog groter. De effecten zijn verwaarloosbaar gezien de afstand
en overheersende windrichting.
|
7
|
|
64, 73
|
Indiener verzoekt om de term bekabeling van het park expliciet op te nemen in de begripsbepalingen
bij de voorschriften.
|
De term bekabeling zal niet worden opgenomen in de begripsbepalingen van de kavelbesluiten
omdat deze term niet voorkomt in de voorschriften.
|
8
|
|
64, 73
|
Indiener verzoek tot verwijdering bovengrens vermogen per windturbine of ten minste
op 12 MW en bij voorkeur op 15 MW te zetten. Max rotordiameter van 250 meter en tiphoogte
300 meter.
|
In het voorschrift is geen bovengrens aan het vermogen meer opgenomen, omdat dit niet
bepalend is voor de milieueffecten. Wel blijven de buitenmaten (rotordiameter, tiphoogte)
van de turbines als randvoorwaarden opgenomen. Naar verwachting kan voor Hollandse
Kust (zuid en noord) worden volstaan met de huidige buitenmaten. Voor eventuele doorgroei
van windenergie op zee na het Energieakkoord en verder op zee kunnen andere buitenmaten
onderzocht worden.
|
9
|
|
60
|
Indiener verzoekt om een turbinevermogen van 10 tot 12 MW in tegenstelling tot minimumeis
van 6 MW in de kavelbesluiten, wat leidt tot lagere investeringskosten en beperktere
ecologische impact.
|
Zie beantwoording volgnummer 8.
|
10
|
|
64, 73
|
Indieners maken zich zorgen over de opstelling van de overheid m.b.t de gekozen procedure
voor aanpassing kavelbesluiten
|
Het bevoegd gezag is zich bewust van deze zorg van indieners. Zij heeft daarom onderstaande
in de toelichting op het kavelbesluit opgenomen. De reeds genomen kavelbesluiten blijven
in principe ongewijzigd. Alleen in zeer uitzonderlijke situaties wanneer er wijzigingen
worden geconstateerd die de eerdere conclusies uit de reeds genomen kavelbesluiten
onhoudbaar maken, zal het Rijk overwegen om een procedure tot wijziging van een kavelbesluit
in gang te zetten. Hiervoor zal volgens de Wet windenergie op zee de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure zoals beschreven in de Algemene wet bestuursrecht worden gevolgd, zoals die ook geldt voor de nieuwe kavelbesluiten.
|
11
|
|
64, 73
|
Een zorgpunt voor indieners is dat de ingebrachte punten voor Borssele ten aanzien
van aanvaringsslachtoffers, monitorings-en evaluatieprogramma, indexatie bankgarantie
niet zijn meegenomen. Indiener wil graag uitkomsten van Borssele bespreken om te bekijken
hoe genoemde punten wel tot aanpassing kunnen leiden.
|
Samen met NWEA zal de komende periode benut worden voor een evaluatie van de kavelbesluiten.
Dan kunnen deze punten opnieuw besproken worden met het oog op toekomstige kavelbesluiten.
Voor onderhavige kavelbesluiten kan de uitkomst van deze evaluatie niet meer meegenomen
worden.
|
12
|
|
60
|
Indiener verwijst naar eerdere ingediende zienswijzen ten aanzien van de veiligheidszone
rond de inter array kabels, de voorschriften ten aanzien van reparatie- en onderhoudszones
van telecomkabels en de indexatie van de bankgarantie.
|
Zie beantwoording volgnummer 11.
|
13
|
|
65
|
Geen onderbouwing voor kosten van de aanleg en exploitatie van de windparken.
|
Zie beantwoording algemeen deel hoofdstuk 2 en thema A2 van hoofdstuk 3.
|
14
|
|
65
|
Windturbines gaan maar 15 jaar mee. Wat gebeurt er daarna?
|
Windturbines op zee zijn geconstrueerd voor een levensduur van tenminste 20 tot 25
jaar. Daarna moeten de turbines en de funderingen worden verwijderd. Hiervoor moet
door de vergunninghouder een bankgarantie worden gesteld voor het bedrag dat met de
verwijdering is gemoeid.
|
15
|
|
3, 70
|
Indiener vindt windenergie weinig rendabel vanwege hogere aanlegkosten, het duurdere
onderhoud en het rendementsverlies. Is het echt rendabel om miljarden te investeren
zonder te weten hoeveel miljarden het aan onderhoud gaat kosten?
|
De Stimuleringsregeling Duurzame Energie+ geeft alleen subsidie voor daadwerkelijk
op het net ingevoede elektriciteit. De risico’s voor de investering, onderhoudskosten
en rendementsverlies liggen bij de ontwikkelaar van het windpark.
|
|
A Energiebeleid en keuze windenergiegebieden
|
16
|
A1 Energiebeleid: alternatieven voor windenergie
|
1, 33, 34
|
Investeren in zonnepanelen, bijvoorbeeld op industriepanden.
|
Zie beantwoording algemeen deel hoofdstuk 3 thema A1.
In alle voor Nederland ontworpen scenario’s voor de ontwikkeling van het aandeel duurzame
energie is windenergie (waaronder windenergie op zee) een belangrijke bouwsteen. In
het Energieakkoord voor duurzame groei zijn die doelstellingen concreet gemaakt. Ook
zonne-energie en getijdenenergie dragen bij aan de doelstellingen voor duurzame energie
op zee.
|
17
|
A1 Energiebeleid: alternatieven voor windenergie
|
65
|
Indiener is van mening dat er naar een andere manier van energie opwekking op zee
gekeken moet worden.
|
Zie beantwoording algemeen deel hoofdstuk 3 onder thema A1.
|
18
|
A1 Energiebeleid: alternatieven voor windenergie
|
29, 30
|
Indiener stelt dat windturbines zonder subsidie niet rendabel zijn. Op lange termijn
is er duurzame energie voorzien die veel rendabeler is. Analyse van de gevolgen van
het inzetten van grootschalige windparken op de stabiliteit van het elektriciteitsnet
ontbreekt.
|
Zie beantwoording algemeen deel hoofdstuk 3 onder thema A1.
Op 19 mei 2015 zijn de maximale tenderbedragen zoals die volgen uit het Energieakkoord
voor de tenders in Hollandse Kust bekend gemaakt. Op 5 juli 2016 is de uitslag van
de tender voor de eerste twee parken in het windpark Borssele bekend gemaakt. De uitslag
laat zien, dat de kosten (en daarmee de benodigde financiële ondersteuning vanuit
de Stimuleringsregeling Duurzame Energie+) steeds verder dalen. De verwachting is
dat deze trend zich doorzet.
|
19
|
A1 Energiebeleid: alternatieven voor windenergie
|
32, 38, 68
|
De overheid heeft de ambitie om in 2023 23% van de energie behoefte uit hernieuwbare
duurzame bronnen te verkrijgen. Deze doelstelling is ingegeven door Europese ambities.
Europese ambities gaan over vermindering CO2 uitstoot. Graag opnemen wat de impact van het bouwen van de windparken op de CO2 uitstoot vermindering is.
|
Van het totale energiegebruik in Nederland moet volgens het Energieakkoord in 2023
16% van ons energiegebruik uit duurzame, dat wil zeggen onuitputtelijke bronnen komen.
Dit doel is alleen haalbaar wanneer op grote schaal op energiegebruik wordt bezuinigd
en indien uit de duurzame bronnen van energie op grote schaal elektriciteit en warmte
worden gewonnen. Zulke bronnen zijn in Nederland zonlicht, wind, stromend water, aardwarmte
en biomassa. Van alle beschikbare bronnen van duurzame energie is windenergie in Nederland
één van de grootste en op dit moment bovendien één van de goedkoopste bronnen van
energie. In alle voor Nederland ontworpen scenario’s voor de ontwikkeling van het
aandeel duurzame energie is windenergie (waaronder windenergie op zee) daarom een
belangrijke bouwsteen. Bij grote windturbines is na een korte tijd (binnen 9 maanden)
van stroomproductie alle CO2-productie tijdens de winning van grondstoffen, de constructie-
en bouwfase en het onderhoudswerk gecompenseerd. In het MER is berekend dat kavel
I en II jaarlijks bij het gebruik van 6 MW windturbines een CO2 reductie van 1.765.414,5 ton wordt bereikt en bij het gebruik van 8 MW windturbines
is dit 1.736.554,3 ton CO2 reductie per jaar.
|
20
|
A1 Energiebeleid: alternatieven voor windenergie
|
51
|
In de kavelbesluiten is geen gewag gemaakt van de impact van andere hernieuwbare duurzame
energiebronnen op het terugdringen van CO2 uitstoot, noch wat de bijdrage is van de locaties Hollandse Kust (zuid) hierop.
|
Zie beantwoording volgnummer 19.
|
21
|
A1 Energiebeleid: alternatieven voor windenergie
|
32, 38, 51, 68
|
In het MER is geen rekening gehouden met cumulatieve effect van de aanbestedingen
kavelbesluiten III en IV Hollandse Kust (zuid). Graag dit meenemen in de overwegingen.
|
Bij de besluitvorming over de kavels III en IV zal rekening gehouden worden met de
kavels waarover dan (naar verwachting) besloten is. In eerdere besluitvorming over
de haalbaarheidsstudie, de routekaart en de rijksstructuurvisies windenergie op zee
‘Hollandse Kust en Ten Noorden van de Waddeneilanden’ en ‘Aanvulling gebied Hollandse
Kust’ is wel naar het totaal gekeken. Ook in het kader Ecologie en Cumulatie is naar
3500 MW erbij gekeken.
|
22
|
A2 Ruimtelijke alternatieven en de kosten van gebieden
|
2, 3, 6, 11, 16, 18, 21, 28, 29, 30, 32, 35, 37, 38, 39, 43, 45, 53, 55, 57, 59, 67,
68, 69, 72, 74, 75, 76, 78
|
Indieners stellen dat IJmuiden- Ver een betere optie is (o.a. als IJmuiden- Ver toch
komt, waarom dan niet gelijk).
|
Zie beantwoording algemeen deel onder thema A2.
|
23
|
A2 Ruimtelijke alternatieven en de kosten van gebieden
|
7, 8, 9, 10,13, 14, 15, 19, 22, 27, 31, 35, 37, 39, 40, 41, 43, 45, 47, 48, 53, 55,
56, 69, 74, 75, 76, 77, 78
|
Windparken moeten veel verder uit de kust worden gebouwd (in het buitenland bewust
beleid om ver uit de kust te bouwen),
|
Zie beantwoording algemeen deel onder thema A2. Het kabinet heeft in de routekaart voor windenergie op zee op grond van de kosten
besloten om eerst windparken op 18,5 kilometer van de kust te realiseren.
|
24
|
A2 Ruimtelijke alternatieven en de kosten van gebieden
|
34, 80
|
Alternatieven zijn onvoldoende in beeld gebracht en onderzocht.
|
Zie beantwoording algemeen deel onder thema A2.
|
25
|
A2 Ruimtelijke alternatieven en de kosten van gebieden
|
8, 21, 27, 29, 30, 33, 34, 35, 37, 38, 39, 40, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 53, 55, 56,
57, 59, 65, 68, 69, 72, 74, 75, 76, 77, 78
|
Indieners hebben voorkeur voor bouw in het windenergiegebied IJmuiden Ver. Zij geven
aan, dat zij menen dat de kosten van de bouw in IJmuiden Ver niet (veel) hoger behoeven
te zijn dan in Hollandse Kust (zuid). Indieners verwijzen naar rapporten Stichting
Vrije Horizon, van ECN en bureau de Graaf.
|
Zie beantwoording algemeen deel hoofdstuk 3 onder thema A2.
|
26
|
A2 Ruimtelijke alternatieven en de kosten van gebieden
|
44, 51, 67, 84
|
Uit onderzoeksrapport Benchmarking onderzoek Hollandse Kust en IJmuiden Ver van bureau
de Graaf komt naar voren dat IJmuiden- Ver niet duurder is dan Hollandse Kust, maar
een positieve business case oplevert van € 1 miljard. In oorspronkelijke raming is
geen rekening gehouden met:
– Hogere opbrengst door meer wind ver op zee
– Het feitelijk inschrijftarief van Borssele I en II
– Bij grotere aanbesteding geldt schaalvoordeel
– IJmuiden- Ver is een aaneengesloten gebied wat kostenverlagend is
– Meerkosten langere kabel zijn beduidend lager
Rapport ECN van juni 2016 wordt door de Minister verkeerd geïnterpreteerd.
|
Zie beantwoording algemeen deel hoofdstuk 3 onder thema A2.
|
27
|
A2 Ruimtelijke alternatieven en de kosten van gebieden
|
11, 32, 38, 46, 68
|
Kostenbesparing weegt niet op tegen verlies van de vrije horizon.
|
Zie beantwoording algemeen deel hoofdstuk 3 onder thema A2.
|
28
|
A2 Ruimtelijke alternatieven en de kosten van gebieden
|
51, 84
|
Door de locatiekeuze Hollandse Kust verdwijnt het vrije uitzicht over de Noordzee.
