Netkoppelingscode gas LNB

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 26-05-2018 t/m heden

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt van 21 april 2016, kenmerk ACM/DE/2016/202162, houdende de vaststelling van de voorwaarden als bedoeld in artikel 12b van de Gaswet (Netkoppelingscode gas LNB)

De Autoriteit Consument en Markt,

Gelet op artikel 12f, eerste lid van de Gaswet;

Besluit:

1. Algemene bepalingen

1.1. Werkingssfeer en Definities

1.1.1.

Deze Netkoppelingscode gas LNB bevatten de voorwaarden met betrekking tot de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder de netkoppeling en het landelijk gastransportnet technisch en operationeel compatibel laten zijn en blijven, zodanig dat het regionaal gastransportnet veilig aan het landelijk gastransportnet verbonden is en blijft, en het gas in de systeemverbinding overeenkomstig de Meetcode gas LNB kan worden gemeten en op gecontroleerde wijze aan het landelijk gastransportnet kan worden onttrokken. Deze Netkoppelingscode gas LNB beogen de veiligheid, doelmatigheid en betrouwbaarheid van de netkoppeling en de systeemverbinding te waarborgen en het milieu te ontzien.

1.1.2.

Begrippen, die in de Gaswet of de Begrippencode gas zijn gedefinieerd, hebben de in de Gaswet of Begrippencode gas gedefinieerde betekenis.

2. Netkoppeling

2.1.

Het koppelen van netten vindt plaats op grond van een tussen de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder te sluiten overeenkomst. In deze overeenkomst leggen de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder aanvullende afspraken over de netkoppeling en de systeemverbinding vast. Zo worden, tenzij expliciet anders geregeld in deze Netkoppelingscode gas LNB, afspraken over kosten opgenomen in deze overeenkomst.

2.2.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet treft ten behoeve van de netkoppeling voorzieningen in het landelijk gastransportnet, waaronder het realiseren van een systeemverbinding.

2.3.

De regionale netbeheerder zal zich naar beste vermogen inspannen om te voorkomen dat de afname van gas zodanig is dat de veiligheid en/of de doelmatigheid en betrouwbaarheid van het landelijk gastransportnet in gevaar wordt dan wel kan worden gebracht. De regionale netbeheerder is verplicht om, indien een dergelijke situatie zich toch voordoet of dreigt voor te doen, de netbeheerder van het landelijk gastransportnet zo mogelijk, tijdig voorafgaand aan die situatie te informeren en de door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet ter zake gegeven aanwijzingen op te volgen.

2.4.

Het overdrachtspunt is het verbindingspunt tussen enerzijds het landelijk gastransportnet en anderzijds het regionale gastransportnet en ligt (gezien vanuit het landelijk gastransportnet) één meter achter het isolatiestuk, tenzij de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de desbetreffende regionale netbeheerder anders zijn overeengekomen.

3. Systeemverbinding

3.1. Leveringsdruk

3.1.1.

Onverminderd het bepaalde in 6.1.4, wordt het gas door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet beschikbaar gesteld met een leveringsdruk van ongeveer acht bar (bovenatmosferische druk). Indien beschikbaarstelling van het gas met een leveringsdruk van ongeveer acht bar (bovenatmosferische druk) niet mogelijk is, zullen de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder een lagere leveringsdruk afspreken.

3.1.2.

Indien de regionale netbeheerder de afgesproken lagere leveringsdruk wenst te wijzigen, zal hij hierover tijdig met de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in overleg treden. Op basis van de door de regionale netbeheerder verstrekte gegevens doet de netbeheerder van het landelijk gastransportnet onderzoek naar de mogelijkheid een andere leveringsdruk te realiseren. Het verzoek van de regionale netbeheerder zal niet op onredelijke gronden door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet worden geweigerd. De leveringsdruk zal echter niet hoger zijn dan ongeveer acht bar (bovenatmosferische druk). De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder kunnen nadere financiële en operationele voorwaarden overeenkomen die verband houden met die gewijzigde leveringsdruk.

3.1.3.

