Regeling vaststelling modellen kwalificatiedossier en keuzedeel en toetsingskader kwalificatiestructuur mbo 2016

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 01-08-2022 t/m heden

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 14 februari 2016, nr. MBO/794457, houdende de vaststelling van het model kwalificatiedossier mbo, het model keuzedeel mbo, inclusief de bij de modellen behorende instructie en het toetsingskader kwalificatiestructuur mbo (Regeling vaststelling modellen kwalificatiedossier en keuzedeel en toetsingskader kwalificatiestructuur mbo 2016)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op artikel 7.2.4, zesde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

Artikel 1. Vaststelling van modellen, instructies en toetsingskader

  • 1 Het model voor een kwalificatiedossier wordt vastgesteld op de wijze bedoeld in bijlage 1 behorende bij deze regeling.

  • 2 Het model voor een keuzedeel wordt vastgesteld op de wijze bedoeld in bijlage 2 behorende bij deze regeling.

  • 3 De instructies behorende bij de modellen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden vastgesteld op de wijze bedoeld in bijlage 3 behorende bij deze regeling.

  • 4 Het toetsingskader voor de kwalificatiestructuur wordt vastgesteld op de wijze bedoeld in bijlage 4 behorende bij deze regeling.

Artikel 2. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 februari 2016.

Artikel 3. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling modellen kwalificatiedossier en keuzedeel en toetsingskader kwalificatiestructuur mbo 2016.

Deze regeling wordt met toelichting en bijlagen in de Staatscourant geplaatst.

De bijlagen worden eveneens geplaatst op de websites:

• www.s-bb.nl/kwalificatiedossiers; en

• www.s-bb.nl/keuzedelen.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

M. Bussemaker

Bijlage 1. behorende bij de Regeling vaststelling modellen kwalificatiedossier en keuzedeel en toetsingskader kwalificatiestructuur mbo 2016

Bijlage 265390.png
Bijlage 265391.png
Bijlage 265392.png
Bijlage 265393.png
Bijlage 265394.png
Bijlage 265395.png

2. Generieke onderdelen

Elke kwalificatie kent naast (beroepsgerichte) specifieke kwalificatie-eisen – ook generieke kwalificatie-eisen.

Nederlandse taal

Het generieke examenonderdeel Nederlandse taal maakt deel uit van elke kwalificatie in dit kwalificatiedossier. De referentieniveaus en de kwalificatie-eisen voor dit generieke onderdeel zijn opgenomen in bijlage 1 bij het Besluit referentieniveau Nederlandse taal en rekenen. Deze bijlage is te vinden op https://wetten.overheid.nl/BWBR0027879 en vormt integraal onderdeel van het kwalificatiedossier.

Rekenen

Het generieke examenonderdeel rekenen maakt deel uit van elke kwalificatie in dit kwalificatiedossier. De referentieniveaus en de kwalificatie-eisen voor dit generieke onderdeel zijn opgenomen in de bijlagen 2 en 3 bij het Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen. Deze bijlage is te vinden op https://wetten.overheid.nl/BWBR0027879 en vormt integraal onderdeel van het kwalificatiedossier.

Loopbaan en burgerschap

Het generieke examenonderdeel loopbaan en burgerschap maakt deel uit van elke kwalificatie in dit kwalificatiedossier. De kwalificatie-eisen voor dit generieke onderdeel zijn opgenomen in bijlage 1 bij het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB. Deze bijlage is te vinden op https://wetten.overheid.nl/BWBR0027963 en vormt integraal onderdeel van het kwalificatiedossier.

Engels (alleen voor niveau 4)

Het generieke examenonderdeel Engels maakt deel uit van elke kwalificatie op mbo-niveau 4 in dit kwalificatiedossier. De referentieniveaus en de kwalificatie-eisen voor dit generieke onderdeel zijn opgenomen in bijlage 2 bij het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB. Deze bijlage is te vinden op https://wetten.overheid.nl/BWBR0027963 en vormt integraal onderdeel van het kwalificatiedossier.

Bijlage 265397.png
Bijlage 265398.png
Bijlage 265399.png
Bijlage 265400.png
Bijlage 265401.png
Bijlage 265402.png

Bijlage 2. behorende bij de Regeling vaststelling modellen kwalificatiedossier en keuzedeel en toetsingskader kwalificatiestructuur mbo 2016

Bijlage 256695.png
Bijlage 256696.png

Bijlage 3. behorende bij de Regeling vaststelling modellen kwalificatiedossier en keuzedeel en toetsingskader kwalificatiestructuur mbo 2016

Instructies bij de ontwikkeling van de kwalificatiestructuur mbo

Voor het ontwikkelen van kwalificatiedossiers, keuzedelen, certificaten en de verantwoordingsinformatie

Inhoudsopgave

1

Leeswijzer

15

2

Het kwalificatiedossier

16

2.1

Voorblad, colofon en overzicht dossier

16

2.2

Overzicht van het kwalificatiedossier

17

2.3

Basisdeel algemeen

18

2.4

Beroepsspecifieke onderdelen van het basisdeel

18

2.5

Generieke onderdelen van het basisdeel

22

2.6

Interne consistentie

22

2.7

Profieldeel

22

2.8

Beroepsgerichte taal- en rekeneisen

24

2.9

Beroepsgerichte moderne vreemde talen (mvt)

25

3

Het keuzedeel

26

3.1

Inleiding

26

3.2

Karakteristieken van het keuzedeel

26

3.3

Inhoud keuzedeel

27

3.4

Richtlijnen over overlap

30

3.5

Match het niveau van het keuzedeel met het niveau van de kwalificatie

30

3.6

Koppelingsverzoeken

32

4

Certificaten

32

4.1

Inleiding

32

4.2

Instructies voor certificaten voor keuzedelen én beroepsgerichte onderdelen

32

4.3

Werkinstructies voor certificaten voor beroepsgerichte onderdelen

33

4.4

Stappen ontwikkeling van de inhoud van de eisen mbo-certificaat

33

5.

Verantwoordingsinformatie behorend bij het kwalificatiedossier

32

5.1

Inleiding

39

5.2

Beroepeninformatie

38

5.3

Arbeidsmarktinformatie

38

5.4

Trends en ontwikkelingen

38

5.5

Beroepsvereisten

39

5.6

Bijzondere vereisten

39

5.7

Beroepsspecifieke moderne vreemde talen

39

5.8

Ontwikkelmogelijkheden van de beroepsbeoefenaar in het onderwijs

40

5.9

Onderhoudsagenda

40

5.10

Wijzigingen ten opzichte van voorgaande versie

40

5.11

Betrokkenen

40

5.12

Middenkaderopleidingen van meer dan 3 jaar

41

5.13

Sectorale examenafspraken

41

5.14

Aanvullende informatie

41

Bijlage 1:

Descriptoren NLQF

41

Bijlage 2:

Europees referentiekader MVT

42

1. Leeswijzer

Deze instructie is een handleiding voor de ontwikkeling van kwalificatiedossiers, verantwoordingsinformatie, keuzedelen en certificaten (selectie van beroepsgerichte onderdelen en keuzedelen waaraan een certificaat wordt verbonden). De instructie behoort bij het model kwalificatiedossier mbo, het model keuzedeel en het model eisen mbo-certificaat. In de instructie zijn de criteria uit het Toetsingskader voor de kwalificatiestructuur mbo gespecificeerd naar de eisen die aan de onderdelen van de kwalificatiestructuur gesteld worden.

Dit document bestaat uit vier delen. Het eerste deel gaat in op het ontwerp van het kwalificatiedossier. Het bevat, per onderdeel van het model, instructies voor de beschrijving van verschillende onderdelen in het basis- en profieldeel. Het tweede deel bevat de instructie voor de uitwerking van het keuzedeel. Het derde deel bevat de instructie voor de ontwikkeling van beide soorten certificaten. Het vierde deel bevat de instructie voor de invulling van de verantwoordingsinformatie behorend bij het kwalificatiedossier.

Het kwalificatiedossier, het keuzedeel en de eisen aan mbo-certificaten worden vastgesteld door de Minister van OCW. Dat geldt niet voor de verantwoordingsinformatie.

In bijlage 1 is een overzicht met de NLQF/EQF descriptoren opgenomen. In bijlage 2 is een overzicht van het Europees Referentiekader MVT opgenomen.

Het model kwalificatiestructuur

Toelichting

Basisdeel:

Dit betreft:

Het beroepsgerichte basisdeel: de gemeenschappelijke kerntaken en werkprocessen van toepassing op alle profielen in het kwalificatiedossier Het algemene basisdeel: de generieke eisen Nederlandse taal, rekenen en (bij de niveau-4 kwalificaties) Engels.

Profieldeel:

Dit betreft de kerntaken en werkprocessen, van toepassing voor een specifieke kwalificatie voor zover die niet van toepassing zijn op alle profielen in het dossier vervolgopleiding.

Kwalificatie:

Is opgebouwd uit het profieldeel in samenhang met het basisdeel die samen de kwalificatie-eisen vormen voor het beginnend beroepsniveau.

Kwalificatiedossier:

Het kwalificatiedossier bevat de kwalificatie-eisen voor één of meerdere beroepen en bestaat uit het basisdeel met één of meerdere profielen.

Beroepsopleiding:

Het onderwijs dat gebaseerd is op het totaal van basisdeel + profieldeel + keuzedeel/keuzedelen en daarmee de basis vormt voor de onderwijsprogrammering binnen de daarvoor geldende wettelijke studieduur.

Keuzedeel:

Keuzedelen hebben tot doel om bovenop de kwalificatie een verdieping of verbreding te leveren bij de toerusting voor de arbeidsmarkt of een extra voorbereiding voor een vervolgopleiding.

Certificaat:

Aan beroepsgerichte onderdelen of keuzedelen die een zelfstandige betekenis op de arbeidsmarkt hebben, kan een certificaat worden verbonden. Certificaten zijn vooral bedoeld voor de op-, om- en bijscholing van werkenden en werkzoekenden. Met als doel dat zij breder inzetbaar worden en/of weer voldoen aan de nieuwe eisen van een veranderd beroep.

Bijlage 265403.png

2. Het kwalificatiedossier

2.1. Voorblad, colofon en overzicht dossier

2.1.1. Voorblad

Naam kwalificatiedossier, kwalificatie(s) en opleidingsdomein

De naamgeving is kort, weloverwogen en herkenbaar voor onderwijs, bedrijfsleven en student. De naam is ook uniek in de kwalificatiestructuur. Het kwalificatiedossier bevat de kwalificaties die op basis van verwantschap in de beroepengroep gebundeld zijn.

Dat betekent het volgende:

  • De naam van het kwalificatiedossier verwijst naar de beroepengroep. Hij is herkenbaar voor de sector en de beroepsopleidingen en bevat geen verwijzing naar een niveau. Bijvoorbeeld: Timmeren, Brood en banket, Creatief Vakmanschap.

  • De naam van het profiel/de kwalificatie verwijst naar de beroepsbeoefenaar. Bijvoorbeeld: Allround Timmerman, Patissier, Glazenier.

Opleidingsdomein

Vul de naam van het opleidingsdomein in waartoe dit kwalificatiedossier behoort. Tot welk opleidingsdomein het kwalificatiedossier behoort bepaalt de sectorkamer.

Crebonummers, Versie, Geldig vanaf, Opleidingsdomein

De Toetsingskamer vult de betreffende Crebonummers in, o.b.v. informatie van DUO. Ook versie, geldig vanaf en opleidingsdomein worden ingevuld door de Toetsingskamer.

Bij een nieuwe versie van een dossier wordt ingevuld ‘gewijzigd (jaartal vaststelling)’.

2.1.2. Binnenblad, colofon

Soorten instellingen

Aangegeven wordt welke soorten onderwijsinstellingen de crebo’s in het dossier mogen aanbieden.

Penvoerder

Voor ieder kwalificatiedossier is één sectorkamer penvoerder. Geef aan welke sectorkamer dat is.

Gevalideerd door

Vul de naam in van de sectorkamer die het kwalificatiedossier heeft gevalideerd en de datum waarop dat is gedaan. De validering van een keuzedeel valt, indien er sprake is van een sectoroverstijgend keuzedeel, onder de verantwoordelijkheid van een Thema-adviescommissie.

Op

Vul de datum in waarop de sectorkamer(s) het dossier heeft/hebben gevalideerd. Validering door meerdere Sectorkamers is aan de orde wanneer naast de penvoerder meer sectorkamers betrokken zijn bij de kwalificaties in een dossier.

Het besluit van het bestuur om een kwalificatiedossier te legitimeren moet zijn vastgelegd deze datum moet overeenkomen met die in het kwalificatiedossier.

2.2. Overzicht van het kwalificatiedossier

In een tabel wordt per profiel weergegeven: naam profiel (kwalificatie), het mbo-niveau c.q. het EQF-niveau, beroepsvereisten en de typering van de kwalificatie. Deze gegevens worden automatisch gegenereerd door DigiK1.

Onderstaand volgt een nadere toelichting op de te leveren gegevens.

Niveau-aanduiding

Geef voor de profielen in het dossier het bijbehorende mbo-niveau aan.

In onderstaande tabel staat welk EQF-niveau correspondeert met welk mbo-niveau:

mbo 1

EQF 1

mbo 2

EQF 2

mbo 3

EQF 3

mbo 4

EQF 4

Beroepsvereisten

Kruis aan indien er in het dossier sprake is van (wettelijke) beroepsvereisten. In het profieldeel en in de verantwoordingsinformatie worden die nader toegelicht.

Typering kwalificatie

In onderstaande overzicht staat welk soort beroepsopleiding behoort bij het mbo-niveau van een kwalificatie:

Entreeopleiding:

niveau 1

Basisberoepsopleiding:

niveau 2

Vakopleiding:

niveau 3

Middenkaderopleiding:

niveau 4

Specialistenopleiding:

niveau 4

De specialistenopleiding is een eenjarige kopopleiding op mbo-niveau 4 die wordt vormgegeven bovenop een verwante vakopleiding. De specialistenopleiding is voorbehouden aan twee subtypen:

  • a) Specialistenopleidingen voor beroepsbeoefenaren die zich willen verdiepen in het vak.

  • b) Specialistenopleidingen voor aankomende leidinggevenden en ondernemers in het mbo, die met een eenjarige kopopleiding bovenop hun (allround) vakdiploma vervolgens management- of ondernemersvaardigheden willen ontwikkelen.

De specialistenkwalificatie wordt in een zelfstandig kwalificatiedossier vormgegeven, eventueel met meerdere sectorspecifieke profielen. Het kwalificatiedossier voor de specialistenkwalificatie voldoet aan dezelfde eisen als alle andere kwalificatiedossiers.

Naast de tabel genereert DigiK een overzicht van de kerntaken en werkprocessen van de basis en van de profielen.

2.3. Basisdeel algemeen

  • 1. Een substantieel basisdeel als fundament voor een dossier

    In een dossier worden profielen gebundeld die samen een beroepengroep vormen. Een beroepengroep is te identificeren doordat de profielen gemeenschappelijke kerntaken, werkprocessen, vakkennis en vaardigheden en beroepsidentiteit hebben. Die gemeenschappelijke kern komt (met name) tot uitdrukking in het basisdeel. Die gemeenschappelijkheid moet voldoende substantieel zijn om ook echt te kunnen spreken van een beroepengroep. De gemeenschappelijkheid wordt geringer naarmate er meer profielen in een dossier geclusterd worden en ook naarmate er meer niveaus gecombineerd worden in een dossier. Bij het samenstellen van een dossier moet daarom zorgvuldig afgewogen worden of er sprake is van voldoende gemeenschappelijkheid tussen de profielen om te kunnen spreken van een beroepengroep.

  • 2. Karakteristiek van het basisdeel

    De basis van het kwalificatiedossier bestaat uit het beroepsspecifieke deel van de basis en het generieke deel. Het generieke deel bestaat uit de generieke kwalificatie-eisen aan Nederlandse taal, rekenen, loopbaan en burgerschap en (voor mbo niveau 4) Engels. Samen borgen deze twee delen de drievoudige kwalificering.

    De basis vormt een duurzaam fundament voor het dossier. Het beroepsspecifieke deel van de basis beschrijft de kerntaken en de vakkennis, vaardigheden en houdingsaspecten die alle beginnende beroepsbeoefenaren in het betreffende werkveld delen. De basis weerspiegelt als het ware het wezen van de beroepengroep: gemeenschappelijke kerntaken die de essentie van de beroepengroep vormen.

2.4. Beroepsspecifieke onderdelen van het basisdeel

1. Typering van de beroepengroep

In deze paragraaf wordt gevraagd om op beknopte wijze de kern van de beroepengroep weer te geven. De focus ligt daarbij op de gemeenschappelijke eigenschappen van de in het kwalificatiedossier geclusterde profielen: het wezen van de beroepengroep.

Context: De werkomgeving en plaats waar de beginnende beroepsbeoefenaar zijn werkzaamheden uitvoert. De tekst moet bondig zijn. Er mag geen additionele informatie, zoals handelingen die de beroepsbeoefenaar verricht, vermeld worden.

Typerende beroepshouding: Hier gaat het om de houdingselementen en specifieke (gedrags-) kenmerken van de beginnend beroepsbeoefenaar in de beroepengroep.

Resultaat van de beroepengroep: Wat is het resultaat van de beroepengroep wanneer het beroep op de juiste manier is uitgevoerd? Beschrijf hier geen deelresultaten, maar probeer slechts het eindresultaat dat kenmerkend is voor de beroepengroep te benoemen.

Leg nadruk op de verwantschap van de beroepen in het dossier. De typering van de beroepengroep moet een goed beeld geven van de beroepsuitoefening van de beginnende beroepsbeoefenaar in de beroepengroep.

Zorg ervoor dat deze onderdelen herkenbaar terugkomen in de verdere uitwerking van het dossier:

  • Typerende beroepshouding in gedrag bij werkprocessen

  • Resultaat in het resultaat bij werkprocessen.

2. Kerntaken

Een kerntaak is een belangrijk, redelijk autonoom deel van de beroepsuitoefening en bestaat uit meerdere samenhangende werkprocessen die kenmerkend zijn voor de beroepsuitoefening. De gezamenlijke kerntaken in de basis van een kwalificatiedossier beschrijven de essentie van de beroepengroep. De (beroepsgerichte en generieke) kwalificatie-eisen in de basis vormen gezamenlijk een substantieel deel van de studielast.

Hou bij het formuleren van een kerntaak rekening met de volgende eisen:

  • De kerntaken in de basis behoren tot het wezen van de beroepengroep. Formuleer kerntaken en werkprocessen in de basis daarom op grond van verwantschap tussen beroepscompetentieprofielen en/of beroepeninformatie.

  • Een kerntaak bestaat uit een serie handelingen met een begin, een einde en een resultaat.

  • Een kerntaak is een serie handelingen die apart waarneembaar is in de beroepspraktijk.

  • Aan de kerntaak zijn de essentiële vakkennis en vaardigheden voor de beroepengroep (basisdeel) c.q. het beroep (profiel) gekoppeld.

  • Vermijd zo veel mogelijk overlap tussen kerntaken.

  • Maak waar beschikbaar gebruik van referentiedocumenten over een eenduidige beschrijving van sector overstijgende kerntaken (zoals bijvoorbeeld het referentiedocument ondernemerschap).

  • Beschrijf een kerntaak op het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar.

3. Aanvullende eisen

Binnen de gemeenschappelijke basis is het goed voor te stellen dat elk mbo-niveau specifieke kwalificatie-eisen stelt ten aanzien van de mate van complexiteit, verantwoordelijkheid en zelfstandigheid en de beheersing van vakkennis en vaardigheden of naar de context waarin de werkprocessen uitgevoerd worden. In het model is daarom ruimte voor een gedifferentieerde uitwerking per profiel, die als aanvullende eis aangegeven kan worden. Daarmee wordt recht gedaan aan het niveau en de context van de kwalificatie.

Bewaak de transparantie van het dossier. Vermijd veel beschrijvingen van aanvullende eisen voor de profielen in de basis. Hoe meer specificaties uitgewerkt worden des te minder leesbaar wordt de basis en dat gaat ten koste van de uitvoerbaarheid. Specificeer daarom alleen waar dat echt nodig is.