Cultuurhistorische waarde van een vrije horizon wordt aangetast. Dit is noch in Plan
MER, noch in het kader van de kavelbesluiten nader onderzocht.
|
Zie beantwoording algemeen deel hoofdstuk 3 onder thema A3.
|
29
|
A2 Ruimtelijke alternatieven en de kosten van gebieden
|
32, 38, 44, 51, 68, 82, 84
|
Afname productiviteit bestaande windparken. Is er onderzoek gedaan naar de cumulatieve
effecten en gevolgen bij het realiseren van meer locaties? Waarom niet kiezen voor
IJmuiden Ver hogere windopbrengst (ruim 8%), weegt ruim op tegen productie afname?
|
Dit is onderzocht door ECN; Scoping analysis of the potential yield of the Hollandse
Kust (zuid) wind farm sites and the influence on the existing wind farms in the proximity,
September 2016, te vinden via https://www.ecn.nl/publicaties/ECN-E--16-021. Voor de
kavelbesluiten Hollandse Kust (noord) zal een vergelijkbare analyse worden gedaan.
De grotere windafvang binnen de kavels I t/m IV Hollandse Kust (zuid), samen 1.400
MW, indien binnen hetzelfde gebied meer afstand wordt gehouden tot Luchterduinen,
129 MW, weegt niet op tegen de vermindering van de windafvang van Luchterduinen. Ook
de kavels onderling vangen elkaar de wind af, zowel in Hollandse Kust als in IJmuiden
Ver.
|
30
|
A3 Zuinig omgaan met de waarden van de kust
|
1-4, 6-11, 13-15, 18, 19, 21, 22, 24,27, 29, 31, 32, 33, 35, 37, 38, 39, 42, 43, 45,
47, 48, 53, 55, 56, 59, 62, 65, 69, 68, 69, 70, 71, 74, 75, 76, 77, 78, 80
|
Vrije uitzicht en horizon wordt belemmerd
|
Zie beantwoording algemeen deel hoofdstuk 3 onder thema A3.
|
31
|
A3 Zuinig omgaan met de waarden van de kust
|
44, 51, 84
|
Vaststelling kavelbesluiten in strijd met de Wet windenergie op zee. In de afweging van de locatie keuze op grond van artikel 3 Wet windenergie op zee scoort de locatie Hollandse Kust op alle aspecten slechter dan IJmuiden- Ver.
|
Bij de afweging tot het nemen van een kavelbesluit worden diverse belangen afgewogen
die zijn opgenomen in de Wet windenergie op zee. Bijvoorbeeld de kosten om een windpark in het gebied te realiseren en het belang
van een doelmatige aansluiting van een windpark op een net moeten worden afgewogen
tegen andere belangen. Hollandse Kust scoort op bovengenoemde aspecten beter dan IJmuiden
Ver. Deze belangen zijn zorgvuldig afgewogen en daarmee dus niet in strijd met de
Wet windenergie op zee. Zie ook beantwoording algemeen deel hoofdstuk 3 onder thema A2.
|
32
|
A3 Zuinig omgaan met de waarden van de kust
|
65,
|
Windturbines veel vaker zichtbaar dan door ministerie wordt beweerd
|
Zie beantwoording algemeen deel hoofdstuk 3 onder thema B2.
|
33
|
A3 Zuinig omgaan met de waarden van de kust
|
72
|
Luchterduinen veel vaker te zien dan wordt voorgespiegeld.
|
Zie beantwoording algemeen deel hoofdstuk 3 onder thema A3.
|
|
B Mogelijke effecten voor gebruikers van de kust
|
34
|
B1 Mogelijke gevolgen voor bewoners: zicht en huizenprijzen
|
3, 4, 6, 8, 15, 16, 30, 32, 34, 35, 37, 38, 43, 45, 47, 53, 55, 56, 67, 68, 74, 75,
76, 77, 78
|
Aantasting woongenot, huiswaarde vermindering en stagnatie verkoop
|
Zie beantwoording algemeen deel hoofdstuk 3 onder thema B1.
|
35
|
B2 Zicht en beleving van recreanten en toeristen
|
2, 29, 30, 32, 33, 34, 35, 37, 38, 39, 40, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 68, 82
|
Onderzoeken (Decisio, Motivation) naar gevolgen van de beleving van de kust voor recreanten
is geen juiste weergave van de werkelijkheid. Veel indieners verwijzen naar het belevingsonderzoek
dat de Stichting Vrije Horizon heeft laten uitvoeren.
|
Zie beantwoording algemeen deel hoofdstuk 3 onder thema B2.
|
36
|
B2 Zicht en beleving van recreanten en toeristen
|
21, 32, 33, 34, 35, 37, 38, 39, 40, 43, 45, 47, 47, 48, 53, 55, 56, 59, 67, 68, 69,
74, 75, 76, 77, 78, 82
|
Meerdere indieners vinden dat de zichtbaarheidsanalyse bijlage 10 van het MER niet
correct is uitgevoerd. De punten die aangehaald zijn:
– windturbines in werkelijkheid meer zichtbaar dan de percentages die worden gesteld.
– horizontale beeldhoek van 60% niet correct omdat op de hoogte van de Duindamse slag
het windmolenpark Luchterduinen begint richting het noorden. Dit betekent dat hier
nu al een horizontale beeldhoek van 50% is.
Wanneer kavel I in gebruik genomen wordt, wordt ook de zuidelijke kant van het uitzicht
door windmolens bepaald.
– de ooghoogte die is gebruikt voor de theoretische formule bij de zichtbaarheidsanalyse
(paragraaf 2.2.3 bijlage 10 MER) is niet juist. Ooghoogte moet worden berekend vanaf
de boulevard.
– De KNMI waarnemingen
waarop de zichtconclusies van de kavelbesluiten zijn gebaseerd, zijn waarnemingen
over een
periode in het verleden – slechts tot 2002, daarna zijn de waarnemingen in IJmuiden
gestaakt – waarin het zicht aantoonbaar lager was dan nu, vanwege de inmiddels sterk
verbeterde luchtkwaliteit.
|
Zie beantwoording algemeen deel hoofdstuk 3 onder thema A3 en B2. Zie voor beantwoording over zichtdata KNMI volgnummer 37.De horizontale beeldhoek
is het aantal graden in horizontale zin dat het windpark beslaat in het beeld van
de beschouwer. De horizontale beeldhoek heeft geen invloed op het zichtbereik. Het
betreft alleen de meting van de breedte van het windpark in het beeld van de beschouwer,
wanneer deze over de Noordzee uitkijkt. De breedte die het windpark in het beeld van
de beschouwer inneemt, is mede bepalend voor de dominantie van het windpark in dat
beeld. Daarom is in de analyse 180 graden voor het zichtbeeld van de beschouwer gehanteerd.
Niettemin is bij de visualisaties gekozen om een beeldhoek van 60 graden weer te geven,
hetgeen een goede weergave van de werkelijkheid is. Men kan bij de visualisaties ‘rondkijken’
en telkens verschillende delen van 60 graden uit de gevisualiseerde 180 graden zien.
Uit de zichtbaarheidsanalyse blijkt dat de kavels I en II van Hollandse Kust (zuid)
maximaal 43 graden van de horizon in beslag nemen. Dit zal waarneembaar zijn vanaf
Katwijk. Wanneer de bestaande windparken zoals Luchterduinen hieraan toe worden gevoegd,
beslaan de windparken maximaal 61% van de horizon. Dit zal waarneembaar zijn vanuit
Zandvoort. Op andere kustlocaties is dit percentage kleiner.
In de berekeningen van de zichtbaarheidsanalyse is rekening gehouden met de prestatie
van de visus van het menselijk oog. Voor de visualisatie zijn er foto’s genomen vanaf
verschillende hoogte (op het strand en op de boulevard). De zichthoogte van de visualisatie
(genomen vanaf de Boulevard te Scheveningen) is 12 meter. De zichtbaarheidsanalyse
baseert zich op een kijkhoogte van 1.60 meter op het strand. Als de waarnemer zich
op een (oog)hoogte van 28 meter bevindt, is volgens de formule slechts 36 meter achter
de horizon verdwenen.
|
37
|
B2 Zicht en beleving van recreanten en toeristen
|
51, 84
|
De in het MER gehanteerde zichtbaarheidsgegevens zijn aantoonbaar onjuist. De zichtbaarheid
wordt voornamelijk bepaald door de weersomstandigheden. Volgens KNMI data is de zichtbaarheid
in de zomer aanmerkelijk hoger (45 tot 55% van de tijd). Verwezen wordt naar de zichtbaarheidsmetingen
door het KNMI voor Schiphol en De Kooy. Graag toelichting op afwijkende percentages
zichtbaarheid.
|
Zie beantwoording algemeen deel hoofdstuk 3 onder thema B1. Ten aanzien van de validiteit van de data wordt het volgende gesteld: het weerstation
IJmuiden 225 is in 2002 gestaakt met het waarnemen van het maximum opgetreden zicht.
Ter verificatie van de data is onder andere een vergelijking gemaakt met het station
De Kooy, waarbij de data van 1951–2012 is gebruikt. In deze vergelijking wordt geconcludeerd
dat het station IJmuiden met bijbehorende data representatief is.
|
38
|
B3 Mogelijke gevolgen ondernemers: toerisme, economie en werkgelegenheid
|
6, 8, 9, 14, 22, 24, 32, 33, 34, 38, 57, 70, 75, 76
|
Toerisme badplaatsen wordt aangetast door windparken op zee.
|
Zie beantwoording algemeen deel hoofdstuk 3 onder thema B3.
|
39
|
B3 Mogelijke gevolgen ondernemers: toerisme, economie en werkgelegenheid
|
29, 30, 32, 38, 39, 40, 57, 65, 68, 82
|
Onderzoeken (Decisio, Motivation) naar de gevolgen voor toerisme, economie en werkgelegenheid
zijn niet juist (verwijzing Stichting Vrije Horizon rapporten).
|
Zie beantwoording algemeen deel hoofdstuk 3 onder thema B3
|
40
|
B3 Mogelijke gevolgen ondernemers: toerisme, economie en werkgelegenheid
|
44, 51, 84
|
Door aantasting vrije uitzicht lijden kustgemeenten grote economische schade door
teruglopend toerisme. Schade is niet goed in kaart gebracht in uitgevoerde onderzoeken:
– Bezoekersaantallen kloppen niet.
– Economisch nadeel niet goed berekend, verlies van werkgelegenheidsplaatsen in toeristische
sector aan kust niet meegenomen.
– Berekening van verlies van 1250 FTE en omrijdfactor van 15 kilometer klopt niet.
|
Zie ook beantwoording algemeen deel hoofdstuk 3 onder thema A2 en B3.
