Uitvoeringsbesluit Bankwet 1998

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 29-07-2015 t/m heden

Besluit van 10 juli 2015, houdende regels met betrekking tot de uitvoering van hoofdstuk IIB van de Bankwet 1998 (Uitvoeringsbesluit Bankwet 1998)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 15 juli 2014, FM/2014/1160 M, directie Financiële Markten;

Gelet op de artikelen 9d, eerste lid, aanhef en onderdeel b, tweede, derde en vierde lid, en 9g, tweede lid, van de Bankwet 1998;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 10 oktober 2014, no. W06.14.0279/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën, FM/2014/1577 U, directie Financiële Markten;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. (aanwijzen organisaties en gegevens)

  • 3 De categorieën, bedoeld in artikel 9d, tweede lid, van de Bankwet 1998 en de gegevens die de Bank bij hen kan opvragen, zijn:

    • a. de Stichting Bureau Kredietregistratie gevestigd te Tiel, waarbij gegevens kunnen worden opgevraagd die zijn geregistreerd in haar Centraal Krediet Informatiesysteem, zijnde een stelsel van kredietregistratie als bedoeld in artikel 4:32 van de Wet op het financieel toezicht;

    • b. financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, waarbij gegevens kunnen worden opgevraagd over balansposten van die ondernemingen en financiële transacties van die ondernemingen met andere partijen, voor zover deze gegevens niet door de Bank kunnen worden verkregen uit hoofde van de Wet op het financieel toezicht;

    • c. ondernemingen die buiten het reguliere bankwezen actief zijn in het kredietintermediatieproces, waarbij gegevens kunnen worden opgevraagd over balansposten van die ondernemingen en financiële transacties van die ondernemingen met andere partijen.

Artikel 2. (termijn)

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de Bank een kortere termijn stellen indien dit vanwege de spoedeisendheid van het verzoek noodzakelijk is.

Artikel 3. (kosten)

De instanties, bedoeld in artikel 1, tweede lid, en derde lid, onderdeel a, mogen de kosten die zij hebben gemaakt voor het verzamelen, produceren, vermenigvuldigen en verstrekken van gegevens, in rekening brengen bij de Bank.

Artikel 4. (basisbedrag boete)

  • 2 De Bank kan het basisbedrag met ten hoogste 100 procent verlagen of met ten hoogste 50 procent verhogen, indien de ernst of de duur van de overtreding een dergelijke verlaging of verhoging rechtvaardigt.

  • 3 De Bank kan voorts het basisbedrag met ten hoogste 100 procent verlagen of met ten hoogste 50 procent verhogen, indien de mate van verwijtbaarheid van de overtreder een dergelijke verlaging of verhoging rechtvaardigt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad wordt geplaatst.

Wassenaar, 10 juli 2015

Willem-Alexander

De Minister van Financiën,

J.R.V.A. Dijsselbloem

Uitgegeven de achtentwintigste juli 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie,

G.A. van der Steur

Naar boven