Aanvullende eisen kunnen er zijn op alle elementen van de kerntaak:

  • Complexiteit

  • Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid

  • Vakkennis en vaardigheden

  • Werkprocesomschrijving

  • Resultaat

  • Gedrag

In de eerste rij wordt het laagsteen gemeenschappelijke niveau in het dossier beschreven. In de aanvullende eisen de toevoegingen voor het hogere niveau of de specifieke context per profiel.

Bij complexiteit en verantwoordelijkheid en zelfstandigheid mag van deze regel afgeweken worden. De eerste rij beschrijft dan het gemeenschappelijke van alle profielen in het dossier en in de aanvullende eisen wat afwijkt van het gemeenschappelijke, hoger of lager. Zo kan in de aanvullende eisen bij verantwoordelijkheid en zelfstandigheid aangegeven worden dat handelingen alleen onder begeleiding uitgevoerd mogen worden.

4. Complexiteit

Complexiteit is één van de aspecten die het niveau van de kerntaak bepalen. Complexiteit wordt beschreven in een lopend verhaal en in de context van de kerntaak.

Complexiteit verwijst naar de aard van het werk, de aard van de vakkennis en vaardigheden en de context waarbinnen handelingen uitgevoerd worden. Beschrijf beknopt:

  • De aard van de werkzaamheden: wisselend of gestructureerd, lokaal of ook internationaal.

  • De mate van standaardisering van werkzaamheden en de diversiteit ervan.

  • De aard van de kennis en vaardigheden: Gaat het om basale of specialistische kennis? Hoe breed is het domein van de kennis c.q. de vaardigheden waarover de beroepsbeoefenaar dient te beschikken? Maak hierbij gebruik van de NLQF-descriptoren (zie bijlage 1).

  • Overige complicerende factoren, zoals mate van afbreukrisico en kenmerkende beroepsdilemma's.

5. Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid

Beschrijf, met behulp van de NLQF-descriptoren het niveau en in de context van de kerntaak wat de mate van zelfstandigheid en de aard van verantwoordelijkheid is. Beschrijf (waar relevant) het typerende niveau-onderscheid. Waaraan kun je zien om welk niveau het gaat? Dit moet tot uitdrukking komen in de beschrijving.

De NLQF-descriptoren laten bijvoorbeeld zien dat het onderscheid tussen niveau 3 en 4 met name zit in de mate van verantwoordelijkheid voor het werk van anderen: een gedeelde verantwoordelijkheid voor het resultaat van routinewerk van anderen (3) tegenover gedeelde verantwoordelijk voor het resultaat van het werk van anderen (4). De 'span of control' is breder bij niveau 4. Zie de tabel hieronder.

Niveau 3

Niveau 4

Werkt samen met gelijken, leidinggevenden en cliënten.

Draagt verantwoordelijkheid voor resultaten van een afgebakend takenpakket en studie.

Draagt gedeelde verantwoordelijkheid voor het resultaat van het routinewerk van anderen.

Werkt samen met gelijken, leidinggevenden en cliënten.

Draagt verantwoordelijkheid voor resultaten van eigen activiteiten, werk en studie.

Draagt gedeelde verantwoordelijkheid voor het resultaat van het werk van anderen.

6. Vakkennis en vaardigheden

Het kwalificatiedossier bevat een duidelijke en evenwichtige beschrijving van vakkennis en vaardigheden van de beroepengroep (basistheorieën, principes, concepten, methodieken, instrumenten) die voorwaardelijk zijn voor het succesvol uitoefenen van de werkprocessen in een kerntaak.

Voor de beschrijving van vakkennis en vaardigheden gelden de volgende richtlijnen:

  • Beschrijf vakkennis en vaardigheden actief in een volledige zin met werkwoord, onderwerp en context.

  • Doe dat met behulp van de beschrijvingswijze van het NLQF. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen de diepgang en de inhoud van de kennis of vaardigheid:

Kennis

De beginnend beroepsbeoefenaar bezit ….

NLQF Niveau

Diepgang

Inhoud

1

Basale kennis

Eenvoudige feiten en ideeën

2

Basiskennis

+ Feiten, ideeën, processen, materialen, middelen en begrippen

3

Kennis

+ Kernbegrippen, eenvoudige theorieën, methoden en processen

4

Brede en specialistische kennis

+ Abstracte begrippen, theorieën

Vaardigheden / Toepassen van kennis

De beginnend beroepsbeoefenaar kan …

NLQF

Niveau

Diepgang

Inhoud

1

Reproductie kennis

Eenvoudige herkenbare beroepstaken

2

+ Toepassen kennis

+ Gebruik standaardprocedures

3

+ Toepassen kennis

+ Signaleren beperkingen kennis

+ Taken die tactisch en strategisch inzicht vereisen

+ Combineren standaardprocedures

4

+ Toepassen kennis

+ Evalueert en integreert kennis

+ Ontwikkelen van strategieën

+ Analyseren en uitvoeren van redelijk complexe taken

  • Geef aan wat het niveau van de gevraagde vakkennis en vaardigheden is door middel van de NLQF-descriptoren. Het NLQF-schema is daarbij richtinggevend. De regel is dat gemiddeld genomen het niveau alle onderdelen in het dossier overeen moet komen met het NLQF-niveau van de kwalificatie. Dat kan betekenen dus ook dat voor sommige vakkennis- en vaardigheidsonderdelen afgeweken kan worden van het gemiddelde niveau en op een hoger of lager niveau gevraagd kan worden. Het kan voorkomen dat het niveau van vakkennis en vaardigheden in een hoger schaal thuishoort dan de gehele kwalificatie omdat deze op het punt van verantwoordelijkheid & zelfstandigheid en/of complexiteit op een lager niveau uitkomt.

  • Beschrijf vakkennis en vaardigheden op het goede abstractieniveau:

    • Niet te abstract geformuleerd: niet in algemene termen en niet zonder context

    • Maar ook niet te gespecificeerde vakkennis en vaardigheden.

    • Geen opsomming van afzonderlijke elementen, maar beschrijf categorieën, groepen van vakkenniselementen en vaardigheden

    • Neem als richtlijn dat de vakkennis en vaardigheden niet binnen 5 jaar verouderd en achterhaald zijn

    • Neem geen vaardigheden (en vakkennis) op die al in het werkproces genoemd zijn.

  • Formuleer vakkennis en vaardigheden zodanig concreet dat ze voldoende houvast bieden voor gebruikers voor de inhoudelijke inrichting van het onderwijs, de examens en de beroepspraktijkvorming

    • Formuleer contextrijk zodat duidelijk wordt in de uitwerking wat de samenhang is met de werkprocessen in de kerntaak en dat zichtbaar wordt hoe de kennis toegepast wordt in het beroep.

    • Formuleer vakkennis en vaardigheden zodanig dat op basis van alleen de vakkennis en vaardigheden de gebruiker al een beeld krijgen van de aard van het beroep c.q. vakgebied.

  • Bewaak het onderscheid tussen vakkennis en vaardigheden:

    • Bij vakkennis gaat het om reproductie van of inzicht in theorieën, principes, concepten

    • Bij vaardigheid gaat het om het kunnen toepassen daarvan in een bepaalde beroepscontext.

  • Bewaak het onderscheid én de samenhang tussen handelingen in de werkprocessen en vakkennis en vaardigheden:

    • Vakkennis en vaardigheden zijn voorwaardelijk voor het succesvol kunnen uitvoeren van de werkprocessen in de kerntaak. Daarom mag er geen overlap zijn tussen werkproces (‘de beroepsbeoefenaar stelt een wapeningsconstructie af’) en de vakkennis en vaardigheden (‘de beroepsbeoefenaar kan een wapeningsconstructie afstellen’).

    • In de uitwerking van vakkennis en vaardigheden moet duidelijk zijn wat de relatie is met de werkprocessen van de kerntaak. Dus niet bij het dossier Ondernemer Horeca / bakkerij ‘heeft basiskennis van wet- en regelgeving’, maar wel ‘heeft basiskennis van wet- en regelgeving voor horeca- en bakkerijbedrijven op het gebied van veiligheid en ondernemersrecht’.

Maak waar beschikbaar gebruik van referentiedocumenten voor vakkennis en vaardigheden, zoals de BOKS.

7. Werkproces(omschrijving)

Een omschrijving van een werkproces:

  • Beschrijft handelingen die passen bij de gekozen titel

  • Vormt een afgebakend geheel, d.w.z. de handelingen in een werkproces gaan over één thema/onderwerp en overlappen niet met handelingen in een ander werkproces

  • Bestaat uit meerdere samenhangende handelingen (nooit één handeling)

  • Is specifiek en contextrijk geformuleerd zodat er sprake is van kleuring en herkenbaarheid van de branche (de uitzondering hierop wordt gevormd door werkprocessen die een branche- of sectoroverstijgend karakter hebben zoals dat bijvoorbeeld geldt voor werkprocessen op thema's als management en ondernemerschap)

  • Is op het goede abstractieniveau geformuleerd en bevat geen 'genest' werkproces, dat wil zeggen: een werkproces mag geen ander werkproces omvatten

  • Is beschreven in actieve schrijftaal en is kort en bondig beschreven

  • Beschrijft wat een beginnend beroepsbeoefenaar doet en is uitvoerbaar in het onderwijs en in het bedrijf

  • Kent een begin en een eind, heeft een waarneembaar resultaat.

8. Resultaat

Een werkproces heeft een resultaat in termen van opbrengst of uitkomst waaraan de beroepsbeoefenaar bijdraagt. Probeer hierbij te komen tot een algemeen resultaat van het werkproces geef geen opsomming van deelresultaten. Het geformuleerde resultaat moet een logisch gevolg zijn van en aansluiten bij de beschreven handelingen.

Resultaten zijn:

  • Onderscheidend uitgewerkt

  • Zo concreet mogelijk geformuleerd: een omschrijving van een concrete uitkomst of opbrengst en de eigenschappen waaraan die uitkomst moet voldoen

  • Consistent beschreven met het niveau van de kwalificatie (beginnend beroepsbeoefenaar/NLQF-descriptoren/complexiteit)

  • Het resultaat van dat werkproces (van zowel het 'wat': de handelingen als het 'hoe': de wijze van uitvoering van de handelingen)

  • Op het goede abstractieniveau beschreven

  • Te verbinden aan de werkprocessen en bevatten geen elementen die niet voorkomen in dan wel niet logisch voortvloeien uit het werkproces.

9. Gedrag

Gedragsomschrijvingen bevatten een norm die de gewenste houding van de beroepsbeoefenaar beschrijft passend bij het werkproces (bijvoorbeeld: proactief, initiërend, klantgericht, inlevend, samenwerkingsgericht etc.) en/of de adequate wijze van handelen (bijvoorbeeld: volgens de richtlijnen, planmatig, gestructureerd etc.). Noem bij ieder werkproces alleen het essentiële gedrag voor dat werkproces. Bij gedrag gaat het dus niet om wat hij doet, maar om hoe hij het doet. Doe dat in de vorm van een puntsgewijze opsomming.

Het gedrag beschrijft hoe men kan 'zien' dat een beginnend beroepsbeoefenaar de competentie succesvol inzet om bij te dragen aan het resultaat. Kies de competentie waarvan het gedrag is afgeleid en benoem deze in de beschrijving.

2.5. Generieke onderdelen van het basisdeel

In het generieke deel van het basisdeel zijn de generieke kwalificatie-eisen voor de generieke onderdelen Nederlandse taal, rekenen, loopbaan en burgerschap en (voor mbo-niveau 4) Engels opgenomen. Deze kwalificatie-eisen worden bepaald door het ministerie van OCW. Er staat een standaardverwijzing in elk dossier.

NB In paragraaf 4.8 wordt nader ingegaan op de beschrijving van beroepsgerichte taal- en rekeneisen in de basis en het profiel.

2.6. Interne consistentie

Zorg voor interne consistentie van beschrijvingen binnen één kwalificatiedossier en vermijd herhalingen. Het is belangrijk dat de dossiers transparant uitgewerkt zijn door onderdelen goed van elkaar te onderscheiden.

Bewaak de consistentie in de uitwerking van kerntaken en werkprocessen:

  • In een beschrijving van een werkproces behoren geen gedragselementen en/of resultaten. Onderscheid die drie goed in de uitwerking van het werkproces.

  • Neem in de vakkennis en vaardigheden geen handelingen op die al in het werkproces benoemd worden.

  • Herhaal bij de typering van het beroep in het profiel niet wat al bij de typering van de beroepengroep beschreven staat, maar verbijzonder in het profiel voor het specifieke beroep.

Het uitgangspunt is dat kwalificatie-eisen zo transparant mogelijk beschreven worden. Dat betekent dat het onderdeel op de juiste plek en op het goede abstractieniveau beschreven wordt.

In het kwalificatiedossier is sprake van een opbouw van generiek naar specifiek. Onder 'typeringen van de beroepen' worden in algemene termen de typerende beroepshouding, context en resultaat beschreven. In de basis wordt dit gespecificeerd voor de beroepengroep op het niveau van de afzonderlijke kerntaken en in het profiel voor het beroep.

De relatie werkproces – resultaat – vakkennis en vaardigheden – gedrag is als volgt samen te vatten:

  • Het werkproces beschrijft wat de (startende) beroepsbeoefenaar doet (handelingen).

  • Het werkproces moet resulteren in een 'resultaat'.

  • Dat resultaat wordt bereikt door de inzet van essentiële competenties (gedrag) en het hanteren en toepassen van vakkennis en vaardigheden.

2.7. Profieldeel

1. Karakteristieken van het profieldeel

Naast gemeenschappelijke elementen zijn er ook verschillen tussen de kwalificaties die deel uit maken van het dossier. Die verschillen worden beschreven in het profiel (en in de aanvullende eisen in de basis). Het profiel bestaat uit beroepsgerichte taken.

Voor het profieldeel gelden de volgende richtlijnen:

  • De kerntaken in het profieldeel kunnen niet dezelfde titel hebben als de kerntaken in de basis. Daar waar er een nauwe samenhang is tussen de kerntaak in basis en profiel kan die samenhang aangegeven worden in de titel waarbij wel geldt dat de titel dekkend moet zijn voor de lading.

  • Stel het profieldeel zodanig op dat overlap binnen en tussen kwalificatiedossiers wordt geminimaliseerd.

  • Stel het profieldeel dusdanig op dat het een actuele en relevante beschrijving van beroepshandelingen (van een beginnend beroepsbeoefenaar) beschrijft. Houd daarbij ook rekening met te verwachten ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.

Als sprake is van één profieldeel (in enkelvoudige dossiers) dan bevat het profieldeel geen extra taken ten opzichte van de basis. In deze dossiers wordt bij het profieldeel alleen de algemene informatie ingevuld (niveau van de kwalificatie, beroepsvereisten).

2. Clusteren van profielen in een dossier

Houd als richtlijn aan:

  • Bij clustering is de gemeenschappelijkheid leidend. Deze gemeenschappelijkheid kan voorkomen bij kwalificaties van één niveau, maar ook bij kwalificaties met een verschillend niveau. Cluster kwalificaties waar een grote inhoudelijke verwantschap is zodat een gemeenschappelijke basis geformuleerd kan worden. Blijf bij clustering alert op het behoud van de leesbaarheid van het dossier.

  • Specialisten (de eenjarige kopopleiding op niveau 4) worden opgenomen in een apart dossier. Deze kunnen niet geclusterd worden met andere kwalificaties, tenzij dit ook specialistenopleidingen zijn.

3. Algemene informatie profieldeel

Elk profieldeel begint met de aanduiding van het MBO-niveau van de kwalificatie, een typering van het beroep en met een weergave van de eventuele beroepsvereisten.

4. Typering van het beroep

Beschrijf hier de typering van het beroep voor zover die specifiek geldt voor dit profieldeel en afwijkt van de beschrijving in de basis bij 'typerende beroepshouding'. Hierin kunnen accenten worden aangebracht die verwijzen naar de typerende beroepshouding, de context en/of het resultaat van de beroepengroep in de basis. Vermijd overlap met de beschrijving van de typerende beroepshouding in het basisdeel.

5. Beroepsvereisten

Geef aan of er sprake is van (wettelijke) beroepsvereisten. En zo ja, licht die toe.

Onder (wettelijke) beroepsvereisten verstaan we volgens artikel 7.2.6 van de WEB (geparafraseerd) het volgende:

  • a) Het gaat om vereisten bij of krachtens een wet, verdrag of bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, die toetreding tot een beroep of het uitvoeren van bepaalde beroepshandelingen reglementeren

  • b) Die vereisten betreffen kwaliteiten onder meer op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden of beroepshoudingen

  • c) Waarover degenen die een opleiding gericht op een beroep hebben voltooid moeten beschikken.

Er is sprake van beroepsvereisten wanneer:

  • a. Het gaat om vereisten bij of krachtens een wet (anders dan een onderwijswet), verdrag of bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie

  • b. Deze vereisten zijn verbonden aan voorwaarden waaraan moet worden voldaan om een bepaald beroep uit te mogen oefenen of om bepaalde beroepshandelingen te mogen uitoefenen als beginnend beroepsoefenaar

  • c. Deze vereisten hebben betrekking op kennis, inzicht, vaardigheden en/of beroepshoudingen welke door en in een beroepsopleiding op basis van de WEB kunnen worden verworven

  • d. Het voldoen aan deze vereisten kan en moet worden ‘bewezen’ met een op grond van de WEB afgegeven diploma of certificaat, indien de onderwijsinstelling zelf de beroepsvereisten kan examineren

  • e. Het gaat niet om eisen aan de persoon of werkplek, zoals leeftijd, verklaring omtrent gedrag of arbo-eisen.

Met name criterium c en d behoeven enige toelichting: voor het uitoefenen van bepaalde beroepen of handelingen is door het betreffende vakdepartement in de wet- of regelgeving vastgelegd dat het behalen van een extern certificaat, examen en/of diploma de enige manier is om aan te tonen dat aan de eisen hiervoor is voldaan. Als bepaald is dat het externe certificaat, het externe examen of externe diploma een wettelijke beroepsvereiste is zoals bedoeld in de WEB, dan is het externe certificaat, examen of diploma daarmee onderdeel van het kwalificatiedossier en daarmee van de mbo-opleiding. Het betreffende vakdepartement heeft een eigen vorm van kwaliteitsborging op deze examens.

De onderwijsinstelling is dan ook niet verantwoordelijk voor de kwaliteit van een extern af te leggen examen of extern te behalen diploma of certificaat. De kosten van een extern certificaat, examen en/of diploma zoals hiervoor bedoeld, maken op voorhand geen deel uit van de bekostiging zoals die door het ministerie van OCW aan de onderwijsinstellingen wordt verstrekt. In voorkomende gevallen zijn partijen (onderwijs, bedrijfsleven, student en vakdepartement) aan zet om hierover afspraken te maken. In een dergelijke constructie kan de onderwijsinstelling een deel van de kosten dragen. Dit vanuit de aanname dat zij anders ook examenkosten zouden hebben.

Voor de toelichting op de (wettelijke) beroepsvereisten gelden de volgende instructies:

  • Selecteer het verantwoordelijke vakdepartement.

  • Geef concreet aan wat de (wettelijke) beroepsvereisten inhouden. Dat betekent:

    • Benoem de specifieke wet en het wetsartikel waaruit de vereiste voortvloeit, danwel het verdrag of het bindend besluit. Verwijs naar een link waarin de meest recente versie van de wettelijke beroepsvereisten wordt weergegeven en andere bronnen waarin de beroepsvereisten beschreven staan

    • Beschrijf de (aard van de) kennis, vaardigheden en beroepshouding die de wet verlangt van de beginnend beroepsbeoefenaar

    • Beschrijf (indien relevant) het certificaat en / of een extern examen en / of een extern diploma dat gekoppeld is aan de beroepsvereisten

  • Formuleer de eisen in een actieve vorm: ‘De beginnend beroepsbeoefenaar…’

  • Omdat de regeling + citeertitel ook op het diploma vermeld moeten worden door de onderwijsinstelling is het belangrijk deze ook apart op te nemen in DigiK. Voer de oficiële citeertitel en artikelnummer(s) in in de daarvoor bestemde velden in DigiK

Regelingen die betrekking hebben op de persoon als geformuleerd bij e) of eisen die door branches zijn geformuleerd komen aan de orde in de verantwoordingsinformatie onder het kopje ‘Bijzondere vereisten’ (6.5).

