Reglement Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het onderwijs

[Regeling vervallen per 01-01-2016.]
Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 31-10-2015 t/m 31-12-2015

Reglement Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het onderwijs

Preambule

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

In 1992 richtten de sociale partners in het onderwijs de Stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs op met als doel het bieden van waarborgen aan aangeslotenen voor de kosten voor vervanging bij afwezigheid van personeel en het invoeren en in stand houden van bedrijfsgezondheidszorg in het primair onderwijs, alsmede het bevorderen en bewaken van die zorg.

Het bestuur stelt, conform het bepaalde op grond van artikel 183, vierde lid van de WPO juncto artikel artikel 169, vierde lid van de WEC, het Reglement vast waarin bepaald wordt welke rechten de aangeslotenen in het kader van de taakuitoefening van de stichting, als hierboven genoemd, jegens de stichting kunnen doen gelden en tot welke verplichtingen de aangeslotenen jegens de stichting zijn gehouden.

Dit Reglement is op (nog nader in te vullen) vastgesteld door het bestuur van de Stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg en is in werking getreden op 1 januari 2016.

Hoofdstuk 2. Aansluiting bij het Vervangingsfonds

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

§ 2.1. Wettelijk verplichte aansluiting en vrijwillige aanmelding

[Vervallen per 01-01-2016]

§ 2.2. Eigenrisicodragerschap

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 7. Aanvraag bevoegd gezag ERD-som van ten minste 20 miljoen euro

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Een bevoegd gezag kan bij het Vervangingsfonds een schriftelijke aanvraag indienen tot verlening van het eigenrisicodragerschap.

  • 2 Het Vervangingsfonds verleent het eigenrisicodragerschap per 1 januari.

  • 3 Uiterlijk acht weken voorafgaand aan deze datum dient de aanvraag door het Vervangingsfonds te zijn ontvangen.

  • 4 Het Vervangingsfonds verleent aan het bevoegd gezag dat een aanvraag als bedoeld in het eerste lid heeft gedaan het eigenrisicodragerschap, mits het heeft aangetoond dat het een ERD-som heeft van ten minste 20 miljoen euro.

  • 5 Een bevoegd gezag overlegt bij de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, een door de PMR of, indien sprake is van een PGMR, door de PGMR ondertekende verklaring waaruit blijkt dat de aanvraag met instemming van de PMR dan wel PGMR is gedaan. Indien deze verklaring bij de aanvraag ontbreekt, neemt het Vervangingsfonds de aanvraag niet in behandeling.

  • 6 Binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, besluit het Vervangingsfonds of het eigenrisicodragerschap wordt verleend.

Artikel 9. Aanvraag bevoegd gezag met een ERD-som lager dan 20 miljoen euro

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Een bevoegd gezag kan bij het Vervangingsfonds een schriftelijke aanvraag indienen tot verlening van het eigenrisicodragerschap.

  • 2 Het Vervangingsfonds verleent het eigenrisicodragerschap per 1 januari.

  • 3 Uiterlijk acht weken voorafgaand aan deze datum dient de aanvraag door het Vervangingsfonds te zijn ontvangen.

  • 4 Het Vervangingsfonds verleent aan een bevoegd gezag dat een aanvraag als bedoeld in het eerste lid heeft gedaan en een ERD-som heeft lager dan 20 miljoen euro het eigenrisicodragerschap, indien het heeft voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. het bevoegd gezag toont aan dat de aanvraag met instemming van de PMR of, indien er sprake is van een GMR, van de PGMR, is gedaan. Het overlegt daartoe een door de PMR dan wel PGMR ondertekende verklaring waaruit deze instemming blijkt;

    • b. het bevoegd gezag toont aan dat het een met instemming van de PMR of, indien er sprake is van een GMR, van de PGMR, vastgesteld verzuim- en vervangingsbeleid heeft. Het overlegt daartoe een door de PMR dan wel PGMR ondertekende verklaring waaruit deze instemming blijkt;

    • c. het bevoegd gezag toont aan dat de PMR of, indien er sprake is van een GMR, de PGMR, heeft ingestemd met een rapportage over succesvol uitgevoerd verzuim- en vervangingsbeleid gedurende minimaal een kalenderjaar voorafgaand aan het kalender jaar waarin de aanvraag is ingediend. Het overlegt daartoe een door de PMR dan wel PGMR ondertekende verklaring waaruit deze instemming blijkt;

    • d. het bevoegd gezag toont aan:

      • dat het in het kalenderjaar voorafgaand aan de aanvraag een verzuimpercentage heeft van ten hoogste 10 procent; of

      • dat sprake is van een daling van het ziekteverzuimpercentage van het bevoegd gezag in het kalenderjaar voorafgaande aan de aanvraag met ten minste 10 procent ten opzichte van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan de aanvraag.

  • 5 Het bestuur stelt per kalenderjaar de hoogte van het ziekteverzuimpercentage als bedoeld in het vierde lid, onder d vast.

  • 6 Het Vervangingsfonds toetst het verzuimpercentage van het bevoegd gezag als bedoeld in het vierde lid, onder d op basis van de Beleidsregels verzuimgegevens eigenrisicodragerschap.

  • 7 Binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, besluit het Vervangingsfonds of het eigenrisicodragerschap wordt verleend.

Artikel 11. Aanvraag samenwerkende bevoegde gezagsorganen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Samenwerkende bevoegde gezagsorganen kunnen bij het Vervangingsfonds een schriftelijke aanvraag indienen tot verlening van het eigenrisicodragerschap.

  • 2 Het Vervangingsfonds verleent het eigenrisicodragerschap per 1 januari.

