Besluit vaststelling beleidsregels en subsidieplafond subsidiëring Subsidieregeling [...] van Buitenlandse Zaken 2006 (Intensivering Opstap Fonds)

[Regeling vervallen per 01-01-2016.]
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 12-02-2014 t/m 31-12-2015

Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 30 januari 2014, nr. MinBuZa-2014.58295, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Intensivering Opstap Fonds)

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

Gelet op artikel 6 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken,

Gelet op artikel 4.8 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Voor subsidieverlening in het kader van intensivering van het Besluit van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 28 juni 2012, nr. DJZ/BR/0501-12, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Opstapfonds) gelden de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels en een subsidieplafond van € 2 miljoen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Subsidie kan worden verleend voor intensivering van activiteiten waarvoor in het kader van het besluit, genoemd in artikel 1, reeds subsidie is verleend. Voor subsidiëring komt uitsluitend de organisatie in aanmerking waaraan reeds subsidie is verleend in het kader van het Opstapfonds.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

De aanvraag voor een subsidie in het kader van de intensivering van het Opstap Fonds kan worden ingediend vanaf het moment van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 7 maart 2014.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het geplaatst wordt en vervalt met ingang van 1 januari 2016 met dien verstande dat het van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Dit besluit zal met bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
namens deze:

de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking,

R. Swartbol

I. Achtergrond

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Op 28 juni 2012 heeft de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken een besluit genomen waarmee beleidsregels en een subsidieplafond voor het zgn. Opstapfonds zijn vastgesteld.1 Het Opstapfonds is gericht op de financiering van activiteiten ter verbetering van de mensenrechten en veiligheid van sekswerkers, waardoor zij beter in staat worden gesteld hun fysieke gezondheid te beschermen. Het maximale subsidiebedrag van 6 miljoen euro onder dit fonds is op 3 oktober 2012 toegekend aan een partnerschap van SOA-Aids Nederland en ICCO met hun lokale partners, onder penvoerderschap van SOA-Aids.

II. Intensivering

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking besloot naar aanleiding van het amendement Voordewind c.s. ingediend op 29 november 20132 tot een intensivering van uitgaven ten behoeve van het Opstapfonds in 2014. Met deze intensivering wordt het partnerschap de kans geboden het succesvolle programma naar een hoger plan te tillen door hun activiteiten te verdiepen of te verbreden, m.n. gericht op kinderprostitutie en uitbuiting van kinderen en jongeren gerelateerd aan sekswerk.

III. Subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Voor additionele subsidieverlening uit deze middelen komt alleen het partnerschap in aanmerking waaraan reeds subsidie is verleend uit het Opstapfonds, namelijk het partnerschap van SOA-Aids Nederland, ICCO. Aan het partnerschap kan een additionele subsidie worden verleend in aanvulling op de reeds aan hem verleende subsidie. Voor additionele subsidieverlening uit de intensiveringsmiddelen komen alleen activiteiten in aanmerking die specifiek gericht zijn op het bestrijden van kinderprostitutie en uitbuiting van kinderen en jongeren in de prostitutie. Bij de interventies dient sprake te zijn van samenwerking met lokale gemeenschappen, scholen, lokale leiders, gericht op het bieden van kansen aan kwetsbare kinderen, zodat zij weerbaarder worden en minder snel slachtoffer worden van kinderprostitutie. Ook bewustmaking van lokale gemeenschappen van de langetermijngevolgen van kinderprostitutie en kinderhandel is onderdeel van de interventies.

Voor additionele subsidieverlening uit de middelen voor de intensivering van het Opstapfonds gelden in aanvulling op de bepalingen van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 de hiernavolgende criteria. Het Standaardkader ontwikkelingssamenwerking3 is eveneens van toepassing, met dien verstande dat waar deze beleidsregels afwijken van het Standaardkader, deze beleidsregels voorrang hebben.

