Uitvoeringsbesluit identificatie- en rapportagevoorschriften Common Reporting Standard

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2018 t/m heden

Besluit van 23 december 2015, houdende identificatie- en rapportagevoorschriften voor rapporterende financiële instellingen met het oog op de automatische uitwisseling van inlichtingen op basis van de Common Reporting Standard (Uitvoeringsbesluit identificatie- en rapportagevoorschriften Common Reporting Standard)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 24 november 2015, nr. DB/2015/408 U;

Gelet op de artikelen 10a, 10b en 10c van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en artikel 8.133a van de Belastingwet BES;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 december 2015, nr. W06.15.0416/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 18 december 2015, nr. DB/2015/450;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 2. Definities

  • 1 Dit besluit verstaat onder:

    • a. wet: de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen;

    • b. bestaande rekening van een natuurlijk persoon: een bestaande rekening die door een of meer natuurlijke personen wordt gehouden;

    • c. nieuwe rekening van een natuurlijk persoon: een nieuwe rekening die door een of meer natuurlijke personen wordt gehouden;

    • d. bestaande entiteitsrekening: een bestaande rekening die door een of meer entiteiten wordt gehouden;

    • e. nieuwe entiteitsrekening: een nieuwe rekening die door een of meer entiteiten wordt gehouden;

    • f. lagewaarderekening: een bestaande rekening van een natuurlijk persoon met een totaal saldo of een totale waarde, te bepalen met inachtneming van bijlage I, sectie VII, onderdeel C, onder 1 en 3, van Richtlijn 2011/16/EU, per 31 december 2015 van niet meer dan een in euro’s uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met 1.000.000 USD;

    • g. hogewaarderekening: een bestaande rekening van een natuurlijk persoon met een totaal saldo of een totale waarde, te bepalen met inachtneming van bijlage I, sectie VII, onderdeel C, onder 1 en 3, van Richtlijn 2011/16/EU, op 31 december 2015 of op 31 december van enig daaropvolgend jaar van meer dan een in euro’s uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met 1.000.000 USD;

    • h. groepskapitaalverzekering: een groepskapitaalverzekering als bedoeld in bijlage I, sectie VII, onderdeel B, derde alinea, van Richtlijn 2011/16/EU;

    • i. groepslijfrenteverzekering: een groepslijfrenteverzekering als bedoeld in bijlage I, sectie VII, onderdeel B, vierde alinea, van Richtlijn 2011/16/EU.

  • 2 Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt, waar direct of indirect wordt verwezen naar de bepalingen in bijlage I, sectie III, onderdeel B, onder 2, 4 en 6, en onderdeel C, onder 5, 8 en 9, sectie IV, onderdeel B, sectie V, onderdeel D, onder 1, of sectie VI, onder 1, onderdeel b, van Richtlijn 2011/16/EU, in de desbetreffende bepalingen onder lidstaat mede verstaan andere deelnemende rechtsgebieden dan de lidstaten. Artikel 2a, vijfde lid, van de wet is hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen hebben, waar direct of indirect wordt verwezen naar de bepalingen in de bijlagen I en II van Richtlijn 2011/16/EU, in de desbetreffende bepalingen de begrippen te rapporteren persoon, te rapporteren rekening en passieve NFE de betekenis die deze hebben volgens artikel 2a van de wet.

Artikel 3. Eigen verklaring

  • 1 Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt onder een eigen verklaring verstaan een gedagtekende en ondertekende verklaring van een rekeninghouder of van een uiteindelijk belanghebbende van een passieve NFE met daarin opgenomen ten minste de volgende gegevens ten aanzien van de rekeninghouder of de uiteindelijk belanghebbende:

    • a. de naam;

    • b. het adres;

    • c. de fiscale woonstaat;

    • d. het fiscale identificatienummer; en

    • e. in geval van natuurlijke personen: de geboortedatum.

  • 2 In afwijking van het eerste lid bevat een eigen verklaring niet het fiscale identificatienummer van de rekeninghouder of de uiteindelijk belanghebbende van een passieve NFE indien de fiscale woonstaat van die rekeninghouder, onderscheidenlijk van die uiteindelijk belanghebbende, hem geen fiscaal identificatienummer heeft verstrekt. De vermelding van het fiscale identificatienummer in een eigen verklaring kan verder achterwege blijven in de gevallen waarvoor Onze Minister dit heeft bepaald.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn ook van toepassing indien op basis van in dit besluit opgenomen verwijzingen naar de bijlagen I en II van Richtlijn 2011/16/EU een eigen verklaring wordt voorgeschreven.