De WEB vereist bij wettelijke beroepsvereisten een goedkeurende verklaring van het betrokken vakdepartement. Zonder goedkeurende verklaring kan een dossier de eindtoets niet passeren. Zie hiervoor paragraaf 6.4 bij de verantwoordingsinformatie.

6. profielspecifieke kerntaken en werkprocessen

In het profieldeel worden per kwalificatie de kerntaken en werkprocessen uitgewerkt. Volg hierbij de desbetreffende instructie uit de basis (paragraaf 3.2). Als stelregel geldt: ‘gelijke en vergelijkbare beroepsuitoefening is in de kwalificatiestructuur gelijk en vergelijkbaar beschreven'. Dat meetpunt is ook van toepassing wanneer identieke werkprocessen c.q. kerntaken voorkomen in verschillende profielen.

2.8. Beroepsgerichte taal- en rekeneisen

In deze paragraaf wordt ingegaan op de wijze waarop eventuele beroepsgerichte taal- en rekeneisen opgenomen worden in de beroepsgerichte taken van basis- én profieldeel.

Wanneer het voor het beroep noodzakelijk is om bepaalde talige of rekenkundige elementen te beheersen zijn deze eisen altijd direct gerelateerd aan het beroep. In dat geval moet er niet worden verwezen naar de eisen van het referentiekader Nederlandse taal en rekenen, maar moet worden geëxpliciteerd wat de eisen zijn. Gebruik hiervoor de volgende instructies:

Vooraf

  • Er is sprake van noodzakelijke beroepsspecifieke inkleuring wanneer bij een kerntaak een taal- en/of rekenvaardigheid wezenlijk is voor de beroepsuitoefening. Denk hier bijvoorbeeld aan het voeren van adviesgesprekken (gesprekken voeren is generiek, adviesgesprekken zijn beroepsspecifiek).

Waar?

  • Beschrijf de taal- rekenvaardigheid bij 'vakkennis en vaardigheden' (met gebruikmaking NLQF) op kerntaakniveau.

  • Optioneel is onder 'gedrag' een verduidelijking mogelijk van hoe taal en/of rekenen wordt ingezet in dat werkproces en bij complexiteit wanneer de inzet van talige of rekenkundige vaardigheden een essentiële complicerende factor is bij een kerntaak.

Hoe?

  • Gebruik dezelfde instructies als voor de overige vakkennis en vaardigheden. Dus:

    • Actief formuleren in een volledige zin

    • Specifiek en contextgericht uitwerken zodat de relatie met de werkprocessen waarop de taal-en of rekenvaardigheid betrekking heeft duidelijk is in de beschrijving.

Geef geen hoger referentieniveau-aanduiding aan. Dit voorkomt dat het onderwijs de volle bandbreedte van het referentieniveau toetst, terwijl het alleen maar gaat om een specifieke beroepshandeling.

2.9. Beroepsgerichte moderne vreemde talen (mvt)

Wat geldt voor Nederlandse taal en rekenen geldt ook voor beroepsgerichte mvt-eisen, namelijk:

  • 1. Bepaal of voor het beroep c.q. de beroepengroep waarvoor het dossier is geschreven een mvt van wezenlijk belang is.

    Beantwoord daarbij ook de vraag of dit een specifieke mvt is of dat de school hierin (bijvoorbeeld afhankelijk van de regio) zelf een keus kan maken.

  • 2. Vraag je af of de mvt zodanig van belang is voor de uitoefening van het beroep dat dit voorwaardelijk is voor diplomering. Maak de afweging om alleen dan mvt op te nemen als blijkt dat de beheersing van mvt nodig is voor de goede uitoefening van het beroep.

Neem de mvt-eisen op in de kwalificatie:

  • a. Wanneer mvt-eisen tot de kern van de beroepsuitoefening horen worden deze opgenomen in verschillende onderdelen van de kwalificatie zoals typering van de beroepengroep en complexiteit, naast vakkennis en vaardigheden. Indien het gaat om een beperkte rol van beroepsgerichte mvt-eisen in de beroepsuitoefening dan horen deze in ieder geval beschreven te zijn bij de verantwoordingsinformatie en de vakkennis en vaardigheden.

  • b. Bepaal of de mvt relevant is voor de betreffende kerntaak.

    • Ga na of er communicatieve elementen staan beschreven binnen de kerntaak.

    • Ga na of deze ook relevant zijn in een of meerdere mvt(‘s).

    • Bepaal per mvt de relevantie.

    • Het uitvoeren van beroepsgerichte handelingen in een mvt is een complicerende factor. Neem daarom een verwijzing naar de noodzaak van mvt op bij complexiteit.

  • c. Bepaal welke aspecten van de werkprocessen in de mvt uitgevoerd moeten kunnen worden.

    • Ga na of er communicatieve elementen staan beschreven binnen de werkprocessen.

    • Als in de omschrijving van de werkprocessen geen taalaanwijzingen staan, ga je er vanuit dat deze alleen in het Nederlands uitgevoerd hoeven te worden.

    • Ga na of de werkprocessen of elementen ervan ook in een mvt uitgevoerd moet kunnen worden.

    • Zorg dat voor elke mvt uit de omschrijving blijkt in welke mate de mvt ten behoeve van de betreffende werkprocessen moet worden beheerst.

    Maak bij de uitwerking van de mvt-eisen gebruik van de descriptoren van de relevante ERK-niveaus. (zie referentieniveaus moderne vreemde talen).

  • d. Beschrijf beroepsgerichte mvt-eisen in vakkennis en vaardigheden concreet en contextrijk. Het moet duidelijk zijn om welke taalvaardigheid het gaat en in welke context die toegepast moet worden.

    • Dus niet: ‘Kan vaktaal in het Engels gebruiken’

    • Wel: ‘Kan eenvoudige relatiebeheer- en klantenservicegesprekken in een tweede moderne vreemde taal voeren’

    Hou hierbij met name in het basisdeel ook rekening met het niveau van de kwalificatie waarvoor de beroepsgerichte mvt-eis geldt. Indien die onderscheidend zijn per niveau of voor de eerste en tweede mvt gebruik dan de aanvullende eisen om het verschil duidelijk te maken.

  • e. Neem in de verantwoording een indicatieve verwijzing naar een ERK niveau op (zie instructie Verantwoordingsinformatie, paragraaf 6.6).

  • f. Bij middenkaderopleidingen en specialisten is er sprake van generieke eisen Engels A2/B1. Wanneer er daarnaast ook nog beroepsgerichte eisen Engels gelden voor de kwalificatie verwerk die dan in het dossier alsof er geen generieke eisen zijn. Alle bovenstaande richtlijnen gelden in dit geval. Het is voor de gebruiker van belang om te weten in welke context beroepsgerichte eisen Engels aan de orde komen, ook wanneer die overlappen met de generieke eisen. En neem ook in de verantwoordingsinformatie een indicatief niveau op, ook als dit niet uitstijgt boven het generieke niveau.

3. Het keuzedeel

3.1. Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven waaraan keuzedelen moeten voldoen gegeven de regelgeving in de WEB en het Toetsingskader. In de eerste paragraaf worden de karakteristieken van het keuzedeel beschreven. In de tweede paragraaf wordt beschreven hoe de onderdelen van het model keuzedeel uitgewerkt moeten worden en welke criteria de Toetsingskamer hanteert bij het beoordelen van het keuzedeel.

Niet alle onderdelen van het keuzedeel worden in deze paragraaf benoemd. In dat geval gelden de aanwijzingen zoals beschreven in de instructie voor het basis- en profieldeel.

3.2. Karakteristieken van het keuzedeel

  • a. Doel en typen van keuzedelen

    Een keuzedeel levert voor de student een verrijking ten opzichte van de kwalificatie. Het kan verbreden of verdiepen of gericht zijn op doorstroom naar de vervolgopleiding.

    Uitsluitend voor de entreeopleidingen en basisberoepsopleiding kan behalve bovengenoemde drie soorten ook sprake zijn van remediërende keuzedelen, die gericht zijn op het wegwerken van achterstanden voor het behalen van de beoogde kwalificatie.

  • b. Afbakening

    Het keuzedeel maakt geen deel uit van de kwalificatie, maar komt er bovenop. Dat betekent dat de inhoud van het keuzedeel niet mag overlappen met de inhoud van de kwalificatie waaraan het gekoppeld is. Keuzedelen verdiepen op kwalificatie voor de arbeidsmarkt of doorstroming naar vervolgonderwijs. Keuzedelen kunnen daarom niet gericht zijn op het gebied van loopbaan en burgerschap.

  • c. Omvang

    De omvang van de keuzedeelverplichting is afgeleid van het soort opleiding en weergegeven in onderstaande tabel:

    Bijlage 265404.png

    Kanttekening: de omvang van de keuzedeelverplichting kan 240 lager zijn indien de onderwijsinstelling gebruik maakt van de mogelijkheid om een deel van de keuzedeelverplichting te gebruiken voor persoonlijke, culturele of levensbeschouwelijke vorming. Deze mogelijkheid geldt niet voor de Entreeopleiding en de Specialistenopleiding omdat er in dat geval helemaal geen keuzedeelverplichting overblijft.

    Kanttekening 2: in het kader van de veranderaanpak keuzedelen ligt er een voorstel om de keuzedeelverplichting voor de Middenkader>3 jaar kwalificaties te verlagen naar 720 uur. Op het moment van vaststellen van deze instructie is die maatregel nog niet van kracht.

    Uitvoering van het keuzedeel kan plaatsvinden in de vorm van begeleid onderwijs, bpv en/of zelfstudie.

    De keuzedelen bestaan uit eenheden van 240 uur of een veelvoud daarvan (tot een maximum van 960 uur). Voorbeeld: voor een basisberoepsopleiding met een opleidingsduur van 2 jaar, geldt een keuzedeelverplichting van (2 x 240 uur =) 480 uur. Deze keuzedeelverplichting kan ingevuld worden door één keuzedeel van 480 uur of door twee keuzedelen van ieder 240 uur. De invulling van de keuzedeelverplichting door een set van keuzedelen noemen we een configuratie.

  • d. Ontwikkeld bij

    Keuzedelen worden ontwikkeld in relatie tot één of meerdere kwalificaties. Vul in bij welke kwalificatie(s) het keuzedeel ontwikkeld wordt. Indien het gaat om een bovensectoraal keuzedeel vul dan in voor welk(e) niveau(s) het keuzedeel ontwikkeld wordt. Eventueel kan daarbij ook nog geselecteerd worden naar sector indien het gaat om een sectorspecifiek keuzedeel.

  • e. Register

    Alle keuzedelen worden opgenomen in een (digitaal) register. Per keuzedeel wordt daarin aangegeven aan welke kwalificatie(s) het is gekoppeld. De koppelingen die van toepassing zijn voor het keuzedeel zijn opgenomen in een bijlage bij het keuzedeel. Het register wordt gepubliceerd op www.s-bb.nl/keuzedelen

3.3. Inhoud keuzedeel

Het model voor de keuzedelen is afgeleid van het model van het kwalificatiedossier, keuzedelen zijn dus ook ingedeeld in kerntaken en werkprocessen. De instructie die geldt voor de uitwerking van kerntaken en werkprocessen (inclusief complexiteit, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid, vakkennis en vaardigheden en resultaat) geldt ook voor de uitwerking van keuzedelen. Een keuzedeel bestaat uit één of meerdere kerntaken.

Afwijkend aan het model van het kwalificatiedossier geldt voor keuzedelen:

  • Een keuzedeel kan ook bestaan uit een kerntaak met alleen vakkennis en vaardigheden of een kerntaak met één werkproces.

  • Keuzedelen kennen geen profielen.

  • Keuzedelen kennen geen aanvullende eisen.

In principe bestaat een keuzedeel uit een kerntaak en een of meerdere werkprocessen. Afwijking van dit model door alleen vakkennis en vaardigheden uit te werken geldt in de volgende gevallen:

  • De inhoud heeft alleen betrekking op algemene (generieke) vakkennis en vaardigheden zoals moderne vreemde talen, wis- en natuurkunde, landenkennis of wetskennis

  • De inhoud van het keuzedeel vormt alleen een contextspecifieke, verbredende dan wel verdiepende uitwerking van werkprocessen in de kwalificatie(s) waarbij het ontwikkeld wordt.

In alle gevallen wordt in het keuzedeel de onderdelen verantwoordelijkheid & zelfstandigheid en complexiteit uitgewerkt.

1. Voorblad

Naam keuzedeel

Geef het keuzedeel een korte en weloverwogen naam, passend bij en dekkend voor de inhoud van het keuzedeel.

In het geval er een variant van een keuzedeel per niveau is dan moet dat duidelijk worden in de naamgeving. Gebruik daarbij de volgende formulering: ‘Gladheidsbestrijding geschikt voor niveau 2’ of ‘Gladheidsbestrijding geschikt voor niveau 3 en 4’ (zie ook koppeling van keuzedeel aan kwalificatie).

Voor de naamgeving van keuzedelen gelden de volgende richtlijnen:

  • a. Geef het keuzedeel een korte, unieke en weloverwogen naam, passend bij en dekkend voor de inhoud van het keuzedeel. De titel geeft zo goed mogelijk de essentie van het keuzedeel weer

  • b. In het geval er een variant van een keuzedeel per niveau is dan moet dat duidelijk worden in de naamgeving. De formulering die dan gebruikt wordt is de volgende: ‘Gladheidsbestrijding geschikt voor niveau 2’ of ‘Gladheidsbestrijding geschikt voor niveau 3 en 4’ (zie ook koppeling van keuzedeel aan kwalificatie)

  • c. Gebruik geen namen van keuzedelen die verwijzen naar officiële diplomatitels (zoals master of bachelor)

  • d. Gebruik geen naam die al bestaat als naam van een kwalificatie. Gebruik geen beroepsnaam

  • e. De eerste letter van de titel is altijd een hoofdletter. Gebruik daarna geen hoofdletters (met uitzondering van eigennamen)

  • f. Beperk het gebruik van Engels in de titels. Gebruik deze alleen wanneer er geen goed Nederlands equivalent is en wanneer die algemeen (h)erkend wordt door de gebruiker.

2. Algemene informatie

A. Verantwoording

Ontwikkeld door & penvoerder

Geef aan bij ‘ontwikkeld door’ wie de aanbieder is van het keuzedeel. Wanneer er meerdere aanbieders zijn vermeld dan de naam van de organisatie (meestal de onderwijsinstelling) van de contactpersoon namens de indieners.

Geef aan welke sectorkamer penvoerder is voor het keuzedeel.

Beroepsvereisten

Geef aan of het keuzedeel (wettelijke) beroepsvereisten bevat. En zo ja licht die toe.

Voor alle duidelijkheid: een keuzedeel mag geen (wettelijke) beroepsvereisten bevatten die voorwaardelijk zijn voor de beroepsuitoefening. Het betreft hier dus altijd wettelijke beroepsvereisten die gelden voor een ander beroep met uitzondering van de beroepsgerichte onderdelen die vastgesteld zijn in het kader van de Regeling Certificaten wettelijke vereisten groen beroepsonderwijs.

Verdere aanwijzingen over het verbinden van een certificaat aan een keuzedeel waarin beroepsvereisten zijn opgenomen is beschreven in paragraaf 4.2.3.

Certificaat

Aan een keuzedeel kan een certificaat verbonden worden. Indien dat het geval neem dat dan op in de verantwoording.

De instructie voor deze onderdelen is te vinden in hoofdstuk 4 ‘Certificaten’.

Toelichting in PDF

Bij de toelichting op het keuzedeel is het belangrijk het onderscheid te maken tussen 3 zaken:

  • a. De tekst die op de website te lezen is over de globale inhoud van het keuzedeel

  • b. De velden die in DigiK aangemaakt zijn met betrekking tot de inhoud, de relevantie van het keuzedeel, de overige opmerkingen en de branchevereisten.

  • c. Het veld in DigiK met als titel Toelichting.

Er mag geen overlap zijn tussen de tekst van de afzonderlijke onderdelen.

De toelichting bij het keuzedeel is te vergelijken met de verantwoordingsinformatie bij het kwalificatiedossiers. Deze bestaat uit 2 verplichte onderdelen en 2 optionele onderdelen.

De verplichte onderdelen zijn:

  • a. Omschrijving van het keuzedeel

    Geef een beknopte omschrijving van de inhoud van het keuzedeel. Beschrijf in enkele zinnen waarover het keuzedeel gaat. Houd het kort, deze tekst wordt ook op de website getoond.

  • b. Relevantie van het keuzedeel

    Beschrijf in enkele zinnen de toegevoegde waarde van het keuzedeel voor de student voor doorstroming en/of de arbeidsmarkt. Hou er daarbij rekening mee dat het keuzedeel gekoppeld kan zijn aan meerdere kwalificaties. Beschrijf de toegevoegde waarde daarom in algemene termen zodat die nog steeds relevant is bij een groot aantal koppelingen. Verwijs in deze tekst daarom niet naar de kwalificatie(s) waaraan het keuzedeel gekoppeld moet worden

    Onder ‘overige opmerkingen/toelichting’ kunnen optioneel de volgende zaken toegelicht worden:

  • c. Aanwijzingen voor de uitvoering van het keuzedeel

    De toelichting kan gebruikt worden om de gebruiker meer handvatten te bieden voor de uitvoering van het keuzedeel in de onderwijspraktijk. Gebruik deze kolom om op beknopte wijze informatie te geven over de volgende thema’s, voor zover relevant:

    • Examineerbaarheid: suggesties voor de vorm van examinering bij dit keuzedeel om de examineerbaarheid te bevorderen.

    • Doelgroep: het kan zijn dat een keuzedeel vooral geschikt is voor een bepaalde doelgroep. Ook kunnen adviezen ten aanzien van de instroom opgenomen worden: welke basiskennis / -vaardigheden wordt verondersteld van de student?

    • Context: zijn er andere keuzedelen die verwant zijn met het keuzedeel en hoe verhouden die zich tot elkaar. Bijvoorbeeld: Er is een keuzedeel Digitale vaardigheden basis en een keuzedeel Digitale vaardigheden gevorderd. Hoe verhouden die zich tot elkaar? Moet je eerst basis gedaan hebben om dan gevorderd te kunnen doen? Is er sprake van overlap tussen deze keuzedelen?

    • Leerweg: het kan zijn dat een keuzedeel vooral geschikt is voor dan wel uitvoerbaar is in een specifieke leerweg: bol of bbl. Let wel: dit kan niet als eis geformuleerd worden keuzedelen moeten in alle leerwegen uitvoerbaar zijn.

    • Doelmatigheid: gelden er overige specifieke condities voor de uitvoering van het keuzedeel. Bijvoorbeeld condities met betrekking tot de benodigde inventaris en specifieke leermiddelen?

    • Externe (informatie)bronnen: het kan zijn dat er partijen bezig zijn met uitwerking van keuzedelen of dat er websites ontwikkeld zijn waar meer informatie te vinden is over het keuzedeel.

  • d. Branche-erkenning

    Indien een brancheorganisatie het voornemen heeft om aan het keuzedeel een branche-erkenning te verbinden, kan dit vermeld worden bij de toelichting op het keuzedeel (als achtergrondinformatie). Hiermee kan de brancheorganisatie aan een behaald keuzedeel een bepaalde extra status toekennen. Dit valt niet onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van OCW. Wanneer dit het geval is omschrijf dan de aard en inhoud van de branche-erkenning die de brancheorganisatie aan het behalen van het keuzedeel verleent.

    Noot: wanneer aan een keuzedeel een extern examen gekoppeld is dat voorwaardelijk is voor het behalen van de branche-erkenning dan kan dat in het keuzedeel nooit als voorwaarde geformuleerd worden voor het behalen van het keuzedeel. Een keuzedeel kan wel toeleiden naar het (externe) examen, maar in een keuzedeel mogen geen dwingende eisen worden geformuleerd ten aanzien van de wijze van examinering.

    Twee aandachtspunten bij dit onderdeel:

    • Hou het beknopt!

    • Zorg dat de inhoud duurzaam beschreven is, zodat hij niet voortdurend aangepast hoeft te worden wanneer er weer een nieuwe koppeling of aanvullende informatie is.

  • e. Identificatiecode keuzedeel en geldigheid

    Er zijn verder nog velden voor de code keuzedeel en de geldigheid (vanaf en tot) van het keuzedeel. Deze worden ingevuld door de Toetsingskamer na toekenning door DUO.