In de periode augustus 2013 – maart 2014 heeft Decisio de Maatschappelijke kosten-batenanalyse
(MKBA) Windenergie op Zee binnen de 12-mijlszone opgesteld. Vervolgens is door Decisio
een rapport ‘Regionale effecten windmolenparken op zee. Maatschappelijke effecten
en analyse regionaal economische impact’ opgesteld over de effecten op de toeristische
sector in de kustgemeenten (wat zijn de gevolgen van andere bezoekersaantallen aan
de kust voor de lokale kusteconomie?) en de offshore windenergie sector (werkgelegenheid
in verband met aanleg en exploitatie van windparken). Er is in dit onderzoek van Decisio
extra onderzoek gedaan naar het economische belang van toerisme voor de regio op basis
van mobiele telefoondata. Dat heeft niet tot afwijkende inzichten geleid. Daarnaast
is een extra belevingsonderzoek door Motivaction uitgevoerd teneinde de onderzoeksresultaten
van Decisio te verifiëren. Het omrijden is gebruikt als benadering voor ‘waarde’ van
vrij uitzicht. Daarmee zijn de mogelijke effecten veelvuldig in kaart gebracht.
|
41
|
B3 Mogelijke gevolgen ondernemers: toerisme, economie en werkgelegenheid
|
33, 34
|
Geen compensatie van de werkgelegenheid in de windmolenindustrie zoals in het MER
staat. Banen gaan naar buitenlandse werknemers, tender winnaar Dong zal zijn eigen
mensen inzetten.
|
Zie ook beantwoording algemeen deel hoofdstuk 3 onder thema B.2 en B.3.
Volgens Decisio wordt er, als gevolg van het realiseren van 2.100 MW windenergie op
zee voor de Hollandse kust, tot ruim 1.600 fte aan tijdelijke werkgelegenheid in Nederland
gerealiseerd. Met de exploitatie van de windmolenparken is een meer permanente werkgelegenheid
gemoeid. De permanente werkgelegenheid om deze 2.100 MW aan windparken te exploiteren
bedraagt circa 475 fte. Welk deel hiervan vervolgens neerslaat in de kustgemeenten
is onbekend, maar de onderhoudswerkzaamheden zullen voor een groot deel vanuit de
havens van Rotterdam, IJmuiden en Den Helder worden gedaan. De hiermee gemoeide werkgelegenheid
zal dus ook vooral in deze regio’s neerslaan.
|
42
|
B3 Mogelijke gevolgen ondernemers: toerisme, economie en werkgelegenheid
|
51, 54, 84
|
Van voorschrift 2.16 plan van aanpak versterking lokale en regionale economie valt
weinig te verwachten. Niet nader bepaald is wat moet worden verstaan onder lokale
en regionale economie. Bijvoorbeeld, minimale bijdrage, hoe wordt dit gemeten, welke
sancties wanneer de afspraken niet worden nagekomen etc. Voor het plan is geen instemming
van de Minister vereist.
|
In de toelichting op het kavelbesluit zijn in paragraaf 6.4 enkele voorbeelden genoemd van voordelen voor de lokale en regionale economie. Voor
elke exploitant zullen de diverse mogelijkheden om bij te dragen aan de lokale of
regionale economie anders zijn. Om die reden kunnen ze ook niet verplicht worden.
Niettemin zal het vereiste plan van aanpak inzichtelijk maken wat de bijdrage is van
het windpark aan de lokale en regionale economie. Hiervan zal een stimulerende werking
uit gaan.
|
43
|
B3 Mogelijke gevolgen ondernemers: toerisme, economie en werkgelegenheid
|
52
|
Indiener pleit voor voorwaarden in het kavelbesluit om er voor te zorgen dat de windpark
exploitant een deel van de investeringen inzet ten gunste van Nederlandse bedrijven
en organisaties die actief zijn in de bouw, het onderhoud en de logistieke dienstverlening
op zee. En dat deze acties plaatsvinden vanuit Nederlandse zeehavens, bij voorkeur
Den Helder. Andere Europese landen als Duitsland en Denemarken, beschermen hun thuismarkt
wel met dergelijke voorwaarden.
|
Zie beantwoording volgnummer 42.
De Nederlandse zeehavens hebben reeds een grote rol bij de windparken in Nederland
en de rest van de Noordzee. De Nederlandse havens zijn goed gepositioneerd om werkzaamheden
voor de Nederlandse windparken uit te voeren.
|
44
|
B3 Mogelijke gevolgen ondernemers: toerisme, economie en werkgelegenheid
|
51
|
Toerisme en recreatie vormt de economische motor van de getroffen kustgemeenten. Ontwikkeling
van de gemeenten is hoofdzakelijk gericht op het ontwikkelen van versterken van toerisme
en economie, aangezien deze gemeenten geen haven hebben. Gemeenten worden onevenredig
hard getroffen.
|
Tegenover het kostennadeel van IJmuiden- Ver staat een maatschappelijk voordeel in
de sfeer van recreatie en toerisme als gevolg van niet of minder zichtbaar zijn van
de turbines.
Dit maatschappelijk voordeel bedraagt volgens de rapportages van Decisio € 95 tot
€ 285 mln. Het aanvullend onderzoek naar zichtbeleving van Motivaction heeft voor
Decisio geen aanleiding gegeven haar conclusies op dit punt te wijzigen (zie bijlagen
bij Kamerstukken II, 2015/16, 33 561, nr. 30).
Daarmee is het ook na actualisatie van de business case op basis van de nieuwe ECN-gegevens
maatschappelijk veel voordeliger om de windparken conform de routekaart op de locaties
‘Hollandse Kust’ te bouwen.
In de discussie over locaties voor windenergie op zee is het bovendien niet een kwestie
van of/of maar en/en. Op termijn zullen alle locaties nodig zijn, zowel dichtbij als
ver(der) weg. De routekaart zorgt voor een stabiele en kostenefficiënte koers voor
de ontwikkeling van windenergie op zee door te beginnen bij de goedkopere gebieden
dichterbij de kust, om dan vervolgens (terwijl de kosten nog verder dalen) verder
op zee te bouwen.
|
45
|
B3 Mogelijke gevolgen ondernemers: toerisme, economie en werkgelegenheid
|
24
|
Ter bevordering van het toerisme, virtuele verbinding maken met windparken met realtime
informatie over gewonnen hoeveelheid energie, waar het heen gaat etc. Bezoekerscentrum
duurzaamheid aan de kust.
|
Zie beantwoording volgnummer 42. Ook realtime informatie of een bezoekerscentrum kan
een bijdrage zijn aan de lokale en regionale economie.
|
|
C Mogelijke effecten voor gebruikers van de Noordzee
|
46
|
Scheepvaart
|
18
|
Indiener uit haar bezorgdheid over de veiligheid van kleine bootjes in het windpark.
|
De ram/drift kansen en de gevolgen daarvan zijn onderzocht in een scheepvaartveiligheidsstudie
ten behoeve van de MER-en. De meest recente driftgegevens zijn door de Kustwacht aan
het MARIN verstrekt ten behoeve van dit onderzoek.
Daarbij schrijft de overheid voorwaarden voor aan vaarweggebruikers op gebied van
nautische apparatuur om de volgbaarheid en daarmee de veiligheid (op afstand) te vergroten
en maatregelen te nemen. SAR is hierbij inbegrepen.
|
47
|
Scheepvaart
|
20
|
Indiener geeft aan dat er een ramp kan ontstaan als grote schepen op drift raken in
het windpark met grote gevolgen, met name voor visserij.
|
Zie beantwoording volgnummer 46.
|
48
|
Scheepvaart
|
54
|
Indiener verzoekt om toelating van vissersschepen tot 24 meter in het windenergiegebied
om zo bedrijfsschade voor de exploitanten van deze schepen te minimaliseren.
|
In de Beleidsnota Noordzee 2016–2021 is opgenomen dat vanaf 2017 in principe in alle
operationele windparken op zee (met uitzondering van de Gemini-parken) doorvaart en
medegebruik voor kleinere vaartuigen met een maximum lengte, onder een aantal voorwaarden
mogelijk wordt gemaakt. Dit heet het Beleidskader doorvaart en medegebruik.
Doorvaart en medegebruik wordt echter niet primair gereguleerd in de Wet windenergie op zee. Dit betekent dat eventuele doorwerking van het monitoring- en evaluatieprogramma
doorvaart en medegebruik effect heeft op andere regelgeving en niet op het kavelbesluit.
Aan het verzoek kan daarom in het kavelbesluit geen gehoor worden gegeven.
|
49
|
Scheepvaart
|
72
|
Aanvaring van een tanker met een windturbine kan een ramp veroorzaken. Indiener verzoekt
om diepgaand onderzoek te doen naar aanvaring van schepen met windturbines en de mogelijke
gevolgen hiervan. De kans op een aanvaring moet 0 zijn.
|
In het MER (hoofdstuk 6 resultaat milieubeoordeling) is onderzoek gedaan naar aanvaar-en
aandrijfkansen. Hierbij is uitgegaan van twee alternatieven te weten windturbines
van 6 MW en windturbines van 10 MW en schepen kleiner en groter dan 24 meter.
De totale aanvaar- en aandrijffrequentie door schepen groter dan 24 meter voor kavel
I is berekend. Eens per 28,7 jaar treedt een aanvaring/aandrijving op. De totale aanvaar-
en aandrijffrequentie door schepen groter dan 24 meter is eens per 55,3 jaar.
Voor schepen kleiner dan 24 meter is de aanvaar- en aandrijffrequentie voor de 6 MW
variant en voor de 10 MW variant resp. eens per 93,3 jaar en 274,7 jaar.
De kans op aanvaar- en aandrijfkansen is in relatie tot de levensduur van een park
daarmee nagenoeg nihil. De aanvaar- en aandrijfkansen zijn echter niet in zijn geheel
uit te sluiten.
De kans op uitstroom van bunkerolie en ladingolie is in het kavelbesluit beschreven.
Deze is eveneens verwaarloosbaar klein maar hierbij geldt ook nog steeds dat de gevolgen
niet geheel zijn uit te sluiten.
|
50
|
Scheepvaart
|
64, 73
|
Monitoring-en evaluatieprogramma doorvaart en medegebruik. Indiener verzoekt om in
de kavelbesluiten aan te geven dat er bij de ontwikkeling van dit kavel rekening moet
worden gehouden met de resultaten hiervan.
|
Doorvaart en medegebruik wordt niet primair gereguleerd in de Wet windenergie op zee. Dit betekent dat eventuele doorwerking van het monitoring- en evaluatieprogramma
doorvaart en medegebruik effect heeft op andere regelgeving en niet op het kavelbesluit.
Daarnaast lopen beide trajecten deels parallel in de huidige situatie. Aan het verzoek
kan daarom op dit moment geen gehoor worden gegeven.
|
51
|
Scheepvaart
|
66
|
Conform de Beleidsnota Noordzee 2016–2021 staat in het kavelbesluit vermeld dat vissersschepen
tot 24 meter in het windpark worden toegestaan. In de besprekingen voor het kader
Medegebruik en doorvaart is echter een motie (Geurts) aangenomen waarin wordt opgeroepen
om schepen tot 45 meter mee te nemen in de komende proefperiode. In het kavelbesluit
wordt uitgegaan van 24 meter.
|
In de Beleidsnota Noordzee 2016–2021 is opgenomen dat vanaf 2017 in principe in alle
operationele windparken op zee (met uitzondering van de Gemini-parken) doorvaart en
medegebruik voor kleine vaartuigen met een maximum lengte onder een aantal voorwaarden
mogelijk wordt gemaakt. Dit wordt vastgelegd in afdwingbare regels om medegebruik
en doorvaart te reguleren in de veiligheidszone. Op basis van monitoring en evaluatie
van de vanaf 2017 opengestelde parken (gedurende twee hoogseizoenen na de openstelling)
kan medio 2020 een eventuele aanpassing van de beleidsregels alsmede van de besluiten
tot de instelling van een veiligheidszone plaatsvinden. Het kabinet zal nog een reactie
geven op deze moties.
|
52
|
Scheepvaart
|
81
|
De binnen de kavels ontstane ruimten mogen niet leiden tot een verplicht gebruik van
deze, ook wel corridors genoemde, banen. De koers van zeiljachten (< 24 meter) is
sterk afhankelijk van de windrichting en de (getijde) stroming. Het varen van een
vooraf vastgestelde rechtstreekse koers is daardoor niet altijd mogelijk en het gebruik
van de motor bij enige zeegang meestal geen optie.
|
Er is geen verplichting voor zeiljachten om door windparken te varen. Goed zeemanschap
vraagt daarnaast om de meest veilige route te volgen. Wanneer de weersomstandigheden
ongunstig zijn en de manoeuvreerbaarheid van het schip beperkt is, dan is het de verantwoordelijkheid
van de schipper om de afweging te maken om door het park heen te varen. In de uitvoering
van doorvaart en medegebruik wordt hiervoor een gedragscode ontwikkeld.
|
53
|
Scheepvaart
|
81
|
Indiener geeft aan dat de status van corridors verwarring kan geven. Omdat de breedte
hiervan minder dan 2 zeemijlen bedraagt kan dit aanleiding zijn deze corridors als
nauw vaarwater te bestempelen. Dat betekent dat voorschrift 9 van de Bepalingen ter
Voorkoming van Aanvaringen op Zee (BVA) van kracht worden. Een voorschrift dat een
strikt regime van het houden van stuurboordzijde van het vaarwater op legt en daarbij
bepaalt dat zeilvaartuigen en vaartuigen met een lengte <20m de doorvaart van een
schip dat slechts in het nauwe vaarwater kan (mag) varen(in dit geval dus een schip
met een lengte tussen de 24 en 45 meter) niet mag belemmeren.
