Besluit PT subsidiabiliteit en forfaitaire standaardtarieven medebewind 2013

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 29-12-2013 t/m 31-12-2013

Besluit van de voorzitter van het Productschap Tuinbouw van 18 december 2013 tot vaststelling van aanvullende voorschriften met betrekking tot subsidiabiliteit van maatregelen, acties of uitgaven en forfaitaire standaardtarieven in het kader van operationele programma's van producentenorganisaties (Besluit PT subsidiabiliteit en forfaitaire standaardtarieven medebewind 2013)

De voorzitter van het Productschap Tuinbouw,

Gelet op de artikelen 8 en 9 van Verordening PT uitvoeringsbepalingen GMO groenten en fruit 2012;

Gezien de artikelen 57 en 60 van Verordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PBEU, L 157);

Besluit:

1. Subsidiabiliteit

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

De criteria die worden gehanteerd voor de beoordeling van operationele programma's en de voor steun in aanmerking komende uitgaven betreffende het jaar 2013, zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

2. Forfaitaire standaardtarieven

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

  • 1 In het kader van operationele programma's kunnen, voor het berekenen van het door het productschap te betalen subsidiebedrag, forfaitaire standaardtarieven worden vastgesteld.

  • 2 Onder forfaitair standaardtarief wordt verstaan:

    Een vast (maximum-) bedrag per eenheid dat dient te worden gebruikt om de te declareren bedragen te kunnen vaststellen en waaraan een document ten grondslag ligt waaruit blijkt hoe de percentages tot stand zijn gekomen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

De volgende forfaitaire standaardtarieven gelden voor 2013:

  • a) Begrotingsregel 703-44-291

    1)

    Biologisch vermeerderd zaaizaad:

     
     

    i)

    Glas (vruchtgroenten)

    25% van de (kale) aankoopprijs

     

    ii)

    Vollegrond en glas (overige gewassen)

    45% van de (kale) aankoopprijs

     

    iii)

    Industrieteelten

    40% van de (kale) aankoopprijs

    2)

    Niet chemisch behandeld zaad:

    12% van de (kale) aankoopprijs

         

    exclusief glas (vruchtgroenten)

         

    exclusief industrieteelten

    3)

    Biologisch opgekweekt poot- en plantgoed:

    25% van de (kale) aankoopprijs exclusief enten

    4)

    Biologisch geteelde witlofpennen:

    50% van de (kale) aankoopprijs

  • b) Begrotingsregel 704-45-216

    Meerkosten voor zaaizaad van rassen met extra resistentie(s)

    • i) Paprika resistentie tabaksmozaiekvirus € 70 per 1000 zaden

    • ii) Komkommer tolerantie echte meeldauw PX (Pososphaeria xanthii ex Sphaerortheca fuliginiea) € 40 per 1000 zaden

    • iii) Radijs resistentie Fusarium oxysporum € 50 per 100.000 zaden

    • iv) Tomaat resistentie echte meeldauw ON (Oïdium lycopersicum) € 70 per 1000 zaden

    • v) IJsbergsla resistent Nasanovia € 4,50 per 1000 zaden

  • c) Begrotingsregel 704-45-217

    Uitgaven voor geënt plantmateriaal

    1)

    Voor de geïntegreerde teelt:

     
     

    i)

    ronde tomaten en vleestomaten (losse tomaten)

    € 0,30 per plant

     

    ii)

    trosmaten

    € 0,35 per plant

     

    iii)

    cherrytomaten, cocktailtomaten en aubergines

    € 0,00 per plant

     

    iv)

    paprika's, courgettes en komkommers

    € 0,82 per plant

    2)

    voor de biologische teelt:

     
     

    i)

    tomaten (alle soorten), aubergines, paprika's, courgettes en komkommers

    € 0,82 per plant

  • d) Begrotingsregel 709-46-220

    Hergebruik van meermalige verpakkingen en pallets

    75% van de huurkosten

  • e) Begrotingsregel 709-46-363

    Uitgaven ten behoeve van het wassen van fust, tenzij de waskosten van het betreffende fust conform sub d) van deze bepaling zijn opgenomen

    i.

    Waskosten voor blauwe multikratten

    € 0,056 per krat

    ii.

    Waskosten voor groene 4 kg bakken

    € 0,0757 per krat

    iii.

    Waskosten voor zwarte 10 kg bakken

    € 0.0757 per krat

3. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit PT subsidiabiliteit en forfaitaire standaardtarieven medebewind 2013.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

Zoetermeer, 18 december 2013

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven,

voorzitter

Bijlage als bedoeld in artikel 1 van het Besluit PT subsidiabiliteit en forfaitaire standaardtarieven medebewind 2013

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

INLEIDING

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Deze Criteria bevatten de voorwaarden voor reeds in GMO Connection opengestelde (sub)activiteiten. Dit betreft geen limitatieve lijst van subsidiabele (sub)activiteiten en de daarbij gestelde voorwaarden voor subsidiabiliteit.

Indien er nieuwe (sub)activiteiten zijn waarvan producentenorganisaties van mening zijn dat deze in aanmerking komen voor steun uit hoofde van de gemeenschappelijke marktordening groenten en fruit kunnen zij contact opnemen met het PT. Hiertoe kan het "Format vragen van producentenorganisaties over subsidiabiliteit" gebruikt worden. Het PT zal deze (sub)activiteiten dan toetsen aan de regelgeving en hier bij goedkeuring een begrotingsregel voor openstellen.

Op te voeren nieuwe (sub)activiteiten in het volgende jaar dienen, met het oog op het vaststellen van deze Criteria voor 2014, uiterlijk 3 juni 2013 aan het PT voorgelegd te worden door middel van het "Format vragen".

In geval van nieuwe (sub)activiteiten gedurende het jaar wordt verwezen naar de procedure in het kader van de wijzigingen gedurende het jaar op grond van artikel 66 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011. Zie hiervoor meest recentelijk circulaire GMO-005 2012 (Tussentijdse wijzigingen) van 17 april 2012.

Met betrekking tot de gestelde voorwaarden geldt, dat in zaken waarin deze Criteria niet voorzien door het PT een besluit genomen wordt op basis van de regelgeving.

A. CRITERIA SUBSIDIABELE UITGAVEN

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

De hieronder opgenomen kostensoorten (exclusief BTW) komen (mits niet in strijd met de van toepassing zijnde verordeningen) voor een financiële bijdrage in het kader van de GMO-regeling in aanmerking:

1. Personeelskosten

1.1. Kosten voor gedetacheerd personeel en uitzendkrachten vallen onder personeelskosten.

1.2. Personeelskosten kunnen, op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 slechts in het operationeel programma worden opgenomen, indien deze verband houden met maatregelen om een hoog niveau inzake kwaliteit of milieubescherming te verbeteren of te behouden, of om de afzet te verbeteren.

1.3. Op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 kunnen slechts de kosten van vakbekwaam personeel in het operationeel programma worden opgevoerd. Onder vakbekwaam personeel moet worden verstaan een werk- en denkniveau op minimaal MBO-niveau, verkregen door opleiding of ervaring en specifieke vakkennis om de betreffende functie te kunnen uitoefenen.

Voor specifieke eisen omtrent de vakbekwaamheid van kwaliteitscontroleurs wordt verwezen naar deel B, activiteit kwaliteitscontrole, nummers 203-18-61 en 203-18-62.

De vakbekwaamheid dient door middel van de in de organisatie gangbare en door de directie/het bestuur geaccordeerde functieprofielen te worden gestaafd. Deze functieprofielen dienen te zijn verankerd in de normale administratieve organisatie (AO) en niet specifiek voor de GMO activiteiten te zijn geschreven. Deze functieprofielen moeten in de bijlage van de aanvraag zijn opgenomen. Per (sub)activiteit moet in GMO Connection naar de betreffende profielen worden verwezen en dient een complete taakomschrijving ten behoeve van deze (sub)activiteit te worden beschreven. In deze beschrijving van circa een halve tot een hele pagina dient vooral ook aandacht besteed te worden aan de bescheiden (rapporten, verslagen, planningen, etc.) die deze functionaris zal opleveren. Indien de ruimte hiervoor in GMO Connection niet toereikend is, kan deze beschrijving in een bijlage worden opgenomen.

1.4. Op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 kan slechts de tijd, die de opgevoerde eigen werknemers of in voorkomend geval (zie punt 1.12.) aangesloten telers daadwerkelijk besteden aan de in het operationeel programma beschreven werkzaamheden, in aanmerking worden genomen. De tijdsbesteding dient te blijken uit een volledige urenregistratie, welke minimaal eenmaal per maand door de betreffende medewerker en de projectleider/direct leidinggevende (altijd door twee verschillende personen) dient te worden geparafeerd en gedateerd. Onder volledige urenadministratie moet worden verstaan dat alle gemaakte uren (dus ook niet-GMO uren) worden geregistreerd. Deze volledige urenregistratie hoeft alleen over die kwartalen te worden bijgehouden, waarin kosten van de betreffende medewerker ook daadwerkelijk in de kwartaalrapportage wordt opgevoerd.

Indien personeel binnen een maatregel voor meerdere (sub)activiteiten wordt ingezet, dient dit duidelijk zichtbaar te zijn in de urenregistratie. Ook indien medewerkers worden ingezet ten behoeve van niet GMO-producten of producten van niet-leden dient de splitsing van de activiteiten naar wel- en niet-GMO duidelijk uit de urenregistratie te blijken. Het is mogelijk om deze splitsing te maken aan de hand van een andere deugdelijke onderbouwing (bijvoorbeeld de gebruiksadministratie).

1.5. Uit de urenregistraties dient duidelijk te blijken dat management- en beheersmatige activiteiten (denk hierbij vooral ook aan het opstellen van rapportages, evaluaties en verslagen ten behoeve van de GMO) niet ten laste van de GMO worden gebracht. Leden van de (hoofd)directie en/of Raad van Bestuur zijn niet subsidiabel. In beperkte uitzonderingsgevallen kan van dit laatste na nadrukkelijke toestemming door het PT worden afgeweken. Dit is slechts mogelijk indien er concrete en aantoonbare activiteiten binnen een (sub)activiteit worden verricht.

1.6. Een medewerker kan nooit volledig ten laste van de GMO worden gebracht. Maximaal 90% van de contractueel of bij CAO overeengekomen uren kunnen ten laste van de GMO worden gebracht. Voor managers/leidinggevenden geldt dat niet meer dan 80% van de contractueel of bij CAO overeengekomen uren ten laste van de GMO kunnen worden gebracht.

De jaardeclaratie van personeelskosten mag het bij de indiening van het operationeel programma (of de wijzigingen daarop voor de volgende jaren) begrote en na beoordeling goedgekeurde aantal uren per subactiviteit niet overschrijden. Dit geldt per begrotingsregel van dezelfde soort medewerkers en niet per afzonderlijke medewerker.

Het aantal uren per subactiviteit wordt bij de indiening van het operationeel programma gedetailleerd onderbouwd en gemotiveerd. Slechts in uitzonderlijke gevallen (calamiteiten) kan het begrote aantal uren worden overschreden.

Met betrekking tot afwijkingen van het begrote bedrag naar boven toe worden uitsluitend de wijzigingen in de GMO tarieven op basis van reguliere aanpassingen van de salarissen en personeelsmutaties in aanmerking genomen.

1.7. In het geval van ICT-projecten kunnen slechts activiteiten van eigen medewerkers worden opgevoerd die betrekking hebben op nieuwbouw of uitbreiding van applicaties, als bedoeld in punt 2.20 en 3.8 en betrekking hebben op het handhaven of verbeteren van milieu, kwaliteit of het verbeteren van de afzet. Naast de onderbouwing van de activiteiten dient in dit geval ook een basisontwerp te worden toegevoegd. Het doen exploiteren (helpdesk, aanpassen aan gebruikerswensen, updates, onderhoud, storingsdiensten, etc.) is niet subsidiabel.

1.8. Uren besteed aan het bijwonen van cursussen, symposia en seminars, alsmede de deelname aan studiereizen/excursies zijn alleen dan subsidiabel indien het een opleidingsmaatregel betreft in het kader van crisispreventie, zoals bedoeld in artikel 103 quater, lid 2, onder d) van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

In het kader van crisispreventie worden slechts de daadwerkelijk aan GMO subsidiabele activiteiten bestede uren voor het bijwonen van cursussen, symposia en seminars, alsmede de deelname aan studiereizen/excursies in aanmerking genomen. Slechts opleidingen ten tijde van een structurele crisis die gericht zijn op het verwerven van inzicht in de mogelijkheden om de marktpositie te verbeteren, zijn subsidiabel. Ook hier blijven de vereisten voor wat betreft het begrip gekwalificeerd personeel en het voeren van urenregistraties etc. onverminderd van toepassing.

In geval van reizen dient een verslag gemaakt te worden, met de reisduur, de bezochte instellingen, streken en personen met de datum, het aantal deelnemers en de identiteitsgegevens van hen, de doelstelling van de reis en een evaluatie. Zie verder deel B van deze Criteria subactiviteit 604-59-313.

1.9 (Samengevoegd met 1.8)

1.10. In de aanvraag voor 2013 kan in eerste instantie worden gewerkt met uurtarieven op basis van het salaris van het voorafgaande jaar. Bij de jaardeclaratie dient te worden gewerkt met werkelijk uitbetaalde salarissen.

Bij de bepaling van deze tarieven dient te worden uitgegaan van het betaalde contractueel of bij CAO overeengekomen brutoloon van het voorafgaande jaar, in voorkomend geval inclusief een contractueel en/of bij CAO overeengekomen (niet winstafhankelijke) dertiende maand en eventuele onregelmatigheid- en ploegentoeslagen. Daarnaast mogen de volgende elementen in de uurtarieven worden opgenomen (limitatieve lijst):

  • werkgeversdeel sociale verzekeringswetten;

  • voor rekening van de werkgever komende kosten voor de ziektekostenverzekering;

  • werkgeversdeel pensioen en/of vervroegde uittreding (inclusief dotaties aan pensioenvoorzieningen, voor zover onderbouwd kan worden dat er rechtens afdwingbare uitkerings- c.q. betalingsverplichtingen tegenover staan).