Hoofdstuk 2. Identificatie- en rapportagevoorschriften

Artikel 4. Bestaande rekening van een natuurlijk persoon

  • 1 Een rapporterende financiële instelling volgt met betrekking tot lagewaarderekeningen, met inachtneming van bijlage II, onder 1, van Richtlijn 2011/16/EU, de procedures die zijn opgenomen in bijlage I, sectie III, onderdeel B, van Richtlijn 2011/16/EU om vast te stellen of sprake is van te rapporteren rekeningen.

  • 2 Een rapporterende financiële instelling volgt met betrekking tot hogewaarderekeningen, met inachtneming van bijlage II, onder 1, van Richtlijn 2011/16/EU, de procedures die zijn opgenomen in bijlage I, sectie III, onderdeel C, onder 1 tot en met 5 en onder 7 tot en met 9, van Richtlijn 2011/16/EU om vast te stellen of sprake is van te rapporteren rekeningen.

  • 3 Een rapporterende financiële instelling volgt met betrekking tot een bestaande rekening die op 31 december 2015 niet een hogewaarderekening is maar die dat wel is op de laatste dag van een volgend kalenderjaar, uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de bestaande rekening een hogewaarderekening wordt de procedures die zijn opgenomen in bijlage I, sectie III, onderdeel C, onder 1 tot en met 5 en onder 7 tot en met 9, van Richtlijn 2011/16/EU om vast te stellen of sprake is van een te rapporteren rekening.

  • 4 Een rapporterende financiële instelling die op basis van een wijziging van omstandigheden weet of redenen heeft om te weten dat de fiscale woonstaat van de rekeninghouder is of kan zijn gewijzigd, verkrijgt, in afwijking in zoverre van het eerste en tweede lid, een actuele eigen verklaring van de rekeninghouder dan wel, in het geval eerder een eigen verklaring is verkregen, een redelijke uitleg en, waar nodig, aanvullende bewijsstukken indien deze de juistheid van de laatst verkregen eigen verklaring bevestigen.

  • 5 Een rapporterende financiële instelling mag nadat zij op basis van een wijziging van omstandigheden weet of redenen heeft om te weten dat de fiscale woonstaat van de rekeninghouder is of kan zijn gewijzigd, nog gedurende 90 dagen uitgaan van de fiscale woonstaat van de rekeninghouder zoals die is vastgesteld vóór de wijziging van omstandigheden.

Artikel 5. Nieuwe rekening van een natuurlijk persoon

  • 1 Een rapporterende financiële instelling verkrijgt, met inachtneming van bijlage I, sectie IV, onderdeel A, van Richtlijn 2011/16/EU, bij het openen van een nieuwe rekening door een natuurlijk persoon een eigen verklaring van de rekeninghouder.

  • 2 Indien uit de eigen verklaring, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat de rekeninghouder een te rapporteren persoon is, wordt de rekening aangemerkt als een te rapporteren rekening.

  • 3 Een rapporterende financiële instelling die op basis van een wijziging van omstandigheden weet of redenen heeft om te weten dat de laatst verkregen eigen verklaring van de rekeninghouder onjuist of onbetrouwbaar is, verkrijgt een actuele eigen verklaring van de rekeninghouder voor het vaststellen van diens fiscale woonstaat dan wel een redelijke uitleg en, waar nodig, aanvullende bewijsstukken die de juistheid van de laatst verkregen eigen verklaring bevestigen.

  • 4 Een rapporterende financiële instelling mag nadat zij op basis van een wijziging van omstandigheden weet of redenen heeft om te weten dat de laatst verkregen eigen verklaring van de rekeninghouder onjuist of onbetrouwbaar is, nog gedurende 90 dagen, doch uiterlijk tot de dag waarop een actuele eigen verklaring wordt verkregen, uitgaan van de fiscale woonstaat van de rekeninghouder zoals die is vermeld op de laatst verkregen eigen verklaring. Indien een rapporterende financiële instelling binnen de termijn van 90 dagen, bedoeld in de eerste volzin, geen actuele eigen verklaring of een redelijke uitleg en, waar nodig, aanvullende bewijsstukken als bedoeld in het derde lid heeft verkregen, merkt de rapporterende financiële instelling de rekeninghouder tot het moment waarop alsnog een dergelijke eigen verklaring of redelijke uitleg wordt verkregen aan als fiscaal inwoner van het rechtsgebied dat is vermeld op de laatst verkregen eigen verklaring, bedoeld in het derde lid, alsmede van het rechtsgebied waarin de rekeninghouder als gevolg van de wijziging van omstandigheden fiscaal woonachtig zou kunnen zijn.