Ook het oversteken van een tot nauw vaarwater bestempelde corridor is aan beperkingen
onderhevig. Het zal in bovengenoemde gevallen problemen opleveren onderscheid te maken
tussen een schip waarvan de lengte net kleiner is dan 24 meter en dus door het park
mag varen, maar
groter dan 20 meter en de beperkingen uit BAZ Vs 9 voor dit schip in de corridor niet
gelden.
|
Er is geen verplichting voor schepen om door windparken te varen, corridors zijn niet
aangewezen in windenergiegebied Hollandse Kust (zuid). Daarnaast blijft altijd het
principe van goed zeemanschap een verantwoordelijkheid van elke vaarweggebruiker.
|
54
|
Scheepvaart
|
81
|
Doorvaarverbod gedurende de nachtelijke uren. Indiener geeft aan dat het verbod ‘s
nachts door de parken te varen, er toe leidt dat kleine schepen gedurende de donkere
periode gedwongen worden in de buurt van de verkeersbanen
van en naar de Rotterdamse en Amsterdamse havens te varen. De beperkte zichtbaarheid
van de navigatie verlichting (volgens de eisen van de BVA 1 vs 29, 1 cq
2 zeemijlen voor schepen met een lengte <12m en 2 zeemijlen als de lengte meer dan
12 meter bedraagt) en de achtergrond verlichting van de betreffende
havengebieden zullen er voor zorgen dat kleine schepen die buiten het windturbine
park varen door grote schepen nauwelijks opgemerkt worden. Een van de belangrijkste
aanleidingen voor het toestaan van doorvaart, het is veiliger voor een klein schip
om door een windturbine park te varen, dan in de nabijheid van de grote scheepvaart,
wordt gedurende de nacht dus teniet gedaan. Het argument dat SAR operaties gedurende
de nachtelijke uren in een windturbinepark bemoeilijkt worden kan terecht zijn, maar
een vaartuig dat in moeilijkheden raakt in de nabijheid van een windturbine park,
kan binnen de tijd dat de SAR operatie op gang komt, door de getijstromen en wind,
ook een windturbine park binnen gedreven zijn. Knelpunt is echter dat bij Ronde 1
en 2 windparken de palen binnen de windparken niet noodzakelijkerwijs voorzien zijn
van lichten op zee niveau. Teneinde in de toekomst op basis van opgedane ervaring
de mogelijkheid te kunnen bieden om doorvaart ook ’s nachts te kunnen toestaan is
het verzoek om te onderzoeken of lichten op zeeniveau kunnen worden opgenomen in de
specificaties van de individuele turbines. Achtergrond is dat aanbrengen van deze
voorziening bij de
bouw zeer beperkte kosten met zich meebrengt terwijl het retrofitten op bestaande
installaties aanzienlijk duurder zal zijn.
|
Er is geen verplichting om door windparken te varen of ‘s nachts te varen. Goed zeemanschap
vraagt om de meest veilige route te volgen onder veilige omstandigheden. Wanneer de
kapitein van een schip meent dat ‘s nachts varen onveilig is dan heeft hij de keuze
slechts overdag te varen en bij nacht op een veilige plek ten anker te gaan.
Extra verlichting op bestaande turbines is momenteel niet opportuun daar de inhoud
van de MER-en gaat over nieuwe parken en niet over aanpassingen in bestaande parken.
De vereisten aan doorvaart en medegebruik worden niet geregeld in de kavelbesluiten
maar in het besluit tot vaststelling van de veiligheidszone. In het kavelbesluit is
een voorschrift opgenomen waaraan de verlichting van de turbines tenminste aan moet
voldoen. Verder zal de vergunninghouder op grond van het waterbesluit een verlichtingsplan moeten indienen bij het bevoegd gezag. Daarbij moet voldaan
worden aan de internationale regelgeving voor bebakening en verlichting van windturbines
voor zowel de luchtvaart als de scheepvaart. Ook moet voldaan worden aan het informatieblad
‘Aanduiding offshore windturbines en offshore windparken in relatie tot luchtvaartveiligheid’
dat uitgebracht is door ILT.
|
55
|
Scheepvaart
|
60
|
Indiener verzoekt om transparantie over voorschriften en kosten ten aanzien van doorvaart
en medegebruik, vereisten met betrekking tot verlichting, voor voorbereiding van project
en bieding.
|
De vereisten aan doorvaart en medegebruik worden niet geregeld in de kavelbesluiten
maar in het besluit tot vaststelling van de veiligheidszone. In het kavelbesluit is
een voorschrift opgenomen waaraan de verlichting van de turbines tenminste aan moet
voldoen. Verder zal de vergunninghouder op grond van het waterbesluit een verlichtingsplan moeten indienen bij het bevoegd gezag. Daarbij moet voldaan
worden aan de internationale regelgeving voor bebakening en verlichting van windturbines
voor zowel de luchtvaart als de scheepvaart. Ook moet voldaan worden aan het informatieblad
‘Aanduiding offshore windturbines en offshore windparken in relatie tot luchtvaartveiligheid’
dat uitgebracht is door ILT.
|
56
|
Visserij
|
14, 20
|
Indiener geeft aan dat de effecten van windparken op visserij niet zijn onderzocht.
Bezorgdheid over de economische gevolgen voor beroepsvissers,
|
Zie beantwoording volgnummer 58. Indien blijkt dat nadeel wordt ondervonden door betrokkenen
kan een separaat besluit genomen worden over de vraag of nadeelcompensatie verschuldigd
is aan degenen die mogelijkerwijs hinder ondervinden van de aangewezen kavels. In
die besluiten wordt overeenkomstig de criteria voor nadeelcompensatie getoetst of
eventuele schade voorzienbaar was, of sprake is van een bijzondere last en of de last
het normale bedrijfsrisico te boven gaat.
|
57
|
Visserij
|
54
|
Voor beide kavels geldt een doorvaart verbod voor schepen langer dan 24 meter, naast
het verlies van visgrond, moeten deze schepen omvaren, dit kost tijd en brandstof.
Een compensatie voor aantoonbare schade, tenminste in een overgangsperiode is volgens
de indiener redelijk.
|
Zie beantwoording volgnummer 56.
|
58
|
Visserij
|
66
|
In het kavelbesluit staat dat er een afname 0,16% van NCP voor visgrond zal zijn en
een beperkt negatief effect heeft. De indiener vindt dit geen juiste weergave omdat
de gevolgen voor de vissers duidelijk negatief zijn. De 0,16% die verloren gaat is
een gebied waar veelvuldig wordt gevist en ook dicht bij de kust ligt. In de beoordeling
dienen de gevolgen voor de vissers mee te worden genomen. Tot nu toe is hier geen
aandacht aan besteed.
|
In paragraaf 10.4 van het MER is het effect beschreven, onder andere aan de hand van
een overzicht van de vangst visserij per km2 in de omgeving van windenergiegebied Hollandse Kust (zuid). In paragraaf 6.13 van het kavelbesluit is visserij afgewogen. In het MER is ook ingegaan op de vlootsamenstelling,
de aanvoer van vis en garnalen en op de vaartijd van vissersschepen (van meer dan
24 meter) van de haven naar de visgronden. Deze laatste is moeilijk in te schatten
omdat de visserijsector niet altijd van vaste vaarroutes gebruik maakt. Voor de visserij
spelen er meer zaken die van invloed zijn op de visserij, maar die niet bepaald worden
door de keuze voor windenergie op zee, zoals bijvoorbeeld het aanwijzen van natuurgebieden
en een aanlandplicht. Het kabinet deelt daarom de mening van de visserij sector niet,
dat de sector schade zal lijden puur door de inperking van het bevisbare gedeelte
van de Noordzee. De quota kunnen zeer wel worden gevangen. Ook de internationale concurrentie
treedt alleen bij bepaalde vissoorten op. De Nederlandse Noordzeevisserij heeft een
eigen profiel.
|
59
|
Visserij
|
12
|
Indiener geeft aan dat het hypocriet is dat er in de windparken niet gevist mag worden,
terwijl er toch vergunningen worden afgegeven voor sportvisserij op zee.
|
In de Beleidsnota Noordzee 2016–2021 is besloten dat vanaf 2017 in alle operationele
windparken op zee medegebruik en doorvaart voor kleine vaartuigen met een maximum
lengte onder bepaalde voorwaarden zal worden toegestaan. Bepaalde vormen van visserij
zullen onder voorwaarden toegestaan worden in de windparken. Nederland kent geen vergunningstelsel
voor sportvisserij op zee.
|
60
|
Visserij
|
64, 73
|
Verzoek om in hoofdstuk 6.13.3 van de kavelbesluiten de term professionele vissers te vervangen door vissers en
reguliere sleepnetvissers te vervangen door bodemberoerende visserij. Plus verwijzing
doorvaart en medegebruik gewenst.
|
De kavelbesluiten bepalen niet het beleid voor medegebruik en doorvaart. Dit beleid
is opgenomen in de Beleidsnota Noordzee 2016–2021. De tekst wordt aan de beleidsnota
aangepast.
|
61
|
Visserij
|
64,73
|
6.12.3 (nu in definitief kavelbesluit 6.13.3) – indieners zien graag dat de term ‘bodemberoerende
visserij’ wordt gebruikt in plaats van ‘reguliere sleepnetvisserij’. Dit is immers
de vorm van visserij die niet in de windparken zal worden toegestaan.
Ook zien indieners graag dat bij deze paragraaf verwezen wordt naar doorvaart en medegebruik
in bestaande parken en het daarbij behorende monitoring- en evaluatieprogramma. Dit
programma kan immers leiden tot andere voorwaarden en maatregelen voor de windparken.
|
Het op te stellen afwegingskader ziet toe op welke vormen van medegebruik (waaronder
visserij) worden toegestaan binnen de grenzen van het windpark. Tevens zal er gemonitord
worden wat de extra (geluids)belasting op het ecosysteem zal zijn van de openstelling
van de windparken. Na een jaar en na twee jaar zal de openstelling tussentijds geëvalueerd
worden en zo nodig aangepast.
|
62
|
Visserij
|
19
|
Vissers varen dichtbij de kust om hun netten uit te zetten en op te halen, zij hebben
last van de windparken.
|
De kavelbesluiten I en II in windenergiegebied Hollandse Kust (zuid) liggen op minimaal 22,2 kilometer uit
de kust. De vissers op 2 tot 3 kilometer uit de kust hebben hier geen last van.
|
63
|
Visserij
|
20
|
Indiener stelt dat er een Europese wet is die 12 mijlzone als beschermd gebied voor
kleine visserij uit kustgemeenschappen aanduidt. Deze wet zou met de aanleg van een
windpark binnen de 12 mijlzone worden overtreden.
|
In de beantwoording van deze zienswijze wordt ervan uitgegaan dat indiener doelt op
het Gemeenschappelijk Visserijbeleid van de Europese Unie. In het Gemeenschappelijk
Visserijbeleid worden de Europese visbestanden en de visserij beschermd in de verschillende
maritieme zones. Deze wetgeving staat niet in de weg aan de mogelijkheid ruimtelijke
ontwikkelingen op zee te realiseren zoals de aanleg van windparken. Uit het Nationaal
Waterplan 2016–2021 volgt dat het kabinet in de ruimtelijke afweging prioriteit geeft
aan activiteiten van nationaal belang, zijnde scheepvaart, olie- en gaswinning, CO2-opslag,
windenergie, zandwinning en -suppletie en defensie boven andere activiteiten, zoals
visserij. In de gebieden die zijn aangemerkt voor activiteiten van nationaal belang
mogen andere activiteiten dit gebruik niet belemmeren.
|
64
|
Olie -en gaswinning
|
36
|
Indiener verzoekt om:
1. Onderzoek naar mogelijkheid proefboring
2. Onderzoek economische haalbaarheid.
3. Uitvoering afspraken in Beleidsnota Noordzee 2016–2021
4. Eventueel toch voorschriften opnemen afhankelijk van het onderzoek
|
Zoals aangekondigd in de Beleidsnota Noordzee 2016–2021 is onderzoek gedaan naar de
effecten van zogturbulentie op vliegveiligheid in en om offshore windturbineparken.