Om te komen tot een uurtarief moet bovenstaand brutoloon worden gedeeld door het contractueel of bij CAO overeengekomen aantal uren. Overwerkvergoedingen kunnen niet in het uurtarief worden opgenomen.

Ter onderbouwing dient u van één personeelslid een voorbeeld van de berekening van het uurtarief bij de aanvraag te voegen.

1.11. Personeelskosten en de daarbij behorende belastingen en sociale premies komen alleen voor subsidie in aanmerking indien de producentenorganisatie of een minimaal 90%-dochter de bedragen uiteindelijk tijdig via haar actiefonds heeft verrekend (zie hiervoor hoofdstuk 2 van de handleiding).

1.12. Het is slechts mogelijk om uren van leden of personeelsleden van leden op te voeren, indien dit expliciet is toegestaan in onderdeel B van deze Criteria en onder de voorwaarden zoals bij de betreffende subactiviteit zijn gesteld.

Bovenstaande punten (inclusief de verplichting tot het voeren van een volledige urenregistratie) zijn ook van toepassing indien leden van de producentenorganisatie of hun personeelsleden onder de personeelskosten worden opgenomen. Voor aangesloten leden wordt een forfaitair uurtarief van € 40 gehanteerd. Voor personeel van aangesloten leden geldt een forfaitair uurtarief van € 25. Eisen omtrent vakbekwaamheid zijn ook voor leden van de producentenorganisatie en hun personeel van toepassing. Personeelskosten voor de uitvoering van scoutingactiviteiten zijn niet subsidiabel.

2. Duurzame productiemiddelen

2.1. Slechts duurzame goederen welke worden aangeschaft gedurende het betreffende jaar van uitvoering van het operationeel programma kunnen worden opgevoerd. Al deze investeringen dienen binnen twaalf maanden na aanschaf in gebruik te zijn genomen. De daadwerkelijke aanschaf dient (in voorkomend geval na oplevering) te worden aangetoond aan de hand van factu(u)r(en).

2.2. Voor alle onder dit hoofdstuk opgenomen investeringen geldt dat de installatie en montage van de betreffende investeringen in het investeringsbedrag kan zijn opgenomen. Dit geldt ook voor bijkomende kosten, waarvan het fiscaal en bedrijfseconomisch gebruikelijk is dat deze worden geactiveerd (bijvoorbeeld architecten). Demonteren is een vorm van slopen en als zodanig niet subsidiabel. Demonteren met als doel verhuizing alsmede het reviseren, transporteren en opnieuw monteren is subsidiabel. Uitgaven voor service en onderhoud zijn niet subsidiabel, dit evenmin als wettelijke verplichtingen, zoals leges, afvalverwijderingsbijdrage, etc.

2.3. De begrote investeringen van duurzame middelen dienen financieel te worden onderbouwd. Dit dient bij voorkeur door middel van een offerte te geschieden. Indien dit niet mogelijk is of omdat er recentelijk (in een aanvraag voor een nieuw operationeel programma of wijziging op een operationeel programma conform de artikelen 65 en 66 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011) soortgelijke uitgaven voor duurzame middelen zijn gedaan, kan worden volstaan met een recente factuur of een andere vorm van onderbouwing. Indien er meerdere gelijksoortige investeringen worden gedaan (met uitzondering van grond en bestaand onroerend goed) kan worden volstaan met één onderbouwing.

2.4. In het geval van aanschaf of nieuw-/verbouw van gebouwen (zoals koelcomplexen, distributiecentra, sorteerhallen, etc.), kan slechts het gedeelte dat aan het eigen GMO-product kan worden toegeschreven én in eigendom is van de producentenorganisatie, in de aanvraag worden opgenomen. In deel E van deze Criteria is een limitatieve lijst opgenomen van ruimtes die als GMO-waardig kunnen worden beschouwd, alsmede een niet-limitatieve lijst van de niet-GMO-waardige ruimtes. Alleen de oppervlakte van de hiervoor aangegeven ruimtes mogen meegenomen worden in de bepaling van de GMO-waardige oppervlakte.

Voor de bepaling van het te declareren bedrag dient het percentage GMO-waardige ruimtes vastgesteld te worden. Dit gebeurt aan de hand van de oppervlakte van de GMO-waardige ruimtes. Deze oppervlakte dient de producentenorganisatie middels een bouwtekening aan te tonen c.q. te onderbouwen. Het percentage GMO-waardige ruimtes wordt bepaald ten opzichte van de totale oppervlakte. Onder totale oppervlakte wordt verstaan het inpandig aantal vierkante meters (inclusief eventuele verdiepingen) van het nieuw- of te verbouwen pand dat is weergeven op de aangeleverde bouwtekening. De oppervlakte van de (eventueel) aan te bouwen docks dient bij deze berekening buiten beschouwing gelaten te worden.

Het te declareren bedrag wordt bepaald door de totale aanneem- c.q. bouwsom minus de niet-subsidiabele elementen te vermenigvuldigen met het percentage GMO-waardige ruimtes. De aanneem- c.q. bouwsom moet bij de indiening middels offertes worden onderbouwd. Bij de jaardeclaratie dient deze onderbouwing nogmaals plaats te vinden aan de hand van facturen die op naam zijn gesteld van de producentenorganisatie. Deze kosten dienen ook daadwerkelijk door de producentenorganisatie te worden gedragen.

Het percentage GMO-waardige ruimtes wordt ook toegepast op de externe diensten die op deze investering betrekking hebben.

Elementaire voorzieningen als afwateringssystemen, riolering, aansluiting op waterleiding, elektriciteitsnet en aansluitingen op systemen voor datacommunicatie (zoals telefoon) worden gezien als onmisbare elementen en zijn daarom subsidiabel. Parkeerplaatsen, groenvoorziening, bewegwijzering, etc. worden als niet subsidiabel beschouwd.

Het onderscheid tussen alle elementen c.q. ruimtes dient duidelijk uit de offerte en een bouwtekening of plattegrond te blijken. In delen E en F is een niet-limitatieve lijst van niet-subsidiabele elementen bij nieuw-/verbouw opgenomen.

Het bepaalde onder punt 2.14 is onverminderd ook op gebouwen van toepassing.

Het PT verzoekt u bij indiening van een dergelijke investering gebruik te maken van het format: zie bijlage F2.

2.5. In het geval van aankoop van onbebouwde grond dient, op grond van punt 6 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, te worden aangetoond dat deze aankoop noodzakelijk is voor een in een operationeel programma opgenomen investering.

De grond moet binnen de looptijd van het operationele programma worden aangewend voor de realisatie van de betreffende investering.

Verder mag het aandeel van de grond in de totale investering (grond, gebouwen machines) niet meer dan 10% van de uitgaven voor de totale GMO-waardige investering bedragen. Er wordt dus gekeken naar de totale investering (dit kan over meerdere jaren, mits binnen de looptijd van het operationeel programma) en niet naar de uitgaven voor de activiteit in enig jaar. Dit maximum van 10% kan in het geval van milieuacties worden overschreden, mits naar behoren gemotiveerd.

Slechts het aandeel van de grond dat daadwerkelijk wordt aangewend voor de GMO-waardige investering is subsidiabel. Elementen in de nieuwbouw die niet subsidiabel worden geacht (zie hiervoor ook 2.4 en deel E en F), dienen ook voor het betreffende aantal vierkante meters uit de grondaanschaf te worden verwijderd.

Indien de nieuwbouw wordt voorzien van één of meer docks, is het toegestaan per dock maximaal 200 m2 grond bij het aantal vierkante meters te subsidiëren grond op te tellen, mits deze vierkante meters ook daadwerkelijk in de grondaankoop zijn inbegrepen.

Het gedeelte van de grond dat is bestemd voor parkeerplaatsen, erfverharding, groenvoorziening (inclusief groen- en grindstroken rondom gebouwen), ontsluiting naar de openbare weg, fietsenstalling etc. (dit is een niet-limitatieve opsomming) is niet subsidiabel. Eventuele vanuit de overheid voorgeschreven bepalingen hieromtrent, doen aan voorgaande niets af. Een en ander dient door middel van concrete bouwtekeningen en/of plattegronden te worden aangetoond (zie ook 2.4).

Het is op grond van artikel 60, lid 5 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet mogelijk om de aanschafwaarde van grond over meerdere operationele programma's te spreiden.

2.6. Duurzame middelen dienen in eigendom te komen van de producentenorganisatie of een minimaal 90% dochter. Investeringen door rechtspersonen waarin ook telers een belang hebben van meer dan 10% van de aandelen, zijn niet mogelijk. Investeringen door een dochter van meerdere erkende producentenorganisaties zijn mogelijk. Deze investeringen moeten naar rato van de aandelenverhouding over de betreffende producentenorganisaties worden verdeeld.

2.7. In het geval van roerende zaken moeten de investeringen gedurende vijf jaar na het moment van ingebruikname in eigendom van de producentenorganisatie blijven. Onder het moment van ingebruikname wordt verstaan het moment dat de laatste termijn is betaald. Voor onroerende zaken geldt een termijn van tien jaar, tenzij de producentenorganisatie na een termijn van tenminste vijf jaar kan aantonen dat de investering geen economische waarde meer heeft voor de producentenorganisatie. Voor het onderscheid tussen roerende en onroerende zaken wordt aangesloten bij de definities in artikel 3 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

Indien duurzame middelen over een langere periode dan in voorgaande alinea genoemd ten laste van het actiefonds worden gebracht (zie punt 2.11) dient de investering gedurende deze langere periode in eigendom van de producentenorganisatie te blijven.

Voor bomen en meerjarig plantgoed gelden andere termijnen. Hiervoor wordt verwezen naar deel B van deze criteria, begrotingsregels 101-2-331 en 102-5-6.

2.8. Verliest om enigerlei reden de producentenorganisatie het eigendom van de investering gedurende de in de voorgaande alinea genoemde termijnen, dan dient conform artikel 60, lid 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 de restwaarde te worden terugbetaald. Deze restwaarde wordt forfaitair bepaald door een afschrijving van 20% per jaar. Voor onroerende zaken wordt deze restwaarde bepaald door een forfaitaire afschrijving van 10% per jaar. Voorgaande forfaitaire percentages worden naar rato van het aantal maanden dat een investering daadwerkelijk in eigendom is geweest toegepast. Is er minder ten laste van het actiefonds gebracht, dan wat volgens voorgaande berekening moet worden terugbetaald, dan wordt de terugbetaling vastgesteld op wat ten laste van het actiefonds is gebracht.

Gaat het eigendom van een investering teniet door bijvoorbeeld brand of diefstal en wordt een uitkering van een verzekeraar ontvangen, dan worden in afwijking van voorgaande alinea de ontvangen verzekeringspenningen als restwaarde gehanteerd.

2.9. In afwijking van de punten 2.7. en 2.8. is het op grond van artikel 60, lid 5, tweede alinea van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wel mogelijk om een investering te vervangen. De op grond van punt 2.8. berekende vervangingswaarde dient dan op de aanschaf van de vervangende investering in mindering te worden gebracht of aan het actiefonds te worden toegevoegd.

Onder vervanging wordt onder dit punt verstaan vervanging van een identieke investering binnen dezelfde maatregel en doelstelling.

Vervanging van onderdelen van een investering wordt niet in aanmerking genomen.

2.10. Naast het in punt 2.7. genoemde eigendom, dient de producentenorganisatie de volledige zeggenschap over de investering te behouden. De investering dient toegankelijk te zijn voor alle leden. In het geval een investering op het bedrijf van een aangesloten lid wordt geplaatst dient dit contractueel met dat lid te worden vastgelegd.

Kosten voor het recht van opstal zijn niet subsidiabel.

2.11. Een producentenorganisatie heeft de keus om een duurzaam middel in één keer ten laste van het actiefonds te brengen of dit duurzame middel over meerdere jaren ten laste van het actiefonds te brengen. Deze keus dient bij ontvangst van de eerste factuur aan het PT kenbaar worden gemaakt. Indien het duurzame middel over meerdere jaren ten laste van het actiefonds wordt gebracht, dient op het moment van betaling van de laatste factuur kenbaar te worden gemaakt over hoeveel termijnen deze investering ten laste van het actiefonds gebracht zal worden. Het is niet meer mogelijk om dit naderhand te wijzigen. Eerder betaalde facturen kunnen naar eigen inzicht van de producentenorganisatie ten laste van het actiefonds worden gebracht, het bedrag dat op het moment van betaling van de laatste factuur nog niet ten laste van het actiefonds is gebracht, dient volgens het gekozen stramien ten laste van het actiefonds te worden gebracht.

Indien investeringen over meerdere jaren ten laste van het actiefonds worden gebracht, dient het jaarlijkse bedrag lineair bepaald te worden. Gedurende het jaar dient dit bedrag vervolgens gelijkmatig over het jaar ten laste van het actiefonds te worden gebracht.

Indien hiervoor gegronde economische redenen bestaan en in het bijzonder bij een fiscale afschrijvingsperiode van meer dan vijf jaar, is het op grond van artikel 60, lid 5, eerste alinea van Uitvoeringsverordening (EU) 543/2011 ook mogelijk om investeringen over meerdere programma's ten laste van het actiefonds te brengen.

Voor investeringen in energiebesparende apparatuur gelden afwijkende regels. Zie hiervoor onderdeel B van deze Criteria, maatregelen 7 en 3.

2.12. Het is toegestaan om tweedehands investeringen op te voeren, mits het aanschafbedrag hoger ligt dan EUR 10.000. In dat geval dient er krachtens punt 10 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 een verklaring van de verkopende partij te worden overlegd. In deze verklaring dient te zijn opgenomen dat in de voorbije zeven jaren voor de aankoop van het goed geen andere subsidie is ontvangen. Dit geldt voor alle vormen van subsidies, zowel uniaal als nationaal.

In het geval van aankoop van een bestaande onroerende zaak (inclusief grond) dient op grond van punt 20 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 de in voorgaande alinea bedoelde verklaring betrekking te hebben op een periode van tien jaar.

Het is niet toegestaan om een tweedehands duurzaam goed bij een aangesloten teler aan te schaffen en dit goed vervolgens bij deze of een andere aangesloten teler te laten staan/te plaatsen. Dit is ook van toepassing op huur- en leaseovereenkomsten met/van telers.

2.13. Indien een duurzaam goed slechts gedeeltelijk wordt gebruikt voor de uitvoering van het operationeel programma, mag alleen het op het operationeel programma betrekking hebbende deel aan de betreffende maatregel worden toegerekend.

2.14 Op grond van artikel 60, lid 3 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 dient een investering voor minimaal 50% te worden aangewend voor producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend en die afkomstig zijn van leden van de producentenorganisatie of van een andere producentenorganisatie. Indien het gebruik in een vastgestelde piekperiode minder bedraagt dan 50%, kan de investering niet worden opgevoerd.

Als piekperiode, zoals bedoeld in de voorgaande alinea, dient te worden gebruikt:

  • Glasgroenten (bijvoorbeeld tomaat, komkommer, paprika, aubergine, courgette, aardbeien) en asperges: mei tot en met augustus

  • Zachtfruit (bijvoorbeeld bessen, bramen, frambozen, aardbeien vollegrond): juni tot en met september

  • Kersen half mei tot en met half juli

  • Vollegrondsteelten (bijvoorbeeld ijsbergsla, broccoli, bonen, spruiten, prei, wortelen en jaarrondteelten (bijvoorbeeld champignons en witlof): augustus tot en met november

  • Hardfruit (bijvoorbeeld appelen en peren): oktober tot en met januari (in de praktijk is het mogelijk om met weeknummers te werken)

Het PT houdt zich het recht voor om bij beschikking voor bepaalde investeringen en/of producten van bovenstaande piekperioden af te wijken en een andere periode vast te stellen. Ook kan een producentenorganisatie verzoeken om een andere piekperiode vast te stellen. Voor investeringen die ten behoeve van meerdere productcategorieën worden aangewend (bijvoorbeeld gebouwen) zal het PT op verzoek van een producentenorganisatie een piekperiode vaststellen. Indien een investering wordt aangeschaft na de piekperiode, begint de registratie in het daaropvolgende jaar. Dit is ook van toepassing, indien de investering in het laatste jaar van een operationeel programma wordt gedaan.

De in de eerste alinea genoemde eis van 50% geldt per investering. Dit houdt in dat een nieuwe investering niet subsidiabel is, indien gedurende de piekperiode de voorgaande investering(en) niet volledig wordt/worden benut. Dit houdt in dat in het geval van bijvoorbeeld twee machines, deze twee een gezamenlijk gebruikspercentage dienen te realiseren van 150%. Bij 8 machines is dit percentage 750%. Op centrale locaties van de producentenorganisatie dient dit gebruik tijdens de piekperiode aan de hand van een gebruiksadministratie op investeringsniveau te worden aangetoond. Voor investeringen op locaties van aangesloten telers kan het PT om nadere verklaringen vragen. Indien een investering op verschillende locaties noodzakelijk is, is bovenstaande voorwaarde van volledige benutting van de voorgaande investering op andere locaties niet van toepassing. Wel dient hierbij de noodzaak aannemelijk gemaakt worden. De bepaling van minimaal 50% GMO waardig gebruik is voor iedere investering per locatie van toepassing.

De hiervoor genoemde gebruiksadministratie moet gedurende de piekperiode per investering worden bijgehouden om aan te tonen dat het percentage tenminste 50% bedraagt voor producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend en die afkomstig zijn van haar leden of een andere producentenorganisatie. Deze administratie dient minimaal de volgende elementen te registreren:

  • Jaar

  • Project

  • Locatie

  • Soort investering

  • Aanschafdatum

  • Leverancier, merk, type, serie- of registratienummer

  • Hoeveelheid verwerkt GMO-product (conform de hieronder beschreven registratiewijze), aangetoond moet kunnen worden dat dit inderdaad GMO-product is

  • Hoeveelheid verwerkt niet GMO-product

  • Totale hoeveelheid verwerkt

Bovenstaande gebruiksadministratie moet per dag worden bijgehouden. Bij de jaardeclaratie moeten de gegevens per maand (in voorkomend geval periode van vier weken) worden aangeleverd. De achterliggende administraties en bewijsstukken moeten altijd beschikbaar zijn voor het PT en/of andere controle-instanties en op verzoek worden toegezonden.

Voor verschillende soorten van investeringen, zijn er verschillende registratiewijzen. Het PT schrijft de volgende registratiewijzen voor:

  • Op productstromen (op locatieniveau), deze cijfers dienen te worden gebruikt bij distributiecentra, gebouwen, etc.

  • Palletregistraties, deze cijfers dienen te worden gebruikt bij koelcellen, etc.

  • Stuks, collie, kilogramregistraties, deze dienen te worden gebruikt bij sorteerlijnen, verpakkingsmachines, etc.

Het PT houdt zich het recht voor om in voorkomend geval andere registratiewijzen voor te schrijven of van bovenstaande voorschriften af te wijken. Ook kan een producentenorganisatie een verzoek indienen om de registratie op een andere manier te laten plaatsvinden. De producentenorganisatie dient altijd in de aanvraag op te nemen hoe de gebruiksadministratie gevoerd gaat worden.

Voor investeringen die al reeds voor 2008 in het operationeel programma waren opgevoerd en ook nog in de aanvraag 2013 worden opgenomen, geldt de volgende overgangsbepaling: Het uiteindelijk op te voeren gedeelte van de investering is een gewogen gemiddelde van de werkelijke percentages over de jaren tot en met 2007 en 100% over de jaren 2008 en verder.

2.15. Bij de toepassing van de punten 2.13. en 2.14. dient in aanmerking te worden genomen dat ook producten waarover de producentenorganisatie of de individuele telers geen bedrijfseconomisch risico meer lopen, worden gezien als niet-GMO product. Ter illustratie: indien product inmiddels is verkocht, maar nog wel een toegevoegde waarde krijgt doordat het gesorteerd en verpakt moet worden en het product gaat verloren door fouten bij het sorteren en verpakken, zijn de betreffende sorteer- en verpakinstallaties slechts dan subsidiabel indien de producentenorganisatie en/of de teler in het geval van verloren gaan van product hierover het financiële risico draagt.

2.16. Op grond van artikel 60, lid 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is het mogelijk om een duurzaam goed te plaatsen op de locatie van een bij de producentenorganisatie aangesloten lid. Het bepaalde in de punten 2.6 en 2.10. is dan onverminderd van toepassing.

Indien de betreffende teler de producentenorganisatie verlaat, dient de producentenorganisatie de investering te herplaatsen op een locatie van de producentenorganisatie of van een ander aangesloten lid. Is dit niet mogelijk, dan geldt wat is bepaald onder punt 2.8.

In het geval investeringen op het bedrijf van een aangesloten teler worden geplaatst dient het belang van de producentenorganisatie en de relatie met de verwezenlijking van de doelstellingen van het operationeel programma te worden aangetoond. Investeringen in de pré-oogstfase worden in het algemeen geacht geen relatie met de verwezenlijking van de algemene doelstellingen te hebben en zijn derhalve niet subsidiabel. Slechts in het geval van een vernieuwend experiment (onder experiment moet een voor de sector vernieuwende pilot worden verstaan, welk een uitstralingseffect zal hebben naar de telers en waarbij de producentenorganisatie een financieel risico loopt en waarvan de producentenorganisatie de resultaten onder de eigen telers of de gehele sector bekend maakt) of een zeer duidelijke relatie met milieu, kwaliteit en/of afzet in het zeer directe belang van de producentenorganisatie of de sector zijn dergelijke investeringen in het operationeel programma mogelijk. In het geval van een experiment, is het bij succes niet mogelijk om de betreffende investering vervolgens automatisch bij meerdere leden uit te voeren. Het directe collectieve belang dient te worden onderbouwd.

Mits toe te rekenen aan subsidiabele investeringen zijn elementaire voorzieningen als afwateringssystemen, riolering, aansluiting op waterleiding, elektriciteitsnet en aansluitingen op systemen voor datacommunicatie, die worden gezien als onmisbare elementen, subsidiabel tot een afstand van 500 m van de erfgrens. Boven de 500 m wordt slechts 50 % van de kosten in aanmerking genomen.

2.17. Op grond van punt 23 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is het niet mogelijk om investeringen of soortgelijke type acties in andere bedrijven te plaatsen, dan die van de producentenorganisatie, een groepering van producentenorganisaties, dochterondernemingen daarvan of bij de aangesloten telers. Dit houdt in dat investeringen geplaatst in bedrijven van derden niet subsidiabel zijn, ongeacht het gebruik van deze investeringen. Bedrijven die volledig in eigendom zijn van rechtspersonen die bestaan uit aangesloten telers, de producentenorganisatie, een groepering van producentenorganisaties of dochterondernemingen van de genoemde rechtspersonen worden niet als bedrijven van derden gezien. Voorgaande is ook van toepassing als deze bedrijven worden gehuurd.

Naast de voorwaarden uit voorgaande alinea, dienen investeringen op grond van punt 24 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 altijd geplaatst te worden op het grondgebied van de Europese Unie.

2.18. Het is op grond van punt 12 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 mogelijk om een duurzaam goed te huren. In een dergelijk geval kunnen krachtens punt 13 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 alleen de werkelijk betaalde 'kale' huurbedragen in aanmerking worden genomen. Er dient gemotiveerd te worden aangetoond (bijvoorbeeld door een offerte van de aanschafwaarde) dat dit economisch verantwoord is.

De gestelde voorwaarden voor wat betreft andere subsidies zijn ook hier van toepassing, zie hiervoor punt 2.12.

2.19. Het is mogelijk om een duurzaam goed te leasen. In een dergelijk geval kunnen op grond van punt 14 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 alleen de werkelijk betaalde 'kale' huurbedragen in aanmerking worden genomen. Kosten voor rente, onderhoud, servicecontracten, winstmarge e.d. zijn niet subsidiabel.

De gestelde voorwaarden voor wat betreft andere subsidies zijn ook hier van toepassing, zie hiervoor punt 2.12.

In totaal kunnen er nooit meer leasetermijnen in aanmerking worden genomen dan de netto marktwaarde van het geleasde goed. Een langlopend leasecontract kan ook over meerdere operationele programma's worden gespreid, mits daarvoor gegronde economische redenen bestaan en in het bijzonder bij een fiscale afschrijvingsperiode van meer dan vijf jaar.

2.20. Voor uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT zijn de volgende richtlijnen van toepassing:

  • Separate PC's, notebooks, laptops, etc. zijn niet subsidiabel.

    Computerapparatuur die een integraal onderdeel uitmaken van subsidiabele installaties kunnen voor het deel dat kan worden toegerekend aan de subsidiabele activiteit in aanmerking worden genomen.

  • Overige ICT-voorzieningen die ondersteunend zijn voor GMO subsidiabele activiteiten zijn subsidiabel. Het deel van de kosten van hardware en software, dat op grond van de voorgelegde offerte(s) kan worden toegerekend aan subsidiabele activiteiten wordt in aanmerking genomen. In voorkomende gevallen kan het PT in afwijking hiervan op grond van de voorgelegde offerte besluiten een nader vast te stellen percentage van het totale offertebedrag in aanmerking te nemen.

Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • Servers zijn slechts subsidiabel voor het deel van het geheugen dat daadwerkelijk voor GMO-waardige applicaties wordt gebruikt. Daarom dient te worden aangetoond welke applicaties via de server gebruikt worden en wat het capaciteitsbeslag en het gebruik van de betreffende GMO-applicaties zijn op de server.

  • Als subsidiabele software kunnen slechts die applicaties worden opgenomen, die bijdragen aan handhaving van de kwaliteit of de milieubescherming of de afzet vergroten. Algemene applicaties zoals MS Office applicaties (bijvoorbeeld Word, Excel), boekhoud- en financiële pakketten, kantoorautomatisering, etc. zijn niet subsidiabel.

  • Slechts totaal nieuwe applicaties kunnen in de GMO-aanvraag worden opgenomen. Een update (bijvoorbeeld aanpassingen als gevolg van gebruikerservaringen) van een reeds bestaande applicatie is niet subsidiabel.

    Deze nieuwe applicatie dient binnen de producentenorganisatie een andere manier van werken als effect te hebben. Uitbreiding is slechts subsidiabel indien het een echt nieuwe module betreft en ook deze module een andere manier van werken als effect heeft.

  • Software kan slechts onder de duurzame middelen worden opgenomen, indien deze in eigendom komt. Wordt software slechts onder licentie uitgegeven, dan dienen deze kosten onder overige kosten te worden opgenomen. Indien software wordt ontwikkeld door eigen personeel of externe diensten, dan mogen de kosten hiervan GMO-technisch niet worden geactiveerd, maar dienen ze gedurende het jaar als uitgaven voor personeel c.q. overige kosten te worden verantwoord.

Zie verder de bepalingen bij punt 1.7. voor personeelskosten in het geval van ICT-projecten en punt 3.8. voor overige kosten op het gebied van ICT.

2.21. Van alle onder de GMO gebrachte investeringen in het lopende operationeel programma moet een DPM-register worden bijgehouden. Dit register dient actueel te worden gehouden en te allen tijde opvraagbaar te zijn voor het PT of andere controlerende instanties. Het verplichte format detailstaat betalingen/afschrijvingen dat wordt gebruikt bij de kwartaaldeclaraties en de jaardeclaratie en dat eerder door het PT ter beschikking is gesteld kan worden gebruikt als DPM-register. Instructies omtrent het invullen zijn verstrekt.

