Circulaire bijzondere opsporingsgelden

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Circulaire bijzondere opsporingsgelden

Houdende regels van de Minister van Veiligheid en Justitie inzake het toekennen en beschikbaar stellen van gelden ten behoeve van de financiële beloning van informanten, burgerinfiltranten, burgerpseudokopers, burgerpseudodienstverleners, burgers met wie een overeenkomst ex artikel 126v of 126zt Wetboek van Strafvordering is afgesloten en tipgevers, alsmede voor het toekennen en beschikbaar stellen van toon-, pseudokoop-, opkoop- en andere bijzondere gelden ter ondersteuning van de opsporing.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze Circulaire wordt verstaan onder:

  • a. Tipgeld:

    • 1°. Geld dat op verzoek van de betrokken hoofdofficier van justitie door de Minister van Veiligheid en Justitie beschikbaar wordt gesteld voor een informant, burgerinfiltrant, burgerpseudokoper, burgerpseudodienstverlener of burger met wie een overeenkomst ex artikel 126v of 126zt Wetboek van Strafvordering is afgesloten wegens door hem verstrekte inlichtingen of door hem verrichte diensten, die hebben geleid of mede hebben geleid tot de opheldering van een strafbaar feit.

    • 2°. Geld dat op verzoek van de betrokken hoofdofficier van justitie door de Minister van Veiligheid en Justitie beschikbaar wordt gesteld voor een informant, burgerinfiltrant, burgerpseudokoper, burgerpseudodienstverlener of burger met wie een overeenkomst ex artikel 126v of 126zt Wetboek van Strafvordering is afgesloten wegens door hem verstrekte concrete inlichtingen of door hem verrichte diensten, die hebben geleid tot de inbeslagneming van contant geld dan wel ander waardevol (on)roerend goed, en welke inbeslagneming zonder die inlichtingen niet zou hebben kunnen plaatsvinden, voor zover het Openbaar Ministerie de ontneming dan wel verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen contant geld dan wel ander waardevol (on)roerend goed vordert of heeft gevorderd, dan wel bij vonnis door de rechter is uitgesproken.

    • 3°. Geld dat, zonder dat de verstrekte inlichtingen of de verrichte diensten tot opheldering van een strafbaar feit hebben geleid, op verzoek van de betrokken hoofdofficier van justitie door de Minister van Veiligheid en Justitie beschikbaar wordt gesteld voor een informant, burgerinfiltrant, burgerpseudokoper, burgerpseudodienstverlener of burger met wie een overeenkomst ex artikel 126v of 126zt Wetboek van Strafvordering is afgesloten in een geval dat:

      • i. het plegen van een strafbaar feit, op grond van veiligheidsrisico's of andere zwaarwegende belangen in opdracht van het Openbaar Ministerie door de politie is voorkomen;

      • ii. de met betrekking tot een strafbaar feit verstrekte inlichtingen of verrichte diensten het algemeen belang of een zwaarwegend economisch belang hebben gediend;

      • iii. de inlichtingen of verrichte diensten hebben geleid tot de opsporing van zaken van (nagenoeg) onvervangbare waarde;

      • iv. de informant, burgerinfiltrant of de burger met wie een overeenkomst ex artikel 126v of 126zt Wetboek van Strafvordering is afgesloten in opdracht van het Openbaar Ministerie niet langer in een onderzoek kan worden gebruikt in verband met zijn veiligheid of met het afbreukrisico voor dit onderzoek;

      • v. de informant, burgerinfiltrant of burger met wie een overeenkomst ex artikel 126v of 126zt Wetboek van Strafvordering is afgesloten, gelet op de duur van het onderzoek waarin hij wordt gebruikt, naar het oordeel van het Openbaar Ministerie, een incidentele aanmoedigingspremie in de vorm van een voorschot op het naar verwachting toe te kennen tipgeld dient te worden verstrekt;

      • vi. op grond van prioriteitstelling door het openbaar ministerie, het tactisch onderzoek naar aanleiding van de verstrekte inlichtingen gedurende langere tijd wordt uitgesteld;