  • 3 Uiterlijk acht weken voorafgaand aan deze datum dient de aanvraag door het Vervangingsfonds te zijn ontvangen.

  • 4 De criteria waaraan de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, moet voldoen zijn opgenomen in bijlage 1 van dit Reglement.

  • 5 De aanvraag gaat vergezeld van een lijst van alle bevoegde gezagsorganen die aan de samenwerking deelnemen. Van elk bevoegd gezagsorgaan wordt de ERD-som vermeld.

  • 6 De aanvraag gaat vergezeld van een samenwerkingsplan, waarin in ieder geval de volgende onderwerpen zijn geregeld:

    • a. de verantwoordelijkheden en de organisatiestructuur van de samenwerkende bevoegde gezagsorganen;

    • b. de financiële huishouding van de samenwerkende bevoegde gezagsorganen;

    • c. het vervangingsbeleid binnen de samenwerkende bevoegde gezagsorganen;

    • d. het verzuimbeleid binnen de samenwerking van bevoegde gezagsorganen;

    • e. afspraken die gelden bij uittreding of toetreding van besturen tot de samenwerkende bevoegde gezagsorganen;

    • f. maatregelen die zijn genomen ter borging van de instandhouding van de samenwerkende bevoegde gezagsorganen.

  • 7 De onderwerpen, bedoeld in het zesde lid, moeten zo zijn uitgewerkt dat er óf reeds op het laatste moment van de aanvraag sprake is van gezamenlijk vigerend beleid bij de deelnemende bevoegde gezagsorganen óf dat op zijn laatst op de dag dat het eigenrisicodragerschap ingaat dit gezamenlijk vigerend beleid wordt.

  • 8 De samenwerkende bevoegde gezagsorganen overleggen bij de aanvraag als bedoeld in het eerste lid een door de PMR of, indien sprake is van een PGMR, door de PGMR van elk van de deelnemende bevoegde gezagsorganen een ondertekende verklaring waaruit blijkt dat de aanvraag met instemming van de PMR dan wel PGMR is gedaan. Indien deze verklaring bij de aanvraag ontbreekt, neemt het Vervangingsfonds de aanvraag niet in behandeling.

  • 9 Bij de behandeling van de aanvraag wordt beoordeeld of de in het zesde lid genoemde onderwerpen, gelet op de kwaliteit en de inhoud, op afdoende wijze in het samenwerkingsplan zijn geregeld.

  • 10 Binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag, besluit het Vervangingsfonds of het eigenrisicodragerschap wordt verleend.

  • 11 Voorafgaand aan de aanvraag, kunnen samenwerkende bevoegde gezagsorganen bij het Vervangingsfonds advies aanvragen of de vereiste onderwerpen in het concept-samenwerkingsplan compleet zijn en voldoende zijn uitgewerkt.

  • 12 De aanvraag voor het advies, genoemd in het elfde lid, wordt uiterlijk 15 september van het betreffende kalenderjaar bij het Vervangingsfonds ingediend. Binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag ontvangt de aanvrager een advies. Aan dit advies kunnen geen rechten worden ontleend.

Artikel 15. Aanvraag eigenrisicodragerschap per 1 januari 2016

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 In afwijking van artikel 7, derde lid, artikel 9, derde lid en artikel 11, derde lid, geldt voor een aanvraag voor het eigenrisicodragerschap per 1 januari 2016 het bepaalde onder a en b.

    • a. de aanvraag om per 1 januari 2016 eigenrisicodrager te worden is op uiterlijk 31 december 2015 door het Vervangingsfonds ontvangen.

    • b. indien de aanvraag, genoemd onder a, niet volledig is, kan deze aanvraag tot uiterlijk 15 maart 2016 worden aangevuld.

Hoofdstuk 5. Financiële varianten

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

§ 5.1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 41. Aanmelding financiële variant

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Een bevoegd gezag waaraan het Vervangingsfonds de status van eigenrisicodrager heeft verleend, kan zich aanmelden voor één van de financiële varianten als bedoeld in artikel 47.

  • 2 De aanmelding kan alleen door een individueel bevoegd gezag plaatsvinden.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, kan een bevoegd gezag, dat ten tijde van de aanmelding geen eigenrisicodrager is, zich aanmelden voor één van de financiële varianten als bedoeld in artikel 47, onder de opschortende voorwaarde dat het Vervangingsfonds aan het bevoegd gezag de status van eigenrisicodrager verleent op de aanvraag daartoe van het bevoegd gezag. Voor zover het bevoegd gezag nog geen aanvraag tot het verlenen van de status van eigenrisicodrager heeft ingediend, dient deze aanvraag binnen veertien dagen na de aanmelding bij het Vervangingsfonds te zijn ingediend, bij gebreke waarvan de aanmelding niet in behandeling wordt genomen.

  • 4 De ingangsdatum van de financiële variant vindt plaats per 1 januari van een kalenderjaar. Het bevoegd gezag dient zich uiterlijk 31 oktober voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar schriftelijk bij het Vervangingsfonds aan te melden voor een financiële variant.

  • 5 In afwijking van het vierde lid, geldt voor de aanmelding voor een van de financiële varianten per 1 januari 2016 het bepaalde onder a en b:

    • a. het bevoegd gezag heeft op uiterlijk 31 december 2015 het voornemen om zich aan te melden voor één van de financiële varianten aan het Vervangingsfonds schriftelijk kenbaar gemaakt;

    • b. het Vervangingsfonds heeft de definitieve aanmelding uiterlijk op 15 maart 2016 ontvangen.

  • 6 De aanmelding voor één van de financiële varianten kan uitsluitend plaatsvinden voor al het personeel van het bevoegd gezag.

Naar boven