IV. Doelstelling

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Met het verstrekken van deze additionele subsidie worden de volgende doelstellingen onder het Opstapfonds nagestreefd:

  • A. Verbeteren van de individuele mensenrechten, veiligheid en emancipatie van jongeren en kinderen, waardoor zij weerbaarder worden tegen aan sekswerk gerelateerde uitbuiting en zelfstandig keuzes kunnen maken voor hun toekomst.

  • B. Verbeteren van de toegang tot zorg en opvang van slachtoffers van kinderprostitutie en aan sekswerk gerelateerde uitbuiting van kinderen en jongeren.

  • C. Verbeteren van signalering en rapportage aan bevoegde autoriteiten over de inzet van kinderen in de prostitutie; slachtoffers van kinderhandel en andere vormen van aan sekswerk gerelateerde uitbuiting van kinderen en jongeren.

  • D. Het betrekken van deze kinderen en jongeren bij de formulering en uitvoering van programma’s waar zij baat bij hebben.

  • E. Versterken van de maatschappelijke positie van organisaties die deze kinderen en jongeren ondersteunen, begeleiden dan wel vertegenwoordigen met het oog op verzelfstandiging van deze organisaties en het teweegbrengen van een blijvend effect.

  • F. Het internationale draagvlak vergroten voor de positie en rechten van deze kinderen en jongeren via lobby en pleitbezorging bij overheden en internationale fora.

  • G. Het bevorderen van afstemming van verschillende benaderingen van Nederlandse maatschappelijke organisaties die kennis en ervaring hebben op dit terrein, door uitwisseling en samenwerking.

Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie dienen activiteiten ten minste betrekking te hebben op één van de volgende categorieën van activiteiten:

  • a. het bieden van een geïntegreerd en breed pakket van duurzame dienstverlening voor de genoemde doelgroep.

  • b. de signalering, lobby en pleitbezorging (in samenwerking met multilaterale organisaties als UNFPA en WHO) voor aanpassing en/of handhaving van wetgeving en richtlijnen ter bestrijding van

    • i. sekswerk door minderjarigen,

    • ii. kinderhandel gerelateerd aan sekswerk en seksuele uitbuiting,

    • iii. en andere, aan sekswerk van jongeren en kinderen gerelateerde, vormen van uitbuiting.

  • c. het bevorderen van capaciteitsopbouw en versterken van de maatschappelijke positie van lokale en nationale organisaties die bestaan uit sekswerkers dan wel hen vertegenwoordigen, met name ten behoeve van verbetering van de positie en omstandigheden van jongeren en kinderen werkzaam in de prostititutie.

  • d. het doen van gericht onderzoek tav mogelijke interventies om de doelgroep te bereiken en het ontwikkelen en uitvoeren van pilots die kunnen leiden tot vervolgprogramma’s gericht op de verbetering van hun situatie.

V. Drempelcriteria

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Om in aanmerking te komen voor een additionele subsidie in het kader van de intensivering van het Opstapfonds dient het voorstel in elk geval te voldoen aan de volgende vereisten:

  • 1. De additionele activiteiten hebben betrekking op ten minste één van de in paragraaf IV genoemde categorieën van activiteiten.

  • 2. De looptijd van de additionele activiteiten eindigt uiterlijk op 31 december 2015.

  • 3. De additionele activiteiten vormen een vervolg op dan wel een uitbreiding van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend onder het Opstapfonds.4

Indien aan één van bovengenoemde vereisten niet wordt voldaan, wordt de aanvraag afgewezen.

