Besluit rapportage van betalingen aan overheden

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2024. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 01-12-2015 t/m heden

Besluit van 10 november 2015, houdende regels ter uitvoering van de artikelen 41 tot en met 46 van richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PbEU 2013, L 182) en van artikel 6 van Richtlijn 2013/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en Richtlijn 2007/14/EG van de Commissie tot vaststelling van concrete uitvoeringsvoorschriften van een aantal bepalingen van Richtlijn 2004/109/EG (PbEU 2013, L 294) (Besluit rapportage van betalingen aan overheden)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 16 september 2015, nr. 684628, gedaan mede namens Onze Minister van Financiën;

Gelet op artikel 392a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 5:25w, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 oktober 2015, nr. W03.15.0328/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 6 november 2015, nr. 700493;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. actief in de houtkap van oerbossen: activiteiten ontplooiend in oerbossen die vallen onder sectie A, afdeling 02, Groep 02.2, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 (PbEU 2006, L 393);

  • b. actief in de winningsindustrie: activiteiten ontplooiend op het gebied van de exploratie, prospectie, opsporing, ontwikkeling en winning van mineralen, aardolie, aardgas en andere stoffen, binnen de economische activiteiten die vallen onder sectie B, afdelingen 05 tot 08, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006, hiervoor genoemd in onderdeel a;

  • c. betaling: een in geld of in natura betaald bedrag voor in de onderdelen a en b beschreven activiteiten, van de volgende typen:

    • 1°. productierechten;

    • 2°. belastingen over de inkomsten, de productie of de winsten van rechtspersonen, met uitzondering van verbruiksbelastingen zoals belastingen over de toegevoegde waarde, inkomstenbelastingen of omzetbelastingen;

    • 3°. royalty's;

    • 4°. dividenden;

    • 5°. ondertekenings-, opsporings- en productiebonussen;

    • 6°. licentierechten, huurprijzen, toetredingsgelden en andere vergoedingen voor licenties of concessies; en

    • 7°. betalingen voor infrastructuurverbeteringen;

  • d. grote rechtspersoon: een rechtspersoon die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, niet heeft voldaan aan ten minste twee van de vereisten, bedoeld in artikel 397, eerste en tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • e. lidstaat: een staat die lid is van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

  • f. organisatie van openbaar belang: een rechtspersoon als bedoeld in artikel 398, zevende lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • g. overheid: elke nationale, regionale of lokale autoriteit van een lidstaat of van een derde land. Onder overheid vallen tevens departementen, organen of ondernemingen waarover die autoriteit overheersende zeggenschap uitoefent als bedoeld in artikel 406 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • h. project: de operationele activiteiten die worden beheerst door één enkele overeenkomst of één enkele licentie, huurovereenkomst, concessie of soortgelijke overeenkomst, en die de basis voor betalingsverplichtingen ten aanzien van een overheid vormen. Indien verscheidene overeenkomsten van dien aard wezenlijk met elkaar zijn verbonden, wordt dit niettemin als één project beschouwd;

  • i. uitgevende instelling: een uitgevende instelling als bedoeld in artikel 5:25e van de Wet op het financieel toezicht.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing op grote rechtspersonen, op organisaties van openbaar belang en op uitgevende instellingen die actief zijn in de winningsindustrie of in de houtkap van oerbossen.

Artikel 3

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2024. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De grote rechtspersonen, de organisaties van openbaar belang en de uitgevende instellingen stellen jaarlijks een verslag op over betalingen aan overheden en maken dit verslag openbaar.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de grote rechtspersonen, de organisaties van openbaar belang en de uitgevende instellingen waarvan de aan overheden verrichte betalingen zijn opgenomen in een geconsolideerd verslag over betalingen aan overheden dat overeenkomstig artikel 5 of overeenkomstig het recht van een lidstaat is opgesteld.

Artikel 4

  • 1 Een betaling, hetzij afzonderlijk, hetzij in een reeks van samenhangende betalingen, hoeft niet in het verslag te worden vermeld indien deze betaling in een boekjaar minder dan € 100.000 bedraagt.

  • 2 Met betrekking tot de in artikel 1, onderdelen a en b, omschreven activiteiten wordt de onderstaande informatie voor het betrokken boekjaar in het verslag opgenomen:

    • a. het totale bedrag van aan elke overheid gedane betalingen;

    • b. het totale bedrag per soort betaling als genoemd in artikel 1, onderdeel c, die aan elke overheid is gedaan;

    • c. ingeval deze betalingen aan een bepaald project zijn toegewezen, het totale bedrag per soort betaling als genoemd in artikel 1, onderdeel c, die voor elk dergelijk project is gedaan, en het totale bedrag aan betalingen voor elk dergelijk project.