Artikel 6. Bestaande entiteitsrekening

  • 1 Een rapporterende financiële instelling volgt met betrekking tot bestaande entiteitsrekeningen de procedures die zijn opgenomen in bijlage I, sectie V, onderdeel D, van Richtlijn 2011/16/EU om, met inachtneming van bijlage I, sectie VII, onderdeel C, onder 2, van die richtlijn, vast te stellen of sprake is van te rapporteren rekeningen. Indien een rapporterende financiële instelling bij de toepassing van de procedure, bedoeld in bijlage I, sectie V, onderdeel D, onder 2, onderdeel a, van Richtlijn 2011/16/EU, de status van de rekeninghouder als actieve NFE, passieve NFE of financiële instelling niet kan vaststellen, merkt deze de rekeninghouder aan als passieve NFE. Indien een rapporterende financiële instelling bij de toepassing van de procedure, bedoeld in bijlage I, sectie V, onderdeel D, onder 2, onderdeel c, onder ii, van Richtlijn 2011/16/EU, geen eigen verklaring van de rekeninghouder of de uiteindelijk belanghebbende verkrijgt, past deze de procedure, bedoeld in bijlage I, sectie III, onderdeel B, onder 2, van Richtlijn 2011/16/EU, toe om vast te stellen of de uiteindelijk belanghebbende een te rapporteren persoon is.

  • 2 Een rapporterende financiële instelling kan er, in afwijking van het eerste lid, voor kiezen om, hetzij voor alle bestaande entiteitsrekeningen tezamen hetzij voor elke duidelijk omschreven groep van bestaande entiteitsrekeningen afzonderlijk, de procedures, bedoeld in het eerste lid, niet toe te passen op bestaande entiteitsrekeningen met een, met inachtneming van bijlage I, sectie VII, onderdeel C, onder 2, van Richtlijn 2011/16/EU, totaal saldo of een totale waarde op 31 december 2015 van niet meer dan een in euro’s uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met USD 250.000. Indien het totale saldo of de totale waarde van een bestaande entiteitsrekening waarop de procedures, bedoeld in het eerste lid, op basis van de eerste volzin niet zijn toegepast, op 31 december van een volgend kalenderjaar, met inachtneming van bijlage I, sectie VII, onderdeel C, onder 2, van Richtlijn 2011/16/EU, hoger is dan een in euro’s uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met USD 250.000, volgt een rapporterende financiële instelling uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin het totale saldo of de totale waarde van die rekening hoger is dan een in euro’s uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met USD 250.000, met betrekking tot die rekening de procedures, bedoeld in het eerste lid, om vast te stellen of sprake is van een te rapporteren rekening.

  • 3 Een rapporterende financiële instelling die op basis van een wijziging van omstandigheden weet of redenen heeft om te weten dat de laatst verkregen eigen verklaring van een rekeninghouder of van een uiteindelijk belanghebbende dan wel andere documentatie die is gebruikt voor het vaststellen of een rekening een te rapporteren rekening is, onjuist of onbetrouwbaar is, volgt opnieuw de procedures die zijn opgenomen in bijlage I, sectie V, onderdeel D, van Richtlijn 2011/16/EU om vast te stellen of sprake is van een te rapporteren rekening, met dien verstande dat:

    • a. de rapporterende financiële instelling bij de toepassing van de procedure, bedoeld in bijlage I, sectie V, onderdeel D, onder 1, van Richtlijn 2011/16/EU, een actuele eigen verklaring van de rekeninghouder verkrijgt of een redelijke uitleg en, waar nodig, aanvullende bewijsstukken die de juistheid bevestigen van de laatst verkregen eigen verklaring of van de documentatie die is gebruikt om vast te stellen of de rekeninghouder een te rapporteren persoon is;