3. Overige kosten

3.1. De begrote kosten voor overige kosten dienen financieel te worden onderbouwd. Dit dient bij voorkeur door middel van een offerte te geschieden. Indien dit niet mogelijk is of omdat er recentelijk (in een aanvraag voor een nieuw operationeel programma of wijziging op een operationeel programma conform de artikelen 65 en 66 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011) soortgelijke uitgaven voor overige kosten zijn gedaan, kan worden volstaan met een recente factuur of een andere vorm van onderbouwing. Indien er meerdere gelijksoortige uitgaven worden gedaan kan worden volstaan met één onderbouwing.

3.2. Indien kennis of capaciteit bij de producentenorganisatie onvoldoende aanwezig is kunnen hiervoor externen worden ingezet. Ook deze dienen van een kwalitatief hoogstaand niveau te zijn. Indien eigen personeelsleden voor deze activiteiten niet subsidiabel worden geacht, is het op grond van punt 16 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 ook niet mogelijk om dergelijke activiteiten onder overige kosten op te voeren. In het operationeel programma dient te worden aangegeven welke specifieke taken aan externe diensten worden uitbesteed.

3.3. In het algemeen hoeft de factuur voor een overige kostensoort niet te worden uitgesplitst. Het gefactureerde bedrag (exclusief BTW) kan in deze gevallen in de GMO declaratie van het betreffende jaar worden opgenomen.

In het geval dochters van de producentenorganisatie worden opgevoerd als externe dienst of in het geval dat kerntaken van de producentenorganisatie worden uitbesteed is de lijst van niet subsidiabele acties ook op deze externe diensten van toepassing. In deze gevallen dienen voor de externe diensten de uitgaven wel te worden uitgesplitst en mogen niet subsidiabele uitgaven niet worden opgenomen. Ook zijn deze externe diensten onderworpen aan de voorschriften van de EU-verordeningen en aan die van het PT. Het PT zal na indiening beoordelen voor welke externe diensten dit van toepassing is en dit in de beschikking opnemen.

Met deze externe diensten dient ook een contract te worden gesloten waarin bepalingen zijn opgenomen dat het PT, de Europese Commissie, het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de Europese en/of Algemene Rekenkamer of diensten die namens deze instanties controleren, toegang tot het bedrijf en de boekhouding van deze externe dienst verkrijgen.

Tevens dienen deze externe diensten controleverklaringen, conform de richtlijnen voor de accountantscontrole, bij de declaratie te verstrekken.

Afhankelijk van het project zal het PT gedurende de beoordeling of bij de goedkeuring voorschrijven voor welke externe diensten dit van toepassing is.

3.4. Het is mogelijk om met eigen auto gereden kilometers te vergoeden aan in het operationeel programma opgenomen medewerkers en telers. Deze kilometers moeten dan zijn gemaakt in het kader van een eveneens in de maatregel opgenomen activiteit. De vergoedingen moeten daadwerkelijk aan de medewerker zijn uitbetaald. Er mag maximaal € 0,37 in de GMO-aanvraag worden opgenomen. In een dergelijk geval dient er wel een deugdelijke kilometeradministratie gevoerd te worden.

3.5. In het geval van dienstreizen, excursies etc., is het op grond van punt 7 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 mogelijk om forfaitaire vergoedingen voor reis- en verblijfkosten te verstrekken. Deze vergoedingen dienen daadwerkelijk aan de medewerker te zijn uitbetaald en dienen binnen de maxima uit het Reiskostenbesluit Rijksoverheid te blijven. Momenteel luidt dit besluit als volgt:

Vliegreizen

ticket in de economy/toeristen klasse (ticket en boarding pass moeten kunnen worden overlegd)

Treinreizen

eerste klas ticket (ticket moet kunnen worden overlegd)

Reizen met eigen auto

€ 0,37 per gereden kilometer (op grond van een deugdelijke kilometeradministratie)

Overnachting

€ 82,35 (nota noodzakelijk)

Ontbijt

€ 8,05 (nota noodzakelijk)

Lunch

€ 13,22 (nota noodzakelijk)

Diner

€ 20,00 (nota noodzakelijk)

Kosten dag

€ 4,22

Kosten avond

€ 12,61 (nota noodzakelijk)

Het bepaalde in dit punt is eveneens van toepassing op aangesloten telers, die activiteiten in het kader van de betreffende maatregel verrichten.

3.6. Acties kunnen krachtens punt 23 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet worden uitgevoerd in andere bedrijven dan die van de producentenorganisatie, de groepering van producentenorganisaties, een dochteronderneming of de leden daarvan. Zie hiervoor ook punt 2.17.

3.7 Op grond van punt 24 bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 kunnen geen maatregelen worden uitbesteed buiten het grondgebied van de Europese Unie. Dit houdt in dat uitgaven gerealiseerd bij externe partijen buiten de Europese Unie niet subsidiabel zijn. Dit betekent bijvoorbeeld dat de (eigen) personeelskosten van een studiereis buiten de Europese Unie nog in aanmerking kunnen worden genomen, maar de aldaar gedane uitgaven voor bijvoorbeeld logies en transport niet meer voor financiering in aanmerking komen.

3.8. Voor uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn de volgende richtlijnen van toepassing:

  • ICT voorzieningen die ondersteunend zijn voor GMO subsidiabele activiteiten zijn subsidiabel. Het deel van de kosten van software, dat op grond van de voorgelegde offerte(s) kan worden toegerekend aan subsidiabele activiteiten wordt in aanmerking genomen. In voorkomende gevallen kan het PT in afwijking hiervan op grond van de voorgelegde offerte besluiten een nader vast te stellen percentage van het totale offertebedrag in aanmerking te nemen.

  • Jaarlijkse licentiekosten en abonnementen kunnen uitsluitend in aanmerking worden genomen in geval van subsidiabele applicaties en modules en deze zijn voor 50% subsidiabel. Onderhoudsabonnementen zijn niet subsidiabel.

  • Zie verder de bepalingen bij punt 1.7. Personeelskosten in het geval van ICT-projecten en punt 2.20. Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT.

4. Algemene kosten

4.1. Het is op grond van punt 2, onder a) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 mogelijk om over de totale begroting een forfaitair bedrag aan algemene kosten op te nemen. Dit forfait bedraagt 2% van de goedgekeurde projectkosten (inclusief maatregel 6) met een maximum van € 180.000. Deze 2% bestaat voor 1 % (maximaal € 90.000) uit subsidie en voor 1 % (maximaal € 90.000) uit eigen bijdragen.

4.2. In het geval van een groepering van producentenorganisaties, mag dit bedrag van de aangesloten producentenorganisaties bij elkaar worden opgeteld tot een maximum van € 1.250.000 (subsidie € 625.000, eigen bijdragen € 625.000).

5. Overige opmerkingen

5.1 In het geval een uitgaven post beperkt subsidiabel is gesteld, dient ook het volledige bedrag van de uitgaven te worden verantwoord in de detailstaat betalingen/ afschrijvingen. In de werkinstructie van het PT voor de detailstaat betalingen is deze bepaling verder uitgewerkt. De meest recente versie van deze werkinstructie is opgenomen in de bijlage bij circulaire GMO-020 2011.

5.2. In de Nationale Strategie is bepaald dat Nederlandse producentenorganisaties zich maximaal dienen in te spannen om in de komende operationele programma's meer acties op het gebied van promotie/marketing, innovatie, samenwerking in de keten en planning van het productaanbod op te nemen (alles in het kader van afzetbevordering). Een producentenorganisatie maakt jaarlijks een jaarplan afzetbevordering waarin per onderdeel de activiteiten worden beschreven en de kosten worden begroot. In GMO Connection is daar een speciaal veld voor beschikbaar. Tevens is in GMO Connection een invoerveld voorzien voor de selectie van begrotingsregels met begrote bedragen voor de onderdelen die vallen onder afzetbevordering. Met de indiening van de operationele programma's of de wijzigingen daarop voor 2013 ontstaat een beeld van wat producentenorganisaties in Nederland op dit terrein beogen. Indien bij een evaluatie van de operationele programma's of de wijzigingen daarop voor 2013 blijkt dat deze inspanningsverplichting niet tot een gewenst resultaat zal leiden, zal het PT voor deze acties nadere voorwaarden gaan vaststellen om afzetbevordering onder GMO te bevorderen.

B. Criteria per maatregel/type actie/activiteit/subactiviteit:

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Maatregel 1: Acties die gericht zijn op de productieplanning

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Type acties: 101 Aankoop van vaste activa en 102 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Algemeen voorbehoud:

In geval van investeringen, huur en leasing geldt dat voldaan moet worden aan de aan duurzame middelen gestelde eisen zoals vermeld in artikel 60, leden 3 en 5 (met name tweede en derde alinea) en en de punten 6, 10 t/m 14, 20, 21, 23 en 24 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011. Dit is nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen en onderdelen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw en of verbouw.

Activiteit: Aanvoerprognose

101-1-253 en 102-4-257 ICT investeringen voor het ontwikkelen en verbeteren van aanvoerprognose en areaalenquêtes (betreft producentenorganisatie, distributiecentra en teeltbedrijven)

Kosten voor het ontwikkelen en verbeteren (niet het exploiteren, dat wil zeggen alle activiteiten na ingebruikname) van aanvoerprognosesystemen zijn subsidiabel.

Bij jaarlijkse licenties voor aanvoermodules wordt 50% van de kosten in aanmerking genomen.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

Activiteit: Aanbodplanning

101-2-2 en 102-5-5 Koelhuizen, koelcellen, koelinstallaties, vriescellen voor lange bewaring, inclusief trafovoorzieningen (betreft teeltbedrijven en distributiecentra)

Investeringen ten behoeve van koeling voor lange bewaring, diepvriezen zijn subsidiabel. Hieronder vallen cellenbouw, koel- en elektrotechniek, ULO techniek (celtechniek, scrubber en stikstofmachine), heetgasontdooiing, voorzieningen voor highspeed koeling, meet- en regelapparatuur c.q. hard- en software voor celsturing, monitoring en bewaking, DCS, ozongenerator etc.

Deze investeringen zijn subsidiabel indien voldaan wordt aan de bijlagen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw en/of verbouw.

o Uitsluitend volledige investeringen worden in aanmerking genomen. Dit houdt bijvoorbeeld ook in, dat in geval van meet-en regelapparatuur c.q. hard- en software voor celsturing uitsluitend de eerste aanschaf als onderdeel van een volledige investering subsidiabel is. Een volledige investering in koel/conditioneringsapparatuur betreft de complete koelunit met toebehoren. In geval van koelhuizen en koelcellen worden cel en koelunit met toebehoren als 2 afzonderlijke investeringen beschouwd.

o Onder deze begrotingsregel wordt ook energiebesparende apparatuur ten behoeve van koeling in aanmerking genomen.

o Ook investeringen in koelcellen voor koeling van witlofpennen bij de witloftrekker of op de centrale locatie van de TV en voor koeling van frigoplanten (aardbei e.a.) op het teeltbedrijf of centrale locatie van de TV worden in aanmerking genomen. (Investeringen bij de teler van de witlofpennen of de frigoplanten zijn niet subsidiabel). Het huren bij derden van koelcellen voor bewaring van witlofpennen en frigoplanten is wel subsidiabel (zie volgend punt).

o Kosten voor huur van koelcellen of koelkasten (per kg, m3 of pallet) zijn subsidiabel, mits bij de calculatie van het GMO subsidiabele tarief de in- en uitslagkosten, de energie- en overige algemene productiekosten buiten beschouwing blijven. Voorwaarde is, dat er bij de jaardeclaratie een inslag/uitslag registratie wordt overlegd. Indien een koelbedrijf de koelkasten in 1 x factureert na afloop van de bewaring die een aaneengesloten periode vallend binnen 2 opeenvolgende jaren beloopt, worden de kosten in aanmerking genomen in het 'aar waarin gefactureerd wordt.

Zie ook 301-20-71 en 302-21-101

101-2-331 en 102-5-6 Aankoop bomen, meerjarige planten (asperge, houtig kleinfruit)

o De aanschaf van plantgoed voor blijvende gewassen ( meerjarige planten, bomen, struiken) is subsidiabel. In het geval van aanschaf van planten van blijvende gewassen, die beschikbaar gesteld worden aan de leden, is het om bedrijfseconomische en juridische redenen niet mogelijk dat deze in eigendom van de producentenorganisatie blijven. In plaats daarvan dient de afzet van het gewas aan de producentenorganisatie gedurende minimaal vijf jaar te zijn gegarandeerd. Indien dit plantmateriaal minder dan vijf jaar vruchten oplevert, wordt de termijn gelijkgesteld aan de termijn dat deze planten vruchten opleveren. Hiertoe dient een contract tussen de producentenorganisatie en de teler te worden afgesloten, waarin de leveringsplicht is vastgelegd.

o De producentenorganisatie dient uiterlijk bij de jaardeclaratie per teler op te geven: ras, locatie(s) aangegeven op een bedrijfskaart, areaal en aantal planten. Het PT stelt een format ter beschikking. Bij de laardeclaratie dienen de afleverbonnen (c.q. plantenpaspoorten) te kunnen worden overlegd.

o Het geleverde plantgoed moet NAK gecertificeerd zijn of dient ingeschreven te zijn bij de NAK of bij een keuringsinstantie in een ander EU-land. Indien plantmateriaal wordt aanbesteed bij buitenlandse leveranciers geldt ook dat het toegelaten moet zijn voor het handelsverkeer en dus moet voldoen aan de wet. Dit betekent dat de rassen ingeschreven moeten staan op de EU-lijst van geautoriseerde rassen.

o De keurkosten voor uitgangsmateriaal zijn wettelijk verplichte kosten. Deze komen voor rekening van de boomkweker en niet van de producentenorganisatie / teler. Als zodanig vormen ze indirect onderdeel van de kostprijs. De aan de teler door de boomkweker in rekening gebrachte kosten per boom met een winstmarge vormen de grondslag van het in aanmerking te nemen bedrag voor GMO subsidie. Dit bedrag kan dus inclusief of exclusief keurkosten zijn.

o In rekening gebrachte koel kosten zijn niet subsidiabel.

o In rekening gebrachte kosten van het chemisch ontsmetten van de meerjarige planten zijn niet subsidiabel.

o Op teeltbedrijven opgekweekte planten komen in aanmerking voor subsidie tegen een marktconform tarief. De teler dient hiertoe een factuur aan zijn producentenorganisatie te sturen.

o De benodigde kruisbestuivers (ook indien deze niet productief zijn) als onderdeel van een nieuwe in het operationeel plan op te nemen aanplant, worden in aanmerking genomen.

o Meerjarige gewassen worden uitsluitend in aanmerking genomen, indien hiervan meerjarig geoogst wordt.

o Uitsluitend de initiële aanplant wordt in aanmerking genomen. Dit houdt in dat "inboeters" in een bestaande aanplant niet subsidiabel zijn.

o De aanschaf van bomen mag gedurende meerdere jaren van de looptijd van het operationeel programma ten laste van het actiefonds gebracht worden (zie ook onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2.11).