Daarenboven is er de mogelijkheid een hogere leveringsdruk dan ongeveer acht bar (bovenatmosferische druk) af te spreken, indien en voor zover dit naar het oordeel van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet om gastransporttechnische redenen mogelijk is en die hogere leveringsdruk bestemd is voor gastoepassingen waarvoor een hogere leveringsdruk dan ongeveer acht bar (bovenatmosferische druk) gevraagd wordt. De hogere leveringsdruk wordt na overleg met de regionale netbeheerder door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet vastgesteld. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet kan aan deze afspraak nadere financiële en operationele voorwaarden verbinden die verband houden met die hogere leveringsdruk. Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet voorziet dat de afgesproken hogere leveringsdruk blijvend niet meer gehandhaafd zal kunnen worden, zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de gemaakte afspraak over die hogere leveringsdruk opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van achttien maanden. Na afloop van die opzegtermijn zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet het gas weer beschikbaar stellen met een leveringsdruk van ongeveer acht bar (bovenatmosferische druk), tenzij hierover conform 3.1.1 andere afspraken worden gemaakt.

3.1.4.

Indien door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet of de regionale netbeheerder wordt vastgesteld dat het gas op het overdrachtspunt niet beschikbaar is gesteld met de afgesproken leveringsdruk, zullen de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder elkaar daarover zo spoedig mogelijk informeren.

3.2. Gaskwaliteit

3.2.1.

De gaskwaliteit op het overdrachtspunt voldoet aan de volgende voorwaarden:

Gaskwaliteit

Minimaal

Maximaal

Eenheid

Wobbe index (*)

43,46

44,41

MJ/m3 (n)

Zuurstof gehalte

0,5

mol%

Anorganisch gebonden zwavel in H2S (**)

5

mg/m3 (n)

Alkylthiolen S-gehalte (**)

10

mg/m3 (n)

Totaal zwavel gehalte (**)

45

mg/m3 (n)

Het gas wordt technisch vrij van vloeibare substantie en stof beschikbaar gesteld.

* Exclusief de meet- en regelonnauwkeurigheid van de mengstations.

** Voordat de odorisatie van het gas heeft plaatsgevonden.

3.2.2.

Daarenboven wordt, als onderdeel van de gaskwaliteit, het gas geodoriseerd beschikbaar gesteld tenzij anders wordt afgesproken. Het gas wordt geacht voldoende reukbaar te zijn indien zich op het overdrachtspunt ten minste 10 mg/m3(n) THT in het gas bevindt.

3.2.3.

Indien door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet of de regionale netbeheerder wordt vastgesteld dat het gas op het overdrachtspunt niet voldoet aan de gaskwaliteit, zullen de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder elkaar daarover zo spoedig mogelijk informeren.

3.3. Capaciteit

3.3.1.

De contractuele capaciteit van de systeemverbinding en/of de systeemverbindingsconfiguratie, zijnde de hoeveelheid gas die maximaal per uur beschikbaar wordt gesteld, wordt op basis van de door de regionale netbeheerder verstrekte gegevens, door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder in onderling overleg vastgesteld.

3.3.2.

Indien de regionale netbeheerder wijziging verlangt van de conform 3.3.1 vastgestelde capaciteit, zal hij hierover tijdig met de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in overleg treden. Mede op basis van de door de regionale netbeheerder verstrekte gegevens, doet de netbeheerder van het landelijk gastransportnet onderzoek naar de mogelijkheden om de gewenste capaciteit te realiseren. Het verzoek van de regionale netbeheerder zal niet op onredelijke gronden door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet worden geweigerd. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder kunnen nadere financiële en operationele voorwaarden overeenkomen die verband houden met die gewijzigde capaciteit.

3.3.3.

Overschrijding van de vastgestelde capaciteit is alleen toegestaan als die het rechtstreeks gevolg is van werkzaamheden als omschreven in 6.1.2 en/of 6.1.4. Ingeval de regionale netbeheerder die capaciteit overschrijdt, kan dit er toe leiden dat die capaciteit niet of niet met de afgesproken leveringsdruk ter beschikking kan worden gesteld. Bovendien wordt elke overschrijding van die capaciteit beschouwd als een situatie als bedoeld in artikel 2.3 en is de regionale netbeheerder verplicht de netbeheerder van het landelijk gastransportnet voor zover redelijkerwijs mogelijk tijdig voorafgaand aan die situatie te informeren en de door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet ter zake gegeven aanwijzingen op te volgen. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet kan in een dergelijke situatie verlangen dat de vastgestelde capaciteit (aan de realiteit) wordt aangepast en kan met de regionale netbeheerder nadere financiële en operationele voorwaarden overeenkomen die verband houden met die gewijzigde capaciteit.

3.4. Beheer

3.4.1.