    • b. de rapporterende financiële instelling bij de toepassing van de procedure, bedoeld in bijlage I, sectie V, onderdeel D, onder 2, onderdeel a, van Richtlijn 2011/16/EU, een actuele eigen verklaring van de rekeninghouder verkrijgt of aanvullende bewijsstukken om de status van de rekeninghouder als actieve NFE, passieve NFE of financiële instelling vast te kunnen stellen;

    • c. de rapporterende financiële instelling bij toepassing van de procedure, bedoeld in bijlage I, sectie V, onderdeel D, onder 2, onderdeel c, van Richtlijn 2011/16/EU, een actuele eigen verklaring van de rekeninghouder of uiteindelijk belanghebbende verkrijgt of een redelijke uitleg en, waar nodig, aanvullende bewijsstukken die de juistheid bevestigen van de laatst verkregen eigen verklaring of van de documentatie die is gebruikt om vast te stellen of de uiteindelijk belanghebbende een te rapporteren persoon is.

  • 4 Een rapporterende financiële instelling voltooit de procedures, bedoeld in het derde lid, vóór het eind van het kalenderjaar waarin de wijziging van omstandigheden, bedoeld in dat lid, zich voordoet, dan wel, indien dit later is, uiterlijk 90 dagen nadat deze weet of redenen heeft om te weten dat sprake is van een wijziging van omstandigheden. Indien een rapporterende financiële instelling geen actuele eigen verklaring of redelijke uitleg en, waar nodig, aanvullende bewijsstukken als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, verkrijgt, merkt deze de rekeninghouder, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, aan als inwoner van zowel het rechtsgebied waarvan diens inwonerschap is vastgesteld vóór de wijziging van omstandigheden als het rechtsgebied waarin de rekeninghouder als gevolg van de wijziging van omstandigheden fiscaal woonachtig zou kunnen zijn. Indien een rapporterende financiële instelling geen actuele eigen verklaring of aanvullende bewijsstukken als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, verkrijgt, merkt deze de rekeninghouder, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, aan als passieve NFE. Indien een rapporterende financiële instelling geen actuele eigen verklaring of redelijke uitleg en, waar nodig, aanvullende bewijsstukken als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, verkrijgt, past deze de procedure, bedoeld in bijlage I, sectie III, onderdeel B, onder 2, van Richtlijn 2011/16/EU, toe om vast te stellen of de uiteindelijk belanghebbende, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, een te rapporteren persoon is.

Artikel 7. Nieuwe entiteitsrekening

  • 1 Een rapporterende financiële instelling volgt met betrekking tot nieuwe entiteitsrekeningen, met inachtneming van bijlage II, onder 2, van Richtlijn 2011/16/EU, de procedures die zijn opgenomen in bijlage I, sectie VI, van Richtlijn 2011/16/EU om vast te stellen of sprake is van te rapporteren rekeningen.

  • 2 Met betrekking tot een rapporterende financiële instelling die op basis van een wijziging van omstandigheden weet of redenen heeft om te weten dat de laatst verkregen eigen verklaring van een rekeninghouder of van een uiteindelijk belanghebbende dan wel andere documentatie die verband houdt met het vaststellen of de rekening een te rapporteren rekening is, onjuist of onbetrouwbaar is, is artikel 6, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8. Kapitaal- of lijfrenteverzekering en groepskapitaal- of groepslijfrenteverzekering

  • 1 Een rapporterende financiële instelling mag met betrekking tot een kapitaalverzekering of lijfrenteverzekering de alternatieve procedures die zijn opgenomen in bijlage I, sectie VII, onderdeel B, eerste alinea, van Richtlijn 2011/16/EU toepassen om vast te stellen of sprake is van een te rapporteren rekening.

  • 2 Een rapporterende financiële instelling mag met betrekking tot een groepskapitaalverzekering of groepslijfrenteverzekering de alternatieve procedures die zijn opgenomen in bijlage I, sectie VII, onderdeel B, tweede alinea, van Richtlijn 2011/16/EU toepassen om vast te stellen of sprake is van een te rapporteren rekening.

Artikel 9. Nadere identificatie- en rapportagevoorschriften

  • 1 Een financiële rekening is een te rapporteren rekening met ingang van het tijdstip waarop deze krachtens de identificatievoorschriften, bedoeld in dit hoofdstuk, als zodanig wordt aangemerkt en tot het tijdstip waarop deze rekening niet meer als een te rapporteren rekening kan worden aangemerkt.

