Regeling S&O-afdrachtvermindering

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-01-2016 t/m 17-04-2020

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 22 oktober 2015, nr. WJZ/15116106, houdende voorschriften betreffende de S&O-afdrachtvermindering (Regeling S&O-afdrachtvermindering)

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2

Tot speur- en ontwikkelingswerk wordt niet gerekend:

  • a. het bouwen of inrichten van apparatuur bestemd voor toepassing in de praktijk;

  • b. werkzaamheden met betrekking tot het invoeren en aanpassen van aangeschafte of aan te schaffen technologie, producten, processen of programmatuur, dan wel onderdelen daarvan onverminderd het bepaalde in onderdeel s, onder 5°;

  • c. onderzoek naar de aanwezigheid van delfstoffen;

  • d. het verrichten van beleidsstudies en strategische studies;

  • e. werkzaamheden rondom informatieve bijeenkomsten, zoals het opzetten, geven en volgen van cursussen, scholing, symposia en congressen;

  • f. analyse en beoordeling van bestaande productieprocessen, indien er geen directe samenhang is met eigen speur- en ontwikkelingswerk;

  • g. productvergelijkend onderzoek, indien er geen directe samenhang is met eigen speur- en ontwikkelingswerk;

  • h. verandering van uitsluitend vormgeving of afmetingen van producten of programmatuur;

  • i. kwaliteitscontrole, andere dan de directe controle van uitgevoerd eigen speur- en ontwikkelingswerk, en kwaliteitsborging;

  • j. werkzaamheden met betrekking tot bouwkundige en installatietechnische ontwerpen op basis van bestaande technieken;

  • k. voorbereiding en uitvoering van de productie;

  • l. het bouwen van een pilot-plant op productieschaal, dan wel een prototype, zijnde een realisatie van het werkingsprincipe, waarvan aannemelijk is dat het een productieve of commerciële betekenis kan hebben;

  • m. werkzaamheden, door de S&O-inhoudingsplichtige of S&O-belastingplichtige verricht ten behoeve van door een ander verricht speur- en ontwikkelingswerk, die op zich zelf niet zijn aan te merken als speur- en ontwikkelingswerk;

  • n. werkzaamheden met betrekking tot in technologische zin niet significante aanpassingen aan of wijzigingen van bestaande producten of processen;

  • o. werkzaamheden met betrekking tot het opstellen en aanpassen van recepturen en de samenstelling van een product zonder dat er sprake is van een technisch nieuw werkingsprincipe van het desbetreffende product;

  • p. het opstellen en toetsen van niet technische specificaties;

  • q. het opstellen of bepalen van functionele eisen en randvoorwaarden;

  • r. het opstellen en uitvoeren van testen die niet direct en uitsluitend zijn gericht op het aantonen van het werkingsprincipe door de S&O-inhoudingsplichtige of S&O-belastingplichtige;

  • s. de volgende activiteiten in relatie tot programmatuur:

    • 1°. onderhoud van programmatuur;

    • 2°. het beschrijven van architectuur;

    • 3°. het ontwerpen of bouwen van een nieuw systeem;

    • 4°. het geschikt maken van bestaande programmatuur voor een ander hardware- of softwareplatform waarbij onder platform wordt verstaan het geheel van hardware en besturingsprogrammatuur waarop informatiesystemen worden ontwikkeld (ontwikkelplatform) of in productie worden genomen (doelplatform);

    • 5°. het ontwikkelen van programmatuur die bestaande programmatuur op een voor de S&O-inhoudingsplichtige of S&O-belastingplichtige technisch nieuwe wijze integreert of laat samenwerken, tenzij de bestaande programmatuur hoofdzakelijk binnen de onderneming van de S&O-inhoudingsplichtige, binnen de fiscale eenheid waarvan de S&O-inhoudingsplichtige deel uitmaakt, of binnen de onderneming van de S&O-belastingplichtige, is ontwikkeld en wordt toegepast.

Artikel 3

  • 1 De S&O-inhoudingsplichtige of de S&O-belastingplichtige voert gedurende het kalenderjaar waarin de S&O-verklaring afgegeven is per project een zodanige administratie dat daaruit op eenvoudige en duidelijke wijze zijn af te leiden:

    • a. de aard, inhoud en voortgang van het werk dat is verricht;

    • b. op welke dagen door een werknemer van de S&O-inhoudingsplichtige of door de S&O-belastingplichtige het werk is verricht en om hoeveel uur het per dag ging.

  • 2 Onverminderd het eerste lid voert de S&O-inhoudingsplichtige, ingeval aan hem een S&O-verklaring is afgegeven die ook een bedrag aan kosten en uitgaven als bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel d, van de wet bevat, gedurende het kalenderjaar waarin de S&O-verklaring afgegeven is per project een zodanige administratie dat daaruit op eenvoudige en duidelijke wijze zijn af te leiden:

    • a. dat de kosten en uitgaven uitsluitend dienstbaar, onderscheidenlijk dienstbaar, en direct toerekenbaar zijn aan het werk dat in het betreffende kalenderjaar is verricht;

    • b. het bedrag aan de gerealiseerde kosten en uitgaven;

    • c. de datum waarop de kosten en uitgaven zijn betaald.

  • 3 Ingeval een S&O-verklaring is afgegeven waarin een bedrag aan kosten en uitgaven is toegekend van een lichaam dat deel uitmaakt van dezelfde fiscale eenheid als de S&O-inhoudingsplichtige, is de S&O-inhoudingsplichtige ook wat betreft deze kosten en uitgaven gehouden een administratie als bedoeld in het tweede lid te voeren.

  • 4 De S&O-inhoudingsplichtige of de S&O-belastingplichtige houdt de administratie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, zodanig bij dat deze binnen twee maanden na afloop van het kalenderkwartaal waarin het werk is verricht, beschikbaar is voor controle.

  • 5 De S&O-inhoudingsplichtige of de S&O-belastingplichtige houdt de administratie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, steeds zodanig bij dat deze uiterlijk 10 werkdagen na een dag waarop het werk is verricht, beschikbaar is voor controle.

  • 6 De S&O-inhoudingsplichtige houdt de administratie, bedoeld in het tweede en derde lid, zodanig bij dat deze op het moment van de mededeling, bedoeld in artikel 24, derde en vierde lid, van de wet, beschikbaar is voor controle.

Artikel 4

Indien de S&O-inhoudingsplichtige in de aanvraag van een S&O-verklaring gekozen heeft voor een bedrag aan kosten en uitgaven als bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel d, van de wet, wordt de termijn, bedoeld in artikel 22, derde lid, tweede volzin, van de wet, voor de beslissing op de S&O-aanvraag met acht weken verlengd.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 oktober 2015

De

Minister

van Economische Zaken,

H.G.J. Kamp

Naar boven