  • f. Aard van het keuzedeel

    Ten behoeve van gebruikers is aan de keuzedelen een typering gekoppeld. Dit maakt het mogelijk om sneller inzicht te krijgen in de aard van het keuzedeel.

    Vink aan wat de aard van het keuzedeel is. Kies minimaal één optie uit de volgende categorieën:

Vink aan wat de aard van het keuzedeel is. Kies minimaal één optie uit de volgende categorieën:

  • Doorstroom: Keuzedelen gericht op doorstroom bevatten (vak)inhouden en/of competenties die bevorderen dat de student kan slagen op een hoger niveau binnen het mbo of in de overstap naar het hbo.

  • Verdiepend: Verdiepende keuzedelen zijn direct gerelateerd aan de inhoud van de kwalificatie waaraan het gekoppeld is. De inhoud vormt een verdieping van een onderdeel van de kwalificatie. Met een verdiepend keuzedeel kan bijvoorbeeld gebruikt worden om te oriënteren op het hogere aanpalende niveau.

  • Verbredend: Verbredende keuzedelen bevatten inhouden die los staan van de kwalificatie waaraan ze gekoppeld zijn, maar vormen daarop wel een zinvolle (arbeidsmarkt- of doorstroomrelevante) aanvulling. Er is per definitie geen sprake van overlap tussen het verbredende keuzedeel en de kwalificatie.

  • Generiek: Generieke keuzedelen hebben een sectoroverstijgend karakter. Ze zijn doorgaans gekoppeld aan een groot aantal kwalificaties dan wel kunnen daaraan gekoppeld worden omdat ze niet contextspecifiek ingekleurd zijn.

  • Remediërend: Dit type geldt specifiek voor de Entree-opleiding en niveau-2 opleidingen. Een remediërend keuzedeel mag inhoud bevatten die al deel uitmaakt van de kwalificatie waaraan het gekoppeld is. Dat is met name mogelijk gemaakt omdat taal en rekenen voor een deel van deze doelgroep een struikelblok vormt voor doorstroming en integratievraagstukken. Het keuzedeel kan daarom gebruikt worden om ervoor te zorgen dat het 2F niveau voor Nederlandse taal en rekenen gehaald wordt door de student. Remediering op het beroepsgerichte basisdeel of het profieldeel kan ook bij keuzedelen in Entree- en niveau 2 dossiers.

Er kunnen ook meerdere categorieën aangevinkt worden. Een keuzedeel kan zowel ontwikkeld zijn voor doorstroming als voor de arbeidsmarkt. En eenzelfde keuzedeel kan bij de ene koppeling verdiepend zijn en bij de andere verbredend. Evenwel een remediërend keuzedeel kan niet tegelijkertijd ook verdiepend of verbredend zijn.

B. SBU

Kies de omvang in studielast voor het keuzedeel. Minimaal 240 uur, maximaal 960 uur (in eenheden van 240 uur). De omvang van het keuzedeel moet passen binnen de keuzedeelverplichting (zie schema bij omvang).

Een nieuw keuzedeel met een beoogde omvang van 720 uur is niet passend voor een niveau 2 kwalificatie waarvoor een keuzedeelverplichting geldt van 480 uur.

De inhoud van het keuzedeel moet passend zijn bij de beoogde omvang. Als referentie hanteren we hierbij de inhoud van een kwalificatie. Een gemiddelde niveau-2 kwalificatie met een omvang van 3200 SBU heeft de omvang van 2 of 3 kerntaken en 5 tot 9 werkprocessen. Verhoudingsgewijs kan een (beoogd) keuzedeel van 240 uur, bestaande uit 2 kerntaken en 4 werkprocessen te omvangrijk zijn. Anderzijds wanneer het beoogde keuzedeel zou bestaan uit een kerntaak met een kort setje vakkennis en vaardigheden wordt ook gevraagd om nadere tekst en uitleg.

C. Keuze hoort bij

Keuzedelen worden ontwikkeld in relatie tot (tenminste) één of meerdere kwalificaties. De uitwerking van het keuzedeel moet passend zijn bij deze kwalificatie(s) en mag daarmee niet ondoelmatig overlappen.

3.4. Richtlijnen over overlap

Keuzedelen mogen niet ondoelmatig overlappen met de kwalificatie waarbij ze ontwikkeld worden.

Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. Het keuzedeel moet voldoende onderscheid hebben ten opzichte van de (onderdelen van de) kwalificatie waarbij het ontwikkeld wordt

    Het keuzedeel moet toegevoegde waarde hebben ten opzichte van de kwalificatie waarbij het ontwikkeld wordt.

  • b. Er mag geen ondoelmatige overlap zijn met andere keuzedelen

    Een nieuw te ontwikkelen keuzedeel moet voldoende onderscheidend zijn van al bestaande keuzedelen in het register.

Bij de beoordeling van overlap is er een grijs gebied tussen enige overlap die nog toelaatbaar is en overlap die ondoelmatig is. De overlap wordt bepaald aan de hand van de mate waarin:

  • (de inhoud van) de werkprocessen overlappen (en)

  • de vakkennis en vaardigheden overeenkomen

Bij de beoordeling van ondoelmatige overlap tussen het keuzedeel en de kwalificatie geldt het uitgangspunt dat er sprake is van ondoelmatige overlap wanneer op basis van het niet overlappende deel geen volwaardig keuzedeel te vullen is gegeven de omvang van dat keuzedeel. Oftewel: wanneer meer dan de helft van de inhoud van het keuzedeel al aan de orde komt in de kwalificatie dan voegt het keuzedeel te weinig toe. Je kunt dan niet meer uitleggen waarom je voor het ‘niet overlappende deel’ van het keuzedeel nog 240 uur nodig hebt.

Op vergelijkbare wijze wordt ondoelmatige overlap tussen keuzedelen onderling beoordeeld: indien beide keuzedelen gekoppeld (dienen te) worden aan dezelfde kwalificatie(s) dan mag er geen sprake zijn van meer dan de helft overeenkomende werkprocessen en vakkennis en vaardigheden.

Koppeling keuzedelen moderne vreemde talen

Bij de koppeling van de keuzedelen MVT is er sprake van een complicerende factor. Namelijk: veel kwalificaties bevatten beroepsgerichte eisen MVT die deels overlappen met de inhoud van de (generieke) keuzedelen MVT. Daarnaast bevatten de niveau 4 kwalificaties ook nog generieke eisen Engels. Daarom zijn voor de koppeling van keuzedelen MVT specifieke regels opgesteld:

  • Koppeling van de keuzedelen Engels B1/A2 en B1/A2 wordt niet toegestaan voor de niveau 4 kwalificaties. De generieke eisen Engels overlappen grotendeels met het keuzedeel Engels B1 (en dus ook met Engels A2).

  • Koppeling van de keuzedelen Engels B1/A2 en B2/B1 wordt altijd toegestaan bij de overige kwalificaties, indien die geen beroepsgerichte eisen Engels bevatten.

  • Koppeling van keuzedelen Duits, Frans en Spaans B1/A2 en B2/B1 wordt toegestaan bij alle kwalificaties en niveaus indien die geen beroepsgerichte eisen voor de betreffende taal bevatten.

  • Wanneer een kwalificatie wel indicatieve eisen bevat voor een beroepsgerichte moderne vreemde taal, dan hanteren we de volgende regels:

    • Indien de beroepsgerichte eisen MVT betrekking hebben op 1 van de 5 taalvaardigheden (luisteren, lezen, gesprekken voeren, spreken, schrijven), dan wordt de koppeling toegestaan.

    • Indien de beroepsgerichte eisen betrekking hebben op 4 of 5 van de vaardigheden corresponderend met het niveau van het keuzedeel, dan wordt de koppeling niet toegestaan.

    • Indien de beroepsgerichte eisen betrekking hebben op 2 of 3 van de vaardigheden, dan vragen we om te onderbouwen wat de toegevoegde waarde is.

3.5. Match het niveau van het keuzedeel met het niveau van de kwalificatie

Keuzedelen hebben geen niveau in de zin van de vier niveaus van de kwalificatiestructuur. Een keuzedeel kan gekoppeld zijn aan meerdere niveaus.

Het niveau van het keuzedeel dient afgestemd te worden op het niveau van de kwalificatie waarbij het ontwikkeld wordt. Dat gebeurt met behulp van het NLQF.

Daarbij geldt de volgende richtlijn: ‘De inhoud van het keuzedeel dient zodanig beschreven te zijn dat het haalbaar en uitdagend is voor alle niveaus van kwalificaties waarbij het keuzedeel ontwikkeld wordt.’

Met name bij keuzedelen die de indiener wil koppelen aan drie niveaus wordt kritisch gekeken of nog kan worden voldaan aan de richtlijn. Bij keuzedelen die grotendeels bestaan uit vaardigheden en/of alleen werkprocessen is het koppelen aan drie niveaus beter te verantwoorden dan bij keuzedelen waarin de vakkennis een grotere component vormt.

3.6. Koppelingsverzoeken

Voor de gekoppelde keuzedelen in het register geldt dat koppelingen toegevoegd kunnen worden. Door de Toetsingskamer vindt een marginale toetsing plaats op overlap. Wanneer er geen sprake is van ondoelmatige overlap wordt de koppeling toegevoegd.

4. Certificaten

4.1. Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven waaraan certificaten voor keuzedelen en beroepsgerichte onderdelen moeten voldoen gegeven de regelgeving in de WEB en het Toetsingskader.

De eerste paragraaf beschrijft de gemeenschappelijke werkinstructies en criteria die zowel van toepassing zijn voor certificaten voor beroepsgerichte onderdelen als die voor keuzedelen. De tweede en derde paragraaf beschrijven de werkinstructies die alleen gelden voor beroepsgerichte onderdelen waaraan een certificaat is verbonden. De laatste paragraaf geeft aanwijzingen over de wijze waarop een certificaat samengesteld moet worden.

Als een certificaat is verbonden aan een beroepsgerichte onderdeel van een kwalificatie, zijn de kwalificatie-eisen van dit beroepsgerichte onderdeel en de toelichting hierop als bijlage ‘eisen- mbo-certificaat’ toegevoegd aan het betreffende kwalificatiedossier.

Als een certificaat is verbonden aan een keuzedeel, wordt in de algemene toelichting in het keuzedeel beschreven welke redenen hiervoor zijn. De inhoud van een keuzedeel (de keuzedeel-eisen) blijft ongewijzigd. Een keuzedeel wordt altijd ontwikkeld voor een diplomagerichte opleiding. Pas wanneer is vastgesteld dat het keuzedeel voldoet aan de eisen die daarvoor gelden, wordt getoetst of dit keuzedeel ook relevant is voor bij- en omscholing van werkenden en werkzoekenden en dus of het ‘certificaatwaardig’ is.

4.2. Instructies voor certificaten voor keuzedelen én beroepsgerichte onderdelen

4.2.1. Algemene aandachtspunten

Algemene aandachtspunten voor de beschrijvingen:

  • Hou het beknopt!

  • Zorg dat de inhoud duurzaam beschreven is, zodat deze niet voortdurend aangepast hoeft te worden.

  • Neem geen voorschrijvende passages op over de wijze van uitvoering van scholingstrajecten die op dit mbo-certificaat worden gebaseerd, zoals de wijze van examinering, de didactiek of de leerweg.

4.2.2. Voorwaarden

Zowel bij een certificaat voor een keuzedeel als bij een certificaat voor een beroepsgericht onderdeel is in de toelichting beschreven wat de redenen zijn voor het hieraan verbinden van een certificaat. Dat heeft betrekking op:

  • a. landelijke herkenbaarheid en scholingsbehoefte

  • b. Zelfstandige betekenis

  • c. doelgroep

Hieronder een nadere uitwerking van deze criteria.

  • a. Landelijke herkenbaarheid/scholingsbehoefte

    De geselecteerde beroepsgerichte onderdelen of keuzedelen moeten voorzien in een door bedrijven/werkgevers direct ervaren scholingsbehoefte, waarbij deze scholingsbehoefte landelijk wordt herkend binnen de sector/het werkveld.

    Formuleer vanuit het perspectief van de werkgever. Beschrijf welk concreet probleem bedrijven ervaren, hoe dit probleem opgelost kan worden, en welke concrete scholingsbehoefte ontstaat bij het oplossen van het probleem. De herkomst van de uitspraken moet helder en aannemelijk zijn.

    Beschrijf concreet wat de behoefte is aan dit specifiek keuzedeel / juist deze geselecteerde beroepsonderdelen van de kwalificatie. Alleen een roep om meer personeel, vermelding van tekorten in bepaalde beroepen of een algemene beschrijving van veranderingen in het beroepenveld is niet voldoende. De aanvraag betreft de behoefte aan het beroepsgerichte onderdeel of keuzedeel als zelfstandige eenheid, niet aan het certificaat in combinatie met andere certificaatgerichte scholingstrajecten.

    De directe scholingsbehoefte en de landelijke herkenbaarheid van deze scholingsbehoefte kan op verschillende manieren worden aangetoond. De onderbouwing kan kwalitatief, kwantitatief of beide zijn. De bron voor de onderbouwing moet wel herleidbaar zijn. Dit kan bijvoorbeeld door vermelding van rapporten en/of namen van organisaties, samenwerkingsverbanden of individuele bedrijven.

    Kwalitatieve onderbouwing kan blijken door commitment namens een brancheorganisatie of een vertegenwoordiging van bedrijven dat deze scholingsbehoefte ervaart.

    Ook kan bij de kwalitatieve onderbouwing gerefereerd worden aan de concrete voornemens van de indieners om, in samenwerking met een mbo-instelling, opleidingstrajecten te starten gebaseerd op de geselecteerde onderdelen. Als de werkgevers een visie hebben op doorstroommogelijkheden en behalen van een mbo-diploma (na behalen van het certificaat), kan dit ook bij ‘scholingsbehoefte/landelijke herkenbaarheid worden beschreven.

    Commitment van een werknemersorganisatie is ondersteunend en draagt bij aan draagvlak.

    Kwantitatieve onderbouwing bijvoorbeeld door:

    • in te gaan op de spreiding van bedrijven over het land

    • arbeidsmarktonderzoek dat gedaan is

    • het aantal vacatures dat er is.

    Ook veranderende wet- en regelgeving kan een reden zijn voor scholingsbehoefte.

    Aandachtspunten bij de beschrijving van de scholingsbehoefte en landelijke herkenbaarheid:

    Algemeen:

    • Als het probleem te maken heeft met tekorten aan personeel, onderbouw dit met de bereidheid van werkgevers om de met het beoogde beroepgsgerichte onderdeel of keuzedeel geschoolde mensen aan te nemen

    • Als het probleem te maken heeft met veranderingen in beroepen, onderbouw dat veranderingen zodanig zijn dat gerichte bijscholing wenselijk is

    Bij een beroepsgericht onderdeel:

    • Als de scholingsbehoefte aanleiding geeft voor een selectie van beroepsgerichte onderdelen met een specifieke beroepscontext, leg dan kort uit waarom juist bij deze beroepscontext een scholingsbehoefte aanwezig is.

    • Met welke partijen de aanvraag te onderbouwen.

    • Als het een beroepsgericht onderdeel betreft dat in een andere branche zou moeten worden ingezet dan waar de kwalificatie toe behoort, onderzoek dan ook (binnen deze marktsegmenten / sectorkamers) of deze wens door de betreffende branche wordt herkend.

    In deze gevallen zijn dus zowel de sectorkamer die penvoerder is als de sectorkamer van de ‘branchevreemde’ aanvrager betrokken bij het beantwoorden van deze vraag.

    Bij een keuzedeel

    • Als het gaat om een keuzedeel dat bedoeld is voor meer branches, betrek (het belang van) deze branches dan bij de onderbouwing van de scholingsbehoefte c.q. de landelijke herkenbaarheid.

    • Als een keuzedeel betreft die in meerdere branches wordt ingezet, en de aanvraag voor het hieraan verbinden van een certificaat maar uit één branche komt, onderzoek dan ook (binnenmarktsegmenten/sectorkamers?) of deze wens herkend wordt in de andere branches.

    Al deze branches kunnen namelijk te maken krijgen met dit certificaat. Ook alle scholen zullen aan studenten die de opleiding zonder diploma verlaten, maar wel dit keuzedeel hebben behaald, dit certificaat moeten verstrekken, ongeacht in welke beroepsopleiding zij dit keuzedeel hebben behaald.

  • b. Zelfstandige betekenis

    Deze wordt opgevat als het concreet benoemen van welke taken er worden aan/bijgeleerd en leiden tot een werkende/werkzoekende die:

    • breder inzetbaar is welke extra taken kan een student uitvoeren na het behalen van het certificaat?

    • beter toegerust is voor taken die de student kan uitvoeren volgens de actuele gestelde eisen?

    Beschrijf waarom nu juist de gekozen combinatie van werkzaamheden relevant is. Maak duidelijk waarom de selectie een afgerond takenpakket is dat voldoet aan de scholingsbehoefte.

    De onderbouwing van de zelfstandige betekenis kan er bij een keuzedeel deels anders uitzien dan bij een beroepsgericht onderdeel. Dit heeft te maken met het andere karakter van de inhoud van dit certificaat. Bij een certificaat voor een beroepsgericht onderdeel gaat het altijd ten minste om één werkproces van de kwalificatie, met de kennis- en vaardigheden die nodig zijn voor uitvoering van dit werkproces. Bij een certificaat voor een keuzedeel gaat het altijd om een volledig keuzedeel. Ook keuzedelen die vooral een focus hebben op een deelaspect (bijvoorbeeld alleen relevante kennis, of alleen relevante vaardigheden bepaalde gedragselementen) kunnen ook in aanmerking komen voor het hieraan verbinden van een certificaat, mits de zelfstandige betekenis goed is onderbouwd

    Keuzedelen die niet gericht zijn op de arbeidsmarkt komen niet in aanmerking, met name:

    • remediërende keuzedelen

    • keuzedelen gericht op doorstroom naar vervolgonderwijs

    • keuzedelen die overeenkomen met generieke onderdelen Nederlands, rekenen en Engels.

  • c. Doelgroep

    Hier wordt aangegeven voor welke doelgroep het certificaat voor het beroepsgerichte onderdeel of keuzedeel geschikt is . Uit de scholingsbehoefte kan een hele specifieke doelgroep voortkomen. Bewaak hierbij wel dat de doelgroep matcht met de inhoud van het betreffende beroepsgerichte onderdeel of keuzedeel.

    Benoem eerst of het gaat om werkenden of werkzoekenden. Specificeer de doelgroepen daarna. Benoem alleen specifieke doelgroepen waarvoor een concrete scholingsvraag bestaat, het is niet de bedoeling om een opsomming te geven van mogelijke doelgroepen.

    Bij de beschrijving van de doelgroep worden geen ‘aanvullende toelatingseisen’ geformuleerd. De in de wet- en regelgeving genoemde vooropleidingseisen voor de kwalificatie waar de student voor is ingeschreven, zijn namelijk van toepassing. Dit geldt ook als de student een (keuze)deel van die opleiding in de derde leerweg volgt dat afgerond kan worden met een certificaat. De instelling heeft de bevoegdheid om van deze regelgeving voor vooropleidingseisen af te wijken als de instelling inschat dat de student geschikt is voor het betreffende onderwijs.

    Wel kan beschreven worden voor welke doelgroepen het mbo-certificaat geschikt is, door bijvoorbeeld specifieke kennis, kenmerken of achtergrond van de doelgroep te benoemen. Voorbeelden zijn studenten met een afgeronde technische opleiding, mensen die werkzaam zijn in de functies p, q of r of al werkervaring hebben in de werkzaamheden x, y, z.

4.2.3. Beroepsvereisten en branchevereisten bij certificaten

Indien van toepassing, licht de beroepsvereisten toe. Gebruik hiervoor dezelfde formuleringen als de gehanteerde formuleringen in de kwalificatie zelf, zodat er geen misverstanden ontstaan welke beroepsvereisten van toepassing zijn.