  • 2 Een rapporterende financiële instelling mag niet vertrouwen op een eigen verklaring of bewijsstukken indien zij weet of redenen heeft om te weten dat de eigen verklaring of bewijsstukken onjuist of onbetrouwbaar zijn.

  • 3 Waar in dit besluit wordt uitgegaan van een saldo- of waardegrens op 31 december van een kalenderjaar, wordt, ingeval een rapporterende financiële instelling over een andere relevante periode rapporteert, het betreffende saldo of de betreffende waarde bepaald per de laatste dag van de relevante periode waarover wordt gerapporteerd die eindigt in het kalenderjaar.

  • 4 Een rapporterende financiële instelling mag de procedures voor het vaststellen of sprake is van een te rapporteren rekening voor nieuwe rekeningen toepassen op bestaande rekeningen en de procedures voor het vaststellen of sprake is van een te rapporteren rekening voor hogewaarderekeningen toepassen op lagewaarderekeningen. Indien van de mogelijkheid gebruik wordt gemaakt om de procedures voor het vaststellen of sprake is van een te rapporteren rekening voor nieuwe rekeningen op bestaande rekeningen toe te passen, blijven de voor het overige voor bestaande rekeningen geldende regels van toepassing.

  • 5 Een rapporterende financiële instelling legt vast welke stappen zij heeft gezet en op welke bewijsmiddelen zij heeft vertrouwd bij de uitvoering van de identificatie- en rapportagevoorschriften die voortvloeien uit de wet en dit besluit en bewaart die bewijsmiddelen. Onze Minister verkrijgt met het oog op de door Onze Minister te verstrekken informatie, bedoeld in de artikelen 10b en 10c van de wet, aan rechtsgebieden ten aanzien waarvan het land Nederland een verplichting heeft om die informatie te verstrekken desgevraagd binnen een door hem te stellen termijn en op een door hem te bepalen wijze inzage in die stappen en bewijsmiddelen.

Artikel 10. Wijze en tijdstip van gegevensverstrekking

Een rapporterende financiële instelling verstrekt de gegevens en inlichtingen, bedoeld in de artikelen 10b tot en met 10f van de wet, op een door Onze Minister voorgeschreven wijze. De gegevens en inlichtingen worden uiterlijk verstrekt op 31 januari van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de gegevens en inlichtingen betrekking hebben. Indien een rapporterende financiële instelling rapporteert over een andere relevante periode dan een kalenderjaar, worden de gegevens en inlichtingen uiterlijk verstrekt op 31 januari van het jaar volgend op het kalenderjaar waarin de laatste dag valt van de periode waarover wordt gerapporteerd. Onze Minister kan toestaan dat wordt afgeweken van de datum van 31 januari, bedoeld in de tweede en derde volzin.

Hoofdstuk 3. Overgangsbepalingen

Artikel 11. Aanwijzing rechtsgebieden ten behoeve van eerste identificatie

Een rapporterende financiële instelling stelt bij toepassing van de procedures, bedoeld in de artikelen 4 en 6, ook vast of een rekeninghouder van een bestaande rekening of een uiteindelijk belanghebbende van een passieve NFE met een bestaande rekening fiscaal inwoner is van een of meer van de bij ministeriële regeling aan te wijzen rechtsgebieden.

Artikel 12. Tijdstip eerste identificatie

  • 1 Voor hogewaarderekeningen wordt uiterlijk op 31 december 2016 voor het eerst vastgesteld of sprake is van een te rapporteren rekening.

  • 2 Voor lagewaarderekeningen wordt uiterlijk op 31 december 2017 voor het eerst vastgesteld of sprake is van een te rapporteren rekening.

  • 3 Voor bestaande entiteitsrekeningen met een totaal saldo of een totale waarde op 31 december 2015 van meer dan een in euro’s uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met USD 250.000, wordt uiterlijk op 31 december 2017 voor het eerst vastgesteld of sprake is van een te rapporteren rekening.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 14. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2016 en vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot gegevens en inlichtingen over het kalenderjaar 2016.

Artikel 15. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit identificatie- en rapportagevoorschriften Common Reporting Standard.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 23 december 2015

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Financiën,

E.D. Wiebes

Uitgegeven de dertigste december 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie,

G.A. van der Steur

Naar boven