Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 9 maart
2015, nr. IenM/BSK-2015/38586, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële
emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (herschikking)
(PbEU 2010, L 334), richtlijn 94/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende de beheersing
van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van de opslag van
benzine en de distributie van benzine vanaf terminals naar benzinestations (PbEG 1994,
L 365), richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PbEG
1991, L 135), richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een
kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG 2000, L 327),
richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen
en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PbEU 2008, L 312);
Gelet op de artikelen 8.40, 8.41, 8.42, 8.42a, 9.5.1 tot en met 9.5.3, 10.2, tweede lid, en 10.32 van de Wet milieubeheer, de artikelen 1.1, derde lid, 2.1, eerste lid, onder i, 2.1, derde lid, 2.14, zesde lid, en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, en de artikelen 6.2, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel b, 6.6 en 6.7, van de Waterwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord advies van 10 juli 2015, nr.
W14.15.0062/IV;
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van
10 september 2015, nr. IenM/BSK-2015/174813, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische
Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan: