In dit besluit wordt verstaan onder:
-
a.
duurzame energie: energie uit hernieuwbare energiebronnen als bedoeld in artikel 2 van de richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik
van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (Pb EU 2009, L 140);
-
b.
energieprestatie: de combinatie van de warmtevraag van de woonruimte en de op de woning duurzaam opgewekte
energie;
-
c.
op de woning: in, aan of op de woonruimte of het woongebouw waarvan de woonruimte onderdeel uitmaakt,
en de onroerende aanhorigheden daarvan;
-
d.
wet: Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte;
-
e.
warmte: warmte, bedoeld in artikel 1, onder d, van de Warmtewet;
-
f.
warmtenet: warmtenet, bedoeld in artikel 1, onder c, van de Warmtewet;
-
g.
warmtevraag: de warmtebehoefte van de woning, inhoudende de jaarlijkse hoeveelheid warmte die
nodig is om de woonruimte bij gemiddelde klimaatomstandigheden en een gemiddeld gebruik
te voorzien van ruimteverwarming.
-
4 De bedragen, genoemd in tabel 1 en tabel 2 van bijlage I, worden per 1 juli van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd aan de hand van
de consumentenprijsindex geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar.
In afwijking van artikel 2 wordt een energieprestatievergoeding overeengekomen met inachtneming van bijlage II, indien de warmtevraag van de woning reeds voor 1 januari 2021 was vastgesteld ten
behoeve van een energieprestatievergoeding voor die woning.
Bij ministeriële regeling kunnen met inachtneming van de daarin te stellen voorwaarden
gevallen worden aangewezen waarin van onderdelen van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde systematiek kan worden afgeweken, met dien verstande dat in die gevallen:
-
a. de energieprestatievergoeding niet hoger is dan het bedrag, bedoeld in artikel 2, tweede lid; en
-
b. de hoeveelheid duurzaam op de woning opgewekte energie die beschikbaar is voor gebruik
door de huurder, ten minste voldoende is voor het gebruik door de huurder bij gemiddelde
klimaatsomstandigheden en een gemiddeld gebruik van de energie.
-
1 In de gevallen waarin een energieprestatievergoeding is overeengekomen, bevat het
overzicht dat de verhuurder krachtens artikel 261a, tweede lid, in samenhang met artikel 259, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek jaarlijks aan de huurder verstrekt, in ieder geval gegevens over de opgewekte hoeveelheid
duurzame energie voor warmte en de opgewekte hoeveelheid duurzame energie die beschikbaar
is voor gebruik door de huurder.
-
2 Ten behoeve van het overzicht, bedoeld in het eerste lid, dient de verhuurder de woonruimte
te voorzien van individuele meters die de opgewekte hoeveelheid duurzame energie voor
warmte en het gebruik door de huurder kunnen weergeven.
-
3 Het overzicht, bedoeld in het eerste lid, kan elektronisch worden verstrekt, indien
de huurder daarmee instemt.
-
2 De verhuurder informeert de huurder tevens over de gemiddelde klimaatsomstandigheden
en het gemiddelde energiegebruik waarop de energieprestatievergoeding is gebaseerd,
en de gevolgen voor het energiegebruik, indien hiervan wordt afgeweken.
[Red: Wijzigt het Besluit huurprijzen woonruimte.]
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 18 mei 2016 tot wijziging
van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte
in verband met de mogelijkheid voor verhuurder en huurder een energieprestatievergoeding
overeen te komen (Stb. 2016, 199) in werking treedt.
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit energieprestatievergoeding huur.
Bijlage II. bij het Besluit energieprestatievergoeding huur
Tabel 1. Maximale energieprestatievergoeding bij een woonruimte verwarmd met duurzame
energie, opgewekt op de woning.