Hiervoor heeft het NLR onderzoek uitgevoerd en opgeleverd, te vinden via https://www.noordzeeloket.nl/nieuws/?item=5219.
In dat onderzoek worden veilige afstanden tot turbines en windparken geadviseerd.
Concreet komt dit neer op afstanden kleiner dan 1 zeemijl. Deze resultaten dienen
vervolgens als input voor onderzoek dat kijkt naar een goede operationele en veilige
helikopterbereikbaarheid van mijnbouwplatforms; waaronder de toepasbaarheid van segmentbenadering.
Dit onderzoek is onlangs aanbesteed. Beoogd wordt, om deze studie in het voorjaar
van 2017 af te ronden. Het overleg hierover met NOGEPA en de individuele mijnbouwoperators
zal worden voortgezet.
Maatwerk in de tijd is onder andere toegepast door met windenergiegebied Borssele
te beginnen waar geen mijnbouwbelangen spelen. Binnen het windenergiegebied Hollandse
Kust spelen er in windenergiegebied Hollandse Kust (zuid) de minste mijnbouwbelangen.
Voor de olie- en gasopsporing is ook maatwerk in de tijd mogelijk door deze activiteiten
de komende jaren uit te voeren voordat de windparken gebouwd worden.
Gezien de afstand tussen de platforms en de kavels is in paragraaf 6.5.3 en 6.6.5 van de onderhavige kavelbesluiten opgenomen dat de verwachting is dat er
geen aanleiding is om voorschriften in de kavelbesluiten op te nemen.
|
65
|
Olie -en gaswinning
|
50
|
De indiener verzoekt om nader onderzoek te doen naar de effecten op gas en olie winning
in het gebied Hollandse Kust. O.a. het inzichtelijk maken van welke hoeveelheid aardgas/aardolie
door de bouw van het windpark niet kunnen worden gewonnen en wat de gevolgen zijn
voor de bereikbaarheid van de platforms.
Daarnaast verzoekt de indiener uitvoering te geven aan de afspraken die zijn gemaakt
in de Beleidsnota Noordzee 2016–2021.
|
Zie ook het antwoord op volgnummer 64. Gezien de bedrijfsvertrouwelijkheid van de
te winnen hoeveelheid aardgas/aardolie is dit niet in het MER opgenomen. TNO heeft
het ministerie van Economische Zaken hier wel vertrouwelijk over geadviseerd. Dit
advies is meegenomen in de gesprekken met de individuele mijnbouwmaatschappijen, zoals
beschreven in het ‘Ontwerpproces: afstand tussen mijnbouwlocaties en windparken’ in
de Beleidsnota Noordzee. In de Beleidsnota Noordzee is aangegeven dat bij de aanleg
van windparken ten opzichte van leidingen in principe een zone van 500 meter moet
worden aangehouden. Met het oog op efficiënt ruimtegebruik kunnen onderhoudszones
van kabels en leidingen waar mogelijk worden verkleind. Niettemin is voor pijpleidingen
500 meter aangehouden.
|
66
|
Olie -en gaswinning
|
58
|
Indiener verzoekt om actie aangaande onderzoek naar toepasbaarheid van een segmentbenadering
voor helikopterbereikbaarheid van mijnbouwplatforms en de effecten van zogturbulentie
van windparken op helikopters zoals opgenomen in de Beleidsnota Noordzee 2016–2021.
|
Zie beantwoording volgnummer 64.
|
67
|
Olie -en gaswinning
|
58
|
Indiener geeft aan dat afstemming met mijnbouwondernemingen tijdig moet plaatsvinden
om tot maatwerkoplossingen te kunnen komen.
|
Zie beantwoording volgnummer 64 en 65.
|
68
|
Kabels en leidingen
|
63, 79
|
Met betrekking tot de kavelbesluiten is de indiener tegen het gebruik van een onderhoudszone
van 500 meter. Indiener verwijst naar de internationale richtlijnen ESCA en ICPC,
waarin een ruimere onderhoudszone van 750 meter als uitgangspunt wordt genomen.
|
De belangen en activiteiten van telecomkabeleigenaren zijn afgewogen in de Beleidsnota
Noordzee 2016–2021. In de kavelbesluiten kunnen de onderhoudszones voor telecomkabels
van 750 meter met het oog op efficiënt ruimtegebruik binnen windenergiegebieden worden
verkleind. Hiervan is gebruik gemaakt door een onderhoudszone van 500 meter te creëren
tot aan de tip van de wiek en van 500 meter plus de wieklengte circa 100 meter tot
de mast van de windmolen. De facto is er dus een onderhoudszone van twee keer circa
600 meter en is samen circa 1.200 meter indien beide windmolens direct tegenover elkaar
zouden staan.
Daarnaast is voorzien in stilstand van windmolens nabij onderhoud van een telecomkabel.
Hiermee wordt voldaan aan de internationale verplichtingen. Bovendien is de onderhoudszone
van de kabel veel groter, indien de telecomkabel naast een andere telecomkabel ligt
of aan de buitenkant van het windenergiegebied. Dan is er aan één kant die niet direct
grenst aan een kavel veel meer onderhoudsruimte beschikbaar, doordat daar geen windmolens
staan. De onderhoudszone is daardoor alleen voor Concerto 1 Segment 1 North en voor
Circe 1 North voor zover die binnen kavel I lopen de genoemde circa 1.200 meter als
gevolg van de kavels I en II. Voor de andere kabels en de andere delen van deze twee
kabels is de onderhoudszone ruimer, omdat die grenst aan een gebeid buiten het windenergiegebied
of een onderhoudszone van een andere telecomkabel.
Uit gegevens van KPN blijkt dat de meeste reparaties aan telecom kabels gebeuren in
het midden van de Noordzee en aan de Engelse kant. TAT-14 (beide segmenten), Ulysses
en Circe North hebben nooit een reparatie gehad in het windenergiegebied Hollandse
Kust (zuid). Alleen Concerto North heeft 1 reparatie gehad (2013) net ten oosten van
het windmolenpark en 1 reparatie (2000) in het extra gebied binnen de 12 mijlszone.
|
69
|
Kabels en leidingen
|
80
|
Betreft keuze voor 220 kV kabel die 350 MW kan transporteren, kan ook leiden tot transformatorstation
van 1050 MW bij Hollandse Kust (zuid) en transformatorstation van 1050 MW bij HK Noord.
De doelmatigheid en kosteneffectiviteit van de twee transformator-stations dienen
diepgaander te worden onderbouwd.
|
Op 20 oktober 2016 maakte de Minister van Economische Zaken bekend dat de opgewekte
energie van windgebied Hollandse Kust (zuid) wordt aangesloten op het hoogspanningsstation
op de Maasvlakte, via het tracéalternatief Maasvlakte-Noord. Hiermee zijn de adviezen
van de betrokken lokale overheden overgenomen. Aansluiting op Wateringen is daarmee
voor de kavels I en II Hollandse Kust (zuid) niet meer aan de orde.
|
|
D Overige aspecten
|
70
|
Ecologie
|
1
|
Beschadiging van de zee en de vogels.
|
De effecten op trekvogels zijn in het MER in beeld gebracht en in de kavelbesluiten
afgewogen. Populaties van trekvogelsoorten worden niet in gevaar gebracht. Om effecten
te beperken wordt specifiek voor de trekvogels een mitigerende maatregel opgesteld
waarbij de windturbines tijdens momenten van zeer hoge migratie-intensiteit minder
dan 1 rotatie per minuut mogen maken.
|
71
|
Ecologie
|
21
|
In paragraaf 7.3.1 Vogelsterfte van het MER staat: Uit een analyse van A. Gyimesi
‘Zilvermeeuw slachtofferaantallen bij vier scenario’s van SER windparken’ Notitie
15-314, Bureau Waardenburg blijkt dat de Nederlandse PBR (het maximaal toelaatbare
effect op populatieniveau) niet wordt overschreden wanneer het Energieakkoord gerealiseerd
wordt met gemiddeld 63 turbines
per park. Het is toch onbehoorlijk bestuur dat er straks harde eisen worden gesteld
van 8 MW per turbine in windpark Hollandse Kust (noord), terwijl er ook een aanvullende
analyses kan worden uitgevoerd over de vogelsterfte. Hoe kunnen we windenergieparken
later uitbreiden als met deze 4500MW uit het Energieakkoord reeds aan de Nederlandse
PBR grens gekomen wordt? Veel beter kan nu reeds worden besloten 6000MW op IJmuiden
Ver te realiseren, en de bijbehorende analyse uit te voeren.
|
De cumulatieve effecten zijn berekend voor het gehele Energie-akkoord, te weten een
extra 3500 MW. Hiermee gaat het cumulatieve scenario verder dan vanuit de Natuurbeschermingswet 1998 juridisch is vereist. Effecten over een langere tijdshorizon worden niet beschouwd.
|
72
|
Ecologie
|
1, 10, 12
|
Verstoring van vogels en vogeltrekroutes. Zorgen over de route van de trekvogels.
Wordt door het huidige windpark bij windkracht 5 tot 7 verstoord. De vogels raken
uit koers, moeten zich hergroeperen en een nieuwe weg naar het zuiden vinden.
|
De effecten op vogels worden in het MER in beeld gebracht en in de kavelbesluiten
afgewogen. Het gaat hierbij zowel om de effecten van aanvaringen als leefgebiedsverlies
als gevolg van de windturbineparken. Zowel de effecten van aanvaringen (hoofdstuk 6.5-6.8, tabel 6.16, 6.18, 6.19 & 6.20) als van leefgebiedsverlies (hoofdstuk 6.5-6.8, tabel
6.17 & 6.18, 6.19 & 6.20) zijn op populatieniveau acceptabel. De overheid laat in
de periode 2016–2021 een onderzoeksprogramma uitvoeren waarin de omvang van de effecten
wordt gemonitord.
De effecten op trekvogels zijn in het MER in beeld gebracht en in de kavelbesluiten
afgewogen. De effecten op trekvogels als gevolg van zogenaamde ‘barrierewerking’ (d.w.z.
omvliegen) zijn zeer klein omdat de extra energie die dit kost gering is (hoofdstuk
6.5.6, tabel 6.20). Populaties van trekvogelsoorten worden niet in gevaar gebracht.
Om effecten te beperken wordt specifiek voor de trekvogels een mitigerende maatregel
opgesteld waarbij de windturbines tijdens momenten van zeer hoge migratie-intensiteit
minder dan 1 rotatie per minuut mogen maken.
|
73
|
Ecologie
|
12
|
Door de Raad van State is toegezegd dat bij de verdere ontwikkeling van het park een
vogelaanvarings-detectiesysteem zou komen dat het aantal vogels zou tellen die in
aanvaring zijn gekomen met een windmolen. Dit detectieplan is er nooit gekomen. Ook
is door de RvS vastgesteld dat de toekomstige windparken niet binnen de 21,5
kilometerzone zouden komen.
De spisula banken worden geruimd die de voedingsbodem vormen voor eidereenden. Er
zijn duizenden eidereenden dood op het strand aangespoeld omdat hun voedselbron is
weggehaald.
|
Zie ook beantwoording volgnummer 83.
De overheid laat in de periode 2016–2021 een onderzoeksprogramma uitvoeren waarin
de omvang van de effecten wordt gemonitord.
