Wet op de bedrijveninvesteringszones

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Wet van 19 november 2014, houdende regels voor bedrijveninvesteringszones (Wet op de bedrijveninvesteringszones)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat uit evaluatie van de Experimentenwet BI-zones blijkt dat het wenselijk is op structurele basis te voorzien in de mogelijkheid voor gemeenten en ondernemers te voorzien in een gebiedsgerichte bestemmingsheffing voor gezamenlijke investeringen door ondernemers in de kwaliteit van de bedrijfsomgeving;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

  • 1 De gemeenteraad kan onder de naam BIZ-bijdrage een belasting instellen ter zake van binnen een bepaald gebied in de gemeente (bedrijveninvesteringszone) gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen.

  • 2 De BIZ-bijdrage is een bestemmingsheffing die strekt ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten in de openbare ruimte en op het internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.

  • 3 Bij verordening wordt bepaald of de BIZ-bijdrage wordt geheven van:

    • a. eigenaren, waaronder voor de toepassing van deze wet worden verstaan degenen die bij het begin van het kalenderjaar van in de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken het genot hebben krachtens eigendom, bezit of beperkt recht,

    • b. gebruikers, waaronder voor de toepassing van deze wet worden verstaan degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruiken of

    • c. eigenaren en gebruikers.

  • 4 Onverminderd het derde lid, onder b en c, kan de verordening bepalen dat indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar geen gebruiker kent, de van de gebruiker te heffen BIZ-bijdrage wordt geheven van de eigenaar.

Artikel 2

  • 1 De heffingsmaatstaf van de BIZ-bijdrage is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde. De verordening kan bepalen dat de in het eerste jaar vastgestelde waarde ook voor één of meer jaren daarna van toepassing is.

  • 2 De onroerende zaken ter zake waarvan de BIZ-bijdrage wordt geheven kunnen in waardeklassen worden ingedeeld.

  • 3 Het tarief van de BIZ-bijdrage voor gebruikers kan voor verschillende categorieën niet-woningen verschillend worden vastgesteld waarbij onder meer de vestigingslocatie, de bestemming van de onroerende zaak en de branche of sector van de bijdrageplichtige gebruiker in relatie tot het belang van de gebruiker bij de activiteiten in aanmerking genomen kunnen worden.

  • 4 Indien de verordening toepassing geeft aan artikel 1, vierde lid, en tevens branche of sector van de bijdrageplichtige gebruiker in aanmerking neemt voor de bepaling van het tarief, wordt het niet in gebruik zijn van de zaak door de verordening gelijkgesteld aan bepaald gebruik.

  • 5 Het tarief van de BIZ-bijdrage voor eigenaren kan voor verschillende categorieën niet-woningen verschillend worden vastgesteld waarbij onder meer de vestigingslocatie en de bestemming van de onroerende zaak in relatie tot het belang van de eigenaar bij de activiteiten in aanmerking genomen kunnen worden.

  • 6 In afwijking van voorgaande leden kan het tarief eveneens worden bepaald op een voor alle gebruikers, alle eigenaren of voor alle bijdrageplichtigen gelijk bedrag.

Artikel 3

  • 1 Een BIZ-bijdrage wordt ingesteld voor een periode van ten hoogste vijf jaren.

  • 2 Met overeenkomstige toepassing van artikel 4 en 5 kan de periode telkens met ten hoogste vijf jaren worden verlengd.

Artikel 4

  • 1 De verordening waarbij de BIZ-bijdrage wordt ingesteld treedt niet in werking dan nadat gebleken is van voldoende steun onder de bijdrageplichtigen.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders stelt iedere bij de gemeente bekende bijdrageplichtige na vaststelling van de verordening in de gelegenheid zich schriftelijk voor of tegen inwerkingtreding uit te spreken. In afwijking van het peilmoment, bedoeld in artikel 1, derde en vierde lid, wordt degene die blijkens de bij de gemeente op dat moment bekende gegevens een onroerende zaak in de beoogde bedrijveninvesteringszone gebruikt of daarvan het genot heeft aangemerkt als bijdrageplichtige.

  • 3 Bij de toepassing van het tweede lid zorgt het college van burgemeester en wethouders dat alle bijdrageplichtigen zijn geïnformeerd over de strekking van de verordening.

  • 4 Het college zorgt er voor dat de vertrouwelijkheid van de strekking van de schriftelijke verklaring van de bijdrageplichtige gewaarborgd is.

Artikel 5

  • 1 Van voldoende steun is sprake indien na toepassing van artikel 4 blijkt dat:

    • a. ten minste de helft van de bijdrageplichtigen zich voor of tegen inwerkingtreding heeft uitgesproken,

    • b. ten minste tweederde deel daarvan zich vóór inwerkingtreding heeft uitgesproken, en

    • c. de som van de WOZ waarden, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van onroerende zaken in gebruik bij danwel in eigendom van bijdrageplichtigen die zich hebben uitgesproken vóór inwerkingtreding hoger is dan de som van de WOZ waarden in gebruik bij danwel in eigendom van bijdrageplichtigen die zich hebben uitgesproken tegen inwerkingtreding.