1 02-5-317 Kosten voor verwerving van grond zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

Kosten voor het recht van opstal zijn niet subsidiabel. Zie ook 302-21-318

Activiteit: Jaarrond produceren

Door jaarrond product aan te bieden krijgen de PO's een vastere voet aan de grond bij de internationale retailers. De PO dient aan te tonen dat door de investeringen verkoop van het product plaatsvindt in de wintermaanden (december, januari, februari). Voorwaarde is, dat de activiteit jaarrond produceren onderdeel uitmaakt van het jaarplan afzetbevordering.

101-3-3 en 102-6-7 Assimilatiebelichting, inclusief trafovoorzieningen

Investeringen in belichtingsinstallaties inclusief LED belichting (lampen, armaturen, bekabeling, trafovoorzieningen) van glasgroentengewassen zijn subsidiabel (zowel de eerste investering als de vervanging van economisch of technisch afgeschreven installaties). Het onderhoud en het in het kader van onderhoud incidenteel vervangen van lampen of armaturen is niet subsidiabel.

Toelichting:

1. Subsidiabel is uitsluitend een volledige vervanging in verband met het bereiken van het einde van de technische of economische levensduur van:

  • -

    een complete installatie of

  • -

    alle lampen en armaturen of

  • -

    alleen alle lampen.

2. Complete installatie: Hieronder wordt verstaan de vervanging van de gehele oorspronkelijk uitgevoerde investering. Deze kan betrekking hebben op een deel van een kas; bijvoorbeeld een afdeling. Andere situaties worden per geval bekeken.

3. Tussentijdse (niet volledige) vervanging van lampen en armaturen en aanpassingen aan bestaande onderdelen van de installatie wordt gezien als onderhoud en is niet subsidiabel.

4. Vervanging van uitsluitend armaturen of onderdelen ervan (reflectoren) ligt minder voor de hand. In dit geval wordt deze vervanging alleen in aanmerking genomen als onderdeel van de vervanging van de complete installatie of in combinatie met de vervanging van de lampen.

5. Afzonderlijke vervanging van bekabeling of trafo's wordt niet in aanmerking genomen.

Verwijderingsbijdragen moeten in mindering worden gebracht.

Eventuele aansluitkosten van een extern trafostation van het energiebedrijf zijn subsidiabel onder regel 102-6-7. De verzwaring van de netkoppeling op de WKK wordt toegerekend aan de belichtingsinstallatie en is eveneens subsidiabel.

De PO dient aan te tonen dat het gaat om aanschaf van assimilatiebelichting van een gewas met het doel het product gedurende het operationeel programma jaarrond te leveren. Een investering in belichting die niet bijdraagt aan het realiseren van jaarrond productie wordt niet in aanmerking genomen.

De PO moet bij de jaardeclaratie aantonen dat door de investering verkoop van het product van het betreffende teeltbedrijf plaatsvindt in de maanden december, januari en februari. Als er in één van de drie genoemde maanden nog geen productie is in verband met de teeltwisseling geldt als voorwaarde dat er gedurende minimaal twee maanden van deze periode productie moet plaatsvinden.

Als er door een investering in belichting in het vierde kwartaal uiterlijk in januari van het volgende jaar nog geen productie bij de teler plaatsvindt, wordt niet voldaan aan de voorwaarde. De aanvraag wordt dan afgekeurd, omdat de investering niet tijdig heeft plaatsgevonden om productie in januari en februari mogelijk te maken.

Onder dezelfde voorwaarde wordt (cyclische) belichting voor de jaarrond productie van aardbeien in aanmerking genomen.

Activiteit: Concentratie van het aanbod

101-52-256 en 102-53-260 Sorteer- en verpakcentra, distributiecentra, verwerkingscentra, fustopslag, dockboards (inclusief grond, voor doekboards max. 200 m2 per dockboard) (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

Deze zijn subsidiabel indien voldaan wordt aan de bijlagen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw en/of verbouw.

Zie ook 201-10-19, 202-13-37, 301-20-79 en 302-21-100

Type actie: 103 Andere acties

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Algemeen voorbehoud:

In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld aan personeel in punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.

In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet door eigen personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 3. Overige kosten.

Activiteit: Aanvoerprognose

103-7-8 en 103-7-9 Personeelskosten en ICT dienstverlening ten behoeve van het ontwikkelen en verbeteren van aanvoerprognosesystemen, mits de werkzaamheden betrekking hebben op GMO-subsidiabele ICT-activiteiten ten behoeve van GMO-subsidiabele activiteiten op het gebied van aanvoerprognosesystemen.

Personeelskosten en ICT diensten voor het ontwikkelen en verbeteren (niet het exploiteren, dat wil zeggen alle activiteiten na ingebruikname) van aanvoerprognosesystemen zijn subsidiabel.

Bij jaarlijkse licenties voor aanvoermodules wordt 50% van de kosten in aanmerking genomen.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

Activiteit: Aanbodplanning

103-8-10 Licenties voor het recht op het gebruik van nieuwe rassen (licentiekosten zaden e.d.)

Voor een periode van maximaal twee operationele programma's aan zaadleveranciers betaalde licentiekosten voor het gebruik van zaden en plantgoed van nieuwe rassen welke bij aanvang van het project nog niet op een bepaalde markt geïntroduceerd zijn, zijn subsidiabel. Voorwaarden hierbij zijn:

  • De producentenorganisatie kan door middel van contracten of andere schriftelijke bescheiden aantonen dat gedurende de looptijd van het project het betreffende ras slechts op een vooraf vastgestelde hoeveelheid areaal wordt geproduceerd.

  • De producentenorganisatie moet een marketing plan hebben ontwikkeld waarmee zij zich in de markt met het betreffende ras voornemens zijn te onderscheiden.

  • De producentenorganisatie moet inzage geven in de daadwerkelijke betaalde prijzen voor het zaad of πλαντγοεδ.

  • Licentiecontract(en) en marketingplan dienen vooraf aan het PT ter goedkeuring te worden voorgelegd.

  • Bij de jaardeclaratie dient te worden opgegeven:

    • -

      Ras

    • -

      Locatie(s) aangegeven op een bedrijfskaart

    • -

      Areaal

    • -

      Aantal planten

    Het PT stelt een format ter beschikking.

  • Voorts dient de producentenorganisatie bij de jaardeclaratie de afleverbonnen te kunnen tonen.

In geval van volledige overname van een licentie zijn de kosten niet subsidiabel. Zie ook 301-20-286, 302-21-288 en 304-24-320 103-8-11 Personeelskosten (koelchefs) ten behoeve van koeling (lange bewaring) zijn subsidiabel.

103-8-261 en 103-8-262 Personeelskosten en Externe diensten ten behoeve van uitbreiding en verbetering koelfaciliteiten (inclusief opstellen van bewaarprotocollen), alsmede ICT-werkzaamheden ten behoeve van de koelfaciliteiten zijn subsidiabel, mits de werkzaamheden betrekking hebben op GMO-subsidiabele ICT-activiteiten ten behoeve van GMO-subsidiabele koelfaciliteiten.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

103-8-12 Smart Fresh

Uitgaven voor Smart fresh ter bevordering van de kwaliteit tijdens langdurige bewaring zijn subsidiabel.

Activiteit: Jaarrond produceren

Door jaarrond product aan te bieden krijgen de PO's een vastere voet aan de grond bij de internationale retailers. De PO dient aan te tonen dat door de activiteit verkoop van het product plaatsvindt in de wintermaanden (december, januari, februari) of langlopende afzetgaranties geboden worden door afnemers. Voorwaarde is, dat de activiteit jaarrond produceren onderdeel uitmaakt van het jaarplan afzetbevordering.

103-9-14 en 103-9-15 Personeelskosten en Externe diensten op het gebied van jaarrond afzet of langlopende afzetgaranties ten behoeve van marketing zijn subsidiabel.

Het betreft activiteiten bij of met telers om het aanbod op de marketingplannen af te stemmen. Met name bij de inzet van marketingpersoneel is het van het grootste belang om de activiteiten zo concreet mogelijk (inclusief functieprofielen) te beschrijven. Enkel uren van personeel dat zich daadwerkelijk met de bovengenoemde activiteiten bezig houdt, kunnen worden opgevoerd. Van groot belang is dat u hierbij de vernieuwende aspecten aangeeft. Tevens dient u aan te geven welke administratieve bescheiden (rapporten, verslagen, notulen, overzichten enz.) bij de jaardeclaratie zullen worden overlegd.

Relatiebeheer in het kader van het onderhouden van klantcontacten is subsidiabel. Hieronder wordt overigens niet verstaan de dagelijkse contacten binnen het verkoopproces. Bezoeken met afnemers bij telers zijn in dit verband ook subsidiabel. Bezoeken aan telers van productmanagers, account- en categorymanagers in het kader van afstemmen van het aanbod op de vraag (planning, aanvoerprognose, kwaliteit, productspecificaties) zijn eveneens subsidiabel onder begrotingsregel.

Voor wat betreft de activiteiten aan de afzetzijde geldt de volgende (niet-limitatieve) lijst van niet subsidiabele activiteiten:

  • Het verkopen van producten op welke manier dan ook (per klok, bemiddeling, etc.)

  • Het opnemen van bestellingen

  • (Het zorgen voor) de levering van het product

  • Activiteiten in verband met de allocatie van het product

  • Het maken van prijsafspraken

  • Activiteiten voor producten van niet-leden (inclusief import en niet-GMO product)

Zie de gestelde voorwaarden onder begrotingsregel 304-23-123/124 en 304-23-125/126

Activiteit: Concentratie van het aanbod

103-54-263 Personeelskosten en 103-54-369 externe diensten ten behoeve van de nieuw- en/of verbouw van sorteer- en verpakcentra, distributiecentra, verwerkingscentra, koelhuizen (inclusief) doekboards zijn subsidiabel.

Subsidiabel zijn bouwkundig advies, kosten van deskundigen (architect), bouwbegeleiding, projectmanagement en toezicht. Zie bijlage F.1.

Kosten, waarvan het fiscaal en bedrijfseconomisch gebruikelijk is, dat deze worden geactiveerd in het investeringsbedrag (bijvoorbeeld kosten van de architect) zijn hiervan uitgesloten.

Maatregel 2: Acties die gericht zijn op verbetering of behoud van de productkwaliteit

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Type acties: 201 Aankoop van vaste activa en 202 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Algemeen voorbehoud:

In geval van investeringen, huur en leasing geldt dat voldaan moet worden aan de aan duurzame middelen gestelde eisen zoals vermeld in artikel 60, leden 3 en 5 (met name tweede en derde alinea) en de punten, 6, 10 t/m 14, 20, 21, 23 en 24 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011. Dit is nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen en onderdelen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw en of verbouw.

Activiteit: Kwaliteitsbehoud en optimalisering

201-10-18 en 202-13-36 Overkapping kleinfruit (regenkappen), hagelnetten en hagelkanonnen

Investeringen in regenkappen zonder zijflap worden in aanmerking genomen. Subsidiabel zijn de beugels, het steunmateriaal en het plastic van eenvoudige constructies, mits deze semipermanente zijn. Teeltgoten als onderdeel van de constructie zijn niet subsidiabel. Als maximum geldt € 7,50 per m2. Het genoemde maximum moet worden gezien als het maximale bedrag per m2 van de totale investering. Het PT heeft via het stellen van een maximum investeringsbedrag een geldelijke relatie gelegd met wat zij beschouwt als een eenvoudige constructie.

In verband met de zwaardere constructie kan in afwijking hiervan voor overkappingen van kersen een hoger bedrag in aanmerking worden genomen, mits voldoende onderbouwd.

Hagelnetten zijn eveneens subsidiabel. Hagelkanonnen zijn subsidiabel, mits hiervoor een gemeentelijke vergunning is verleend.

201-10-342 en 202-13-343 Optimalisatie productkwaliteit door precisiebemestingtechnieken

Hieronder valt fertigatie in de vollegrondsfruitteelt, bestemd voor het gereguleerd doseren van water en meststoffen aan gewassen ter bevordering van een efficiënt mineralengebruik en instandhouding van de productkwaliteit. Subsidiabel zijn een waterafgiftesysteem (inclusief de voor de fertigatie benodigde waterpomp of aanpassingen aan de bestaande pomp, verdeelleidingen op het perceel en de druppelleidingen), een regeleenheid, vochtmeetapparatuur en apparatuur voor het bepalen van het mineralengehalte en pH. Daarnaast komen voorzieningen voor dosering en menging van de meststoffen in aanmerking. Nadrukkelijk uitgesloten van subsidie zijn: kosten in verband met de aanleg van een waterbron of aanvoerleidingen naar het te fertigeren perceel. De kosten voor druppelleidingen worden eenmalig bij de initiële investering in aanmerking genomen. Fertigatie is subsidiabel gesteld voor de fruitteelt in de vollegrond. Systemen los van de grond (bijvoorbeeld containerteelt) worden uitgesloten van subsidie.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt bij de indiening van het operationeel jaar (of bij indiening gedurende het operationele jaar) het aanvraagformulier voor investeringen water inclusief een projectplan met projectbegroting, voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd.

