Besluit bijdrage rijksincassovoorziening

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Besluit van 23 november 2016, houdende vaststelling van de grondslag voor de bijdrage van zelfstandig bestuursorganen voor het gebruik van de rijksincassovoorziening (Besluit bijdrage rijksincassovoorziening)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst van 7 juli 2016, nr. 2016-0000390751;

Gelet op artikel 21b, derde en vierde lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 5 september 2016, no. W04.16.014-I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst van 14 november 2016, nr. 2016-0000708747;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • aangeboden vordering: een vordering die door een aangesloten organisatie dan wel een andere instantie wordt aangeboden aan het Centraal Justitieel Incassobureau om met gebruikmaking van de rijksincassovoorziening te innen;

  • aangesloten organisatie: een zelfstandig bestuursorgaan dat ingevolge een besluit van de Minister voor Wonen en Rijksdienst als bedoeld in artikel 21a van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen gebruik maakt van de rijksincassovoorziening;

  • bijdrage: de bijdrage die aan een aangesloten organisatie in rekening wordt gebracht voor de kosten voor de instandhouding van de rijksincassovoorziening;

  • jaar: kalenderjaar;

  • kosten: kosten voor de instandhouding van de rijksincassovoorziening;

  • Onze Minister: Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

  • rijksincassovoorziening: de voorziening die in stand wordt gehouden door het Centraal Justitieel Incassobureau voor rijksbrede clustering van incasso van aangeboden vorderingen van bestuursorganen.

Artikel 2

De bijdrage per jaar bestaat uit:

  • a. een vooraf vastgesteld deel, dat betrekking heeft op de vaste kosten in het desbetreffende jaar, en

  • b. een achteraf vastgesteld deel, dat betrekking heeft op de variabele kosten in het desbetreffende jaar.

Artikel 3

  • 1 Een aangesloten organisatie verstrekt ieder jaar uiterlijk op 31 juli aan Onze Minister gegevens met betrekking tot het voor het volgende jaar verwachte aantal aangeboden vorderingen.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een zelfstandige bestuursorgaan dat ingevolge een besluit van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst op grond van artikel 21a van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen het volgende jaar gebruik zal maken van de rijksincassovoorziening.

  • 3 Onze Minister stelt ieder jaar op uiterlijk 30 september voor het volgende jaar de gemiddelde vaste kosten per aangeboden vordering en de gemiddelde variabele kosten per aangeboden vordering vast op basis van het verwachte totale aantal aangeboden vorderingen in dat jaar.

Artikel 4

  • 1 Onze Minister stelt ieder jaar uiterlijk op 30 september voor het volgende jaar voor elke aangesloten organisatie het deel van de bijdrage voor de vaste kosten vast op basis van het in dat jaar verwachte aantal aangeboden vorderingen van de betrokken aangesloten organisatie, vermenigvuldigd met de gemiddelde vaste kosten per aangeboden vordering, bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 2 Onze Minister stelt ieder jaar op uiterlijk 30 september voor het volgende jaar voor elke aangesloten organisatie het deel van de bijdrage voor de variabele kosten voorlopig vast op basis van het in het desbetreffende jaar verwachte aantal aangeboden vorderingen van de betrokken aangesloten organisatie, vermenigvuldigd met de gemiddelde variabele kosten per aangeboden vordering, bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 3 Onze Minister stelt elk jaar op uiterlijk 30 september voor elke aangesloten organisatie de bijdrage voorlopig vast op een bedrag dat de som is van het ingevolge het eerste lid vastgestelde deel ter zake van de vaste kosten en het ingevolge het tweede lid voorlopig vastgestelde deel ter zake van de variabele kosten.

  • 4 Een aangesloten organisatie wordt een voorschot in rekening gebracht op basis van de voor die organisatie voorlopig vastgestelde bijdrage.

Artikel 5

  • 1 Onze Minister stelt het deel van de bijdrage voor elke aangesloten organisatie ter zake van de variabele kosten na afloop van het jaar definitief vast op basis van het aantal in dat jaar werkelijk aangeboden vorderingen van de betrokken aangesloten organisatie, vermenigvuldigd met de gemiddelde variabele kosten per aangeboden vordering, bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 2 Onze Minister stelt de bijdrage voor elke aangesloten organisatie na afloop van het jaar waarop deze betrekking heeft definitief vast op het bedrag dat de som is van het ingevolge artikel 4, eerste lid, vastgestelde deel ter zake van de vaste kosten en het ingevolge het eerste lid definitief vastgestelde deel ter zake van de variabele kosten.

Artikel 6

Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de vaststelling en de betaling van het voorschot en de bijdrage.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 23 november 2016

Willem-Alexander

De Minister voor Wonen en Rijksdienst,

S.A. Blok

Uitgegeven de twaalfde december 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie,

G.A. van der Steur

Naar boven