Wijzigingsregeling Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001, enz. (2015)

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 30 december 2014, nr. IZV 2014/715M, tot wijziging van enige uitvoeringsregelingen inzake de fiscaliteit en douane alsmede van de Wet op de accijns

Artikel IX

[Red: Wijzigt de Uitvoeringsregeling verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.]

Artikel XI

[Red: Wijzigt de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992.]

Artikel XIII

[Red: Wijzigt de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994.]

Artikel XVII

Voor overeenkomsten tot het verlenen van diensten inzake het adviseren en ondersteunen van paritaire organisaties die zijn gesloten voor 1 januari 2015, blijft artikel 9a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968, zoals dat op 31 december 2014 luidde, van toepassing tot en met 31 december 2017.

Artikel XVIII

Artikel 20, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot een pseudo-eindheffing als bedoeld in artikel 32bc van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dat op 31 december 2014 luidde, over een tijdvak dat vóór 1 januari 2015 is geëindigd.

Artikel XIX

Tot 1 januari 2016 wordt de maximale aanspraak op het kindgebonden budget, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel g, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, voor de alleenstaande ouder op wie het overgangsrecht, bedoeld in artikel XII, tweede lid, van de Wet hervorming kindregelingen, van toepassing is, vermeerderd met de verhoging van het kindgebonden budget, bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget.

Artikel XX

In afwijking van artikel 4.1, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Belastingwet BES wordt een melding als bedoeld in dat lid met betrekking tot wijzigingen van een onroerende zaak die zich in 2013 hebben voorgedaan geacht binnen de termijn, bedoeld in de tweede volzin van dat lid, te zijn gedaan indien de melding in 2015 wordt gedaan.

Artikel XXI

Met betrekking tot een belastingaanslag inkomstenbelasting over het kalenderjaar 2014 waarvan het aanslagbiljet een dagtekening heeft die ligt in de periode die aanvangt op 1 mei 2015 en eindigt op 30 juni 2016 wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht voor zover de betaling plaatsvindt uiterlijk 4 maanden na het verstrijken van de voor deze belastingaanslag geldende betalingstermijn.

Artikel XXII

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Financiën,

E.D. Wiebes

Naar boven