De systeemverbinding wordt door of in opdracht van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet onderhouden, verplaatst, aangepast en verwijderd. Onder onderhouden wordt onder meer verstaan het inspecteren, herstellen, keuren en vervangen van de systeemverbinding. Het is de regionale netbeheerder niet toegestaan handelingen te (laten) verrichten aan de systeemverbinding zonder uitdrukkelijke toestemming van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet.

3.4.2.

Tot het instellen, justeren, repareren en dergelijke van de apparatuur van de systeemverbinding zijn uitsluitend de door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet geautoriseerde personen bevoegd.

3.4.3.

Bij (dreigende) calamiteiten dient desbetreffende regionale netbeheerder onmiddellijk contact op te nemen met de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de instructies van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet met betrekking tot het gebruik maken van de netkoppeling op te volgen.

4. Omgeving van de systeemverbinding

4.1.

Een meet- en regelinrichting is geplaatst in een gebouw of een deel van het gebouw dat door de regionale netbeheerder ter beschikking is gesteld. Het onderhoud, het schoonmaken en het aanpassen van dit gebouw en het terrein waar de systeemverbinding zich bevindt, geschiedt door de regionale netbeheerder volgens de door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet gestelde eisen. Onderdeel van het gebouw zijn alle door de regionale netbeheerder in, aan of op het gebouw aangebrachte zaken – waaronder hijswerktuigen en verlichting – ongeacht of die zaken in opdracht, op aanwijzing of op verzoek van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet zijn aangebracht, met uitzondering van de systeemverbinding zelf.

4.2.

De aanleg en het onderhoud van een, volgens de daarvoor geldende veiligheidsnormen, adequate elektriciteitsinstallatie, alsmede het verbruik van elektriciteit en water ten behoeve van het gebouw en de daarin geplaatste meet- en regelinrichting, komen ten laste van de regionale netbeheerder.

4.4.

Ter waarborging van het veilig uitvoeren van werkzaamheden zal de regionale netbeheerder slechts werkzaamheden aan het gebouw verrichten in overleg met de netbeheerder van het landelijk gastransportnet.

5. Meten en regelen

5.1.

De metingen in de systeemverbinding geschieden door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet conform de Meetcode gas LNB.

5.2.

Indien de regionale netbeheerder meer metingen in de systeemverbinding wenst dan opgenomen in de Meetcode gas LNB, zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, indien en voor zover redelijkerwijs mogelijk, aan dit verzoek voldoen. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder kunnen nadere financiële en operationele voorwaarden overeenkomen die verband houden met die meerdere metingen.

5.3.

Een minimum meetcapaciteit, dit is de capaciteit waarbij de ondergrens van het meetbereik van de meet- en regelinrichting wordt bereikt, wordt vastgelegd op basis van de door de regionale netbeheerder aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekte gegevens. Indien de regionale netbeheerder wijziging verlangt van de vastgelegde minimum meetcapaciteit, zal hij hierover tijdig met de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in overleg treden. Op basis van de door regionale netbeheerder verstrekte gegevens, doet de netbeheerder van het landelijk gastransportnet onderzoek naar de mogelijkheden om de gewenste minimum meetcapaciteit te realiseren. Een gewijzigde minimum meetcapaciteit wordt door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder vastgelegd. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder kunnen nadere financiële voorwaarden overeenkomen die verband houden met die gewijzigde minimum meetcapaciteit.

5.4.

De regionale netbeheerder zal zich naar beste vermogen inspannen om te zorgen dat de overeengekomen minimum meetcapaciteit niet structureel en/of planmatig zal komen te liggen in het capaciteitsgebied tussen nul en de minimum meetcapaciteit en zodanige maatregelen te nemen opdat een goede inzet van de meet- en regelinrichting wordt gewaarborgd. De regionale netbeheerder is verplicht om de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, indien zich een situatie van een dergelijke onderschrijding voordoet of kan voordoen, te informeren, voor zover mogelijk tijdig voorafgaand aan die situatie, en de door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet ter zake gegeven aanwijzingen op te volgen. Voorts is de regionale netbeheerder verplicht, indien en voor zover hij structureel en/of planmatig de overeengekomen minimum meetcapaciteit onderschrijdt, met de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in overleg te treden over een lagere minimum meetcapaciteit. Op basis van de door desbetreffende regionale netbeheerder verstrekte gegevens, doet de netbeheerder van het landelijk gastransportnet onderzoek naar de mogelijkheden om een lagere minimum meetcapaciteit te realiseren. Een gewijzigde minimum meetcapaciteit wordt door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder vastgelegd. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet kan met de regionale netbeheerder nadere financiële voorwaarden overeenkomen die verband houden met die gewijzigde minimum meetcapaciteit.

