Stcrt. 2017, 69157, datum inwerkingtreding 06-12-2017, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-09-2014.
In artikel A4, onderdeel g, vervalt de zinsnede: , met uitzondering van de gevallen,
bedoeld in artikel 24, tweede lid, van Richtlijn 2004/38/EG.
Voor de tekst van artikel C5 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2 In afwijking van artikel 12, vijfde en zesde lid, kan een aanvraag een subproject
bevatten met meerdere kostensoorten als bedoeld in artikel 12, eerste en tweede lid,
onder de voorwaarde dat in dit subproject geen opslag mag worden toegepast als bedoeld
in artikel 12, derde lid.
Stcrt. 2018, 59970, datum inwerkingtreding 27-10-2018, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 31-10-2016.
Artikel A8. Voortgangsrapportage en tussentijdse declaratie
-
1. Bij een project met een duur van meer dan 24 maanden, dient de subsidieontvanger,
binnen vier weken na afloop van de eerste twaalf maanden van het project, een voortgangsrapportage
in over de eerste twaalf maanden.
-
2. Bij een project met een duur van meer dan 24 maanden, kan de Minister de subsidieontvanger
na afloop van 24 maanden van het project verzoeken:
-
a. een tweede voortgangsrapportage in te dienen over de eerste 24 maanden van het project;
dan wel
-
b. een tussentijdse declaratie in te dienen over de eerste 24 maanden van het project,
met daarbij een verantwoording van de kosten onder gelijktijdige verstrekking van
de burgerservicenummers van de deelnemers aan het project.
-
3. De tweede voortgangsrapportage en de tussentijdse declaratie worden uiterlijk binnen
drie maanden na een daartoe strekkend verzoek ingediend.
-
4. De voortgangsrapportage en de tussentijdse declaratie worden ingediend onder gebruikmaking
van een daartoe door de Minister elektronisch beschikbaar gesteld formulier, voorzien
van de vereiste bijlagen en een door hem erkende elektronische handtekening.
-
5. Artikel 18, tweede en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de tussentijdse declaratie.
-
6. De Minister betaalt binnen negentig dagen nadat een tussentijdse declaratie is ontvangen,
de op dat moment bekende verschuldigde subsidie.
-
7. De einddeclaratie, bedoeld in artikel 18, bevat de som van de tussentijdse declaratie en het resterend eindbedrag. De verantwoording
van de kosten en de burgerservicenummers van de deelnemers, bedoeld in artikel 18,
eerste lid, hebben betrekking op het resterend eindbedrag opgenomen in de einddeclaratie.
-
Artikel A17. Tussentijdse declaratie
-
1. De subsidieontvanger dient een tussentijdse declaratie in bij de minister, direct
voorafgaand aan de in het tweede lid genoemde data, met daarbij een verantwoording
van de kosten onder gelijktijdige verstrekking van de burgerservicenummers van de
deelnemers aan het project, als bedoeld in artikel A17a.
-
2. De tussentijdse declaraties, bedoeld in het eerste lid, worden ingediend voorafgaand
aan de volgende data:
-
a. 31 december 2017 en
-
b. 31 december 2019.
-
3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan de minister besluiten tot het opvragen
van een extra tussentijdse declaratie dan wel het laten vervallen van een tussentijdse
declaratie.
-
4. Artikel 18, tweede en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op de tussentijdse declaratie, bedoeld in het
eerste lid.
-
5. De minister betaalt binnen negentig dagen nadat een tussentijdse declaratie is ontvangen,
de op dat moment bekende verschuldigde subsidie.
-
6. De einddeclaratie, bedoeld in artikel 18, bevat de som van alle tussentijdse declaraties en het resterend eindbedrag. De verantwoording
van de kosten en de burgerservicenummers van de deelnemers, bedoeld in artikel 18,
eerste lid, hebben betrekking op het resterend eindbedrag opgenomen in de einddeclaratie.
Artikel B10. Einddeclaratie en subsidievaststelling
1 In afwijking van artikel 18, eerste lid, dient de subsidieontvanger binnen zes weken na beëindiging van het project, een
verzoek tot vaststelling in bij de minister.