Netto warmtevraag voor ruimteverwarming [kWh_th/m2] per jaar
|
Minimale duurzaam opgewekte warmte voor ruimteverwarming en warm tapwater [kWh_th/m2] per jaar1
|
Minimale productie duurzaam opgewekte energie voor gebruik huurder [kWh/m2] per jaar, mits per woonruimte ≥ (Ehulp +1.800) doch hoeft niet > (Ehulp + 2.600)2
|
Maximale vergoeding [€/m2/maand]3
|
0 < Netto warmtevraag ≤ 30
|
Netto warmtevraag + 15
|
Ehulp + 26
|
1,49
|
30 < Netto warmtevraag ≤ 40
|
Netto warmtevraag + 15
|
Ehulp + 26
|
1,27
|
40 < Netto warmtevraag ≤ 50
|
Netto warmtevraag + 15
|
Ehulp + 26
|
1,074
|
1Het betreft hier de netto opgewekte hoeveelheid warmte (thermische energie) voor ruimteverwarming
en warm tapwater, dus de output van een installatie die warmte opwekt, over een jaar
bezien en bij gemiddelde klimaatomstandigheden. De opwek hoeft niet per se gelijkmatig
over een jaar hetzelfde te zijn.
2Het betreft hier de opgewekte hoeveelheid energie voor een gemiddeld elektriciteitgebruik
van de bewoners over een jaar bezien. De opwek hoeft niet per se gelijkmatig over
een jaar hetzelfde te zijn.
Ehulp betreft hier de gebouwgebonden (elektrische) energie die nodig is voor het laten
werken van installaties, zoals ventilatiesystemen, (comfort)koelingsystemen en systemen
voor meting en monitoring. Elektriciteit benodigd voor een installatie die warmte
en/of warm tapwater uit omgevingsbronnen (zoals lucht, water, bodem) opwekt, valt
onder de Ehulp en dient ook duurzaam te worden opgewekt. Energie voor verlichting
valt niet onder de Ehulp. Energie voor verlichting valt onder de energie die ter beschikking
staat van de huurder (minimaal 26 kWh per vierkante meter per jaar).
De minimale productie van energie hoeft niet groter te zijn dan Ehulp + 2.600 kWh
per woning en mag niet kleiner zijn dan Ehulp + 1.800 kWh per woning. De hier bedoelde
productie van duurzaam opgewekte energie is additioneel aan de warmte opwek uit de
vorige kolom.
3De energieprestatievergoeding wordt uitgedrukt in een bedrag per vierkante meter gebruikersoppervlak
van de woonruimte per maand, waarbij de warmtevraag en de hoeveelheid op de woning
opgewekte duurzame energie in kilowattuur per vierkante meter per jaar worden uitgedrukt.
Daarbij zijn de uitgangspunten gehanteerd dat de warmtevraag niet hoger is dan 50
kilowattuur per vierkante meter per jaar, de hoeveelheid duurzame energie voor warm
tapwater minimaal 15 kilowattuur per vierkante meter per jaar is, en de duurzame energie
die ter beschikking staat voor gebruik door de huurder ten minste 26 kilowattuur per
vierkante meter per jaar is. Voor de oppervlakte die volgens deze tabellen moet worden
bepaald wordt uitgegaan van de gebruikersoppervlakte van de woning die wordt bepaald
bij de verstrekking van een EPC of energie-index met toepassing van NEN 2580:2007
(inclusief correctieblad NEN 2580:2007/C1:2008). Deze is in de regel al beschikbaar.
4 Indien de warmtevraag hoger is dan 50 kilowattuur per vierkante meter per jaar en/of
de hoeveelheid duurzame geproduceerde warmte minder dan de netto warmtevraag plus
15 kilowattuur per vierkante meter per jaar is en/of de duurzame energie die ter beschikking
staat voor gebruik door de huurder lager is dan 26 kilowattuur per vierkante meter
per jaar, kan geen energieprestatievergoeding worden overeengekomen en dient de in
rekening te brengen energielevering te worden beoordeeld aan de hand van de thans
vigerende regeling voor servicekosten en nutsvoorziening overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.