201-10-361 en 202-13-362 Investeringen in de kwaliteit van water

Investeringen om de kwaliteit van water ten behoeve van de substraatteelt bij de bron te verbeteren en om emissie van vervuild recirculatiewater te voorkomen zijn subsidiabel. Voorwaarde is dat de verbetering van de waterkwaliteit door metingen wordt aangetoond. De investeringen mogen niet leiden tot een hoger waterverbruik.

De volgende investeringen vormen voor de waterkwaliteit een passende invulling en worden in aanmerking genomen op deze begrotingsregel:

  • Omgekeerde osmose voor ontzouting van water bij de bron ten behoeve van recirculatie in de substraatteelt.

  • Actief beluchten van water door middel van een beluchtings- en ontgassingstoren ter voorkoming van zuurstofloos water en ontstaan van slijmvormende biomassa.

  • Afdekzeilen van bassins en silo's voor wateropslag ter voorkoming van algengroei.

  • Eventueel andere nader te beoordelen voorstellen op basis van een gedetailleerde onderbouwing.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt bij de indiening van het operationeel jaar (of bij indiening gedurende het operationele jaar) het aanvraagformulier voor investeringen water inclusief een projectplan met projectbegroting, voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. De verwachte verbetering van de waterkwaliteit (reductie van ongewenste stoffen of organismen) per systeem wordt beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier van het systeem of een erkende deskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis van modelberekeningen. De specificatie dient deel uit te maken van het projectplan.

201-10-19 en 202-13-37 Sorteer- en verpakcentra, distributiecentra, verwerkingscentra, dockboards (inclusief grond, voor dockboards max. 200 m2 per dockboard) (betreft teeltbedrijven en distributiecentra)

Deze zijn subsidiabel indien voldaan wordt aan de onderdelen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw e/o verbouw.

Zie ook 101-52-256,102-53-260, 301-20-79 en 302-21-100

201-10-20 en 202-13-38 Investeringen in koelen, conditioneren, ijskoeling, hydrokoeling, conditioneringswanden, luchtgordijnen (korte bewaring/koude keten) (betreft teeltbedrijven en distributiecentra):

Investeringen ten behoeve van koelen / conditioneren voor korte bewaring zijn subsidiabel. Hieronder vallen cellenbouw, koel- en elektrotechniek, voorzieningen voor highspeed koeling, ijskoeling, hydrokoeling, vacuümkoeling, evacueerinstallaties (ten behoeve van champignons), meet- en regelapparatuur c.q. hard- en software voor celsturing, monitoring en bewaking etc.

Daarnaast worden ook de installaties voor klimatisering / conditionering ("koude keten") van sorteer- en expeditieruimten in aanmerking genomen.

Uitsluitend volledige investeringen worden in aanmerking genomen. Dit houdt bijvoorbeeld ook in, dat in geval van meet- en regelapparatuur c.q. hard- en software voor celsturing uitsluitend de eerste aanschaf als onderdeel van een volledige investering subsidiabel is. Een volledige investering in koel/conditioneringsapparatuur betreft de complete koelunit met toebehoren. In geval van koelhuizen en koelcellen worden cel en koelunit met toebehoren als 2 afzonderlijke investeringen beschouwd.

Onder deze begrotingsregel wordt ook energiebesparende apparatuur ten behoeve van koeling in aanmerking genomen.

Voor zover het investeringen in gebouwen betreft zijn deze subsidiabel indien voldaan wordt aan de bijlagen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw en/of verbouw.

Kosten voor huur van koelcellen of koel kosten (per kg, m3 of pallet) zijn subsidiabel, mits bij de calculatie van het GMO subsidiabele tarief de in- en uitslagkosten, de energie- en overige algemene productiekosten buiten beschouwing blijven. Voorwaarde is, dat er bij de jaardeclaratie een inslag/uitslag registratie wordt overlegd.

Zie ook 301-20-71 en 302-21-101

201-10-364 en 201-13-365 Investeringen in droogcellen

Subsidiabel zijn droogsystemen voor aanzuiging van buitenlucht op basis van een zuigwand met centrifugaalventilator (betreft vooralsnog het drogen van knoflook). Goedkeuring is onder voorbehoud van eventueel nader te stellen voorwaarden.

Kosten voor huur van droogcellen of droogkosten (per kg, m3 of pallet) zijn subsidiabel, mits bij de calculatie van het GMO subsidiabele tarief de in- en uitslagkosten, de energie- en overige algemene productiekosten buiten beschouwing blijven. Voorwaarde is, dat er bij de jaardeclaratie een inslag/uitslag registratie wordt overlegd.

201-10-266 en 202-13-39 Voorzieningen voor gekoeld- of geconditioneerd transport, zijnde de koelinstallatie en koelvoorzieningen voor laadruimten (betreft teeltbedrijven en distributiecentra)

In het geval van intern transport (collectietransport of interlocatie transport) binnen Nederland en binnen een zone van 50 km vanaf de Nederlandse grens is de gehele vrachtauto subsidiabel. In overige gevallen zijn slechts investeringen ten behoeve van gekoeld of CA-transport subsidiabel. Alleen de voorzieningen voor koeling / conditionering van de laadruimte of container worden in aanmerking genomen. Hieronder vallen naast het koelaggregaat en de voorzieningen voor de laadruimte ook de meet- en regelapparatuur c.q. hard- en software voor sturing, monitoring en bewaking (eerste aanschaf).

Bij de jaardeclaratie dient het kentekennummer van de vrachtauto te worden vermeld in de detailstaat betalingen en afschrijvingen als onderdeel van de unieke identificatie code.

201-10-22 en 202-13-275 Sorteer- en verpakkingslijnen / apparatuur, weegunits / weegbruggen voor in- en uitgaand product, ontstapelaars, opvoerbanden, ontnesters, ombindmachines etc. zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

Onder deze subactiviteit kunnen eveneens worden opgevoerd:

  • Investeringen in snij- en wasapparatuur (bijvoorbeeld voor asperges, prei, witlof en champignonvoetjes) Snij(oogst)machines voor de champignonteelt zijn niet subsidiabel. Slicers en schilmachines zie regel 301-20-77.

  • Investeringen in sorteerders van witlofpennen (exclusief benodigde vulstations). Verenkelingsrekken voor witlof zijn eveneens subsidiabel op deze regel.

Vervangen van onderdelen van sorteerlijnen zoals sorteerbanden zijn niet subsidiabel.

Kosten voor huur van machines of machinekosten (per kg) zijn subsidiabel, mits bij de calculatie van het GMO subsidiabele tarief de energie- en overige algemene productiekosten buiten beschouwing blijven. Voorwaarde is, dat er bij de jaardeclaratie een huurcontract wordt overlegd.

Zie ook 301-20-72 en 302-21-102

201-10-23 en 202-13-276 Kantelsystemen, waterdumpers zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

201-10-24 en 202-13-42 Gecombineerde oogst- sorteer- en verpakkingssystemen en andere apparatuur voor vollegrondsteelten

Investeringen in (delen van) apparatuur die gebruikt wordt voor het reinigen, sorteren, wegen en/of verpakken van in de grond geteelde gewassen direct na de oogstfase, in het veld, zijn subsidiabel. Oogstmachines en tractoren zijn niet subsidiabel. In geval van combinatie met een onlosmakelijke oogstmachine worden de meerkosten van de toegevoegde functies ten opzichte van een vergelijkbare oogstmachine zonder extra functies in aanmerking genomen. In geval van zelfrijdende apparatuur (bijvoorbeeld bij mobiele pakstations) wordt de aangedreven werktuigendrager volledig in aanmerking genomen.

Zie ook 301-20-78 en 302-21-99

201-10-25 en 202-13-43 Plukliften voor de champignonteelt

Hydraulische plukliften / pluklorries zijn subsidiabel, mits hierbij ook sorteer- en / of verpakkingsactiviteiten plaatsvinden. Pluklorries en plukkarren zijn subsidiabel, mits uitgerust met geïntegreerde weegunit ten behoeve van het sorteren en afwegen in de eindverpakking.

Vervangen van onderdelen van plukliften / pluklorries zoals besturingskastjes zijn niet subsidiabel.

201-10-26 en 202-13-44 Specifieke conditioneringsinstallaties / apparatuur voor champignoncellen en witloftrekcellen zijn subsidiabel.

Meet- en regelapparatuur (bijvoorbeeld vochtdeficitregeling) wordt uitsluitend in aanmerking genomen bij een volledig nieuwe investering of een vervanging van een volledige installatie, mits in overeenstemming met criterium A. punt 2.9. Een volledige investering in conditioneringsapparatuur betreft de complete unit met toebehoren. Onder volledig nieuwe investering wordt niet verstaan inclusief nieuwbouw van teelt/trekcellen. (Deze zijn overigens niet subsidiabel). Aanvullende investeringen in meet- en regelapparatuur inclusief een uitbreiding met een vochtdeficitregeling worden dus niet in aanmerking genomen.

Onder deze begrotingsregel wordt ook energiebesparende apparatuur ten behoeve van conditionering in aanmerking genomen.

201-10-27 en 202-13-45 Interne transportsystemen, kettingbaansystemen en andere met de sorteerlijn geïntegreerde aanvoersystemen

Indien rechtstreeks aangesloten op een sorteer- of verpakkingslijn, is een aanvoersysteem via kettingbaan of inductiedraad met robocars elektrokarren of met zelfrijdende lorries subsidiabel. Dit systeem moet wel geïntegreerd zijn, dat wil zeggen echt aansluiten op c.q. passen in het sorteersysteem. Daarom geldt het criterium dat de te sorteren of te verpakken voorraad in containers, bakken, dozen of kisten (EPS- of eenmalig fust), hierna te noemen containers, opgenomen kan worden van de lorries in de sorteer- of verpakkingsinstallatie via een kantel, afschuif- of hefsysteem.

Indien de containers zijn bevestigd op oogstwagens op de buisrails en deze in hun geheel worden overgebracht naar de sorteerinstallatie, zijn de betreffende oogstwagens ook subsidiabel. Indien er sprake is van een combinatie van oogstwagens en transportlorries op de buisrails zijn uitsluitend de transportlorries (incl. container) subsidiabel. Indien de containers zijn bevestigd op oogstwagens op de buisrails, van deze oogstwagen worden genomen en via aparte transportlorries worden overgebracht naar de sorteerinstallatie zijn uitsluitend de betreffende transportlorries en de containers subsidiabel. Het aanvoersysteem moet dus een aaneengesloten keten zijn, waarbij een container als koppelingscriterium dient. Indien dit niet het geval is dan wordt het als intern transport beschouwd, wat niet subsidiabel is. Hydraulische scharen als onderdeel van oogsttransportwagens zijn niet subsidiabel.

Boordcomputers voor o.a.Tracking & Tracing als onderdeel van oogsttransportwagens zijn voor 50% subsidiabel.

Oogstcontainers die in de kas geleegd worden in een watergoot waarna de producten in het stromende water worden getransporteerd naar de sorteerinstallatie worden niet beschouwd als onderdeel van een ononderbroken met de sorteerinstallatie geïntegreerde transport-sorteerlijn d.m.v. een inductie- of kettingbaansysteem. Watergoten zijn niet subsidiabel (zie onderdeel D van de Criteria uitgaven). De oogstcontainer wordt beschouwd als onderdeel van de oogstwagen die niet geheel of gedeeltelijk doorgaat naar de sorteerinstallatie en is derhalve niet subsidiabel.

Bij twijfel in hoeverre een systeem voldoet aan genoemde voorwaarden, adviseert het PT u om contact op te nemen.

De volgende investeringen op fruitteeltbedrijven kunnen eveneens onder deze subactiviteit worden opgevoerd:

  • Pluk-o-trak of vergelijkbare systemen

  • Plukkarren voor de aardbeienteelt en teelt van houtig kleinfruit met geïntegreerde weegunit ten behoeve van het sorteren in en afwegen in de eindverpakking.

202-13-46 Vogel en wildafweer

Uitgaven aan voorzieningen voor vogel- en wild afweer zijn subsidiabel. Als voorwaarde wordt gesteld, dat de wilddruk aannemelijk wordt gemaakt (bijvoorbeeld door middel van een beschrijving en foto's).

Geweven kunststof doeken als bijvoorbeeld Crop Net ten behoeve van wildafweer zijn gedeeltelijk subsidiabel. Gebruik ten behoeve van vervroeging en voorzieningen voor vorstbescherming worden niet aanmerking genomen. Om deze effecten te corrigeren op de subsidie wordt 50 % van de kosten in aanmerking genomen.

Een wildnet dat weinig invloed heeft op de groei van het gewas is voor 100% subsidiabel. Vliesdoek voor wildbescherming is niet subsidiabel.

Activiteit: Kwaliteitszorgsystemen

Investeringen in voorzieningen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan voedselveiligheidseisen in het kader van HACCP, BRC / IFS e.a. zijn subsidiabel. In aanmerking komen de onderstaande subactiviteiten:

201-11-269 en 202-14-277 Investeringen in en aanpassingen van gebouwen op het gebied van hygiëne zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

Voor sorteer- en pakstations betreft het bouwkundige voorzieningen als vlakke panelen, scheidingswanden, vloeren, breukbestendige lampen / armaturen etc. Ook sanitaire ruimten in het kader van voedselveiligheid, zoals toilet-, kleed- en wasgelegenheid zijn subsidiabel (zie ook de onderdelen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw e/o verbouw). Alleen de eerste aanschaf wordt in aanmerking genomen.

Investeringen in luchtreinigingsapparatuur vormen een passende invulling voor de voedselveiligheid en worden in aanmerking genomen op deze begrotingsregel. Eveneens subsidiabel zijn UV lampen ter bestrijding van schimmels in pakstations boven de sorteerlijnen of in aparte tunnels waar de producten door gevoerd worden.