5.5.

Indien de regionale netbeheerder gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de meet- en regelinrichting niet correct functioneert of een afwijking vertoont, zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de meet- en regelinrichting controleren en zonodig handelend optreden (justeren) volgens het bepaalde in de Meetcode gas LNB. De kosten hiervan komen voor rekening van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, tenzij een eventueel geconstateerde onnauwkeurigheid de toegestane afwijkingen, zoals gedefinieerd in de Meetcode gas LNB, niet overschrijdt, in welk geval de kosten voor rekening van de regionale netbeheerder komen.

5.6.

Indien wordt vastgesteld dat de meet- en regelinrichting niet correct functioneert, maar het tijdstip waarop dit niet-correct functioneren is begonnen niet kan worden bepaald, wordt het niet-correct functioneren geacht te zijn begonnen halverwege de datum waarop het niet-correct functioneren is vastgesteld en de datum van de laatste onbetwiste controle van de meet- en regelinrichting. De datum waarop het niet-correct functioneren is vastgesteld, wordt geacht te zijn de datum waarop de controle is uitgevoerd die het niet-correct functioneren volgens 5.5 aantoonde. De door de meet- en regelinrichting gemaakte fout gedurende de periode tussen de datum waarop het niet-correct functioneren is begonnen, dan wel wordt geacht te zijn begonnen, en de datum waarop de meter weer naar behoren functioneert, zal in overleg met de regionale netbeheerder door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet worden geschat. Correctie vindt evenwel slechts plaats binnen de termijnen zoals genoemd in de artikelen 2.4.1, 2.5.1 en 2.6.1 van de Allocatiecode gas.

6. Samenwerking

6.1. Werkzaamheden

6.1.1.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder zullen te allen tijde voldoende informatie uitwisselen en maatregelen nemen, opdat de werkzaamheden aan en de in- en uitbedrijfname van (onderdelen van) de netkoppeling, het landelijk en/of regionaal gastransportnet en/of de daarmee verband houdende telecommunicatievoorzieningen zodanig worden gecoördineerd dat eventuele verstoring van de reguliere beschikbaarstelling van gas tot een minimum wordt beperkt.

6.1.2.

Waar redelijkerwijs noodzakelijk in verband met de veiligheid, doelmatigheid en betrouwbaarheid van het landelijk en regionaal gastransportnet, zullen de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder voor werkzaamheden aan de netkoppeling, het regionaal gastransportnet of het landelijk gastransportnet, die gedurende een bepaalde periode een zekere gasafname of gasafnamepatroon op de systeemverbinding vereisen, met elkaar en met andere netgebruikers samenwerken teneinde gedurende deze periode een dergelijke gasafname of gasafnamepatroon te realiseren.

6.1.3.

Door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet te verrichten werkzaamheden aan en inspecties van de systeemverbinding zullen, zoveel als redelijkerwijs mogelijk, tijdens kantooruren, in overleg met en met inachtneming van het veiligheidsbeleid van de regionale netbeheerder worden verricht. De regionale netbeheerder staat er voor in dat de door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet aan te wijzen personen te allen tijde toegang hebben tot het gebouw en de systeemverbinding voor het uitvoeren van werkzaamheden en het verrichten van inspecties, alsmede dat het gebouw en de systeemverbinding steeds goed bereikbaar zijn.

6.1.4.

Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet voornemens is om, buiten het geval van storing of calamiteiten, werkzaamheden te verrichten aan de systeemverbinding die kunnen leiden tot onderbreking, vermeerdering of vermindering van de beschikbaarstelling van gas dan wel tot verandering van de condities waaronder het gas beschikbaar wordt gesteld, zullen deze werkzaamheden niet eerder worden uitgevoerd dan nadat over het tijdstip en de tijdsduur van de onderbreking of de vermeerdering of vermindering van de beschikbaarstelling van gas dan wel de verandering van de condities waaronder het gas beschikbaar wordt gesteld, overleg met de regionale netbeheerder heeft plaatsgevonden. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet zal bij planning en uitvoering van deze werkzaamheden zoveel als redelijkerwijs mogelijk met de belangen van de regionale netbeheerder rekening houden.