De kavels voor Hollandse Kust (zuid) I en II liggen buiten de 12-mijlszone. De waterdiepte
is hier grote dan 20 meter. Eidereenden komen hier nauwelijks foerageren omdat ze
te diep moeten duiken naar de schelpdierbanken. Dit blijkt ook uit tellingen. Op basis
van deze gegevens kunnen negatieve effecten op eidereenden worden uitgesloten.
|
74
|
Ecologie
|
9, 21, 22
|
Windparken verstoren de beschermde vleermuizen
|
De effecten op vleermuizen zijn in het MER in beeld gebracht (hoofdstuk 6.5.7) en
in de kavelbesluiten afgewogen. Er is geen informatie voorhanden waaruit blijkt dat
het vóórkomen van vleermuizen onderscheidend is voor de verschillende windenergiegebieden
(bijlage 2 MER, paragraaf 2.1.2).Wel is bekende dat het overgrote deel van vleermuizen
op de Noordzee uit Ruige dwergvleermuizen bestaat. Deze soort migreert van Nederland
richting het Verenigd Koninkrijk en vice versa. De verwachting is dat de locatie van
de windparken daarom niet uit maakt voor wat betreft het aantal aanvaringsslachtoffers.
De aanname van 1 aanvaringsslachtoffer per turbine is gebaseerd op studies op land.
Daarmee is het de best beschikbare kennis die er op dit moment is.
Vanwege de te verwachtte cumulatieve effecten is er wel een mitigerende maatregel
opgesteld waarbij in de periode en omstandigheden dat vleermuizen over zee migreren
de windturbines minder dan 1 rotatie per minuut mogen maken. Deze maatregel vermindert
het aantal aanvaringsslachtoffers onder vleermuizen en daardoor blijven de effecten
binnen de wettelijke vereisten die de Wet windenergie op zee en de Flora-en faunawet stellen.
|
75
|
Ecologie
|
20
|
Impact op het zeeleven en invloed visbestand niet onderzocht.
|
De effecten van het windpark op het zeeleven zijn onderzocht in het MER (hoofdstuk
7.4 – 7.7). Uit het MER is gebleken dat het windpark geen significant negatieve effecten
heeft op vissen en het visbestand. Voor een aantal commercieel beviste vissoorten
is onderzocht hoe populaties of individuen reageren op de aanwezigheid van een windpark
in de Nederlandse Noordzee. Uit onderzoek in Offshore Windmolenpark Egmond aan Zee
is gebleken dat tong zich niet anders gedraagt binnen of buiten een windpark op zee.
De jaarlijkse migratiepatronen van tong zijn vele malen groter dan de oppervlakte
van een windpark. Zij zwemmen door een windpark heen en blijven er niet hangen. Voor
kabeljauw geldt dat niet. Onderzoek aan gezenderde kabeljauwen heeft laten zien dat
kabeljauwen zich aangetrokken voelen tot de turbines, waarbij sommige kabeljauwen
zich gedurende meerdere maanden ophielden rondom één of meerdere turbinepalen. De
verwachting is dat kabeljauwen profiteren van het verhoogde voedselaanbod dat meekomt
met de introductie van hard substraat in de vorm van de turbinepaal en stortstenen.
Met de bewuste keuze in deze onderzoeken voor een representatieve platvis- en rondvissoort
in de vorm van tong en kabeljauw, is de zekerheid verkregen dat de aanwezigheid van
een operationeel windpark in de Nederlandse Noordzee geen nadelige gevolgen zal hebben
op de visbestanden. Dit zal derhalve niet nader worden onderzocht.
De onderzoeken waarnaar wordt verwezen in de reactie zijn te vinden via de onderstaande
links:
– Verblijftijden van tong en kabeljauw in het windpark:
http://www.noordzeewind.nl/wp-content/uploads/2012/02/OWEZ_R_265_T1_20100916_Residence_time_cod_sole_OWEZ.pdf
– Meer algemeen rapport over visbestanden in windparken:
http://www.noordzeewind.nl/wp-content/uploads/2012/12/OWEZ_R_264_T1_20121215_final_report_fish.pdf
|
76
|
Ecologie
|
32, 38, 68
|
In het kader van de bescherming van de ecologie worden er mitigerende maatregelen
genomen die kostenverhogend zijn. IJmuiden- Ver scoort aanmerkelijk gunstiger op het
gebied van ecologie. Waarom toch voor HK gekozen?
|
Het zijn generieke maatregelen die (cumulatieve) effecten moeten verminderen op verschillende
beschermde natuurwaarden. De ruimtelijke verschillen in het vóórkomen van deze natuurwaarden
in de windenergiegebieden zijn zeer beperkt (zie bijlage 2 MER). De vastgelegde mitigerende
maatregelen zijn derhalve niet gebieds- of locatiespecifiek vastgelegd voor de Hollandse
Kust en zouden naar verwachting ook vastgelegd worden voor IJmuiden- Ver.
|
77
|
Ecologie
|
44, 51
|
Uit het MER voor windparken Borssele volgt dat IJmuiden- Ver op alle milieuaspecten,
vogels, zeezoogdieren en landschap en zichtbaarheid beter scoort dan Hollandse Kust.
Ondanks alle mitigerende maatregelen zullen zich negatieven ecologische effecten voordoen.
|
Zie ook beantwoording algemeen deel hoofdstuk 3 onder thema A2.
De Commissie m.e.r. is van oordeel dat beide MER-en alle essentiële informatie bevatten
om besluiten over de kavels I en II te kunnen nemen waarin het milieubelang volwaardig
wordt meegewogen.
|
78
|
Ecologie
|
12
|
Effecten op bruinvissen; meer gestrande bruinvissen geconstateerd door de indiener
en onderzoek van de universiteit van Wageningen heeft gehoor-schade vastgesteld.
|
De effecten op het zeeleven waaronder effecten op bruinvissen zijn in het MER in beeld
gebracht (hoofdstuk 7.4-7.7) en in de kavelbesluiten afgewogen. In het MER wordt onderbouwd
dat bruinvissen tot een bepaalde afstand vanaf de heilocatie vermijdingsgedrag kunnen
vertonen. Om de populatie-effecten binnen de acceptabele grenzen te houden, is in
de kavelbesluiten vastgelegd dat deze vermijdingseffecten moeten worden verminderd
door tijdens de bouw het onderwatergeluid te beperken. Daarnaast wordt de kans op
permanente gehoorbeschadiging verkleind door de dieren, voordat met heien gestart
wordt, uit het gebied met hoge geluidsniveaus te verjagen. Sterfte als gevolg van
hei-activiteiten en/of permanente gehoorbeschadiging is daarmee uit te sluiten.
|
79
|
Ecologie
|
21,22
|
Paragraaf 7.3.3 Bruinvissen en 7.3.4 Gewone en grijze zeehond van het MER.
De effecten op bruinvissen en zeehonden in windpark kavel I of II zijn nihil indien
het
windpark in IJmuiden- Ver wordt gerealiseerd. Die keuze voor verplaatsing dient nu
gemaakt worden. Aangezien het effect op bruinvissen en zeehonden in windpark Hollandse
Kust (noord) veel groter wordt door de nabijheid van de Waddenzee is er straks in
de besluitvorming een tweede afweging om alles in IJmuiden- Ver te realiseren.
|
In het MER zijn de effecten op zeehonden en bruinvissen (hoofdstuk 7.4-7.7) in beeld
gebracht en in de kavelbesluiten afgewogen. Hierbij is rekening gehouden met dichtheden
in het gebied dat beïnvloed wordt tijdens de aanlegfase en de operationele fase.
Uit integrale tellingen over de gehele Nederlandse Noordzee blijkt dat de dichtheden
aan bruinvissen voor de Hollandse kust (inclusief IJmuiden- Ver) ruimtelijk gelijk
is. Wel zijn er aanzienlijke verschillen tussen seizoenen. De locatie van de windparken
maakt daarom niet uit in de omvang van het effect.
Met de hogere dichtheden van zeehonden voor de Hollandse Kust en in de richting van
de Waddenzee is rekening gehouden. Verstoringsafstanden zijn echter vrij klein waardoor
slechts een klein percentage van de gehele populatie wordt beïnvloed. Daarnaast zullen
de zeehonden meeprofiteren van de verschillende mitigerende maatregelen die zijn vastgesteld
in het kavelbesluit. Het gaat hierbij om het verjagen van dieren voorafgaand aan hei-activiteiten
zodat er geen permanente gehoorschade wordt veroorzaakt en het beperken van de hoeveelheid
onderwatergeluid tijdens hei-activiteiten.
|
80
|
Ecologie
|
64, 73
|
In het kavelbesluit is opgenomen, dat uit het MER blijkt dat effecten op vogels en
vleermuizen beperkt moeten worden en dat daarom mitigerende maatregelen worden opgenomen.
Indiener stelt dat dit onjuist is. Uit het MER blijkt juist dat er geen significante
effecten op zullen treden.
|
Uit het KEC blijkt dat het cumulatieve aantal slachtoffers onder de ruige dwergvleermuis
de PBR waarde kan overschrijden. Daarom wordt voor deze soort een mitigerende maatregel
vastgesteld in het kavelbesluit. Voor (trek)vogels wordt de PBR niet overschreden,
echter wordt een mitigerende maatregel opgelegd om aanvaringen tot een minimum te
beperken. Met deze maatregel wordt alles in het werk gesteld om het doden en verwonden
van trekvogelsoorten te voorkomen. Het treffen van deze maatregel is een invulling
van een van de toetsen van de Flora-en faunawet: de andere bevredigende oplossing, waarbij o.a. redelijkerwijs zoveel als mogelijk
negatieve effecten dienen te worden voorkomen, door bijvoorbeeld mitigerende maatregelen
te treffen.
|
81
|
Ecologie
|
64, 73
|
Paragraaf 7.8.1 Voorkeursbrandbreedte turbinegrootte uit de kavelbesluiten. Is er ruimte in het maximaal
aan aantal turbines in de kavels Hollandse Kust (zuid) als er in Borssele minder turbines
worden neergezet?
|
Nee, dit is niet mogelijk omdat er per kavel maximaal een totaal vermogen van 380
MW aan windturbines opgesteld kan worden. Dit is tevens ook de begrenzing voor hoeveel
windturbines er maximaal kunnen worden gebouwd per kavel. Bij het gebruik van 6 MW
windturbines komt dit neer op maximaal 63 windturbines per kavel. In de kavels I en
II in windenergiegebied Borssele is uitgegaan van een bovengrens van 95 windturbines
per kavel bij het gebruik van 4 MW windturbines. De randvoorwaarden voor de windparken
op kavels I en II worden in deze kavelbesluiten vastgelegd. Deze kavelbesluiten worden
genomen voordat zeker is welke windmolens in de kavels I en II in windenergiegebied
Borssele geplaatst worden of zijn.
|
82
|
Ecologie
|
64, 73
|
Indieners verzoeken om de uitkomsten van het KEC mee te nemen en waar mogelijk de
mitigerende maatregelen aan te passen.
|
De randvoorwaarden voor de windparken op kavels I en II Hollandse Kust (zuid) worden
in deze kavelbesluiten vastgelegd. Zoals in de toelichting in 2 aangegeven blijven de reeds genomen kavelbesluiten in principe ongewijzigd. Alleen
in zeer uitzonderlijke situaties wanneer er wijzigingen worden geconstateerd die de
eerdere conclusies uit de reeds genomen kavelbesluiten onhoudbaar maken, zal het bevoegd
gezag overwegen om een procedure tot wijziging van een kavelbesluit in gang te zetten.
Hiervoor zal volgens de Wet windenergie op zee de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure zoals beschreven in de Algemene wet bestuursrecht worden gevolgd, zoals die ook geldt voor de nieuwe kavelbesluiten.
|
83
|
Ecologie
|
64, 73
|
Voorschrift 4. Artikel 3: Maatregelen ter beperking van aanvaringsslachtoffers onder
vogels op rotorhoogte bij
massale vogeltrek In dit voorschrift wordt gesteld dat de vergunninghouder een plan
moet indienen op basis van welk relevant transsect de vogeldichtheid wordt bepaald,
dat er een controlesysteem moet komen gekoppeld aan de windturbines en dat het plan
moet worden uitgevoerd. In de toelichting wordt echter beschreven dat de overheid
een systeem aanschaft en dat plaatst. Hoe verhoudt dit gegeven zich met de verplichtingen
zoals nu geformuleerd in het voorschrift?
|
Om te voorkomen dat jaarlijks zeer hoge aantallen vogels aanvaringsslachtoffer worden
veroorzaakt tijdens deze vogeldalingen, is er een voorschrift opgenomen waarin verplicht
wordt gesteld dat een systeem moet worden opgenomen dat realtime vogelmigratie waarneemt.