Een rookruimte of een rokerskantine is een niet GMO-waardige ruimte. Ook als een rokerskantine gescheiden is van een "gewone" kantine is dat geen reden om de specifieke rookruimte onder de GMO in aanmerking te nemen. Een kantine in het kader van voedselveiligheid moet minimaal aan de HACCP eisen voldoen om onder GMO steun te vallen. HACCP-waardige ruimten zijn rookvrij.

201-11-270 en 202-14-278 Veeg-, schrob- en zuigmachines, evenals stoomcleaners en hogedrukreinigers en andere reinigingsinstallaties zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

Onder deze activiteit valt ook de aanschaf van batterijen en oplaadpunten voor betreffende machines. Elektrische hef- en pallettrucks worden niet meer in aanmerking genomen.

Aanpassingen en uitbreidingen aan veeg-, borstel-, zuig- en schrobmachines worden niet in aanmerking genomen. Deze zijn uitsluitend bij eerste aanschaf van de machines subsidiabel.

Bij de jaardeclaratie dienen het typenummer en het serienummer per investering te worden vermeld in de detailstaat betalingen en afschrijvingen als onderdeel van de unieke identificatie code.

Fustwasinstallaties worden op deze begrotingsregel niet in aanmerking genomen (zie begrotingsregel 201-11-33/202-14-52).

201-11-30 en 202-14-49 Padregistratie, tracking & tracing

In geval van investeringen ten behoeve van tracking & tracing zijn systemen die volledig zijn toe te rekenen aan de registratie van productherkomst, registratie van ziekten, plagen, middelen en meststoffen geheel subsidiabel. Tegenwoordig zijn de gebruikte padregistratiesystemen standaard geschikt voor andere informatie, zoals registratie van arbeidsgegevens. Dit geldt overigens ook voor de software (modules) voor zover deze ook voor andere doeleinden als tracking & tracing en registratie van ziekten, plagen, middelen en meststoffen etc. worden gebruikt.

Modules die voornamelijk dienen als managementinformatie (plukgegevens, ingezette arbeid, etc.) zijn niet subsidiabel. Modules met meerdere functionaliteiten, waaronder niet-subsidiabele, zijn voor 50 % subsidiabel, indien op basis van de offerte geen toerekening kan worden gemaakt. In voorkomende gevallen kan het PT in afwijking hiervan op grond van de voorgelegde offerte besluiten een nader vast te stellen percentage van het totale offertebedrag in aanmerking te nemen.

Jaarlijkse abonnementen van subsidiabele modules zijn voor 50% subsidiabel op begrotingsregel 203-17- 338. Onderhoudsabonnementen zijn niet subsidiabel.

De benodigde hardware (computer, invoerkastjes, touchscreens, handhelds, etc.) is voor 50% van de aanschafwaarde subsidiabel. Dit geldt ook voor hardware die onderdeel uitmaakt van oogstkarren, weeg- of kantelinstallaties.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

Bij de jaardeclaratie dient aangetoond te worden, dat de investering wordt ingezet voor de subsidiabele onderdelen.

Zie ook begrotingsregel 203-17-338.

201-11-271 en 202-14-279 Kunststof bakken, kunststof kuubskisten, kunststof bulkcontainers en kunststof palletboxen alsmede palletboxen met verzinkte of RVS metaalhekken zijn subsidiabel, mits deze benodigd zijn voor koeling of andere verwerkingsprocessen (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

Het is absoluut niet toegestaan dat deze worden gebruikt bij de verkoop richting handel, retail of consument.

Teeltbakken zijn niet subsidiabel.

De bakken dienen duidelijk herkenbaar te zijn door het aanbrengen van uiterlijke kenmerken (een bedrijfsnaam, logo of een specifieke kleur). In geval de bakken zich op meerdere locaties bevinden, dient jaarlljks de voorraad per locatie te worden geregistreerd.

201-11-33 en 202-14-52 Investeringen in fustwasinstallaties zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra)

Betreft wasinstallaties voor (oogst)fust voor intern gebruik. In geval de waskosten van het betreffende fust ook in het forfaitaire standaardtarief zijn opgenomen, komt de investering niet in aanmerking voor subsidie.

201-11-34 en 202-14-53 Waskantelinstallaties voor vuilcontainers in sorteer- en pakstations zijn subsidiabel.

Activiteit: Kwaliteitscontrole

201-12-35 en 202-15-54 Apparatuur voor het uitvoeren van kwaliteits- en fytosanitaire controles, waaronder keurkarren, meet- en weegapparatuur is subsidiabel.

Ten behoeve van de fruitteelt zijn hardheidsmeters (o.a. Shore meters), brix- en zuurmeters eveneens subsidiabel gesteld.

Voorwaarde is, dat er een registratie wordt bijgehouden op welke locaties (centrale locaties of teeltbedrijven) deze meetapparatuur wordt uitgezet met vermelding van merk, type en aantal.

Type actie: 203 Andere acties

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Algemeen voorbehoud:

In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld aan personeel van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.

In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet door eigen personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 3. Overige kosten.

Activiteit: Kwaliteitszorgsystemen

203-17-56 Begeleiding, audits, certificering en membershipfees van kwaliteitszorgsystemen (HACCP, BRC, IFS, ISO e.a. waaronder Teseo's Nurture) zijn subsidiabel (zowel op het niveau van producentenorganisatie als teeltbedrijven)

Hieronder vallen ook eenmalige kosten (anders dan bouwkundige voorzieningen) om aan de certificeringseisen te kunnen voldoen. De uitgaven voor het schoonmaken van bedrijfsruimten zijn eenmalig subsidiabel. De aanschaf van bedrijfskleding is niet subsidiabel.

De kosten voor begeleiding, audits, certificering en membershipfees van HACCP zijn subsidiabel. De kosten van aanvullende certificeringssystemen zoals as, BRC, IFS, ILS, ISO, Tesco Nurture, AH Protocol, LEAF, Skai (bereiding en verpakking, handel en opslag) en Milieukeur (bewerkte en verwerkte producten) zijn eveneens subsidiabel. Niet genoemde certificeringssystemen dienen vooraf aan het PT ter goedkeuring te worden voorgelegd.

Indien, in geval van telers werkzaamheden door externen voor begeleiding, audits en certificering van kwaliteitszorgsystemen samen met werkzaamheden voor o.a. GlobalGAP worden uitgevoerd en ook als zodanig gecombineerd worden geoffreerd en gefactureerd, hoeven deze niet te worden uitgesplitst en mogen deze in zijn geheel worden opgevoerd onder 710-47-223 Milieuverantwoorde bedrijfsvoering - Teeltbedrijf: Begeleiding, audits, certificering en membershipfees milieuzorgsystemen o.a. GlobalGAP

ISO certificering

ISO-certificering uitsluitend gericht op bedrijfsprocessen als ICT en management is niet meer subsidiabel. Dit betreft vooral de kwaliteit van de PO als organisatie, waarbij het hoofd proces het bedrijfsmanagement betreft met als deelprocessen de onderliggende bestuurlijke, administratieve, communicatieve en logistieke processen. ISO certificering op PO niveau met als hoofdproces het verbeteren van kwaliteit, milieu, gezondheid, etc. is wel subsidiabel. Hiervoor zijn de desbetreffende ISO certificeringen 22000 (voedselveiligheid) en 14001 (milieu) de binnen ISO aangewezen specifieke certificeringssystemen. (Voor voedselveiligheid voldoen ook HACCP en daarvan afgeleide systemen als BRC of IFS). Al deze systemen, behalve het basissysteem ISO 9001 zijn voor het PO niveau subsidiabel.

In geval van certificering van het volledige bedrijfsproces op een teeltbedrijf (ISO 9001) is de certificering ook volledig subsidiabel. Het hoofdproces is hier het teeltproces met sterke dwarsverbanden met kwaliteit, voedselveiligheid en milieu.

De ISO certificeringen 22000 (voedselveiligheid) en 14001 (milieu) van sorteer- en pakstations met als hoofdproces sorteren en verpakken met sterke dwarsverbanden met kwaliteit, voedselveiligheid en milieu zijn eveneens subsidiabel.

ISO certificering 14001 dient opgevoerd te worden op begrotingsregeI 710-47-223/322.

Skal certificering (bereiding en verpakking, handel en opslag)

Voor verwerkende bedrijven die onderdeel zijn van een producentenorganisatie (waaronder bijvoorbeeld centrale pakstations) zijn de kosten van Skai certificering en controle subsidiabel. (Verwerkende bedrijven komen niet in aanmerking voor de regeling "Subsidie Voedselkwaliteit - biologische landbouw" van het Ministerie van EZ).

Ter onderbouwing van de activiteiten op het gebied van deze zorgsystemen dienen er bij de laardeclaratie cijfers met betrekking tot de deelname van centrale PO-locaties en telers aan dergelijke systemen te worden overlegd, te weten:

  • aantal deelnemende tot de PO of haar leden behorende bedrijven per zorgsysteem;

  • toe- en afname ten opzichte van het vorig jaar;

  • aantal gecertificeerde deelnemers;

  • aantal en percentage gecertificeerde bedrijven ( percentage t.o.v. het totaal aantal tot de PO of haar leden behorende bedrijven).

Het PT zal voor dit doel een format toesturen.

203-17-57 Op TV-niveau en 203-17-58 Bij teeltbedrijven: Personeelskosten voor kwaliteitszorgsystemen (HACCP, BRC, IFS, ISO e.a. waaronder Teseo's Nurture) zijn subsidiabel.

203-17-282 Uitgaven voor het ontwikkelen van materialen voor zorgsystemen HACCP, BRC, IFS, ISO e.a. waaronder Tesco's Nurture (drukwerk van telersmappen, ontwikkeling van hygiëneborden) zijn subsidiabel (zowel op het niveau van producentenorganisatie als teeltbedrijven).

203-17-338 Tracking & Tracing

Uitgaven andere dan duurzame productiemiddelen ten behoeve van tracking & tracing die volledig zijn toe te rekenen aan de registratie van productherkomst of registratie van ziekten, plagen, middelen en meststoffen zijn subsidiabel. Uitgaven die betrekking hebben op managementinformatie (bijvoorbeeld opbrengst, arbeid) en keteninformatie andere dan de herkomst zijn niet subsidiabel. Modules met meerdere functionaliteiten, waaronder niet-subsidiabele, zijn indien op basis van de offerte geen toerekening kan worden gemaakt voor 50 % subsidiabel. In voorkomende gevallen kan het PT in afwijking hiervan op grond van de voorgelegde offerte besluiten een nader vast te stellen percentage van het totale offertebedrag in aanmerking te nemen.

Jaarlijkse abonnementen van subsidiabele modules zijn voor 50% subsidiabel. Onderhoudsabonnementen zijn niet subsidiabel. Uitgaven voor punnets e.d. en RFID zijn voor 50 % subsidiabel.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

Zie ook begrotingsregel 201-11-30/202-14-49.

Activiteit: Kwaliteitscontrole

Eén van de bij punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 gestelde eisen betreft het behouden of verbeteren van een bepaald hoog niveau op het gebied van de kwaliteit. Onder het behouden of verbeteren van de kwaliteit moet verstaan worden het minimaal handhaven van de status-quo op kwaliteitsgebied. Handhaven van de status-quo houdt in dat al het vakbekwaam personeel dat zich bezighoudt met de in het operationeel programma opgenomen activiteiten met betrekking tot de technische kant van het product mag worden opgevoerd. Te denken valt aan koelchefs, keurmeesters/kwaliteitscontroleurs. Dit geldt zowel voor eigen personeel als voor ingezette externe diensten.

De producentenorganisatie beschikt over een gedocumenteerd kwaliteitscontrolesysteem (handboek kwaliteitscontrole). Conform de procedure uit het handboek kwaliteitscontrole leggen de keurmedewerkers de resultaten van de keur vast op een controleformulier. De controleformulieren worden gearchiveerd.

In geval van zelfkeur op teeltbedrijven is de producentenorganisatie verantwoordelijk voor de vastlegging van de zelfkeurprocedure in een handboek zelfkeur. Dit handboek maakt deel uit van het handboek kwaliteit van de producentenorganisatie. Een actuele versie van het handboek zelfkeur is op het teeltbedrijf aanwezig. De keuringen worden uitgevoerd conform de procedure uit het handboek zelfkeur, vastgelegd op controleformulieren en gearchiveerd. De kwaliteit van de uitvoering van het keurproces op teeltbedrijven wordt aantoonbaar geborgd door middel van periodieke kwaliteitscontroles (audits). Deze audits dienen uitgevoerd te worden door gekwalificeerde keurmeesters van de producentenorganisatie of een gekwalificeerde dienstverlener in opdracht van de producentenorganisatie.

RIK certificering (KCB) is subsidiabel. De RIK certificering is een systeemcertificering van het kwaliteitscontrolesysteem van een afzetorganisatie die grotendeels in de plaats gekomen is van keuringen van product van individuele telers. In het kader van certificerende audits en certificering van een afzetorganisatie worden wel steekproeven bij individuele telers uitgevoerd (jaarlijks ca 30 % van de bij een afzetorganisatie betrokken telers). Dit structurele toezicht maakt een integraal onderdeel uit van de subsidiabele kosten voor RIK certificering.

Bij de jaardeclaratie dient een opgave verstrekt te worden van het aantal gekeurde partijen per product en het percentage afkeur. Het PT stelt een format ter beschikking.

203-18-61 DC en 203-18-62 Teeltbedrijf: Personeelskosten ten behoeve van productcontrole (keur) zijn subsidiabel.

Voor keurmeesters dient de vakbekwaamheid te blijken uit een erkend diploma of certificaat keurmeester. Hieronder worden bijvoorbeeld verstaan de Opleidingen Kwaliteitsmedewerker Groenten en Fruit en Keurmeester Groenten en Fruit van het AGF Groothandelsfonds (verzorgd door N & S Quality Consultants: productmodules P1 tot en met P12 en P20), opleidingen door Agrarische Onderwijs Centra (AOC's) en opleidingen verzorgd door AQS ("in company" opleidingen).