Indien het beroepsonderdeel of keuzedeel, waaraan een certificaat wordt verbonden, (wettelijke) beroepsvereisten bevat, dan gelden voor het onderwijs en de examinering voor dit certificaat dezelfde condities als voor de (wettelijke) beroepsvereisten van de gehele kwalificatie. Denk bijvoorbeeld aan examenverplichtingen die aan deze (wettelijke) beroepsvereisten gekoppeld zijn wanneer de (wettelijke) beroepsvereiste voorschrijft dat een extern examen moet worden afgelegd, dan geldt dit ook als verplichting voor het mbo-certificaat waarin de beroepsvereiste is opgenomen.

Het beroepsgerichte onderdeel of keuzedeel waaraan een certificaat is verbonden, kan een aantal (wettelijke) beroepsvereisten of branchevereisten bevatten die voor de betreffende kwalificatie van toepassing is, mits OCW het verbinden van een certificaat aan dit beroepsgericht onderdeel of keuzedeel binnen haar verantwoordelijkheid acht. Er kan geen certificaat worden verbonden aan een keuzedeel of beroepsgericht onderdeel dat in zijn geheel uit wettelijke beroepsvereisten bestaat, met uitzondering van de beroepsgerichte onderdelen die vastgesteld zijn in het kader van de Regeling Certificaten wettelijke vereisten groen beroepsonderwijs.

In het geval van beroepsvereisten wordt in vroeg stadium door de Toetsingskamer in overleg getreden met OCW, zodat OCW deze informatie dan bij het te nemen besluit over het wel of niet verbinden van een certificaat aan dit onderdeel kan betrekken en dit besluit, indien relevant, kan afstemmen met het betreffende vakministerie.

Als bij een aanvraag van een certificaat blijkt dat de geselecteerde onderdelen grote overeenkomsten vertonen met de inhoud van een branchecertificaat, treedt de Toetsingskamer in overleg met OCW. OCW kan deze informatie betrekken het besluit over het wel of niet verbinden van een certificaat aan dit onderdeel. Dit moet passen bij de rol van het ministerie van OCW.

4.3. Werkinstructies voor certificaten voor beroepsgerichte onderdelen

De overige werkinstructies voor voor beroepsgerichte onderdelen waaraan een certificaat is verbonden (hierna: mbo-certificaat) zijn opgesteld in de volgorde van het model voor de Bijlage eisen mbo-certificaat

4.3.1. Titel en C-code

1. Naamgeving

Voor de naamgeving van mbo-certificaten die verbonden worden aan beroepsgerichte onderdelen gelden de volgende richtlijnen:

  • a. Geef het certificaat dat aan een beroepsgerichte onderdeel wordt verbonden, een korte, unieke en weloverwogen naam, passend bij en dekkend voor de inhoud. De titel geeft zo goed mogelijk de essentie van de inhoud van het mbo-certificaat weer en is zoveel mogelijk generiek om eventueel gebruik in andere contexten mogelijk te maken.

  • b. Alleen daar waar de scholingsbehoefte aanleiding is voor een specifieke beroepscontext, wordt gekozen voor een specifieke titel, passend bij deze beroepscontext.

  • c. Gebruik geen namen van mbo-certificaten die verwijzen naar officiële diplomatitels (zoals master of bachelor)

  • d. Gebruik geen naam van een beroep (een mbo-certificaat leidt niet op voor een beroep)

  • e. Gebruik geen naam die al bestaat als naam van een kwalificatie of keuzedeel.

  • f. De eerste letter van de titel is altijd een hoofdletter. Gebruik daarna geen hoofdletters (met uitzondering van eigennamen en Engelse titels waarin de spelling dit voorschrijft).

  • g. Gebruik bij voorkeur geen afkortingen in de naam. Dit kan alleen wanneer het om een afkorting gaat die algemeen (h)erkend wordt.

  • h. Beperk het gebruik van Engels in de titels. Gebruik dit alleen wanneer er geen goed Nederlands equivalent is en wanneer dit algemeen (h)erkend wordt.

Identificatiecode mbo-certificaat en geldigheid

Er zijn verder nog velden voor de code mbo-certificaat en de geldigheid (vanaf en tot) van het mbo-certificaat. Deze worden ingevuld door de Toetsingskamer na toekenning door DUO.

Validering

Geef op pagina 2 van de bijlage ‘eisen mbo-certificaat’ aan welke sectorkamer penvoerder is voor de bijlage ‘eisen mbo-certificaat’ en vervolgens bij welk marksegment het certificaat hoort.

Geef aan wanneer het mbo-certificaat gevalideerd wordt/is.

4.3.2. Indicatie studielast

Geef aan wat de indicatieve studielast van het mbo-certificaat is in studiebelastingsuren (sbu). Deze studielast geeft een indicatie van de tijd die de gemiddelde student nodig heeft om de voor het certificaat geselecteerde kwalificatie-eisen te beheersen op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. Daarmee wordt gerekend met de nominale studieduur voor de volledige beroepsopleidingen.

Bepalend voor de indicatie van de studielast zijn een kwantitatief en een kwalitatief criterium.

  • Kwantitatief criterium:

    De minimumomvang van een mbo-certificaat is 240 sbu. Als bovengrens geldt een omvang van 1.200 sbu. Als richtlijn is hiervoor gekozen omdat dit ongeveer één jaar beslaat (1 leerjaar is 1.600 sbu, minus de generieke vakken ongeveer 1.200 sbu).

  • Kwalitatief criterium:

    De voor het mbo-certificaat gemaakte selectie moet ten minste een compleet werkproces betreffen en mag niet bestaan uit het overgrote deel van de beroepsgerichte onderdelen van de betreffende kwalificatie.

De ondergrens is nodig vanwege beheersbaarheid, civiel effect en zelfstandige betekenis, en de bovengrens is nodig om te voorkomen dat mbo-certificaten een concurrent worden van reguliere kwalificaties.

Naast deze criteria, is het van belang dat er een juiste match is tussen scholingsbehoefte en keuze van onderdelen. Als de scholingsbehoefte juist is gedefinieerd (en niet een bijna volledige kwalificatie omvat), zullen de onderdelen ook passend en niet te groot zijn.

De studielast (het totaal aan onderwijsuren, bpv en zelfstudie) is de tijd die iemand die voldoet aan de in de WEB gestelde vooropleidingseisen nodig heeft om voor het certificaat geselecteerde kwalificatie-eisen te beheersen tot het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. De daadwerkelijke studielast van een scholingstraject kan overigens afwijken van de in het mbo-certificaat geformuleerde indicatieve studielast omdat onderwijsinstellingen die scholingstrajecten uitvoeren, de duur en de studielast van dit scholingstraject namelijk afstemmen op de beginsituatie van de studenten. Zij nemen hierbij de al verworven leer- en werkervaring mee.

De berekening van de indicatieve studielast wordt gebaseerd op informatie die de onderwijsinstelling(en) hierover geven. Dit kan (kunnen) bijvoorbeeld de onderwijsinstelling(en) zijn die betrokken is (zijn) bij de indiening van de aanvraag bij SBB voor het certificaat. De indiener kan bij de berekening van de indicatieve studielast bijvoorbeeld de OER BBL hanteren (omdat een vergelijking met een volledige opleiding OER het meest passend is voor de doelgroep werkenden en werkzoekenden).

Ga bij de inschatting van het aantal sbu’s uit van volledige opleidingen van de volgende nominale studieduren:

  • Niveau 2 opleiding: 3.200 sbu2

  • Niveau 3 3 en niveaus 4 opleiding: 4.800 sbu

  • Niveau 4 opleiding met een nominale duur van 4 jaar: 6.400 sbu

Het aantal sbu’s voor het mbo-certificaat moet in balans zijn met het aantal sbu’s voor de rest van de opleiding de tijd die iemand, na het behalen van dit mbo-certificaat, nodig zou hebben om alsnog het volledige diploma te behalen.

4.4. Stappen ontwikkeling van de inhoud van de eisen mbo-certificaat

In de bijlage ‘Eisen mbo-certificaat’ zijn de geselecteerde kerntaken en werkprocessen beschreven. De selectie kan bestaan uit één of meer werkprocessen van één of meerdere kerntaken. Ook kan een volledige kerntaak worden geselecteerd. De selectie is altijd samengesteld uit beroepsgerichte onderdelen van één kwalificatie. Als richtlijn om te komen tot een samenhangende set van kwalificatie-eisen waaraan een mbo-certificaat verbonden kan worden, gelden de volgende drie stappen:

  • a) Inventariseren scholingsbehoefte

  • b) Selecteren van de relevante kwalificatie

  • c) Selecteren van beroepsgerichte onderdelen van de kwalificatie.

1. Stap 1: Inventariseren scholingsbehoefte en landelijke herkenbaarheid

De selectie van de beroepsgerichte onderdelen waaraan een mbo-certificaat verbonden kan worden, start met het formuleren van een scholingsbehoefte, en de landelijke herkenbaarheid daarvan conform toelichting bij 2.4.

2. Stap 2: Selecteren van de relevante kwalificatie

Selecteer de relevante onderdelen van de relevante kwalificatie.

Kader: De huidige wetgeving voorziet niet in ‘cross-over certificaten’. Indien uit de scholingsbehoefte blijkt dat het gewenst is kwalificatie-eisen van twee kwalificaties te gebruiken, dienen het twee afzonderlijke certificaten te zijn, waarbij elk certificaat een zelfstandige betekenis dient te hebben.

Inhoud: De kwalificatie welke het beste past bij de scholingsbehoefte wordt gekozen. Nadat de kwalificatie is gekozen, worden de relevante onderdelen geselecteerd.

3. Stap 3: Selecteren van beroepsgerichte onderdelen van de kwalificatie

Uit de kwalificatie worden beroepsgerichte onderdelen gekozen. De onderdelen samen vormen uiteindelijk de eenheid waaraan een certificaat verbonden kan worden.

Kader: bij de selectie worden alleen beroepsgerichte onderdelen geselecteerd zoals deze beschreven zijn in de door OCW vastgestelde kwalificaties (er worden geen nieuwe kwalificatie-eisen opgesteld). Er kan voor een selectie mbo-certificaat niet iets worden toegevoegd:

  • Uit onderdelen van een andere mbo-opleiding

  • Onderdelen uit een keuzedeel

  • Onderdelen uit de generieke eisen (Nederlands, rekenen, loopbaanoriëntatie en burgerschap, generiek Engels

  • De onderdelen mogen niet bestaan uit uitsluitend wettelijke beroepsvereisten.

Inhoud: voor de selectie van beroepsgerichte onderdelen en de uitwerking van de inhoud gelden de volgende eisen en richtlijnen:

  • a) Het werkproces als kleinste eenheid

  • b) De kerntaak blijft in stand of wordt naar verhouding aangepast

  • c) Verhouding tot het basisdeel: geen aanvullende eisen

  • d) Generieke werkprocessen uitvoeren in specifieke context: geen aanpassing van de context

  • e) Niveau

  • f) Voorkomen van overlap.

Deze punten worden hieronder toegelicht.

  • a. Het werkproces als kleinste eenheid

    Het werkproces is de kleinste eenheid die in zijn geheel in stand moet blijven. Het werkproces is het hart van een kwalificatie en daarmee ook de inhoudelijke basis voor de selectie van de eisen voor een mbo-certificaat. Een selectie van eisen voor een mbo-certificaat zal dus altijd uit minimaal een werkproces moeten bestaan en er mag aan het werkproces niets veranderd worden. De structuur wordt bij nog kleinere eenheden onbeheersbaar, ook al omdat onderdelen dan niet meer herleidbaar zijn naar een kwalificatie.

  • b. De kerntaak blijft in stand of wordt naar verhouding aangepast

    De kerntaak geeft de duiding aan de werkprocessen/inhoud. Hieronder valt de complexiteit, verantwoordelijkheid en zelfstandigheid en vakkennis en vaardigheden.

    Indien alle werkprocessen van een kerntaak relevant worden geacht, dan wordt de volledige beschrijving van de kerntaak overgenomen in de certificaateisen dus inclusief alle kennis en vaardigheden die voor deze kerntaak van toepassing zijn.

    Wanneer niet alle werkprocessen van een kerntaak geselecteerd worden, zal de kerntaak (complexiteit, verantwoordelijkheid en zelfstandigheid en vakkennis en vaardigheden) in verhouding met de gekozen werkprocessen gebracht worden. Anders ontstaat er inhoud met een ‘waterhoofd’ erop. De kwalificatie-eisen mogen niet van betekenis veranderen en alleen op onderstaande wijze worden gewijzigd.

    Dat betekent:

    • Complexiteit:

      Deels schrappen, en in goed Nederlands opschrijven. Niet van betekenis veranderen, wel in verhouding met de gekozen werkprocessen brengen. Analyseer welke complicerende factoren nog steeds relevant zijn. Analyseer of door schrappen van werkprocessen de aard van de vaardigheden en/of de kennis veranderd is. Zo ja: pas dit aan in de omschrijving van complexiteit.

    • Verantwoordelijkheid/zelfstandigheid:

      Deels schrappen, en in goed Nederlands opschrijven. Niet van betekenis veranderen, wel in verhouding met gekozen werkprocessen brengen.

    • Vakkennis en vaardigheden:

      Deels schrappen en in goed Nederlands opschrijven.

      Niet van betekenis veranderen, wel in verhouding met gekozen werkprocessen brengen

    • Naam kerntaak:

      Zorg dat de titel de lading dekt. Breng de titel in verhouding met gekozen werkprocessen.

      • Als de gehele kerntaak intact blijft, blijft de titel van de kerntaak dezelfde.

      • Als de huidige titel de lading dekt terwijl er elementen van de kerntaak zijn vervallen, dan moet in de titel van de kerntaak van de eisen mbo-certificaat tussen haakjes (deels) gezet worden.

      • In bovenstaande gevallen wordt de titel van de kerntaak niet aangepast, mocht de aanvrager van het certificaat hierom vragen.

      • Als er werkprocessen vervallen en het karakter van de kerntaak daardoor veranderd wordt de titel aangepast.

    • Herleidbaarheid:

      In de conversietabel staat aangegeven uit welke originele kerntaken van het certificaat geput is, en welke werkprocessen gekozen zijn. De verhouding met andere vergelijkbare mbo-certificaten zal gepresenteerd worden in een tabel op de website.

    • Beginnend beroepsbeoefenaar en functienamen

      In kwalificaties wordt vaak de beginnend beroepsbeoefenaar genoemd, soms worden specifieke functienamen genoemd. In de overgenomen teksten blijven deze aanduidingen staan. In de toelichtende informatie komt te staan dat hiervoor certificaathouder gelezen moet worden.

  • c. Verhouding tot basisdeel

    Het kan gebeuren dat de gekozen werkprocessen alleen uit het basisdeel van het kwalificatiedossier komen

    Al maakt dit basisdeel deel uit van meerdere kwalificaties, in dat geval wordt een mbo-certificaat alleen verbonden aan beroepsgerichte onderdelen van één kwalificatie. Het is niet mogelijk om een mbo-certificaat te verbinden aan een basisdeel van een kwalificatiedossier.

    Als de geselecteerde werkprocessen afkomstig zijn van kerntaken uit het basisdeel, kies je de kwalificatie die het meest recht doet aan de geformuleerde scholingsbehoefte en doelgroepen. Als werkprocessen alleen uit het basisdeel komen, dan ligt het voor de hand dat gekozen wordt voor de kwalificatie van het laagste mbo-niveau. Als gekozen wordt voor een kwalificatie van een hoger mbo-niveau, zorg er dan voor dat uit de beschrijving van de scholingsbehoefte en doelgroepen blijkt dat deze kwalificatie het meest passend is.

    Indien een werkproces gekozen wordt uit het basisdeel waar aanvullende eisen aan toegevoegd zijn, vergeet dan niet die aanvullende eisen over te nemen in het certificaat. Dit is aan de orde als in basisdeel uitwerkingen bevat naar meerdere niveaus, dus naar bijvoorbeeld niveau 3 en 4.

  • d. Generieke werkprocessen uitvoeren in specifieke context: geen aanpassing van de context

    Uitgangspunt bij de inhoud van het mbo-certificaat is dat de contexten die kunnen gelden voor de kwalificatie, ook van toepassing kunnen zijn voor het onderdeel waaraan een mbo-certificaat is verbonden. Dat betekent dat in de beschrijving van de inhoud (werkprocessen en kerntaken) geen aanvullende informatie over een specifieke context toegevoegd wordt als deze niet in de kwalificatie beschreven was.

    Onderwijsinstellingen kunnen bij de uitvoering van het opleidingstraject het onderwijs en de examinering -binnen het kader van de kwalificatie-eisen toespitsen op een specifieke context. Ook kan een onderwijsinstelling ervoor kiezen om op een uitgereikt mbo-certificaat extra informatie toe te voegen over de specifieke context. Om de herkenbaarheid van certificaten te borgen wordt onderwijsinstellingen gevraagd om terughoudend te zijn met het opnemen van extra informatie op de uit te reiken certificaten.

    Als een scholingsbehoefte die zich dermate richt op een specifiekere context, kan een context worden toegevoegd in de titel en de toelichting van een mbo-certificaat:

    • Aan de beschrijving van de eisen wordt dan deze specifieke context wél toegevoegd.

    • Aan de geselecteerde werkprocessen mag niets veranderd worden, daarmee ook niet de context.

    • De naam van dit certificaat bevat een verwijzing naar deze specifieke context.

  • e. Geen niveau

    Bij de selectie van beroepsgerichte onderdelen waaraan een mbo-certificaat wordt verbonden, wordt geen afzonderlijke niveaubepaling uitgevoerd. Wel wordt in de bijlage eisen mbo-certificaat het mbo-niveau vermeld van de kwalificatie waaruit is geselecteerd.

  • f. Meerdere certificaten uit een kwalificatie en overlap

    Overlap met een ander certificaat in de kwalificatie

    Het kan voorkomen dat de gekozen geselecteerde onderdelen (voor een deel) overeenkomen met de inhoud van een bestaand mbo-certificaat die aan dezelfde kwalificatie is verbonden. Dit is toegestaan, mits er niet te veel overlap is. Dit moet wel toegelicht kunnen worden.

Overlap met kwalificaties of keuzedelen

Naast overlap met andere eisen mbo-certificaat kan er ook sprake zijn van overlap met kwalificaties of keuzedelen. Controleer bij de uitwerking of er verwante keuzedelen en/of kwalificaties zijn. Bewaak bij de uitwerking dat de inhoud voldoende onderscheidend is ten opzichte van deze verwante keuzedelen en/of kwalificaties en adviseer de aanvragers om waar mogelijk gebruik te maken van de verwante keuzedelen en/of kwalificaties.

Aandachtspunten bij besluit meerdere certificaten per kwalificatie

Het maken van afgewogen keuzes hoeveel en welke certificaten per kwalificatie is een belangrijk onderwerp. Eenmaal vastgestelde certificaten hebben impact op opleidingen van alle mbo-scholen. Examencommissies moeten deze certificaten namelijk ook verstrekken aan studenten die diplomagerichte opleidingen zonder diploma verlaten en wel het onderdeel hebben behaald waaraan dit certificaat is verbonden. Bij de aanvraag van een certificaat bij SBB wordt er een aantal zaken beoordeeld:

  • Is de scholingsbehoefte landelijk herkenbaar? Als aan de scholingsbehoefte kan worden voldaan met een reeds vastgesteld mbo-certificaat of als aan de scholingsbehoefte tegemoetgekomen worden door het bestaand mbo-certificaat aan te passen, bespreek dit dan met de aanvragers en met de indieners van het bestaande certificaat. Blijft dan de originele scholingsbehoefte voldoende gedekt en is dat wenselijk?

  • Als er nog geen geschikt bestaand certificaat is, kan er dan een nieuwe set van eisen voor een mbo-certificaat geselecteerd worden uit de kwalificatie?

  • Elk certificaat binnen een kwalificatie moet afzonderlijk voldoen aan de gestelde criteria, waaronder het hebben van een zelfstandige betekenis.

  • Is het beoogde nieuwe certificaat voldoende onderscheidend ten opzichte van het bestaande certificaat (of bestaande certificaten) die al voor deze kwalificatie zijn vastgesteld?

  • In hoeverre zou het vaststellen van meer certificaten bij deze kwalificatie kunnen leiden tot onbedoelde effecten met name ‘groenpluk’ van jongeren in het initieel diplomagericht onderwijs?

Bovenstaande punten samen bepalen of, binnen een kwalificatie, een nieuw afzonderlijk certificaat gerechtvaardigd is, zelfs als er sprake is van overlap.