  • 3 De rechtspersonen kunnen betalingen die zij verrichten om te voldoen aan betalingsverplichtingen op het niveau van de entiteit, op entiteitsniveau in plaats van op projectniveau rapporteren.

  • 4 Betalingen in natura aan een overheid worden in waarde en, waar van toepassing, in volume vermeld. Toegelicht wordt hoe de waarde is bepaald.

  • 5 De rapportage van de in dit artikel bedoelde betalingen strookt in de eerste plaats met het wezen, en dan pas met de vorm, van de betrokken betaling of activiteit. Betalingen en activiteiten worden niet kunstmatig gesplitst of samengevoegd om de toepassing van dit besluit te omzeilen.

Artikel 5

  • 1 De grote rechtspersonen, de organisaties van openbaar belang en de uitgevende instellingen die ingevolge artikel 406 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of ingevolge artikel 5:25c, derde, vierde en vijfde lid, van de Wet op het financieel toezicht gehouden zijn een geconsolideerde jaarrekening op te stellen, stellen een geconsolideerd verslag op over de betalingen aan overheden. Een grote rechtspersoon, organisatie van openbaar belang en uitgevende instelling als bedoeld in dit artikel wordt geacht actief te zijn in de winningsindustrie of in de houtkap van oerbossen indien een of meer rechtspersonen, waarvan de financiële gegevens opgenomen zijn in de geconsolideerde jaarrekening, actief zijn in de winningsindustrie of in de houtkap van oerbossen. Het geconsolideerde verslag omvat uitsluitend betalingen die voortvloeien uit winnings- en houtkapactiviteiten.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde verplichting om een geconsolideerd verslag op te stellen, is niet van toepassing:

    • a. indien bij consolidatie de grenzen van artikel 396 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek niet zouden worden overschreden, tenzij een van de in de consolidatie te betrekken rechtspersonen een organisatie van openbaar belang of een uitgevende instelling is; of

    • b. indien het gaat om een groepsdeel waarvan de betalingen aan overheden zijn opgenomen in een geconsolideerd verslag van een groter geheel, indien de rechtspersoon die dat geconsolideerde verslag opstelt, onder het recht van een lidstaat valt.

  • 3 De betalingen aan overheden van een grote rechtspersoon, een organisatie van openbaar belang of een uitgevende instelling hoeven niet in een geconsolideerd verslag over betalingen aan overheden te worden opgenomen indien:

    • a. ingrijpende en langdurige beperkingen in wezenlijke mate de consoliderende rechtspersoon bemoeilijken in de uitoefening van zijn rechten ten aanzien van de activa of het bestuur van de in de aanhef van dit lid bedoelde rechtspersoon;

    • b. het om zeer uitzonderlijke gevallen gaat waarin de gegevens die nodig zijn om het geconsolideerde verslag over betalingen aan overheden overeenkomstig dit besluit op te stellen, niet kunnen worden verkregen zonder onevenredige kosten of onverantwoorde vertraging; of

    • c. de aandelen in deze rechtspersoon uitsluitend met het oog op latere vervreemding worden gehouden.

    Deze vrijstellingen gelden enkel wanneer zij tevens ten behoeve van de geconsolideerde jaarrekening worden toegepast.

Artikel 6

De in de artikelen 2 en 5 bedoelde rechtspersonen, organisaties van openbaar belang en uitgevende instellingen die een verslag opstellen en openbaar maken dat voldoet aan de verslagleggingsvereisten van een derde land die overeenkomstig artikel 47 van richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PbEU 2013, L 182) als gelijkwaardig aan de vereisten van hoofdstuk 10 van die richtlijn zijn beoordeeld, zijn vrijgesteld van de vereisten van dit besluit, behoudens voor de verplichting om dat verslag bekend te maken als bedoeld in artikel 392a, tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 5:25e van de Wet op het financieel toezicht.

Artikel 7

  • 1 Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende uitgevende instellingen verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2 De in dit besluit vervatte voorschriften zijn van toepassing op verslagen die worden opgesteld over de boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2016.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 10 november 2015

Willem-Alexander

De Minister van Veiligheid en Justitie,

G.A. van der Steur

De Minister van Financiën,

J.R.V.A. Dijsselbloem

Uitgegeven de zesentwintigste november 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie,

G.A. van der Steur

Naar boven