2 Het maximale subsidiepercentage bedoeld in artikel 11, eerste lid, wordt vastgesteld op 0% indien bij het indienen, dan wel na het controleren van
de einddeclaratie respectievelijk na overig onderzoek door daartoe bevoegde instanties,
blijkt dat minder dan € 12.000,– aan subsidiabele kosten is gerealiseerd.
3 Bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt opgenomen:
-
a. een vermelding van het aantal actief betrokken werknemers en zelfstandigen zonder
personeel;
-
b. het door de adviseur investeringsprioriteit B opgestelde advies met implementatieplan
of een verslag van de begeleiding van de implementatie van een advies;
-
c. de bijlage met berekening van de subsidiabele kosten, de factuur of facturen van de
adviseur investeringsprioriteit B met urenspecificatie op dagniveau en de bijbehorende
algemeen aanvaarde betalingsbewijzen.
4 In het advies of het verslag, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, wordt vermeld:
-
a. het projectnummer, de naam van het bedrijf en het bedrijfslogo;
-
b. de naam van de adviseur investeringsprioriteit B;
-
c. de aanleiding voor de subsidieaanvraag;
-
d. op welk thema of activiteit het project gericht is geweest;
-
e. welke activiteiten in het kader van het project zijn uitgevoerd en voor welke doelgroep;
-
f. op welke wijze de activiteiten hebben plaatsgevonden voor welke doelgroep en welke
instrumenten zijn ingezet;
-
g. de inhoudelijke opbrengsten en conclusies van het project en in hoeverre de beoogde
doelstellingen zijn bereikt op het gebied van duurzame inzetbaarheid van de betrokken
werkenden;
-
h. op welke wijze werkenden geïnformeerd en betrokken zijn geweest bij de planvorming,
implementatie en evaluatie van het project;
-
i. op welke wijze de organisatie het advies ter bevordering van de duurzame inzetbaarheid
van werkenden kan implementeren, dan wel vorm is gegeven aan de begeleiding bij de
implementatie, en een toelichting op de relevantie voor de aanvrager;
-
j. met welke partijen binnen of buiten de organisatie is samengewerkt.
5 De minister kan de subsidieontvanger in het kader van de vaststelling van de subsidie
verplichten de contactgegevens te verstrekken van twee werknemers die actief betrokken
zijn bij het project en bereid zijn informatie te verstrekken aan door de minister
dan wel door de Europese Commissie daartoe aangewezen instanties voor controle en
evaluatiedoeleinden.
6 In afwijking van artikel 18, eerste lid, is er geen sprake van deelnemers aan het project als bedoeld in Bijlage I van Verordening 1304/2013.
7 De minister beslist, in afwijking van artikel 18, vijfde lid, binnen dertien weken na ontvangst van het verzoek tot vaststelling.
Artikel B23. Einddeclaratie en subsidievaststelling
-
1. Bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie worden de producten, bedoeld in artikel
B18, gevoegd, waarbij wordt vermeld:
-
a. het projectnummer en de naam van de subsidieaanvrager en, indien van toepassing, de
naam van het samenwerkingsverband;
-
b. de projectnaam;
-
c. de aanleiding voor de projectactiviteit;
-
d. op welk thema het project gericht is geweest;
-
e. welke activiteiten in het kader van het project zijn uitgevoerd en voor welke doelgroepen;
-
f. op welke wijze werkenden en stakeholders betrokken zijn geweest bij het project;
-
g. op welke wijze de activiteit plaats heeft gevonden, dan wel planvorming heeft plaatsgevonden;
-
h. de uitkomsten of opbrengsten van het project op korte en middellange termijn en in
hoeverre de beoogde doelstellingen zijn bereikt;
-
i. wat het bereik van het project is geweest;
-
j. op welke manier verankering plaats heeft gevonden;
-
k. met welke partijen is samengewerkt;
-
l. op welke manier de uitkomsten van het project zijn verspreid.
-
2. Bij een product als bedoeld in artikel B18, eerste lid, onderdeel b, wordt tevens
een verslag van de activiteiten ter uitvoering hiervan gevoegd.
-
3. De financiële administratie bevat een bijlage met een overzicht van de KvK-nummers
van alle entiteiten die deelnemen aan het project, onder vermelding van de projectactiviteiten
waaraan is deelgenomen.