Het is aan sectorkamers/ marktsegmenten om een zorgvuldige afweging te maken in hoeverre een aanvraag een toegevoegde waarde heeft. Bij deze afweging betrekken zij ook risico’s te op groenpluk van jongeren in het diplomagericht onderwijs.

Overzicht met certificaten per kwalificatie

De verhouding en de overlap met andere mbo-certificaten van de kwalificatie zal gepresenteerd worden in een tabel. Deze tabel is ter ondersteuning van de te maken keuze hoeveel en welke certificaten per kwalificatie worden vastgesteld. Publicatie van de tabel, bij vaststelling van meerdere certificaten per kwalificatie, op de website in het Portal kwalificatiestructuur bij Downloads, helpt onderwijsinstellingen en bedrijven bij eventuele keuzes.

5. Verantwoordingsinformatie behorend bij het kwalificatiedossier

5.1. Inleiding

Het kwalificatiedossier moet een verwijzing bevatten naar verantwoordingsinformatie. Deze is geen onderdeel van het dossier. De verantwoordingsinformatie dient jaarlijks geactualiseerd te worden. Sectorkamers wordt gevraagd jaarlijks de actualiteit van de informatie te controleren en aan te passen waar relevant. Dat geldt in ieder geval voor de arbeidsmarktinformatie.

5.2. Beroepeninformatie

Bij bron- en referentiedocumenten moeten gebruikte beroepscompetentieprofielen en/of andere gebruikte beroepeninformatie (documenten) met datum vermeld worden. Dit onderdeel wordt in DigiK automatisch gegenereerd als de juiste documenten geüpload zijn.

De beroepeninformatie (bcp’s en/of andere documenten) is gelegitimeerd door sociale partners. De datum van de gelegitimeerde beroepeninformatie komt overeen met de datum zoals vermeld in het dossier. Wanneer sprake is van meerdere sociale partners en verschillende data, controleer dan of het kwalificatiedossier verwijst naar de meest recente datum.

In plaats van beroepscompetentieprofielen kan ook beroepeninformatie benut worden ter onderbouwing van de arbeidsmarktrelevantie van een dossier. De beroepeninformatie beschrijft de volgende zaken:

  • 1. Beroep / beroepengroep waarvoor opgeleid wordt

  • 2. Hoofd- bijkomende en opkomende/nieuwe werkzaamheden beroep / beroepengroep

  • 3. Resultaat van het beroep / de beroepengroep

  • 4. Voorbeelden van functieomschrijvingen

De beroepeninformatie is compleet, actueel, betrouwbaar en representatief en is door sociale partners gevalideerd.

5.3. Arbeidsmarktinformatie

In de verantwoordingsinformatie wordt standaard een link opgenomen naar de servicepagina waar alle kwantitatieve arbeidsmarktgegevens opgenomen zijn.

Wel wordt gevraagd een tekst in te voegen met een toelichting op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, de opleidingenmarkt en de stagemarkt. Hier kan zo nodig specifieke informatie over de bedrijfstak/branche worden opgenomen.

  • Bij dit onderdeel kan, indien nodig, een toelichting op branche specifieke aspecten worden gegeven. Bijvoorbeeld over de verhouding bol/bbl het aandeel van particuliere opleidingen, een toelichting voor opleidingen met een klein aantal studenten/gediplomeerden in een beperkt aantal regio's, het aantal zzp'ers in een branche, vervangingsvraag, etc.

  • De informatie wordt zo nodig éénmaal per jaar vernieuwd.

5.4. Trends en ontwikkelingen

Wetgeving en regelgeving: bevat een beschrijving van (veranderingen in) wet- en regelgeving die van invloed is op de uitoefening van het beroep. Vereist is dus een beschrijving van toekomstige ontwikkelingen, waaruit de relevantie en gevolgen voor het kwalificatiedossier duidelijk blijken. Het gaat dus niet om een beschrijving van de huidige situatie en algemene zaken die voor elk beroep gelden (bijvoorbeeld ARBO).

Ontwikkelingen in de beroepsuitoefening: bevat technologische, bedrijfsorganisatorische, internationale veranderingen en/of marktontwikkelingen die gevolgen hebben voor de beroepsuitoefening in de toekomst. Vereist is dus een beschrijving van toekomstige (niet huidige) ontwikkelingen waaruit de relevantie en de gevolgen voor dit kwalificatiedossier duidelijk blijkt.

5.5. Beroepsvereisten

In de verantwoordingsinformatie wordt een toelichting gegeven op de (wettelijke) beroepsvereisten indien die van toepassing zijn op de kwalificatie.

We spreken van beroepsvereisten wanneer die voldoen aan de volgende criteria:

  • a. Het gaat om vereisten bij of krachtens een wet (anders dan een onderwijswet), verdrag of bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie

  • b. Deze vereisten zijn verbonden aan voorwaarden waaraan moet worden voldaan om een bepaald beroep uit te mogen oefenen of om bepaalde beroepshandelingen te mogen uitoefenen als beginnend beroepsoefenaar

  • c. Deze vereisten hebben betrekking op kennis, inzicht, vaardigheden en/of beroepshoudingen welke door en in een beroepsopleiding op basis van de WEB kunnen worden verworven

  • d. Het voldoen aan deze vereisten kan en moet worden ‘bewezen’ met een op grond van de WEB afgegeven diploma of op grond van een certificaat zoals bedoeld in de Regeling certificaten wettelijke beroepsvereisten groen middelbaar beroepsonderwijs, indien de onderwijsinstelling zelf de beroepsvereisten kan examineren

  • e. Het gaat niet om eisen aan de persoon of werkplek, zoals leeftijd, verklaring omtrent gedrag of arbo-eisen.

In de verantwoording wordt aangeven in welke kerntaken en werkprocessen de wettelijke vereisten zijn verwerkt. Immers wettelijke beroepsvereisten – indien van toepassing – moeten volledig zijn geëxamineerd met examens die qua inhoud en toetsvorm passend zijn. Als de wettelijke vereisten wél eisen aan de kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht, vaardigheden of beroepshoudingen van de beroepsbeoefenaar betreffen, maar niet in kerntaken en/of werkprocessen verwerkt zijn, dient aangegeven te worden hoe en waar de eisen dan wel in het kwalificatiedossier tot uiting komen.

Verklaring vakdepartement

In de regeling is aangegeven dat, als er sprake is van wettelijke beroepsvereisten, er een goedkeurende verklaring van het betrokken vakdepartement aangeleverd moet worden. Het vakdepartement toetst of en verklaart dat de beroepsvereisten correct in het kwalificatiedossier zijn verwerkt. Deze verklaring moet voor indiening van het kwalificatiedossier naar de Toetsingskamer worden gestuurd.

Sectorkamers die al een goedkeurende verklaring van het vakdepartement in hun bezit hebben die betrekking heeft op een oudere versie van het kwalificatiedossier èn die geen inhoudelijke wijzigingen in het kwalificatiedossier hebben doorgevoerd, hebben slechts een verklaring van het vakdepartement nodig dat er geen relevante wijzigingen zijn geweest in de wetgeving.

5.6. Bijzondere vereisten

Indien op het dossier andere regelingen en vereisten van toepassing zijn dan worden die in dit onderdeel toegelicht. Het kan hier gaan om zaken als:

  • Branchevereisten die gelden voor een specifiek onderdeel van een kwalificatie en / of waaraan een branchecertificaat verbonden is

  • Regelingen als beschreven onder e) in 6.4, zoals regelingen die van toepassing zijn op de persoon van de beroepsbeoefenaar, zoals een Verklaring omtrent gedrag of regelingen die betrekking hebben op de werkplek.

5.7. Beroepsspecifieke moderne vreemde talen

Geef aan de hand van de ERK-descriptoren een indicatie voor het ERK-niveau van de beheersing van de beroepsgerichte MVT in het dossier. Hanteer daarbij onderstaand schema. Geef in het schema met 'nvt' aan wanneer voor een kwalificatie geen MVT-eisen gelden. Geef bij het schema een nadere toelichting waarin toegelicht wordt wat de relevantie is van de MVT-eisen bij de kwalificaties in het dossier.

Het indicatieve niveau voor de beheersing van beroepsspecifieke moderne vreemde talen in dit dossier is:

MVT: <naam MVT>

ERK

<Naam kwalificatie 1 in dossier>

<Naam kwalificatie 2 in dossier>

Luisteren

   

Lezen

   

Spreken

   

Gesprekken voeren

   

Schrijven

   

<Toelichting>

Controleer goed op consistentie tussen het schema en de kwalificatie. Zorg er voor dat alle vaardigheden die in de tabel opgenomen zijn ook feitelijk te herleiden zijn naar de kwalificatie en omgekeerd dat MVT-eisen die in de kwalificatie ook verantwoord zijn in deze paragraaf.

Ook wanneer de generieke eisen Engels bij niveau 4 kwalificaties overlappen met de beroepsgerichte eisen Engels worden deze toegelicht en verantwoord in de verantwoordingsinformatie.

5.8. Ontwikkelmogelijkheden van de beroepsbeoefenaar in het onderwijs

Bij loopbaanperspectief is aangegeven welke specifieke loopbaanmogelijkheden en doorstroommogelijkheden de gediplomeerde binnen het onderwijs heeft. Dit geldt voor alle in het kwalificatiedossier beschreven kwalificaties.

Niveau 4: De doorstroom naar een andere kwalificatie binnen en/of na het mbo en/of het hbo moet globaal aangeduid zijn met één of meerdere concrete voorbeelden. Doorstroming naar hbo kan alleen worden beschreven bij niveau 4.

5.9. Onderhoudsagenda

Het kwalificatiedossier bevat een onderhouds- en ontwikkelagenda voor ten minste zes jaar, waarop relevante aandachtspunten zijn vermeld. In de Onderhouds- en ontwikkelagenda wordt vermeld op welke termijn het kwalificatiedossier opnieuw wordt bekeken, en welke agenda afgesproken is voor het onderhoud van het kwalificatiedossier (acties, wie verantwoordelijk, wanneer klaar?).

5.10. Wijzigingen ten opzichte van voorgaande versie

Kies uit één van de volgende categorieën en geef in de ruimte onder de categorieën aan wat er in het huidige kwalificatiedossier is gewijzigd ten opzichte van het kwalificatiedossier uit het vorige cohort.

Categorie 1: nieuw dossier

Dit kwalificatiedossier zat voorheen niet in de kwalificatiestructuur. Een toelichting is niet nodig.

Categorie 2: nieuwe elementen

Dit betreft een sterk gewijzigd kwalificatiedossier waarop de Toetsingskamer een ingangstoets heeft uitgevoerd. Er is bijvoorbeeld sprake van nieuwe of samengevoegde kwalificaties, nieuwe bcp's, etc.. Geef een beknopte samenvatting van wat er gewijzigd is in het dossier.

Categorie 3: wijzigingen

In vergelijking met de voorgaande versie zijn er elementen gewijzigd. Vat samen wat er gewijzigd is in het dossier.

Categorie 4: ongewijzigd

Het kwalificatiedossier is volledig ongewijzigd. Een samenvatting of toelichting is niet nodig.

Geef niet alleen aan in welke categorie de wijzigingen vallen. Geef voor wijzigingen in categorie 2 of 3 onder de tabel aan om welke wijzigingen het gaat, op zo'n manier dat een gebruiker snel kan zien wat waar gewijzigd is.

5.11. Betrokkenen

De betrokkenen bij het overleg en besluitvorming over het kwalificatiedossier zijn beschreven.

Genoemd moeten worden:

  • Organisatie sectorkamer en afstemming met marktsegment

  • Overzicht activiteiten die zijn ingezet (in samenwerking met de BTG) voor het creëren van materieel draagvlak

5.12. Middenkaderopleidingen van meer dan 3 jaar

De studieduur van middenkaderopleidingen is per 1 augustus 2014 vastgesteld op drie jaar. De minister kan enkele kwalificaties uitzonderen die een verblijfsduur hebben van meer dan drie jaar tot maximaal vier jaar. Indien dit aan de orde is wordt dit hier toegelicht. Jaarlijks dient deze lijst herijkt te worden op basis van gegevens over verblijfsduur in het mbo.

5.13. Sectorale examenafspraken

In de toelichting wordt standaard een verwijzing opgenomen naar de sectorale examenafspraken die van toepassing zijn op het kwalificatiedossier.

5.14. Aanvullende informatie

Aanvullende informatie kan bijvoorbeeld zijn: een brochure, beroepeninformatie of een verwijzing naar een toelichting op de beroepsgerichte taal- en rekeneisen. Deze informatie wordt bij het kwalificatiedossier gepubliceerd in het register kwalificatiestructuur dat te vinden is in de portal kwalificatiestructuur.

Bijlage 1: Descriptoren NLQF

Vetgedrukt en gearceerd zijn elementen waarin het onderscheid met het voorgaande niveau tot uitdrukking komt. Het NLQF is de Nederlandse uitwerking van het EQF: European Qualification Framework.

NLQF

NLQF 1

NLQF 2

NLQF 3

NLQF 4

Context

Een herkenbare leef- en werkomgeving.

Een herkenbare leef- en werkomgeving.

Een herkenbare, wisselende leef- en werkomgeving.

Een herkenbare, wisselende leef- en werkomgeving, ook internationaal.

Kennis

Bezit basale kennis van eenvoudige feiten en ideeën gerelateerd aan een beroep en kennisdomein.

Bezit basiskennis van feiten en ideeën processen, materialen, middelen en begrippen van en gerelateerd aan een beroep en kennisdomein.

Bezit kennis van materialen, middelen, feiten, kernbegrippen, eenvoudige theorieën, ideeën, methoden en processen van en gerelateerd aan een beroep en kennisdomein.

Bezit brede en specialistische kennis van materialen, middelen, feiten, abstracte begrippen, theorieën, ideeën, methoden en processen van en gerelateerd aan een beroep en kennisdomein.

Toepassen van kennis

• Reproduceert de kennis en past deze toe.

• Voert eenvoudige herkenbare (beroeps) taken uit op basis van automatismen.

• Reproduceert de kennis en past deze toe.

• Voert eenvoudige (beroeps) taken uit met behulp van geselecteerde standaardprocedures.

• Reproduceert de kennis en past deze toe.

Signaleert beperkingen van bestaande kennis in de beroepspraktijk en in het kennisdomein en onderneemt actie.

• Voert (beroeps)-taken die tactisch enstrategisch inzicht vereisen uit met behulp van een eigen keuze uit en een combinatie van standaardprocedures en methodes.

• Reproduceert en analyseert de kennis en past deze toe.

Evalueert en integreert gegevens en ontwikkelt strategieën voor het uitvoeren van diverse (beroeps)taken.

Signaleert beperkingen van bestaande kennis in de beroepspraktijk en in het kennisdomein en onderneemt actie.

Analyseert redelijk complexe (beroeps)taken en voert deze uit.

Probleem oplossende vaardigheden

Herkent eenvoudige problemen in de beroepspraktijk en in het kennisdomein.

Lost deze problemen op.

Herkent eenvoudige problemen in de beroepspraktijk en in het kennisdomein.

Lost deze problemen planmatig op.

Onderkent ingewikkelde problemen in de beroepspraktijk en in het kennisdomein.

Lost deze planmatig op door gegevens te identificeren en te gebruiken.

• Onderkent en analyseertredelijk complexe problemen in de beroepspraktijk en in het kennis-domein.

• Lost deze planmatig en op creatieve wijze op door gegevens te identificeren en te gebruiken.

Leer- en ontwikkelvaardigheden

Ontwikkelt zich met begeleiding.

Vraagt ondersteuning bij verdere ontwikkeling na reflectie en beoordeling van eigen (leer)resultaten.

Vraagt ondersteuning bij verdere ontwikkeling na reflectie en beoordeling van eigen (leer)resultaten.

Ontwikkelt zich door reflectie en beoordeling van eigen (leer)resultaten.

Informatievaardigheden

Verkrijgt en verwerkt informatie over eenvoudige feiten en ideeën gerelateerd aan een beroep en kennisdomein.

Verkrijgt en verwerkt basisinformatie over feiten, ideeën, processen, materialen, middelen en begrippen van en gerelateerd aan een beroep en kennisdomein.

Verkrijgt, verwerkt en combineert informatie over materialen, middelen, feiten, kernbegrippen, eenvoudige theorieën, ideeën, methoden en processen van en gerelateerd aan een beroep en kennisdomein.

Verkrijgt, verwerkt en combineert brede en specialistische informatie over materialen, middelen, feiten, abstracte begrippen, theorieën, ideeën, methoden en processen van en gerelateerd aan een beroep en kennisdomein.

Communicatievaardigheden

Communiceert op basis van in de context en beroepspraktijk geldende conventies met gelijken, leidinggevenden en cliënten.

Communiceert op basis van in de context en beroepspraktijk geldende conventies met gelijken, leidinggevenden en cliënten.

Communiceert op basis van in de context en beroepspraktijk geldende conventies met gelijken, leidinggevenden en cliënten.

Communiceert op basis van in de context en beroepspraktijk geldende conventies met gelijken, leidinggevenden en cliënten.

Verantwoordelijkheid en Zelfstandigheid

• Werkt samen met gelijken, leidinggevenden en cliënten.

• Draagt met begeleiding verantwoordelijkheid voor

resultaten van eenvoudige taken en studie.

• Werkt samen met gelijken, leidinggevenden en cliënten.

• Draagt verantwoordelijkheid voor resultaten van eenvoudige taken en studie.

• Werkt samen met gelijken, leidinggevenden en cliënten.

• Draagt verantwoordelijk-heid voor resultaten van een afgebakend takenpakket en studie.

Draagt gedeelde verantwoordelijkheid voor het resultaat van het routinewerk van anderen.

• Werkt samen met gelijken, leidinggevenden en cliënten.

• Draagt verantwoordelijk-heid voor resultaten van eigen activiteiten, werk en studie.

• Draagt gedeelde verantwoordelijkheid voor het resultaat van het werk van anderen.

Bijlage 2: Europees referentiekader MVT

Schrijven Descriptoren

Niveau A1

Ik kan een korte, eenvoudige ansichtkaart schrijven, bijvoorbeeld voor het zenden van vakantiegroeten. Ik kan op formulieren persoonlijke details invullen, bijvoorbeeld mijn naam, nationaliteit en adres noteren op een hotelinschrijvingsformulier.

Niveau A2

Ik kan korte, eenvoudige notities en boodschappen opschrijven. Ik kan een zeer eenvoudige persoonlijke brief schrijven, bijvoorbeeld om iemand voor iets te bedanken.

Niveau B1

Ik kan een eenvoudige samenhangende tekst schrijven over onderwerpen die vertrouwd of van persoonlijk belang zijn. Ik kan persoonlijke brieven schrijven waarin ik mijn ervaringen en indrukken beschrijf.

Niveau B2

Ik kan een duidelijke, gedetailleerde tekst schrijven over een breed scala van onderwerpen die betrekking hebben op mijn interesses. Ik kan een opstel of verslag schrijven, informatie doorgeven of redenen aanvoeren ter ondersteuning voor of tegen een specifiek standpunt. Ik kan brieven schrijven waarin ik het persoonlijk belang van gebeurtenissen en ervaringen aangeef.

Niveau C1

Ik kan me in duidelijke, goed gestructureerde tekst uitdrukken en daarbij redelijk uitgebreid standpunten uiteenzetten. Ik kan in een brief, een opstel of een verslag schrijven over complexe onderwerpen en daarbij de voor mij belangrijke punten benadrukken. Ik kan schrijven in een stijl die is aangepast aan de lezer die ik in gedachten heb.

Niveau C2

Ik kan een duidelijke en vloeiend lopende tekst in een gepaste stijl schrijven. Ik kan complexe brieven, verslagen of artikelen schrijven waarin ik een zaak weergeef in een doeltreffende, logische structuur, zodat de lezer de belangrijkste punten kan opmerken en onthouden. Ik kan samenvattingen van en kritieken op professionele of literaire werken schrijven.

Spreken/productie Descriptoren

Niveau A1

Ik kan eenvoudige uitdrukkingen en zinnen gebruiken om mijn woonomgeving en de mensen die ik ken, te beschrijven.

Niveau A2

Ik kan een reeks uitdrukkingen en zinnen gebruiken om in eenvoudige bewoordingen mijn familie en andere mensen, leefomstandigheden, mijn opleiding en mijn huidige of meest recente baan te beschrijven.