De overheid zal de kosten voor de aanschaf en het onderhoud van één systeem (met meerdere
onderdelen) voor alle kavels in het windenergiegebied Hollandse Kust (zuid) voor zijn
rekening nemen. Wanneer de waargenomen vogeldichtheid een vastgestelde grenswaarde
overstijgt, dient het aantal rotaties van de rotoren van de windturbines tot minder
dan 1 te worden gebracht.
Het voorschrift wordt gewijzigd waarbij er een extra lid wordt toegevoegd dat de vergunninghouder
verplicht tot het meewerken aan plaatsing van een systeem dat daadwerkelijke vogeltrek
waarneemt. Het lid dat de koppeling met het controlesysteem beschrijft wordt gewijzigd
waardoor enkel de mogelijkheid tot koppeling mogelijk moet worden gemaakt. Dit moet
in een plan worden beschreven. In dit plan hoeft niet meer onderbouwd te worden over
welk transect de vogeltrek wordt waargenomen.
Naar aanleiding van deze zienswijze wordt het voorschrift in de kavelbesluiten aangepast.
|
84
|
Ecologie
|
64, 73
|
Berekening bruinvisverstoring. Voor de drempelwaarde 136 dB gebruikt terwijl elders
wordt uitgegaan van 140 dB.
|
In de berekeningen voor het opstellen van de geluidsnormen is wel gebruik gemaakt
van de drempelwaarde van 140 dB re 1mPa2s.Ten onrechte is dit niet duidelijk vernoemd
in de update van het Kader Ecologie en Cumulatie. In deze berekeningen is verder rekening
gehouden met de volledige bandbreedte aan windturbines (3 tot 10 MW), het bijbehorende
aantal turbines in geval van 380 MW en het jaargetijde. De resultaten van deze berekeningen
(in termen van populatiereductie) zijn ten behoeve van besluitvorming in de kavelbesluiten
vergeleken met de acceptabele norm waarbij is uitgegaan van een maximale toegestane
populatiereductie van 5%.
|
85
|
Ecologie
|
64,73
|
Paragraaf 7.8.7.bevordering biodiversiteit in het kavelbesluit
Er wordt gevraagd om een plan om het park natuur inclusief te ontwerpen en realiseren,
zodat het park
actief bijdraagt aan de versterking van een gezonde zee en versterking van behoud
en duurzaam gebruik van soorten en habitats die van nature in Nederland voorkomen.
Wij snappen het belang hiervan. Echter, het is ons niet duidelijk, hoe deze verplichting
zich verhoudt tot medegebruik, met name visserij. Het kan toch niet de bedoeling zijn
dat de natuurwinst meteen wordt opgevist?
|
Bodemberoerende visserij zal ook na openstelling van het windpark worden geweerd.
Hiermee zal de bodemintegriteit niet langer worden aangetast. Dit brengt verscheidene
kansen met zich mee ter versterking van een gezonde zee en versterking van behoud
en duurzaam gebruik van soorten en habitats die van nature in Nederland voorkomen.
De openstelling van een windpark voor doorvaart en medegebruik doet daar niets aan
af. Een nog op te stellen afwegingskader ziet toe op welke vormen van medegebruik
worden toegestaan binnen de grenzen van het windpark.
|
86
|
Ecologie
|
57
|
Onvoorstelbaar dat natuurgebied Hollandse Duinen, dat mogelijk Nationaal Park wordt,
aangetast wordt door hekwerk van windturbines. Dit druist in tegen alles wat met milieu
en natuur te maken heeft.
|
Natuurgebied Hollandse Duinen is officieel nog geen gebied met status, de bedoeling
is om de komende drie jaar van de Hollandse Duinen een nationaal park te maken. De
Natura 2000-gebieden die in het gebied liggen van het nationaal park Hollandse Duinen
hebben wel beschermde status. In het MER is een passende beoordeling uitgevoerd op
de Natura 2000-gebieden in de omgeving. Uit deze passende beoordeling blijkt dat significante
effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden uitgesloten
kunnen worden.
|
87
|
Milieu en gezondheid
|
3
|
Verwoestende werking op natuurgebied van Nederland.
|
Het beleid op de Noordzee (Beleidsnota Noordzee 2016–2021) is gericht op een veilige
en duurzame economische ontwikkeling van de Noordzee, met behoud en herstel van de
integriteit van het mariene ecosysteem. Bij de ruimtelijke afweging van activiteiten
wordt daarom getoetst aan het behoud en herstel van het mariene ecosysteem. In het
Noordzeebeleid is opwekking van duurzame (wind)energie opgenomen als een van de activiteiten
die van nationaal belang zijn. Hiervoor zijn in het Nationaal Waterplan 2016–2021
gebieden aangewezen waarbinnen windparken mogen worden gebouwd. Buiten aangewezen
gebieden wordt géén toestemming gegeven voor het bouwen van windparken. Binnen aangewezen
windenergiegebieden wordt alleen toestemming gegeven voor de bouw van windparken binnen
de kaders van de regelgeving voor windparken waarbij ook getoetst wordt aan relevante
bepalingen uit de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora en faunawet.
|
88
|
Milieu en gezondheid
|
11,
|
Effecten op de volksgezondheid zijn nog niet onderzocht.
|
Effecten van windparken op de volksgezondheid kunnen optreden via visuele, geluids-,
en/of veiligheidsaspecten. Kavels I en II Hollandse Kust (zuid) liggen op grote afstand
tot land en de leefomgeving van mensen (>22,2 km). Hoewel de windturbines, alsmede
de rode topverlichting (zie hierover verder de beantwoording bij zienswijze 31), voor
een gedeelte van de tijd zichtbaar zullen zijn, zullen directe effecten op de volksgezondheid
vanwege de grote afstand niet waarschijnlijk zijn. De effecten van een windpark in
kavels I en II Hollandse Kust (zuid) op het landschap, de zichtbaarheid, beleving
vanaf de kust en recreatie en toerisme zijn in de MER-en onderzocht en beschreven.
De Commissie m.e.r. is van oordeel dat beide MER-en alle essentiële informatie bevatten
om besluiten over de kavels I en II te kunnen nemen waarin het milieubelang volwaardig
wordt meegewogen.
|
89
|
Milieu en gezondheid
|
32, 33, 34, 38, 68
|
De volksgezondheid zal op termijn schade ondervinden door het wegnemen van de eindeloosheid
van de zee.
|
Zie beantwoording volgnummer 88.
|
90
|
Cultuurhistorie en archeologie
|
64, 73
|
Voorschrift 4.5 indiener akkoord met bewaren en beschikbaar stellen boorkernen, maar verantwoordelijkheid
voor aanvullend onderzoek ligt bij de overheid. Verzoek aanpassing paragraaf 6.7.3 en 6.7.4 (is nu 6.8.3 en 6.8.4)
|
Uit nader onderzoek uitgevoerd door Periplus op basis van het geofysisch onderzoek
van Fugro blijkt dat er geen sprake is een paleontologisch landschap in de kavels
I en II Hollandse Kust (zuid). De tekst van de paragrafen 6.7.2, 6.7.3 en 6.7.4 (nu
6.8.3 en 6.8.4) van de toelichting is aangepast. Voorschrift 4 lid 5 onderdeel d vervalt hierdoor.
Naar aanleiding van deze zienswijze wordt het voorschrift in de kavelbesluiten aangepast.
|
91
|
Cultuurhistorie en archeologie
|
60
|
Ten aanzien van het booronderzoek gaat de toelichting in 6.7.3 en 6.7.4 (nu 6.8.3
en 6.8.4) verder dan voorschrift 4.5. Indiener verzoekt om aanpassing van de toelichting.
|
Zie beantwoording volgnummer 90.
|
92
|
Weer en Klimaat
|
2, 30, 32, 38, 51, 68, 82
|
Onvoldoende onderzoek gedaan naar de lokale effecten op het weer door plaatsing van
een windpark. Verzoek om onderzoek te doen naar effecten plaatsing windparken op zee
op het weer langs de kust.
|
In paragraaf 10.13.2 van het MER zijn de effecten van windparken op het lokale klimaat
beschreven. Hieruit volgt dat de kans op wolken en of mistvorming als gevolg van de
windturbines slechts kan voorkomen bij zeer specifieke klimatologische omstandigheden.
|
93
|
Weer en klimaat
|
33, 34
|
Indiener stelt dat de klimaatbijdrage van Nederland minimaal is, hierbij wordt verwezen
naar kamerbrief IENM/BSK-201677286 (Kamerstukken II, 2015/16, 32 813, nr. 121). Zolang
landen als China en Amerika niks doen heeft het bouwen van een windpark geen zin.
Daarnaast pleit de indiener ervoor om energie in te kopen bij andere EU landen als
deze een overschot aan energie hebben. Wil Nederland zelfvoorzienend zijn? Of geld
verdienen?
|
Het ‘emissie aandeel’ van Nederland in de wereld is met 0,35% zeer klein. De reductiekoers
in de wereld wordt door nationale maatregelen slechts minimaal beïnvloed. Een modelmatige
berekening die in opdracht van de rechtbank van Den Haag is uitgevoerd toont aan dat
de extra reductie 0.000045°C minder gemiddelde wereldwijde opwarming tot 2.100 tot
gevolg zou hebben. Dit effect, heeft geen meetbaar effect op het gevaar van klimaatverandering.
Daarmee is niet gezegd dat Nederland niet moet bijdragen aan de wereldwijde reductie
van broeikasgasemissie en transitie naar duurzame energiehuishouding, maar wel dat
Nederland de koers die in de wereld wordt gevolgd om tot emissiereductie te komen
en de prioriteiten die daarbij worden gesteld, niet alleen kan bepalen.
Het beleid is sinds geruime tijd gericht op zowel het voorkomen als beperken van de
gevolgen van klimaatverandering. Hierbij staat voorop dat klimaatverandering niet
door individuele landen kan worden opgelost. Klimaatverandering is een mondiaal probleem
en vraagt om een mondiale aanpak. Daarom is, zowel zelfstandig als in Europees verband,
altijd sterk ingezet op ambitieuze internationale samenwerking om klimaatverandering
het hoofd te bieden. In Europees verband wordt ingezet op meer interconnectie om daarmee
meer stroomuitwisseling mogelijk te maken. Het deels buiten Nederland realiseren van
de doelstellingen voor duurzame energie is net als andere vormen van duurzame energie
of energiebesparing geen onderdeel van de afweging voor deze kavelbesluiten. Om de
afgesproken doelstelling van 16% duurzame energie in 2023 te halen, zijn alle vormen
van duurzame energie nodig.
|
94
|
Morfologie
|
32, 38, 48, 51, 68, 82
|
De aanleg, exploitatie, onderhoud en verwijdering van het windpark heeft morfologische
en hydrologische gevolgen. IJmuiden Ver ligt in een amfidroomgebied, zeer weinig getijdenverschil
met als gevolg weinig bodemverplaatsing dus goedkopere fundering. Hierover is geen
onderzoek gedaan in het MER. Dit zien meerdere indieners graag aangevuld.
|
In het MER en de kavelbesluiten I en II Hollandse Kust (zuid) zijn de morfologische en hydrologische gevolgen onderzocht
en afgewogen in paragraaf 6.12. Ook voor windenergiegebied IJmuiden Ver zijn de bathymetrie, morfologie, morfo-
en hydrodynamiek en de wind onderzocht en beschreven in de quick scan bathymetrie
en morfo- en hydrodynamiek IJmuiden Ver.