-
4. Het maximale subsidiepercentage, bedoeld in artikel 11, eerste lid, wordt vastgesteld op 0%, indien bij het indienen, dan wel na het controleren van
de einddeclaratie respectievelijk na overig onderzoek door daartoe bevoegde instanties,
blijkt dat minder dan 60% van het maximumbedrag van de subsidie, genoemd in de laatst
afgegeven beschikking tot subsidieverlening, daadwerkelijk is gerealiseerd.
-
5. In afwijking van artikel 18, eerste lid, is er geen sprake van deelnemers aan het
project als bedoeld in Bijlage I van Verordening 1304/2013.
Artikel C8a. Tussentijdse declaratie
-
1. Dit artikel is van toepassing op een subsidieaanvraag gedaan in het aanvraagtijdvak,
bedoeld in artikel C2, tweede lid.
-
2. De subsidieontvanger dient een tussentijdse declaratie in bij de Minister, met daarbij
een verantwoording van de kosten onder gelijktijdige verstrekking van de burgerservicenummers
van de deelnemers aan het project.
-
3. De tussentijdse declaratie, bedoeld in het tweede lid, heeft betrekking op de periode
tussen de startdatum van het project en 31 december 2019 en wordt uiterlijk 31 maart
2020 ingediend.
-
4. In afwijking van het tweede lid kan de Minister besluiten tot het laten vervallen
van de verplichting tot het indienen van de tussentijdse declaratie.
-
5. Artikel 18, tweede en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op de tussentijdse declaratie, bedoeld in het
tweede lid.
-
6. De Minister betaalt binnen negentig dagen nadat een tussentijdse declaratie is ontvangen,
de op dat moment bekende verschuldigde subsidie.
-
7. De einddeclaratie, bedoeld in artikel 18, bevat de som van tussentijdse declaraties en het resterend eindbedrag. De verantwoording
van de kosten en de burgerservicenummers van de deelnemers, bedoeld in artikel 18,
eerste lid, hebben betrekking op het resterend eindbedrag opgenomen in de einddeclaratie.
-
8. Indien de Minister toepassing geeft aan het vierde lid dient de subsidieontvanger
een voortgangsrapportage in over de eerste twee uitvoeringsjaren van het project binnen
vier weken na afloop van die periode.
Stcrt. 2019, 50568, datum inwerkingtreding 17-09-2019, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.
Artikel A16. Subsidiabele activiteiten
-
1. Voor subsidie komen slechts in aanmerking activiteiten direct gericht op het vergroten
van de mogelijkheden tot arbeidsinpassing, voor zover zij de doelstelling uit artikel
A13 ondersteunen.
-
2. In afwijking van artikel 12, eerste lid, onderdeel a, zijn enkel de volgende externe kosten subsidiabel: de kosten van extern ingekochte
trajecten voor zover de relatie met de activiteiten genoemd in het eerste lid voldoende
aannemelijk is.
-
3. Voor de doelgroep job coaching, zoals benoemd in de Gedelegeerde Verordening (EU)
2019/697 van de Commissie van 14 februari 2019, kunnen de kostensoorten als bedoeld
in artikel 12, twaalfde lid, voor subsidiëring in aanmerking komen. De Minister specificeert
nadere voorwaarden met betrekking tot het afrekenen op basis van deze kostensoorten
in de in artikel 9 bedoelde beschikking tot subsidieverlening.
Stcrt. 2022, 19251, datum inwerkingtreding 23-07-2022, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 19-09-2016.
In artikel B20, eerste lid, onderdeel d, vervalt ‘Voor de berekening van de subsidie
wordt het uurtarief van deze adviseur bepaald op maximaal € 100 exclusief btw, tenzij
de subsidieontvanger de marktconformiteit van het door hem gehanteerde hogere uurtarief
aantoont op de wijze als omschreven in artikel B21, onderdeel e.
Artikel B21 wordt als volgt gewijzigd: Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Het eerste lid, onderdeel e, is niet van toepassing op kosten voor de externe adviseur
investeringsprioriteit B, bedoeld in artikel B20, eerste lid, onderdeel d, indien
het uurtarief maximaal € 100 exclusief btw bedraagt, of het uurtarief op dat bedrag
is afgetopt, tenzij de Aanbestedingswet 2012 op de subsidieontvanger van toepassing
is.