      • vii. de verstrekte inlichtingen of verrichte diensten hebben geleid tot een voltooide opkoop, zoals bedoeld in artikel 1, onder e. van deze circulaire;

      • viii. de door specifieke bron(nen) verstrekte inlichtingen een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan een strategisch, tactisch en/of operationeel keuzedocument, of in een afgeschermde toelichting daarop, welke binnen het stuur- en weegmodel van het Openbaar Ministerie en de politie gezamenlijk, tot een concrete beslissing aanleiding heeft gegeven; of

      • ix. de verstrekte inlichtingen hebben geleid tot de aanhouding van een gezochte en/of gesignaleerde verdachte of veroordeelde van een ernstig misdrijf; of

      • x. uit de verstrekte inlichtingen kan worden afgeleid dat sprake is van een concrete dreiging waarbij de veiligheid van (een) perso(o)n(en) in het geding is, waarbij de inlichtingen voorts een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan een in opdracht van de portefeuillehouder Conflict- en Crisisbeheersing opgemaakte dreigingsinschatting.

  • b. Beloning:

    Geld dat op verzoek van de betrokken hoofdofficier van justitie door de Minister van Veiligheid en Justitie beschikbaar wordt gesteld voor een tipgever.

  • c. Pseudokoop:

    Hetgeen daaronder wordt verstaan in de artikelen 126i, 126q en 126zd (politiële pseudokoop) en de artikelen 126ij, 126z en 126zt (burgerpseudokoop) van het Wetboek van Strafvordering.

  • d. Pseudokoopgeld:

    Geld dat op verzoek van de betrokken hoofdofficier van justitie door de Minister van Veiligheid en Justitie beschikbaar wordt gesteld voor een pseudokoop waarbij daadwerkelijk tot afname van goederen en/of gegevens zal worden overgegaan.

  • e. Opkopen:

    Het met toestemming van de betrokken hoofdofficier van justitie, zonder strafvorderlijk oogmerk, kopen van een voor het leven of de gezondheid van personen bijzonder gevaarlijk goed, waarvan het ongecontroleerd bezit bovendien in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

  • f. Opkoopgeld:

    Geld dat op verzoek van de betrokken hoofdofficier van justitie door de Minister van Veiligheid en Justitie beschikbaar wordt gesteld voor het opkopen van een goed.

  • g. Toongeld:

    Geld dat op verzoek van de betrokken hoofdofficier van justitie door de Minister van Veiligheid en Justitie voor bepaalde duur ter beschikking wordt gesteld om een infiltrant van een opsporingsdienst in staat te stellen blijk te geven van zijn belangstelling en kredietwaardigheid voor de aankoop van criminele goederen.

  • h. Onkosten- en uurvergoedingen:

    De geldelijke vergoeding aan een informant, burgerinfiltrant of burger met wie ex artikel 126v of 126zt Wetboek van Strafvordering een overeenkomst is afgesloten ter goedmaking van of tegemoetkoming in de met instemming van het Openbaar Ministerie en op verzoek van een opsporingsdienst met betrekking tot het inwinnen van criminele inlichtingen gemaakte onkosten of gewerkte uren.

  • i. Schadevergoeding:

    De geldelijke vergoeding aan de burger die, in een geval waarop de Circulaire bijzondere opsporingsgelden ziet, bijstand heeft verleend aan de politie, ter goedmaking van of tegemoetkoming in geleden materiële schade met betrekking tot de normale lijfsgoederen, alsmede met betrekking tot een voertuig of een ander privé- eigendom, dat op verzoek van een opsporingsdienst en met instemming van het Openbaar Ministerie met betrekking tot de bijstandsverlening is gebruikt.

  • j. Informant:

    Een persoon die heimelijk aan een opsporingsambtenaar informatie verstrekt omtrent strafbare feiten of ernstige schendingen van de openbare orde, die door anderen zijn of worden gepleegd of verricht, welke verstrekking gevaar voor deze persoon of voor derden oplevert.