Niveau B1

Ik kan uitingen op een simpele manier aan elkaar verbinden, zodat ik ervaringen en gebeurtenissen, mijn dromen, verwachtingen en ambities kan beschrijven. Ik kan in het kort redenen en verklaringen geven voor mijn meningen en plannen. Ik kan een verhaal vertellen of de plot van een boek of film weergeven en mijn reacties beschrijven.

Niveau B2

Ik kan duidelijke, gedetailleerde beschrijvingen presenteren over een breed scala van onderwerpen die betrekking hebben op mijn interessegebied. Ik kan een standpunt over een actueel onderwerp verklaren en de voordelen en nadelen van diverse opties uiteenzetten.

Niveau C1

Ik kan duidelijke, gedetailleerde beschrijvingen geven over complexe onderwerpen en daarbij subthema's integreren, specifieke standpunten ontwikkelen en het geheel afronden met een passende conclusie.

Niveau C2

Ik kan een duidelijke, goedlopende beschrijving of redenering presenteren in een stijl die past bij de context en in een doeltreffende logische structuur, zodat de toehoorder in staat is de belangrijke punten op te merken en te onthouden.

Gesprekken voeren/interactie Descriptoren

Niveau A1

Ik kan deelnemen aan een eenvoudig gesprek, wanneer de gesprekspartner bereid is om zaken in een langzamer spreektempo te herhalen of opnieuw te formuleren en mij helpt bij het formuleren van wat ik probeer te zeggen. Ik kan eenvoudige vragen stellen en beantwoorden die een directe behoefte of zeer vertrouwde onderwerpen betreffen.

Niveau A2

Ik kan communiceren over eenvoudige en alledaagse taken die een eenvoudige en directe uitwisseling van informatie over vertrouwde onderwerpen en activiteiten betreffen. Ik kan zeer korte sociale gesprekken aan, alhoewel ik gewoonlijk niet voldoende begrijp om het gesprek zelfstandig gaande te houden.

Niveau B1

Ik kan de meeste situaties aan die zich kunnen voordoen tijdens een reis in een gebied waar de betreffende taal wordt gesproken. Ik kan onvoorbereid deelnemen aan een gesprek over onderwerpen die vertrouwd zijn, of mijn persoonlijke belangstelling hebben of die betrekking hebben op het dagelijks leven (bijvoorbeeld familie, hobby's, werk, reizen en actuele gebeurtenissen).

Niveau B2

Ik kan zodanig deelnemen aan een vloeiend en spontaan gesprek dat normale uitwisseling met moedertaalsprekers redelijk mogelijk is. Ik kan binnen een vertrouwde context actief deelnemen aan een discussie en hierin mijn standpunten uitleggen en ondersteunen.

Niveau C1

Ik kan mezelf vloeiend en spontaan uitdrukken zonder merkbaar naar uitdrukkingen te hoeven zoeken. Ik kan de taal flexibel en effectief gebruiken voor sociale en professionele doeleinden. Ik kan ideeën en meningen met precisie formuleren en mijn bijdrage vaardig aan die van andere sprekers relateren.

Niveau C2

Ik kan zonder moeite deelnemen aan welk gesprek of discussie dan ook en ben zeer vertrouwd met idiomatische uitdrukkingen en spreektaal. Ik kan mezelf vloeiend uitdrukken en de fijnere betekenisnuances precies weergeven. Als ik een probleem tegenkom, kan ik mezelf hernemen en mijn betoog zo herstructureren dat andere mensen het nauwelijks merken.

Lezen Descriptoren

Niveau A1

Ik kan vertrouwde namen, woorden en zeer eenvoudige zinnen begrijpen, bijvoorbeeld in mededelingen, op posters en in catalogi.

Niveau A2

Ik kan zeer korte eenvoudige teksten lezen. Ik kan specifieke voorspelbare informatie vinden in eenvoudige, alledaagse teksten zoals advertenties, folders, menu's en dienstregelingen en ik kan korte, eenvoudige, persoonlijke brieven begrijpen.

Niveau B1

Ik kan teksten begrijpen die hoofdzakelijk bestaan uit hoogfrequente, alledaagse of aan mijn werk gerelateerde taal. Ik kan de beschrijving van gebeurtenissen, gevoelens en wensen in persoonlijke brieven begrijpen.

Niveau B2

Ik kan artikelen en verslagen lezen die betrekking hebben op eigentijdse problemen, waarbij de schrijvers een bepaalde houding of standpunt innemen. Ik kan eigentijds literair proza begrijpen.

Niveau C1

Ik kan lange en complexe feitelijke en literaire teksten begrijpen, en het gebruik van verschillende stijlen waarderen. Ik kan gespecialiseerde artikelen en lange technische instructies begrijpen, zelfs wanneer deze geen betrekking hebben op mijn terrein.

Niveau C2

Ik kan moeiteloos vrijwel alle vormen van de geschreven taal lezen, inclusief abstracte, structureel of linguïstisch complexe teksten zoals handleidingen, specialistische artikelen en literaire werken

Luisteren Descriptoren

Niveau A1

Ik kan vertrouwde woorden en basiszinnen begrijpen die mezelf, mijn familie en directe concrete omgeving betreffen, wanneer de mensen langzaam en duidelijk spreken.

Niveau A2

Ik kan zinnen en de meest frequente woorden begrijpen die betrekking hebben op gebieden die van direct persoonlijk belang zijn (bijvoorbeeld basisinformatie over mezelf en mijn familie, winkelen, plaatselijke omgeving, werk). Ik kan de belangrijkste punten in korte, duidelijke en eenvoudige boodschappen en aankondigingen volgen.

Niveau B1

Ik kan de hoofdpunten begrijpen wanneer in duidelijk uitgesproken standaarddialect wordt gesproken over vertrouwde zaken die ik regelmatig tegenkom op mijn werk, school, vrije tijd enzovoort Ik kan de hoofdpunten van veel radio- of tv-programma's over actuele zaken of over onderwerpen van persoonlijk of beroepsmatig belang begrijpen, wanneer er betrekkelijk langzaam en duidelijk gesproken wordt.

Niveau B2

Ik kan een langer betoog en lezingen begrijpen en zelfs complexe redeneringen volgen, wanneer het onderwerp redelijk vertrouwd is. Ik kan de meeste nieuws- en actualiteitenprogramma's op de tv begrijpen. Ik kan het grootste deel van films in standaarddialect begrijpen.

Niveau C1

Ik kan een langer betoog begrijpen, zelfs wanneer dit niet duidelijk gestructureerd is en wanneer relaties slechts impliciet zijn en niet expliciet worden aangegeven. Ik kan zonder al te veel inspanning tv-programma's en films begrijpen.

Niveau C2

Ik kan moeiteloos gesproken taal begrijpen, in welke vorm dan ook, hetzij in direct contact, hetzij via radio of tv, zelfs wanneer in een snel moedertaaltempo gesproken wordt als ik tenminste enige tijd heb om vertrouwd te raken met het accent.

Bijlage 4. behorende bij de Regeling vaststelling modellen kwalificatiedossier en keuzedeel en toetsingskader kwalificatiestructuur mbo 2016

Toetsingskader kwalificatiestructuur mbo

1. Inleiding

1.1. Formele kaders

In de WEB zijn bepalingen opgenomen over de ontwikkeling en toetsing van kwalificatiedossiers voor het middelbaar beroepsonderwijs, in de artikelen 7.2.3., 7.2.4, 7.2.6 en 9.2.1 derde lid.

1.2. Inhoud Toetsingskader

Dit Toetsingskader beschrijft in een tweetal hoofdstukken de wijze waarop uitvoering gegeven wordt aan deze artikelen. De hoofdstukken beschrijven achtereenvolgens:

  • I. De criteria aan de hand waarvan de kwaliteit van de kwalificatiestructuur, de kwalificatiedossiers, de keuzedelen en de beroepsgerichte onderdelen en keuzedelen waaraan een certificaat wordt verbonden, worden getoetst;

  • II. De inrichting van het toetsproces leidend tot een advies over de kwaliteit van de kwalificatiestructuur, de kwalificatiedossiers, keuzedelen, en de beroepsgerichte onderdelen en keuzedelen waaraan een certificaat verbonden wordt.

2. Toetsingscriteria voor de kwalificatiestructuur, -dossiers, keuzedelen en certificaten

2.1. Inleiding

De kwalificatiestructuur omvat het samenvattend geheel van kwalificaties (beschreven in kwalificatiedossiers) en keuzedelen voor het middelbaar beroepsonderwijs, de tabel 'opleidingsdomeinen – kwalificatiedossiers – kwalificaties' en een overzicht van de beroepsgerichte onderdelen en keuzedelen waaraan een certificaat is verbonden.

Een kwalificatiedossier bevat de kwalificatie-eisen voor een of meer met elkaar samenhangende kwalificaties voor een beroep of groep van beroepen op het niveau van de beginnend beroepsbeoefenaar. Ook bevat het een verwijzing naar de kwalificatie-eisen voor de generieke examenonderdelen Nederlandse taal, rekenen, Engels (voor mbo niveau 4) en Loopbaan en burgerschap.

De kwalificatie-eisen voor een keuzedeel zijn beschreven in een apart document keuzedeel, dat gekoppeld is aan één of meer kwalificaties.

Als een certificaat is verbonden aan een keuzedeel is dit in het document van het keuzedeel toegelicht. Als een certificaat is verbonden aan een beroepsgerichte onderdeel van een kwalificatie, zijn de kwalificatie-eisen van dit beroepsgerichte onderdeel als bijlage ‘eisen- mbo-certificaat’ toegevoegd aan het betreffende kwalificatiedossier.

Aan ieder kwalificatiedossier is het document Verantwoordingsinformatie behorend bij het kwalificatiedossier mbo <naam dossier> verbonden, waarin de sectorkamer verantwoording aflegt over de inhoud en de totstandkoming van het betreffende dossier en waarin beroepsvereisten, bijzondere vereisten toegelicht worden, maar waarin niet – zoals in het kwalificatiedossier zelf – kwalificatie-eisen zijn opgenomen.

Het kwalificatiedossier, de bijbehorende keuzedelen, de tabel 'opleidingsdomeinen – kwalificatiedossiers – kwalificaties', de koppeling 'kwalificatie – keuzedelen' en de certificaten voor beroepsgerichte onderdelen en keuzedelen, worden vastgesteld door de minister van OCW. Dit geldt niet voor de verantwoordingsinformatie bij het kwalificatiedossier.

De toetsingscriteria in het Toetsingskader beschrijven kwaliteitsstandaarden waaraan de kwalificatiestructuur als geheel, de afzonderlijke kwalificatiedossiers, de afzonderlijke keuzedelen moeten voldoen en de voorwaarden waaronder een certificaat aan een beroepsgerichte onderdeel of keuzedeel wordt verbonden.

Kwalificatiedossiers, keuzedelen en de beroepsgerichte onderdelen en keuzedelen waaraan een certificaat is verbonden worden ontwikkeld volgens het door OCW vastgestelde model kwalificatiedossier, model keuzedeel en model voor de bijlage ‘eisen mbo-certificaat’ en conform de daarbij behorende instructie en ze moeten voldoen aan de desbetreffende toetsingscriteria uit dit Toetsingskader.

2.2. De kwaliteit van de kwalificatiestructuur, de kwalificatiedossiers, keuzedelen en de beroepsgerichte onderdelen en keuzedelen waaraan een certificaat is verbonden

De kwaliteit van de kwalificatiestructuur, de afzonderlijke kwalificatiedossiers, keuzedelen en de certificaten voor beroepsgerichte onderdelen en keuzedelen worden getoetst aan de hand van de volgende criteria:

  • 1) Doelmatigheid: de kwalificatiestructuur als geheel, de afzonderlijke kwalificatiedossiers, de keuzedelen en de beroepsgerichte onderdelen en keuzedelen waaraan een certificaat is verbonden, sluiten in kwaliteit en kwantiteit aan op de vraag vanuit de arbeidsmarkt, samenleving en vervolgonderwijs.

  • 2) Uitvoerbaarheid: de kwalificatiestructuur als geheel, de afzonderlijke kwalificatiedossiers, keuzedelen en de beroepsgerichte onderdelen en keuzedelen waaraan een certificaat is verbonden zijn uitvoerbaar voor onderwijsinstellingen, leerbedrijven en andere gebruikers van de kwalificatiedossiers ten behoeve van het onderwijs, de examinering en de beroepspraktijkvorming (bpv).

  • 3) Herkenbaarheid: de kwalificatiestructuur als geheel, de afzonderlijke kwalificatiedossiers, de keuzedelen en de beroepsgerichte onderdelen en keuzedelen waaraan een certificaat is verbonden zijn herkenbaar voor bedrijfsleven, onderwijsveld en studenten.

  • 4) Transparantie: de kwalificatiestructuur vormt een transparant en overzichtelijk geheel. Er is geen ondoelmatige overlap tussen de onderdelen ervan. De afzonderlijke kwalificatiedossiers geven overzichtelijk de kwalificatie-eisen aan per kwalificatie, conform het model kwalificatiedossier inclusief instructie. De kwalificatiestructuur geeft helder en overzichtelijk verschillen en overeenkomsten tussen kwalificaties en keuzedelen weer, zodanig dat studenten een goed onderbouwde keuze voor een kwalificatie kunnen maken en werkgevers weten wat ze kunnen verwachten van studenten die een bpv-plek of baan vervullen. Het is inzichtelijk aan welke keuzedelen en beroepsgerichte onderdelen een certificaat is verbonden en wat de motivering hiervoor is.

  • 5) Flexibiliteit: het proces van de totstandkoming van de kwalificatiestructuur als geheel en van de kwalificatiedossiers, keuzedelen, de beroepsgerichte onderdelen en keuzedelen waaraan een certificaat is verbonden afzonderlijk staat er borg voor dat er alert en adequaat gereageerd wordt c.q. is op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, wijzigingen in van toepassing zijnde wet- en regelgeving en de praktijk van de onderwijsuitvoering die moeten leiden c.q. hebben geleid tot duurzame aanpassingen van de kwalificatie-eisen.

  • 6) Duurzaamheid: de kwalificatiedossiers, keuzedelen en de beroepsgerichte onderdelen en keuzedelen waaraan een certificaat is verbonden leveren een solide basis voor de inhoudelijke inrichting van het onderwijs, de examinering en de bpv. De kwalificatiestructuur en -dossiers zijn bestendig tegen korte-termijn-veranderingen binnen het onderwijs en de beroepsuitoefening zodanig dat de onderwijsinstellingen het onderwijs goed kunnen organiseren en werkgevers stabiel zicht hebben op de kwaliteiten van de (beginnend) beroepsbeoefenaar.

De kwalificatiestructuur is doelmatig; relevant voor de arbeidsmarkt, de samenleving en vervolgonderwijs.

Kwalificatiestructuur

  • a. De kwalificatiestructuur bevat de kwalificatie-eisen voor de (beginnende) beroepsbeoefenaren die aansluiten op de actuele vraag van de arbeidsmarkt en van instellingen voor vervolgonderwijs en die anticiperen op hun toekomstige vraag.

Kwalificatiedossier

  • b. De in het kwalificatiedossier opgenomen kwalificatie(s) is/zijn drievoudig kwalificerend. Naast kwalificatie-eisen voor het beroep bevatten de kwalificaties de kwalificatie-eisen voor de generieke examenonderdelen Nederlandse taal en rekenen met een verwijzing naar de bij de betreffende mbo niveau’s behorende referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen en een verwijzing naar de kwalificatie-eisen voor het generieke examenonderdeel loopbaan en burgerschap. Kwalificaties op niveau-4 bevatten tevens kwalificatie-eisen voor het generieke examenonderdeel Engels met een verwijzing naar de niveaus van het Europees raamwerk voor moderne vreemde talen (CEF / ERK).

  • c. De kwalificatie(s) in het kwalificatiedossier is/zijn breed toeleidend naar de arbeidsmarkt. Ze hebben niet betrekking op een functie maar op een beroep dat wordt uitgeoefend in meer dan één bedrijf.

  • d. Het kwalificatiedossier is gebaseerd op door sociale partners gelegitimeerde beroepeninformatie die aansluiten bij de actuele vraag op de arbeidsmarkt.

  • e. Relevante beroepsvereisten als beschreven in artikel 7.2.6. van de WEB, of verwijzingen ernaar, zijn – per betreffende kwalificatie – vermeld in het kwalificatiedossier. De betreffende kwalificaties zijn niet in tegenspraak met deze beroepsvereisten. Deze beroepsvereisten moeten in de betreffende kwalificatie(s) zijn verwerkt.

Keuzedeel

  • f. In de kwalificatiestructuur vormt het keuzedeel het onderdeel waarmee:

    • I. de mbo-er zijn positie op de arbeidsmarkt versterkt door verbreding en / of verdieping bovenop de kwalificatie(s) waaraan het keuzedeel is verbonden en/of

    • II. de mbo-er zijn positie bij de aansluiting op het naastgelegen hogere opleidingsniveau voor de onderscheiden kwalificatie(s) waaraan het keuzedeel is verbonden versterkt.

    • III. mbo-instellingen flexibel in kunnen spelen op (regionale) arbeidsmarktontwikkelingen.

    Het keuzedeel maakt geen onderdeel uit van de kwalificatie(s) waaraan het keuzedeel is gekoppeld en het overlapt niet met de kwalificatie(s) waaraan het gekoppeld is.

  • g. Voor de entreeopleiding en de basisberoepsopleiding geldt dat het keuzedeel ook een remediërend karakter kan hebben.

Certificaat

  • i. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (op basis van artikel 7.2.3. van de WEB) worden de beroepsgerichte onderdelen van een kwalificatie en de keuzedelen aangewezen waaraan een mbo-certificaat verbonden is.

  • j. Er kan een certificaat worden verbonden aan een volledig keuzedeel. Ook kan aan een beroepsgericht onderdeel van een kwalificatie een certificaat worden verbonden, mits dit beroepsgericht onderdeel ten minste één volledig werkproces bevat met de voor de uitvoering van dit werkproces benodigde kennis- en vaardigheden.

  • k. Aan een beroepsgericht onderdeel of keuzedeel kan een certificaat worden verbonden als:

    • deze voorziet in een door bedrijven/werkgevers direct ervaren scholingsbehoefte, waarbij deze scholingsbehoefte landelijk wordt herkend binnen de relevante branche(s) en sector(en). De beschreven scholingsbehoefte is kwalitatief en/of kwantitatief onderbouwd.

    • deze een zelfstandige betekenis heeft op de arbeidsmarkt; het betreft een afgerond takenpakket dat voor een bredere inzetbaarheid zorgt, dan wel voor een betere uitvoering van beroepstaken zodat weer voldaan wordt aan de actuele eisen van het beroep.

    • de beoogde doelgroep werkenden en/of werkzoekenden nader is gespecificeerd.

  • l. Het beroepsgerichte onderdeel of keuzedeel waaraan een certificaat is verbonden, kan een aantal (wettelijke) beroepsvereisten of branchevereisten bevatten die voor de betreffende kwalificatie van toepassing is, mits OCW het verbinden van een certificaat aan dit beroepsgericht onderdeel of keuzedeel binnen haar verantwoordelijkheid acht. Er kan geen certificaat worden verbonden aan een keuzedeel of beroepsgericht onderdeel dat in zijn geheel uit wettelijke beroepsvereisten bestaat, met uitzondering van de beroepsgerichte onderdelen die vastgesteld zijn in het kader van de Regeling Certificaten wettelijke vereisten groen beroepsonderwijs.

Verantwoordingsinformatie

  • m. In de verantwoordingsinformatie bij het kwalificatiedossier wordt verwezen naar de beroepeninformatie die van toepassing is op het kwalificatiedossier.

  • n. In geval van beroepsvereisten is in de verantwoordingsinformatie bij het kwalificatiedossier de goedkeurende verklaring opgenomen van het betreffende vakdepartement en een toelichting op de wijze waarop de beroepsvereisten verwerkt zijn in de kwalificatie(s).

  • o. In geval van bijzondere vereisten is dit in de verantwoordingsinformatie bij het kwalificatiedossier beschreven. Waar relevant is verantwoord hoe die verwerkt zijn in de kwalificatie(s).