Tabel 2. Maximale energieprestatievergoeding bij een woning verwarmd met op de woning
opgewekte duurzame warmte, aangesloten op een warmtenet.
Netto warmtevraag voor ruimteverwarming [kWh/m2] per jaar
|
Minimale productie, duurzaam opgewekte energie voor gebruik huurder [kWh/m2] per jaar, mits per woonruimte ≥ (Ehulp + 1.800) doch hoeft niet > (Ehulp + 2.600)
1
|
Maximale vergoeding [€/m2/maand] 2
|
0 < Netto warmtevraag ≤ 15
|
Ehulp + 26
|
0,74
|
15 < Netto warmtevraag ≤ 30
|
Ehulp + 26
|
0,64
|
30 < Netto warmtevraag ≤ 40
|
Ehulp + 26
|
0,32
|
40 < Netto warmtevraag ≤ 50
|
Ehulp + 26
|
0,053
|
1Het betreft hier de opgewekte hoeveelheid energie voor een gemiddeld elektriciteitgebruik
van de bewoners over een jaar bezien. De opwek hoeft niet per se gelijkmatig over
een jaar hetzelfde te zijn.
Ehulp betreft hier de gebouwgebonden (elektrische) energie die nodig is voor het laten
werken van installaties, zoals ventilatiesystemen, (comfort)koelingsystemen en systemen
voor meting en monitoring. Elektriciteit benodigd voor een installatie die warmte
en/of warm tapwater uit omgevingsbronnen (zoals lucht, water, bodem) opwekt, valt
onder de Ehulp en dient ook duurzaam te worden opgewekt. Energie voor verlichting
valt niet onder de Ehulp. Energie voor verlichting valt onder de energie die ter beschikking
staat van de huurder (minimaal 26 kWh per vierkante meter per jaar).
De minimale productie van energie hoeft niet groter te zijn dan Ehulp + 2.600 kWh
per woning en mag niet kleiner zijn dan Ehulp + 1.800 kWh per woning. De hier bedoelde
productie van duurzaam opgewekte energie is additioneel aan de warmte opwek uit de
vorige kolom.
2De energieprestatievergoeding wordt uitgedrukt in een bedrag per vierkante meter gebruikersoppervlak
van de woonruimte per maand, waarbij de warmtevraag en de hoeveelheid op de woning
opgewekte duurzame energie in kilowattuur per vierkante meter per jaar worden uitgedrukt.
Daarbij zijn de uitgangspunten gehanteerd dat de warmtevraag niet hoger is dan 50
kilowattuur per vierkante meter per jaar, de hoeveelheid duurzame energie voor warm
tapwater minimaal 15 kilowattuur per vierkante meter per jaar is, en de duurzame energie
die ter beschikking staat voor gebruik door de huurder ten minste 26 kilowattuur per
vierkante meter per jaar is. Voor de oppervlakte die volgens deze tabellen moet worden
bepaald wordt uitgegaan van de gebruikersoppervlakte van de woning die wordt bepaald
bij de verstrekking van een EPC of energie-index met toepassing van NEN 2580:2007
(inclusief correctieblad NEN 2580:2007/C1:2008). Deze is in de regel al beschikbaar.
3 Indien de warmtevraag hoger is dan 50 kilowattuur per vierkante meter per jaar en/of
de hoeveelheid duurzame geproduceerde warmte minder dan de netto warmtevraag plus
15 kilowattuur per vierkante meter per jaar is en/of de duurzame energie die ter beschikking
staat voor gebruik door de huurder lager is dan 26 kilowattuur per vierkante meter
per jaar, kan geen energieprestatievergoeding worden overeengekomen en dient de in
rekening te brengen energielevering te worden beoordeeld aan de hand van de thans
vigerende regeling voor servicekosten en nutsvoorziening overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.