  • k. Burgerinfiltrant:

    De burger, als bedoeld in de artikelen 126w, 126x en 126zu van het Wetboek van Strafvordering.

  • l. Burgerpseudokoper en -dienstverlener:

    De burger, als bedoeld in de artikelen 126ij, 126z en 126zt van het Wetboek van Strafvordering.

  • m. Tipgever:

    De burger die, anders dan als informant of burgerinfiltrant, inlichtingen heeft verstrekt die (mede) hebben geleid tot de aanhouding althans het bekend worden van de dader(s) van een ernstig misdrijf, waarvoor door de betrokken hoofdofficier van justitie in het belang van het onderzoek, met voorafgaande machtiging van de Minister van Veiligheid en Justitie en met inachtneming van de publicatie-eis, als bedoeld in artikel 6, aanhef en onder b van deze circulaire, een financiële beloning in het vooruitzicht is gesteld.

  • n. Opsporingsdienst:

    • a. de regionale politie-eenheden;

    • b. de Landelijke Eenheid van de politie;

    • c. de onderdelen van de Koninklijke Marechaussee die door het bevoegd gezag zijn aangewezen om een reguliere politietaak te vervullen;

    • d. de Rijksrecherche;

    • e. de aangewezen bijzondere opsporingsdiensten (BOD’en).

  • o. Betrokken hoofdofficier van justitie:

    De hoofdofficier van justitie onder wiens verantwoordelijkheid het desbetreffende strafrechtelijke onderzoek loopt of heeft gelopen, dan wel binnen wiens arrondissement een geval, waarop deze circulaire ziet, zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 2. Soorten toe te kennen bijzondere opsporingsgelden

  • 1 Op verzoek van de betrokken hoofdofficier van justitie kan de Minister van Veiligheid en Justitie op grond van deze circulaire de volgende gelden toekennen:

    • a. (een voorschot op) tipgeld;

    • b. een beloning;

    • c. pseudokoopgeld;

    • d. opkoopgeld; en

    • e. toongeld.

  • 2 Onkosten- en uurvergoedingen, als bedoeld in artikel 1, onder h en schadevergoedingen, als bedoeld in artikel 1, onder i, worden in beginsel uit de financiële middelen van de betrokken opsporingsdienst betaald. In bijzondere gevallen kan de Minister van Veiligheid en Justitie, op verzoek van de betrokken hoofdofficier van justitie, echter besluiten een onkosten-, uur- of schadevergoeding toe te kennen.

  • 3 In het belang van de opsporing van een ernstig misdrijf of de voorkoming daarvan, of indien andere zwaarwichtige redenen in het kader van de opsporing daartoe aanleiding geven, kan de Minister van Veiligheid en Justitie onder nader te stellen voorwaarden, op verzoek van de betrokken hoofdofficier van justitie, ook in andere gevallen dan genoemd in het eerste en tweede lid, bijzondere gelden toekennen.

Artikel 3. Centrale registratie en jaaroverzicht bijzondere opsporingsgelden

  • 1 Het Team Nationale Criminele Inlichtingen (TNCI) van de Landelijke Eenheid verwerkt in een doorlopend systeem alle tipgeldzaken waarbij het in het kader van de uitvoering van deze circulaire betrokken is geweest.

  • 2 Jaarlijks, in de maand maart, zendt de politiechef van de Landelijke Eenheid, door tussenkomst van de hoofdofficier van justitie van het Landelijk Parket, aan de Minister van Veiligheid en Justitie een overzicht van de zaken waarin in het voorafgaande kalenderjaar tipgeld is toegekend.

    Dit overzicht bevat, uitgesplitst per opsporingsdienst:

    • 1. het totaal aantal zaken per delictsoort;

    • 2. het gemiddeld uitbetaalde bedrag per delictsoort;

    • 3. het totale bedrag aan tipgeld dat is toegekend; en

    • 4. de door derden, al dan niet met een afgegeven garantstelling, in het vooruitzicht gestelde of uitbetaalde financiële beloningen ten behoeve van informanten.