  • p. In de verantwoordingsinformatie bij het kwalificatiedossier is een beschrijving opgenomen van ontwikkelings- en doorgroeimogelijkheden van studenten binnen de beroepskolom na het behalen van de onderscheiden kwalificaties die in het dossier zijn opgenomen.

  • q. In de verantwoordingsinformatie bij het kwalificatiedossier is een verwijzing opgenomen naar de sectorale examenafspraken.

De kwalificatiestructuur is uitvoerbaar voor onderwijs, bpv en examinering.

Kwalificatiestructuur

  • a. Op basis van de kwalificatiestructuur kunnen onderwijsinstellingen een evenwichtig gespreid aanbod van opleidingen verzorgen dat goed afgestemd is op de (regionale) vraag en aanbod.

Kwalificatiedossier

  • b. Het kwalificatiedossier is uitvoerbaar voor onderwijsinstellingen en leerbedrijven binnen de daarvoor geldende (formele) kaders met betrekking tot (bijvoorbeeld) het onderwijs, de examinering, de beroepspraktijkvorming (bpv) en de verantwoording.

  • c. Kwalificaties zijn zodanig beschreven dat het daarop door de onderwijsinstellingen in te richten onderwijsprogramma studeerbaar is binnen de geldende voorschriften:

    • I. één volledig studiejaar voor de entreeopleiding;

    • II. ten minste één en ten hoogste twee volledige studiejaren voor de basisberoepsopleiding;

    • III. ten minste twee en ten hoogste drie volledige studiejaren voor de vakopleiding;

    • IV. drie volledige studiejaren voor de middenkaderopleiding;

    • V. één volledig studiejaar voor de specialistenopleiding.

    Indien dit in verband met de aard van de opleiding noodzakelijk is, kan voor de middenkaderopleiding een langere studieduur worden vastgesteld. Deze opleidingen dienen te voldoen aan de daarvoor door de Minister van OCW geformuleerde criteria conform art. 7.2.4a. van de WEB.

  • d. De beschrijving van de kwalificatie-eisen per kwalificatie biedt voldoende houvast voor onderwijsinstellingen en andere betrokkenen (waaronder leerbedrijven en leveranciers) voor de inhoudelijke inrichting van onderwijsprogramma's, examinering en bpv. Het kwalificatiedossier bevat geen eisen betreffende de vorm van opleidingen (zoals bijvoorbeeld de didactiek).

Keuzedeel

  • e. Het keuzedeel is uitvoerbaar voor onderwijsinstellingen en leerbedrijven binnen de daarvoor geldende (formele) kaders met betrekking tot (bijvoorbeeld) het onderwijs, de examinering en de beroepspraktijkvorming (bpv).

  • f. Het keuzedeel mag niet groter zijn dan de keuzedeelverplichting van het soort opleiding waaraan het keuzedeel gekoppeld is. Het keuzedeel moet bovendien passend zijn voor de studielast die aan het keuzedeel meegegeven wordt.

Certificaat

  • g. Het beroepsgerichte onderdeel of keuzedeel waaraan een certificaat is verbonden is uitvoerbaar voor onderwijsinstellingen en leerbedrijven binnen de daarvoor geldende (formele) kaders.

  • h. Het beroepsgericht onderdeel bevat een indicatie van de studielast, met een minimum van 240 en een maximum van 1.200 sbu. De voor het mbo-certificaat gemaakte selectie mag niet bestaan uit het overgrote deel van de beroepsgerichte onderdelen van de betreffende kwalificatie.

  • i. De beschrijving van de kwalificatie-eisen in een mbo-certificaat bieden voldoende houvast voor onderwijsinstellingen en andere betrokkenen (waaronder leerbedrijven en leveranciers) voor de inhoudelijke inrichting van onderwijsprogramma's, examinering en bpv. Het mbo-certificaat bevat geen eisen betreffende de vorm van opleidingen (zoals bijvoorbeeld de didactiek).

Verantwoordingsinformatie

  • j. Onderwijs en bedrijfsleven zijn bereid om op te leiden voor de betreffende kwalificatie. Het bedrijfsleven heeft concrete toezeggingen gedaan om bpv-plaatsen ter beschikking te stellen. In de verantwoordingsinformatie bij het kwalificatiedossier is dit aangegeven en onderbouwd.

  • k. In de verantwoordingsinformatie bij het kwalificatiedossier is informatie opgenomen over de uitvoerbaarheid van het kwalificatiedossier op onderwijsinstellingen en leerbedrijven.

  • l. In de verantwoordingsinformatie bij het kwalificatiedossier is een onderbouwing geleverd voor de nominale studieduur van middenkaderopleidingen indien deze een studieduur mogen hebben van langer dan drie jaar.

  • m. In de verantwoordingsinformatie bij het kwalificatiedossier zijn de bevindingen opgenomen van de raadpleging van gebruikers.

  • n. In geval van bijzondere vereisten is in de verantwoordingsinformatie bij het kwalificatiedossier een toelichting gegeven op de uitvoerbaarheid daarvan.

De kwalificatiestructuur is herkenbaar voor bedrijfsleven, onderwijsinstellingen en studenten.

Kwalificatiestructuur

  • a. De naamgeving en inrichting van opleidingsdomeinen, kwalificatiedossiers, kwalificaties en keuzedelen levert voldoende herkenbaarheid op voor het bedrijfsleven, onderwijsinstellingen en studenten.

Kwalificatiedossier

  • b. Het kwalificatiedossier geeft een actuele en relevante beschrijving van de beroepshandelingen van een beginnend beroepsbeoefenaar.

  • c. Elk kwalificatiedossier is opgenomen in één opleidingsdomein.

  • d. Voor ieder kwalificatiedossier is één sectorkamer penvoerder.

  • e. De kwalificatie(s) uit het kwalificatiedossier bouwen voort op verwante examenprogramma's in het vmbo.

  • f. Kwalificaties zijn gericht op uitstroom naar de arbeidsmarkt en op verwante kwalificaties op het naast-hogere opleidingsniveau. Voor middenkaderopleidingen betreft dat verwante kwalificaties in het hbo.

Keuzedeel

  • g. In de procedures voor de ontwikkeling en het onderhoud van het keuzedeel is het eigenaarschap van de penvoerder voor het keuzedeel geborgd.

Certificaat

  • h. In de procedures voor de ontwikkeling en het onderhoud van het certificaat voor het keuzedeel en het certificaat voor het beroepsgerichte onderdeel is het eigenaarschap van de penvoerder voor de certificaten geborgd.

Verantwoordingsinformatie

  • i. Kwalificatiedossiers en keuzedelen zijn voortgekomen uit overleg van en dialoog tussen relevante partijen en zijn gevalideerd door de betreffende sectorkamers. In de verantwoordingsinformatie bij het kwalificatiedossier is dit aangegeven.

  • j. Wanneer kwalificaties (en/of beroepeninformatie) en keuzedelen het werkgebied van meerdere sectorkamers betreffen, zijn er afspraken gemaakt over samenwerking. Die afspraken zijn door alle betrokken sectorkamers onderschreven. In de verantwoordingsinformatie bij het kwalificatiedossier is dit aangegeven.

  • k. Bij gebruikers is draagvlak voor het kwalificatiedossier en bijbehorende keuzedelen. In de verantwoordingsinformatie bij het kwalificatiedossier en bij de ingangstoets voor keuzedelen is opgenomen de wijze waarop draagvlak is gecreëerd.

De kwalificatiestructuur vormt een transparant en overzichtelijk geheel.

Kwalificatiestructuur

  • a. De kwalificatiestructuur vormt een overzichtelijk en samenhangend geheel van opleidingsdomeinen, kwalificatiedossiers, kwalificaties en keuzedelen die aan gebruikers een goed beeld geven van onderscheiden beroepen waarvoor in het middelbaar beroepsonderwijs wordt opgeleid en van de kwalificatie-eisen die gelden voor de betreffende (beginnende) beroepsbeoefenaren.

  • b. Er is sprake van eenduidige uitwerking over alle kwalificatiedossiers heen, door gelijke beschrijving wat gelijk is en vergelijkbare beschrijving wat vergelijkbaar is, door een transparante en passende omschrijving van het kwalificatieniveau en door het nakomen van overige eisen over vormgeving en beschrijving die in de 'Instructies bij de ontwikkeling van een kwalificatiedossiers mbo, keuzedelen en verantwoordingsinformatie' zijn aangegeven.

  • c. De kwalificatiestructuur is zodanig elektronisch ontsloten dat gebruikers gemakkelijk overzichten kunnen opstellen betreffende geselecteerde kwalificatie-elementen binnen een kwalificatiedossier of van meerdere/alle dossiers om bijvoorbeeld verschillen en overeenkomsten tussen kwalificaties in beeld te brengen.

Kwalificatiedossier

  • d. In de kwalificatiestructuur zijn voor de basisberoepsopleiding, de vakopleiding, de middenkaderopleiding en de specialistenopleiding verwante kwalificaties geclusterd in een dossier op basis van een beroepengroep. De beroepen in de beroepengroep hebben een gemeenschappelijke kern in termen van gemeenschappelijke handelingen, vakkennis en vaardigheden en beroepshouding. De kwalificaties in het dossier leveren meerwaarde op ten opzichte van in de kwalificatiestructuur al aanwezige (delen van) kwalificaties. Er is geen sprake van ondoelmatige overlap binnen en tussen dossiers en kwalificaties.

  • e. Elke kwalificatie bevat een duidelijke en evenwichtige beschrijving van (vak)kennis, vaardigheden en gedragsaspecten.

  • f. Elke kwalificatiedossier omvat een basis- en een profieldeel. In het kwalificatiedossier zijn voor de basisberoepsopleiding, de vakopleiding, de middenkaderopleiding en de specialistenopleiding de gemeenschappelijke kenmerken (kerntaken, beroepshouding, vakkennis en vaardigheden) van de beroepengroep duidelijk uitgewerkt in het basisdeel, en is in elk profieldeel én in de aanvullende eisen in het basisdeel aangegeven wat specifiek is voor elke onderscheiden kwalificatie.

  • g. De kwalificaties voor de entreeopleiding zijn gebundeld in het entreedossier, een sectoroverstijgend dossier waarin het accent ligt op arbeidsmarktoriëntatie. In het entreedossier wordt de basis gevormd door de gemeenschappelijke werkprocessen van de in het dossier opgenomen profielen. In het profieldeel worden de gemeenschappelijke werkprocessen verbijzonderd naar de context van de beroepengroepen die in het dossier zijn opgenomen.

  • h. Het mbo-niveau van de kwalificatie is consistent uitgewerkt met behulp van de NLQF-descriptoren.

  • i. Kwalificaties zijn voorzien van een EQF/NLQF-niveau.

  • j. De beroepsgerichte eisen Nederlandse taal, rekenen en moderne vreemde talen (MVT) zijn herkenbaar en eenduidig uitgewerkt in de kwalificatiedossiers. Het kwalificatiedossier voldoet op alle elementen aan het 'Model kwalificatiedossier mbo' inclusief de 'Instructies bij de ontwikkeling van een kwalificatiedossiers mbo, keuzedelen, mbo-certificaat voor een beroepsgericht onderdeel en verantwoordingsinformatie'

Keuzedeel

  • k. Het keuzedeel voldoet op alle elementen aan het 'Model keuzedeel mbo’ inclusief de 'Instructies bij de ontwikkeling van een keuzedelen’.

  • l. Het register keuzedelen vormt een samenhangend en overzichtelijk geheel. Er is geen sprake van ondoelmatige overlap tussen kwalificaties en de eraan gekoppelde keuzedelen noch tussen keuzedelen onderling.

Certificaat

  • m. Een beroepsgericht onderdeel waaraan een certificaat is verbonden, bevat uitsluitend bestaande kwalificatie-eisen van een kwalificatie, waarbij het werkproces de kleinst mogelijke eenheid is.

  • n. Voor een certificaat voor een beroepsgericht onderdeel kan geen selectie van kwalificatie-eisen worden gemaakt uit keuzedelen of generieke onderdelen van een kwalificatie.

  • o. Er kan uitsluitend een certificaat aan een volledig keuzedeel worden verbonden. Remediërende keuzedelen, keuzedelen gericht op doorstroom naar vervolgonderwijs en keuzedelen die overeenkomen met generieke onderdelen Nederlands, rekenen en Engels komen niet in aanmerking voor het verbinden van een certificaat.

  • p. Het maken van een selectie van beroepsgerichte onderdelen voor een mbo-certificaat voldoet op alle elementen aan het 'Model certificaat-eisen beroepsgerichte onderdelen' inclusief de 'Instructies bij de ontwikkeling van ‘eisen mbo-certificaat'.

  • q. Als een certificaat is verbonden aan een beroepsgericht onderdeel van een kwalificatie, worden de kwalificatie-eisen van dit beroepsonderdeel als bijlage toegevoegd aan het kwalificatiedossier waarvan deze kwalificatie deel uitmaakt. De beroepsgerichte onderdelen en keuzedelen waaraan een certificaat is verbonden zijn inzichtelijk via een overzicht van certificaten.

  • r. Er is geen sprake van ondoelmatige overlap tussen certificaten voor beroepsgerichte onderdelen. Evenmin is er sprake van ondoelmatige overlap tussen certificaten voor beroepsgerichte onderdelen en (certificaten voor) keuzedelen en tussen certificaten voor beroepsgerichte onderdelen en kwalificaties.

De kwalificatiestructuur is flexibel voor onderwijs, beroepspraktijkvorming en examinering.

Kwalificatiestructuur

  • a. De procedure voor ontwikkeling en vaststelling van kwalificatiedossiers is zodanig ingericht dat flexibele toevoeging en/of aanpassing mogelijk is wanneer daar dringende redenen voor zijn vanuit het perspectief van arbeidsmarkt, uitvoering of veranderende wetgeving.

  • b. De procedure voor ontwikkeling en vaststelling van keuzedelen is zodanig ingericht dat flexibele toevoeging en/of aanpassing van keuzedelen mogelijk is.

Kwalificatiedossier

  • c. Het kwalificatiedossier biedt ruimte voor erkende leerbedrijven om invulling te geven aan de bpv in samenspraak met onderwijsinstellingen. Het kwalificatiedossier bevat geen eisen voor de wijze van inrichting van onderwijs, examinering, beroepspraktijkvorming en evenmin voor bijvoorbeeld de didactiek.

Keuzedeel

  • d. Het keuzedeel vormt het flexibele onderdeel binnen de kwalificatiestructuur waarmee door het onderwijs snel ingespeeld kan worden op recente ontwikkelingen op de (regionale) arbeidsmarkt.

  • e. Procedures voor de ontwikkeling, toetsing, validering en vaststelling van keuzedelen zijn zodanig ingericht dat snelle opname in de kwalificatiestructuur geborgd is.

  • f. Aan elke kwalificatie zijn keuzedelen gekoppeld. Het aantal van keuzedelen dat gekoppeld is aan een kwalificatie(dossier) is dusdanig van omvang (in aantal én studielast) dat de mogelijkheid tot het maken van een keuze door de student op het niveau van een kwalificatie verzekerd is.

Certificaat

  • g. De procedure voor ontwikkeling en vaststelling van mbo-certificaten voor beroepsgerichte onderdelen en keuzedelen is zodanig ingericht dat flexibele aanpassing van mbo-certificaten mogelijk is.

De kwalificatiestructuur is duurzaam voor onderwijs, beroepspraktijkvorming en examinering.

Kwalificatiedossier

  • a. Het kwalificatiedossier is zo opgesteld dat het meerjarig meekan zonder tussentijds geactualiseerd te hoeven worden. Van die termijn wordt alleen afgeweken in het geval er dringende overwegingen zijn vanuit wet- en regelgeving, arbeidsmarkt of uitvoering.

  • b. In het kwalificatiedossier zijn verwante beroepen geclusterd tot een beroepengroep op basis van gemeenschappelijke kerntaken, werkprocessen, aard van het beroep en vakkennis en vaardigheden. De beroepengroep vormt de duurzame basis voor een dossier.

Verantwoordingsinformatie

  • c. In de verantwoordingsinformatie bij het kwalificatiedossier is een onderhoudsagenda opgenomen waarop relevante aandachtspunten voor het onderhoud zijn vermeld. De agenda bestrijkt een periode van 5 jaar.

De bovenstaande kwaliteitscriteria dienen in onderlinge samenhang te worden bezien. De kwaliteitscriteria zijn te onderscheiden, maar niet strikt te scheiden. Ze vullen elkaar aan, vloeien in elkaar over en er bestaat een spanningsrelatie tussen een aantal kwaliteitscriteria.

3. Het proces van toetsing

De Toetsingskamer toetst de kwaliteit van de kwalificatiedossiers, de keuzedelen, eisen mbo-certificaat en de kwalificatiestructuur als geheel aan de hand van de toetsingscriteria uit het Toetsingskader en de Instructie bij de ontwikkeling van kwalificatiedossiers, keuzedelen, het verbinden van certificaten aan keuzedelen en beroepsgerichte onderdelen, en verantwoordingsinformatie.

De Toetsingskamer brengt daarover een onafhankelijk advies uit aan het Bestuur SBB. Het proces voor de toetsing van onderdelen van de kwalificatiestructuur is onderscheidend per onderdeel.

Toetsproces

Het toetsproces kent twee formele toetsmomenten:

  • I. De Ingangstoets

    De Ingangstoets bij de indiening van een nieuw voorstel voor een onderdeel van de kwalificatiestructuur. De ingangstoets is niet van toepassing op de indiening van voorstellen voor keuzedelen. Hierbij kan op verzoek van de indiener wel een preadvies uitgevoerd worden.

  • II. De Eindtoets

    De Eindtoets vormt de finale toets op het onderdeel van de kwalificatiestructuur.

Tussentijds toetsen en tussentijdse advisering

Naast deze twee formele toetsen hanteert de Toetsingskamer voor het kwalificatiedossier tussentijdse toetsmomenten. De tussentoetsen hebben tot doel het monitoren van de kwaliteit van de kwalificatiedossiers binnen de gestelde ontwikkeltijd en te bewaken of deze voldoen aan de eisen. Deze toetsen hebben het karakter van een advies aan de het ontwikkelteam K&E van de werkorganisatie SBB en de sectorkamer over de kwaliteit van (de conceptversie van) het dossier.

Beroep

Een sectorkamer die meent in zijn belang geschaad te zijn door een beslissing van de Toetsingskamer kan in beroep gaan bij het bestuur SBB.

Advies aan het bestuur SBB

Als kwalificatiedossiers, keuzedelen, beroepsgerichte onderdelen en/of keuzedelen waaraan een certificaat verbonden wordt voldoen aan de in het Toetsingskader aangegeven kwaliteitseisen adviseert de Toetsingskamer het algemeen bestuur SBB om deze aan te bieden aan de minister van OCW ter formele vaststelling. Het bestuur SBB draagt dit advies over aan de minister van OCW, maar kan desgewenst gemotiveerd afwijken van het advies van de Toetsingskamer om een kwalificatiedossier, keuzedeel of een certificaat te verbinden aan een beroepsgericht onderdeel of keuzedeel al dan niet aan te bieden aan de minister ter formele vaststelling.

Er is één (en bij uitzondering twee) twee keer de mogelijkheid tot het vaststellen van een nieuw of vernieuwd kwalificatiedossier door de minister van OCW. Voor de overige onderdelen van de kwalificatiestructuur kan dat vier keer per jaar gebeuren. Het toetsproces van de Toetsingskamer is afgestemd op de data van vaststelling.

  1. DigiK is het programma waarmee alle dossiers en keuzedelen worden ontwikkeld. Vanuit DigiK worden de dossiers en keuzedelen gepubliceerd op de website kwalificatie-mijn.s-bb.nl. ^ [1]
  2. In de WEB is vastgelegd dat de nominale studieduur voor een niveau 2 opleiding 1 of 2 jaar kan zijn. Vanwege de vergelijkbaarheid wordt bij de berekening van de indicatieve studielast voor een certificaat uitgegaan te van 2 jaar (3.200 SBU). ^ [2]
  3. In de WEB is vastgelegd dat de nominale studieduur voor een niveau 3 opleiding 2 of 3 jaar kan zijn. Vanwege de vergelijkbaarheid wordt bij de berekening van de indicatieve studielast voor een certificaat, uitgegaan van 3 jaar (4.800 SBU) ^ [3]
Naar boven