6.1.5.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder zullen zonodig relevante derden tijdig en voorafgaand informeren over werkzaamheden aan de netkoppeling en/of de systeemverbinding die tot onderbreking, vermeerdering of vermindering van de beschikbaarstelling van gas kunnen leiden. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder zullen zoveel als redelijkerwijs mogelijk rekening houden met de belangen van die derden.

6.1.6.

Indien een calamiteit of storing de netkoppeling en/ of het ongestoord functioneren van het landelijk gastransportnet bedreigt, kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de noodzakelijke werkzaamheden onverwijld en zonder voorafgaand overleg met de regionaal netbeheerder of met derden uitvoeren. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder zullen in dat geval zoveel als redelijkerwijs mogelijk contact met elkaar onderhouden en samenwerken om de calamiteit of storing dan wel de gevolgen daarvan op te heffen.

6.1.7.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet is bevoegd om zonder voorafgaande mededeling aan de regionale netbeheerder en/of de betrokken erkende programmaverantwoordelijke(n) de systeemverbinding af te sluiten indien dit vereist is wegens direct gevaar voor personen.

6.1.8.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder zullen noch door middel van de bij hen in beheer zijnde gastransportnetten noch anderszins hinder of schade veroorzaken voor elkaar. De regionale netbeheerder zal de systeemverbinding niet gebruiken voor aarding van elektrische installaties, toestellen, bliksemafleiders en dergelijke, dan wel voor enig ander doel dan onder deze Netkoppelingscode gas LNB uitdrukkelijk is toegestaan. De regionale netbeheerder zal de door of vanwege de netbeheerder van het landelijk gastransportnet op de systeemverbinding aangebrachte verzegelingen niet verbreken of laten verbreken.

6.2. Communicatie

6.2.1.

Met betrekking tot het bedrijven van de systeemverbinding zullen de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder prioriteit geven aan de veiligheid, doelmatigheid en betrouwbaarheid van het landelijk en regionaal gastransportnet. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder zullen elkaar de nodige medewerking verlenen bij de toepassing en de uitvoering van het bepaalde in deze voorwaarden systeemverbinding en de controle op de naleving daarvan. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder zijn in het bijzonder verplicht elkaar zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen van alle gegevens, voorvallen en wijzigingen in omstandigheden of in de feitelijke situatie die voor de uitvoering van deze Netkoppelingscode gas LNB van belang (kunnen) zijn, waaronder waargenomen of vermoede (dreiging van) schade, gebreken of onregelmatigheden aan de netkoppeling, de systeemverbinding, het gebouw en/of eventuele andere hulpmiddelen, verbreking van de verzegeling daaronder begrepen.

6.2.2.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder zijn, onder meer om hetgeen omschreven in 6.2.1 na te kunnen komen, vierentwintig uur per dag en elke dag van het jaar telefonisch dan wel via enig ander overeengekomen communicatiesysteem bereikbaar. Alle relevante adres- en communicatiegegevens worden vastgelegd. Indien deze gegevens wijzigen, dienen de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder elkaar hierover uiterlijk tien werkdagen voorafgaand aan wijziging van de gegevens schriftelijk te informeren op het vastgelegde adres.

6.2.3.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder zullen zich voldoende inspannen te (blijven) beschikken over de benodigde vergunningen en elkaar over de inhoud van die vergunningen en de voorwaarden waaronder zij zijn afgegeven, te (blijven) informeren.

6.3. Continuïteit

6.3.1.

De regionale netbeheerder verstrekt jaarlijks op verzoek van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet voor elke netkoppeling informatie over de verwachte capaciteitsbehoefte in de komende vier jaren. De regionale netbeheerder zal aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet hierom verzoekt, nadere (achtergrond)informatie verstrekken over de door hem verstrekte gegevens. De regionale netbeheerder staat er voor in dat de door hem verstrekte opgaven op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en een zo goed mogelijke schatting geven van de toekomstige capaciteitsbehoefte. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerder zullen de af te spreken capaciteit met name baseren op de door de regionale netbeheerder verstrekte gegevens.

7. Slotbepalingen

7.1.

De Netkoppelingsvoorwaarden Gas – LNB, zoals vastgesteld bij besluit van 21 november 2006 en nadien diverse malen gewijzigd, wordt ingetrokken.

7.2.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 april 2016

De Autoriteit Consument en Markt,

namens deze:

F.J.H. Don

bestuurslid

Naar boven