    Het jaaroverzicht bevat voorts het aantal en de soort zaken (met vermelding van de bedragen), waarin de Landelijke Eenheid bij de uitvoering van toongeld-, pseudokoopgeld- of opkoopgeldzaken, dan wel zaken als bedoeld in artikel 2, derde lid, een adviserende, ondersteunende of uitvoerende rol heeft gespeeld.

    Daarnaast worden in dit overzicht gegevens opgenomen over de uitgeloofde beloningen. In het jaaroverzicht worden geen gegevens vermeld die herleidbaar zijn tot concrete zaken of personen.

    De hoofdofficier van justitie van het Landelijk Parket zendt een exemplaar van dit jaaroverzicht ter kennisneming aan de voorzitter van het College van procureurs-generaal.

Artikel 4. Geen toekenning of beschikbaarstelling van tipgeld

Onverminderd de overige voorwaarden die in deze circulaire aan de toekenning of beschikbaarstelling zijn gesteld, wordt geen tipgeld toegekend of beschikbaar gesteld indien:

  • a. blijkt dat de persoon die de inlichtingen heeft verstrekt als verdachte kan worden aangemerkt met betrekking tot de strafbare feiten waarover hij informeert;

  • b. drie of meer jaren zijn verstreken nadat de verstrekte inlichtingen voor tactisch gebruik bij proces-verbaal beschikbaar zijn gesteld dan wel nadat de diensten zijn verricht. Bij langlopende onderzoeken kan op deze termijn een uitzondering worden gemaakt op gemotiveerd verzoek van de betrokken hoofdofficier van justitie.

Artikel 5. Financiële beloning van informanten door derden

  • 1 In het geval met betrekking tot een Nederlands strafrechtelijk onderzoek een derde een financiële beloning ten behoeve van een informant in het vooruitzicht heeft gesteld of aan de desbetreffende opsporingsdienst heeft uitbetaald, wordt in beginsel door de Minister van Veiligheid en Justitie geen tipgeld meer beschikbaar gesteld.

  • 2 In het geval de door een derde ten behoeve van een informant in het vooruitzicht gestelde of betaalde financiële beloning meer dan € 275 lager ligt dan de financiële beloning die in het concrete geval door de Minister van Veiligheid en Justitie zou zijn toegekend, kan een informant, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, ter aanvulling tot het gebruikelijke bedrag, tipgeld worden toegekend.

Artikel 6. Geen toekenning of beschikbaarstelling van een beloning

Onverminderd de overige voorwaarden die in deze regeling aan de toekenning of beschikbaarstelling zijn gesteld, wordt geen beloning toegekend of beschikbaar gesteld indien:

  • a. blijkt dat de persoon die de inlichtingen heeft verstrekt als verdachte kan worden aangemerkt met betrekking tot de strafbare feiten waarover hij informeert; of

  • b. een met machtiging van de hoofdofficier van justitie van het Landelijk Parket uitgeloofde beloning niet (tijdig) bekend is gemaakt onder een breed publiek.

Artikel 7. Verplicht volgen aanvraagprocedures

Aanvragen voor de toekenning en beschikbaarstelling van de gelden, genoemd in artikel 2 van deze circulaire, worden afgehandeld overeenkomstig de procedure zoals voor het betreffende geval in de instructie van het Openbaar Ministerie is voorgeschreven.

Artikel 8. Verzoek tot herziening van een beslissing

  • 1 Indien (voor een deel) een afwijzende beslissing is genomen op een op grond van deze circulaire gedaan verzoek, kan de betrokken hoofdofficier van justitie de Minister van Veiligheid en Justitie, door tussenkomst van de aangewezen ambtenaar van het Landelijk Parket en uiterlijk binnen zes weken na het bekend worden van de beslissing, verzoeken een nieuwe beslissing te nemen.

  • 2 Een verzoek, als bedoeld in het eerste lid, is schriftelijk en bevat de gronden waarop de bezwaren tegen de beslissing rusten.

’s-Gravenhage, 17 december 2014

De

Minister

van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten

Naar boven