VI. Beoordelingscriteria kwaliteit en doelmatigheid van het samenwerkingsverband

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1. De leden van het samenwerkingsverband sluiten een additionele overeenkomst, waaruit blijkt:

    • a. op welke wijze de penvoerder en de mede-indieners bijdragen aan de werkzaamheden van het samenwerkingsverband voor de bekostiging waarvan de ter beschikking te stellen middelen worden gevraagd;

    • b. welke capaciteit penvoerder en mede-indieners ter beschikking stellen om de activiteiten die bij hen zijn belegd succesvol te kunnen uitvoeren;

    • c. hoe de gevraagde subsidie onder de penvoerder en mede-indieners wordt verdeeld;

    • d. op welke punten wordt afgeweken van de bestaande samenwerkingsovereenkomst t.a.v. besluitvormingsprocedures, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, monitoring en evaluatie en naleving van de aan een subsidie verbonden verplichtingen jegens de minister.

VII. Beoordelingscriteria van de aanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

In aanvulling op en ter nadere invulling van het Standaardkader ontwikkelingssamenwerking wordt de aanvraag beoordeeld op de volgende criteria:

  • 1. De mate waarin de aanvraag bijdraagt aan de doelstellingen genoemd in paragraaf IV.

  • 2. De mate waarin de activiteiten in het activiteitenplan voortvloeien uit een in de subsidie aanvraag opgenomen probleemanalyse en beschrijving van de lokale context.

  • 3. De mate waarin de activiteiten zich geografisch toespitsen op landen waar kinderarbeid, kindprostitutie en kinderhandel veel voor komen.

  • 4. Betrokkenheid van relevante actoren op lokaal, nationaal en internationaal niveau, waaronder overheden, gezondheidsinstanties, politie, justitie, lokale ngo’s en internationale organisaties/fora.

  • 5. De mate waarin de operationele doelstellingen context specifiek zijn en de beoogde resultaten zijn uitgewerkt in een SMART-systematiek (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden).

  • 6. De mate waarin monitoring en evaluatie is opgenomen in het bestaande monitorings- en evaluatie protocol.

  • 7. De mate waarin de activiteiten een blijvend effect teweeg zullen brengen.

VIII. Beoordelingsprocedure

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

De aanvraag voor een subsidie in het kader van het Fonds dient in viervoud uiterlijk 7 maart 2014 schriftelijk, en rechtsgeldig ondertekend te zijn ontvangen op het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directie Sociale Ontwikkeling, Afdeling Gezondheid en AIDS, Postbus 20061, 2500 EB Den Haag. De aanvraag dient ook op een DVD te worden ingediend. De minister zal besluiten over de ingediende aanvraag uiterlijk op 7 april 2014.

X. Bij de aanvraag te voegen stukken

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1. Werkplan met daarin een overzicht van werkzaamheden, doelstellingen en resultaten alsmede van activiteiten, naar aard, omvang, fasering en onderling verband, in relatie tot de daarmee beoogde doelstellingen en resultaten en verwachte effecten voor de periode waarin de activiteiten worden uitgevoerd.

  • 2. Een gedetailleerde en sluitende begroting behorende bij het activiteitenplan gedifferentieerd naar land en deelnemer aan het samenwerkingsverband.

  • 3. Liquiditeitsprognose per jaar voor de gehele activiteitenperiode en een overzicht van financiële bijdragen van andere donoren voor de voorgestelde activiteiten.

  1. Besluit van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 28 juni 2012, nr. DJZ/BR/0501-12, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Opstapfonds), Stcrt. 2012, nr. 14902. ^ [1]
  2. Kamerstukken II 2013/14, 33750-XVII-49, aangenomen 3 december 2013. ^ [2]
  3. Besluit van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 24 juli 2012, nr. MinBuZa02012.16922, tot vaststelling van beleidsregels houdende algemene bepalingen voor subsidieverlening ten behoeve van activiteiten in het kader van ontwikkelingssamenwerking (Standaardkader ontwikkelingssamenwerking 2012), Stcrt. 2012, nr. 15896. ^ [3]
  4. Activiteiten die bij aanvraag van de subsidie reeds zijn gestart komen uitdrukkelijk niet in aanmerking, zie artikel 9 Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. ^ [4]
Naar boven