  • 2 In afwijking van het eerste lid blijkt reeds van voldoende steun indien voldaan wordt aan de criteria, bedoeld in dat lid, onder a en b, indien de verordening voorziet in heffing van een voor iedere bijdrageplichtige gelijk bedrag als bedoeld in artikel 2, zesde lid.

  • 3 Indien de BIZ-bijdrage wordt geheven van eigenaren en gebruikers als bedoeld in artikel 1, derde lid, onder c, wordt degene die zowel gebruiker als eigenaar is van een bepaalde onroerende zaak in beide hoedanigheden betrokken bij de vaststelling of sprake is van voldoende steun en is, onverminderd het eerste lid, pas sprake van voldoende steun indien:

    • a. ten minste de helft van de gebruikers en ten minste de helft van de eigenaren zich voor of tegen inwerkingtreding heeft uitgesproken, en daarvan

    • b. ten minste de helft van de gebruikers en ten minste de helft van de eigenaren zich vóór inwerkingtreding heeft uitgesproken.

Artikel 6

  • 1 De gemeenteraad besluit zo spoedig mogelijk over intrekking van de verordening indien hiervoor voldoende steun is bij bijdrageplichtigen.

  • 2 Op verzoek van ten minste twintig procent van de bijdrageplichtigen stelt het college van burgemeester en wethouders iedere bij de gemeente bekende bijdrageplichtige in de gelegenheid zich schriftelijk voor of tegen intrekking van de verordening uit te spreken.

  • 3 Het verzoek kan niet worden gedaan:

    • a. binnen een jaar na inwerkingtreding van de verordening, of

    • b. binnen een jaar na toepassing van het tweede lid.

Artikel 7

  • 1 De opbrengst van de BIZ-bijdrage wordt als subsidie verstrekt aan de bij de verordening aangewezen vereniging of stichting. De perceptiekosten kunnen hierop in mindering worden gebracht indien dit in de verordening is bepaald.

  • 2 De verordening wijst uitsluitend als vereniging of stichting aan:

    • a. een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid:

      • 1°. waarvan alle beoogde bijdrageplichtigen lid zijn of dit desgewenst met onmiddellijke ingang kunnen worden,

      • 2°. waarvan de contributie op jaarbasis niet hoger is dan € 50,–, en

      • 3°. die als statutaire doelstelling uitsluitend heeft het uitvoeren van activiteiten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, of

    • b. een stichting:

      • 1°. waarvan ten minste tweederde van de leden van het bestuur afkomstig is uit de kring van beoogde bijdrageplichtigen, en

      • 2°. die als statutaire doelstelling uitsluitend heeft het uitvoeren van activiteiten als bedoeld in artikel 1, tweede lid.

  • 3 In aanvulling op het tweede lid wijst de verordening uitsluitend een vereniging of stichting aan waarmee de gemeente ter uitvoering van de verordening een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht heeft gesloten, waarin is bepaald dat de subsidie-ontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

  • 4 De gemeenteraad stelt bij verordening de nodige regels, met inbegrip van de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de subsidie wordt verstrekt.

  • 5 De gemeenteraad en de bij de verordening aangewezen vereniging of stichting maken schriftelijke afspraken over het minimale niveau van dienstverlening van de gemeente voor de periode waarvoor de BIZ-bijdrage wordt ingesteld of verlengd.

Artikel 8

  • 1 De aangewezen vereniging of stichting zorgt er voor dat:

    • a. jaarlijks door de algemene ledenvergadering van de vereniging of door het bestuur van de stichting een begroting wordt vastgesteld voor de uitvoering van de activiteiten in het daaropvolgende jaar,

    • b. na het eerste jaar jaarlijks aan de algemene ledenvergadering of in het bestuur van de stichting rekening en verantwoording wordt afgelegd over de uitgaven voor de uitvoering van de activiteiten in het voorafgaande jaar.

  • 2 De aangewezen vereniging of stichting zorgt er voor dat alle bijdrageplichtigen kosteloos kennis kunnen nemen van de begroting, de rekening en de verantwoording. De aangewezen vereniging of stichting verschaft iedere bijdrageplichtige op zijn verzoek kosteloos inzage in specifieke uitgaven.

Artikel 9

  • 2 Het eerste lid laat de gelding van bij inwerkingtreding van deze wet bestaande verordeningen waarbij een BIZ-bijdrage is ingesteld onverlet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar, 19 november 2014

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken,

H.G.J. Kamp

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

R.H.A. Plasterk

Uitgegeven de zeventiende december 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten

Naar boven