Dit rapport is te vinden op: http://offshorewind.rvo.nl/file/view/45805702/quickscan-bathymetrie-en-morfo-en-hydrodynamiek-IJmuiden
Ver
|
95
|
Verlichting en camouflage windturbines
|
2, 4, 6, 15, 28, 32, 33, 35, 37, 38, 39, 43, 44, 45, 47, 49, 51, 53, 54, 55, 56, 59,
68, 69, 74, 75, 76, 77, 78
|
Volle horizon met hekwerk met ‘s avonds flikkerlichten, rode knipperlichten. Er is
geen rekening gehouden met zichtbaarheid van knipperende rode verlichting op de windturbines
wanneer het donker is.
|
Recent is het ‘Informatieblad Aanduiding offshore windturbines en offshore windparken’
gepubliceerd. Deze is te vinden via https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2016/11/15/informatiebladen-windturbines.
In de kavelbesluiten is een nieuw voorschrift 4 lid 6 a en b toegevoegd waarin geregeld
wordt dat de verlichting vastbrandend moet zijn en bij goed zicht gedimd moet worden.
Verder wordt momenteel een zogenaamde aeronautische studie uitgevoerd die tot doel
heeft om de verlichting van de windparken zo minimaal mogelijk te laten zijn. De uitkomsten
van deze studie zal zijn weerslag krijgen in het verlichtingsplan dat de vergunninghouder
op grond van het Waterbesluit moet opstellen.
|
96
|
Verlichting en camouflage windturbines
|
64, 73
|
Verzoek om de mogelijkheid te onderzoeken van continue brandend licht op de windturbines
in de nacht en dat dit licht gedimd kan worden.
|
Zie beantwoording volgnummer 95.
|
97
|
Zienswijzen op inhoud kavelbesluiten
|
17
|
Zonering van de kavels. Windturbines met lager vermogen dichter bij de kust en windturbines
met groter vermogen verder uit de kust.
|
In het Energieakkoord is afgesproken dat er een robuust wettelijk kader komt om de
opschaling van windenergie op zee mogelijk te maken (inmiddels de Wet windenergie op zee) met als uitgangspunt dat de windparken gebruik maken van de laatste stand van de
techniek.
In combinatie met de wens om de windparken tegen zo laag mogelijke kosten te realiseren,
wordt de flexibiliteit geboden om te kiezen voor de meest optimale turbine binnen
bepaalde bandbreedtes. Naar verwachting zullen de maximaal toegestane hoogtes van
de turbines voor alle kavels in Hollandse Kust (zuid) aan elkaar gelijk zijn.
|
98
|
Zienswijzen op inhoud kavelbesluiten
|
28,49
|
Indieners vragen op welke wijze de erkenning naar patroon van banen op de turbines
zoals verwoord in hoofdstuk 4.2 van de rijksstructuurvisie betrokken wordt bij de kavelbesluiten.
|
Momenteel vinden proeven plaats met het aanbrengen van gekleurde banen op schaalmodellen
van windturbines. Op basis van waarnemingen in het veld en fotovisualisaties wordt
nagegaan in hoeverre dit effect heeft op de zichtbaarheid van de windturbines. Op
dit moment kunnen er nog geen nadere voorschriften hierover worden opgenomen in de
kavelbesluiten omdat het nog niet helder is wat de effecten zijn en of een en ander
praktisch te realiseren is. Dit wordt nader onderzocht.
|
99
|
Zienswijzen op inhoud kavelbesluiten
|
28, 49
|
Indieners zijn tegen een flexibele inrichting van de kavels en teleurgesteld over
prevaleren financiële belang boven de ruimtelijk kwaliteit.
|
In de kavelbesluiten zijn voorwaarden opgenomen die de hoogte van de turbines begrenzen
en de onderlinge afstand vastleggen. Binnen die kaders is de vergunninghouder vrij
om de turbines te plaatsen binnen de grenzen van de kavel.
|
100
|
Zienswijzen op inhoud kavelbesluiten
|
60, 64, 73
|
4.2.2. kavelbesluit: Indien zandwinning zal moeten uitwijken en dit extra kosten voor
de initiatiefnemer met zich meebrengt zal dit gecompenseerd worden. Verduidelijking
of het hier om tracé kabels van TenneT gaat.
|
Het betreft hier de tracé kabels van TenneT.
|
101
|
Zienswijzen op inhoud kavelbesluiten
|
64, 73
|
Bouw van meer en nieuwe windparken kunnen (zog) effecten veroorzaken voor de reeds
bestaande of geplande parken, het verzoek om hier in de kavelbesluiten in hoofdstuk 6 bij de afweging rekening mee te houden.
|
In paragraaf 6.6 2 van de kavelbesluiten zijn de gevolgen van de verkaveling op de bestaande windparken
opgenomen en afgewogen.
|
102
|
Zienswijzen op inhoud kavelbesluiten
|
61
|
Kavels I en II zijn geprojecteerd op 1.000 meter. van windpark Luchterduinen en 15
kilometer van windpark Amalia. Dit betekent een substantiële windafvang en toename
aan turbulentie. Beide effecten leiden tot een afname van de productie van Luchterduinen
en PAWP, waardoor schade wordt geleden.
Indiener verzoekt om herziening van kavelbesluiten door afstand van 2 kilometer tot
bestaande windparken in acht te nemen of tot compensatie van de te lijden schade.
|
De afstand die eerder is aangehouden tot de Belgische windparken en tussen de kavels
onderling is 1.000 meter. Deze afstand is ook aangehouden tot het windpark Luchterduinen.
Volgens ECN hebben de turbines van Luchterduinen die het dichtst bij kavel I staan
een lagere effectieve turbulentie intensiteit dan de turbines die meer naar het noorden
staan. Dit komt deels doordat de turbines in Luchterduinen zelf compacter staan opgesteld
(onderlinge afstand 620 meter oost-west en 830 meter noord-zuid) en daardoor meer
turbulentie ondervinden van eigen turbines dan van turbines van kavel I. Bovendien
steken de turbines van kavel I, naar verwachting boven de rotoren van de turbines
van Luchterduinen uit, waardoor een aanzienlijk deel van de zoggen van kavel I zich
boven de turbines van Luchterduinen verplaatst en niet er doorheen. De turbulentie
intensiteit wordt volgens ECN maar marginaal anders als de afstand toeneemt van 1
tot 2 kilometer. Indien toch blijkt dat nadeel wordt ondervonden door betrokkenen
kan een separaat besluit genomen worden over de vraag of nadeelcompensatie verschuldigd
is aan degenen die mogelijkerwijs hinder ondervinden van de aangewezen kavels. In
die besluiten wordt overeenkomstig de criteria voor nadeelcompensatie getoetst of
eventuele schade voorzienbaar was, of sprake is van een bijzondere last en of de last
het normale bedrijfsrisico te boven gaat.
|
103
|
Zienswijzen op inhoud kavelbesluiten
|
44, 51
|
Uit de ontwerpbesluiten blijkt dat de kavels van Hollandse Kust (zuid) als gevolg
van de aanwezigheid van kabels en leidingen niet aaneengesloten kunnen worden aangelegd.
Dit zorgt voor versnippering van de plekken waar turbines kunnen worden aangelegd,
wat niet duidt op doelmatig ruimte gebruik van de zee.
|
De onderlinge afstand tussen de turbines is veelal nagenoeg even groot als de onderhoudszones
van kabels van 1 kilometer. De ‘versnippering’ heeft daarmee een beperkte invloed
op de hoeveelheid wind die in het windenergiegebied geproduceerd kan worden.
|
104
|
Zienswijzen op inhoud kavelbesluiten
|
60
|
Indiener verzoekt om consistent gebruik van termen ‘geïnstalleerd vermogen’ en ‘nominaal
vermogen’ in regelgeving en verduidelijking van definitie. Niet helder is wat wordt
verstaan onder ‘normale condities’ en continue gebruik’ in begripsbepalingen van Voorschrift
1.
|
Het kavelbesluit zal worden gescand op de termen ‘geïnstalleerd vermogen’ en ‘nominaal
vermogen’ en zal consistentie hierin aanbrengen. Onder normale condities wordt verstaan
de gemiddelde meteorologische omstandigheden die gedurende 1 jaar in een bepaald gebied
voor komen. De term continu gebruik betreft het voortdurend in gebruik zijn van de
windturbine behoudens periodes van onderhoud. Dit zal in de begripsbepalingen van
voorschrift 1 worden verduidelijkt. Naar aanleiding van deze zienswijze zullen de
kavelbesluiten worden aangepast.
|
105
|
Geluid
|
18, 19,
|
Leidt het windpark, met name zwiepen van de wieken, tot een toename geluid aan de
kust?
|
De afstand tot van de kavels I en II tot aan de kust is met minimaal 22,2 kilometer
zodanig dat de windturbines niet hoorbaar zijn aan de kust.
|
106
|
Geluid
|
74, 77
|
Indieners hebben last van laagfrequent geluid door de windparken. Hier heeft zo’n
5% van de bevolking last van, dit krijgt onvoldoende aandacht. Indieners hebben zelf
onderzoeksbureau Microflown ingeschakeld om de negatieve effecten van het al aanwezige
Luchterduinen te onderzoeken
|
Laagfrequent geluid van windmolens is een klein onderdeel van het spectrum van frequenties
dat windmolens produceren. Dit geluid van windmolens kan zich niet over kilometers
afstand voortplanten. De afstand van de kavelbesluiten I en II Hollandse Kust (zuid) tot de kust is met minimaal 22,2 kilometer zodanig dat de windturbines
niet hoorbaar zijn aan de kust. Voor zover het laagfrequente geluid wel het menselijk
oor zou bereiken, valt het onder de regels voor beoordeling van en bescherming tegen
windmolengeluid. Slechts een enkel individu kan hiervan hinder ondervinden. Zie ook
de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan de Tweede Kamer
van 31 maart 2014 (Kamerstukken II, 2013/14, 33 612, nr. 22).
|
107
|
Net op zee
|
32, 38, 51, 68, 84
|
Indiener stelt dat de aanlanding HD zuid Wateringen of Maasvlakte lastige locaties
zijn. Een aanlanding voor IJmuiden Ver heeft dit probleem niet.
|
Zie ook het antwoord op volgnummer 69. Overigens zal ook bij de ontwikkeling van windenergiegebieden
verder op zee, waaronder IJmuiden- Ver, (deels) aangesloten moeten worden op de bestaande
380 kV-stations op land nabij de kust, zoals Maasvlakte, Wateringen, Vijfhuizen en/of
Beverwijk.
|
Zienswijzen die buiten de scope vallen
|
|
|
5,23
|
Zienswijzen ingediend tegen rijksstructuurvisie en het net op zee. Oude reactie op
de NRD ook toegevoegd
|
De genoemde onderdelen van de zienswijzen vallen buiten de scope van de kavelbesluiten.
Voor de rijksstructuurvisie en net op zee lopen aparte procedures waar tevens het
indienen van zienswijzen mogelijk is.
|
|
|
46
|
Indiener stelt dat de vergunningverlening van het windpark Luchterduinen/Q10 destijds
heeft plaatsgevonden zonder dat de gemeente Noordwijk of andere kustgemeenten daarover
rechtstreeks zijn geïnformeerd.
|
De genoemde onderdelen van de zienswijzen vallen buiten de scope van de kavelbesluiten.
Voor de rijksstructuurvisie en het net op zee lopen aparte procedures waar tevens
het indienen van zienswijzen mogelijk is.
|
|
|
50, 58
|
Indiener stelt dat bij het voorbereiden van de kavelbesluiten dient te worden in gegaan
op de mogelijkheid dat de nabij gelegen olie-en gas platforms op het net op zee worden
aangesloten.
|
De genoemde onderdelen van de zienswijzen vallen buiten de scope van de kavelbesluiten.
Voor de rijksstructuurvisie en het net op zee lopen aparte procedures waar tevens
het indienen van zienswijzen mogelijk is.
|
|
|
80
|
Indiener stelt dat de keuze voor 1400 MW vanuit de Hollandse kust (zuid) op de hoogspanningsstations
Maasvlakte dan wel Wateringen aan te sluiten niet noodzakelijk en doelmatig is.
|
De genoemde onderdelen van de zienswijzen vallen buiten de scope van de kavelbesluiten.
Voor de rijksstructuurvisie en het net op zee lopen aparte procedures waar tevens
het indienen van zienswijzen mogelijk is.
|