Medewerkers met een meer dan 10 jaar aantoonbare ervaring als keurmeester worden eveneens beschouwd als gekwalificeerd, mits zij beschikken over certificaten voor één of meerdere zogenaamde opfriscursussen of opfrismodules P1 tot en met P12 en P20 of in de loop van dit jaar een dergelijk certificaat behalen. Dit houdt in dat zij in ieder geval op de hoogte moeten zijn van de meest recente en geldende kwaliteitsvoorschriften. De uitgaven voor deze opfriscursussen zijn subsidiabel. (Zie Maatregel 5 Opleidingsacties en adviesdiensten).

In het geval van RIK gecertificeerde bedrijven zijn de keurmeesters altijd subsidiabel.

Keurmeesters op teeltbedrijven kunnen slechts worden opgevoerd indien de kwaliteit van de uitvoering van het keurproces op teeltbedrijven aantoonbaar geborgd wordt door middel van periodieke kwaliteitscontroles (audits). (Zie hierboven onder Activiteit Kwaliteitscontrole).

Eisen met betrekking tot vakbekwaamheid van keurmeesters en het bijhouden van urenregistraties zijn ook op teeltbedrijven onverminderd van toepassing.

Toelichting

Subsidiabele taken (niet limitatief) van een keurmeester (kwaliteitscontroleur):

  • -

    uitvoeren van keuringen (inclusief keurrapport);

  • -

    bewaken van de kwaliteit tijdens de periode van overslag;

  • -

    uitvoeren van metingen aan het product (temperatuur, brix, pH etc.);

  • -

    monitoren van de houdbaarheid en het uitstalleven van producten (bijvoorbeeld door middel van houdbaarheidsproeven );

  • -

    specifieke keuringen op basis van klantspecificaties;

  • -

    contact met de teler over de keurresultaten en in voorkomende gevallen binnengekomen klachten;

  • -

    instructie aan de teler om de kwaliteit te verbeteren;

  • -

    dagelijkse analyseren van en rapporteren over de kwaliteit van de aangevoerde producten en zo nodig aanpassen van de procedures en keurpraktijk*;

  • -

    het opstellen van procedures e.d.*;

  • -

    opstellen van risicoanalyses*;

  • -

    opstellen van keurplannen*;

  • -

    het (mede) opstellen van kwaliteitsplannen per product*;

  • -

    soms mede bepalen van het kwaliteitsbeleid van de afzetorganisatie en het concretiseren daarvan in de dagelijkse praktijk *;

  • -

    aanspreekpunt voor controles door het KCB*.

* betreft taken op een hoger niveau, bijvoorbeeld een hoofdcontroleur of een kwaliteitsspecialist.

Niet subsidiabel zijn taken die afzetgerelateerd zijn als:

  • -

    klachtenafhandeling richting afnemers;

  • -

    koppelen van kwalitatief goede producten aan kritische klanten;

  • -

    orderafhandeling, orderpicking.

  • -

    het afstellen van sorteermachines bij sorteerproblemen (de instructie m.b.t. de gewenste sortering is wel subsidiabel).

203-18-63 Teeltbedrijf en 203-18-283: DG Externe diensten ten behoeve van productcontrole (keur) inclusief begeleiding en audits ten behoeve van thuiskeur (teeltbedrijf) zijn subsidiabel. De dienstverlener dient gekwalificeerd te zijn. Ook kosten voor audits van het KCB ten behoeve van RIK certificering zijn subsidiabel.

203-18-284 Houdbaarheidscontroles en kwaliteitsanalyses zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

203-18-285 Certificeringen van meet- en weegapparatuur zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra):

De kosten van inspecteren/testen, kalibreren en certificeren zijn subsidiabel. Onderhoudskosten (justeren) zijn niet subsidiabel.

Activiteit: Kwaliteits- en fytosanitaire acties

In het kader van een residu monitoring programma zijn kosten voor monsternames / residu analyses / analyses op microbiologische en / of fysische productkwaliteit, alsmede voor beoordeling van het residumonitoring systeem subsidiabel onder de volgende voorwaarden:

Aan de basis van de residucontroles dient een gedegen risico analyse ten grondslag te liggen. Monsters dienen evenredig over de risicovolle gewassen/gewasgroepen en risico perioden te worden verdeeld. Residu analyses dienen uitgevoerd te worden volgens het in de sector gangbare standaardpakket aan werkzame stoffen(GC- MS of LC- MS). (De combinatie GC- MS en LC- MS is inmiddels meer gebruikelijk dan alleen GC- MS, omdat deze combinatie een optimaal breed pakket middelen analyseert). Voorts kunnen afhankelijk van het gewas en de risico analyse aanvullende analyses op extra werkzame stoffen noodzakelijk zijn (bijvoorbeeld chloormequat, nitraat).

Ter onderbouwing dient bij indiening van het operationeel jaar het residumonitoringsplan van 2012 en de risico analyse te worden overlegd. Bij de jaardeclaratie dient de volgende onderbouwing te worden meegezonden:

  • opgave van het aantal uitgevoerde analyses; het PT stelt een format ter beschikking;

  • het uitgevoerde residumonitoringsplan (vermelding van datum - telernr. - gewas - monsternemer en nr. monster - laboratorium en nr. analyse - analysemethoden - uitslag analyse - waardering uitslag wat betreft MRL en wettelijke toelating); ook de niet-gedeclareerde monsters/analyses die wel onderdeel uitmaken van het residumonitoringsplan op basis van de risico analyse dienen verantwoord te worden;

  • de uitkomsten van de uitgevoerde analyses: percentage onvolkomenheden afwijkingen bij de waardering van het totale aantal uitgevoerde analyses;

  • de acties die de producentenorganisatie naar aanleiding van voorgaand punt heeft ondernomen (calamiteitenplan, sanctiebeleid).

Bij de beoordeling van de jaardeclaratie kunnen steekproefsgewijs analyse rapporten ter onderbouwing worden opgevraagd (de analyserapporten als zodanig hoeven niet met de jaardeclaratie te worden meegezonden).

De kosten voor analyses op microbiologische en/of fysische productkwaliteit zijn eveneens subsidiabel. Alle analyses dienen door bij de RvA geaccrediteerde laboratoria te worden uitgevoerd.

De monstername is subsidiabel, mits de monsternemers gekwalificeerd zijn (monstername conform de voorschriften van Richtlijn 2002/63/EG). Dit houdt tevens in dat analyses van een onbevoegd genomen monster niet subsidiabel zijn.

Extra monstername en analyses ten behoeve van afnemers of specifieke markten die niet opgenomen zijn in het vastgestelde residumonitoringsplan zijn eveneens subsidiabel, mits aan de gestelde voorwaarden met betrekking tot de monstername, accreditatie van het laboratorium en rapportage wordt voldaan. Op eigen initiatief van telers, buiten de procedure van de PO om, genomen monsters zijn niet subsidiabel.

Extra analyses zijn de analyses, die uitgaan boven het aantal in een gecertificeerd residumonitoringsplan (minimaal) bepaalde aantal analyses of in overige gevallen een aantal van gemiddeld 1 analyse per aangesloten teeltbedrijf.

203-19-67 Personeelskosten voor residu analyses / monsternames / analyses op microbiologische en / of fysische productkwaliteit, alsmede voor beoordeling van het residumonitoring systeem en bovenwettelijke fytosanitaire controles zijn subsidiabel.

203-19-68 Externe diensten voor residu analyses / monsternames / analyses op microbiologische en / of fysische productkwaliteit, inclusief begeleiding, audits en certificering van het residumonitoring systeem zijn subsidiabel. Dit is inclusief de extra kosten van het verstrekken van een residucertificaat of een voedselveiligheidscertificaat.

Ondersteuning door gespecialiseerde diensten in geval van een calamiteit (chemische, microbiële of fysische verontreiniging) is subsidiabel, inclusief een abonnement hiervoor. Om te verzekeren, dat dergelijke ondersteuning ook op afroep beschikbaar is, is een op onmiddellijke ondersteuning van calamiteiten gericht abonnement noodzakelijk.

In geval de kosten van een analyse als sanctie bij een overtreding aan de teler worden doorbelast, mogen deze niet worden opgenomen in de kwartaal- of jaardeclaratie.

203-19-69 Fytosanitaire controles (bovenwettelijk)

De bovenwettelijke kosten van fytosanitaire controles en monitoring voor derde landen (bijvoorbeeld Japan, USA) zijn subsidiabel. Hieronder vallen ook de kosten van controle en monitoring van de tomatenmineermot (Tuta absoluta) en de Afrikaanse fruitmot (Thaumatotibia leucotreta). Dit is inclusief de extra kosten van het verstrekken van een certificaat.

Voorwaarde hierbij is dat de uitgaven gedurende het jaar 2013 worden betaald, eventueel door middel van een voorschotnota.

De subsidiabiliteit is beperkt tot sectorale monitoringsprogramma's (waarvan de controles plaatsvinden door de NVWA, divisie Plant en/of het KCB), die betrekking hebben op specifieke organismen, niet vallend onder de reguliere fytosanitaire verplichtingen die vastgelegd zijn in de EU regelgeving en internationale fytosanitaire afspraken.

Maatregel 3: Acties die gericht zijn op verbetering van de afzet

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Type acties: 301 Aankoop van vaste activa en 302 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Algemeen voorbehoud:

In geval van investeringen, huur en leasing geldt dat voldaan moet worden aan de aan duurzame middelen gestelde eisen zoals vermeld in artikel 60, leden 3 en 5 (met name tweede en derde alinea) en de punten, 6, 10 t/m 14, 20, 21,23 en 24 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011. Dit is nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen en onderdelen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw en of verbouw.

Activiteit: Marktgerichte investeringen in de naoogstfase

301-20-79 en 302-21-100 Sorteer- en verpakcentra / distributiecentra / verwerkingscentra / fustopslag / dockboards (inclusief grond, voor dockboards max. 200 m2 per dockboard) (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

Deze zijn subsidiabel indien voldaan wordt aan de bijlagen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw en of verbouw.

Zie ook 101-52-256,102-53-260,201-10-19 en 202-13-37

301-20-71 en 302-21-101 Koelhuizen / koelcellen / koelinstallaties alsmede vriescellen inclusief trafovoorzieningen . Investeringen in conditioneren, conditioneringswanden, luchtgordijnen, ijskoeling, hydrokoeling (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

Investeringen ten behoeve van koelen / conditioneren / diepvriezen zijn subsidiabel. Hieronder vallen cellenbouw, koel- en elektrotechniek, ULO techniek (celtechniek, scrubber en stikstofmachine), heetgasontdooiing, voorzieningen voor highspeed koeling, vacuümkoeling, evacueerinstallaties (ten behoeve van champignons), meet- en regelapparatuur c.q. hard- en software voor celsturing, monitoring en bewaking, DCS, ozongenerator etc. Daarnaast worden ook de installaties voor klimatisering/conditionering ("koude keten") van sorteer- en expeditieruimten, ijskoeling en hydrokoeling in aanmerking genomen. Onder deze begrotingsregel wordt ook energiebesparende apparatuur ten behoeve van koeling in aanmerking genomen. Uitsluitend volledige investeringen worden in aanmerking genomen. Dit houdt bijvoorbeeld ook in, dat in geval van meet- en regelapparatuur c.q. hard- en software voor celsturing uitsluitend de eerste aanschaf als onderdeel van een volledige investering subsidiabel is. Een volledige investering in koel/conditioneringsapparatuur betreft de complete koelunit met toebehoren. In geval van koelhuizen en koelcellen worden cel en koelunit met toebehoren als 2 afzonderlijke investeringen beschouwd.

Voor zover het investeringen in gebouwen betreft zijn deze subsidiabel indien voldaan wordt aan de bijlagen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw en/of verbouw.

Kosten voor huur van koelcellen of koelkosten (per kg, m3 of pallet) zijn subsidiabel, mits bij de calculatie van het GMO subsidiabele tarief de energie- en overige algemene productiekosten buiten beschouwing blijven. Voorwaarde is, dat er bij de jaardeclaratie een inslag/uitslag registratie wordt overlegd.

Indien een koelbedrijf de koelkosten in 1 x factureert na afloop van de bewaring die een aaneengesloten periode vallend binnen 2 opeenvolgende jaren beloopt, worden de kosten in aanmerking genomen in het jaar waarin gefactureerd wordt.

Zie ook 101-2-2,102-5-5, 201-10-20 en 202-13-38

301-20-72 en 302-21-102 Sorteer- en verpakkingslijnen en -apparatuur / flowpackmachines / weeg- prijs- en etiketteerapparatuur etc. zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

Onder deze subactiviteit kunnen eveneens worden opgevoerd:

  • Investeringen in snij- en wasapparatuur (bijvoorbeeld voor asperges, prei, witlof en champignonvoetjes). Investeringen in sorteerders van witlofpennen, (exclusief benodigde vulstations).

  • Snij(oogst)machines voor champignons zijn niet subsidiabel, slicers zie regel 301-20-77.

Vervangen van onderdelen van sorteerlijnen zoals sorteerbanden zijn niet subsidiabel.

Kosten voor huur van machines of machinekosten (per kg) zijn subsidiabel, mits bij de calculatie van het GMO subsidiabele tarief de energie- en overige algemene productiekosten buiten beschouwing blijven. Voorwaarde is, dat er bij de jaardeclaratie een huurcontract wordt overlegd.

Zie ook 201-10-22 en 202-13-275

301-20-74 en 302-21-104 Palletiseersystemen en ombindmachines zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra). Ook stapelaars zijn subsidiabel.

301-20-75 en 302-21-105 Tray- / dozenopzetmachines zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

301-20-77 en 302-21-106 Schilmachines / slicers zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).

Hieronder valt onder andere een schilmachine voor asperges. Het gaat hierbij om een vorm van verwerking met toegevoegde waarde.

301-20-78302-21-99 Gecombineerde oogst- sorteer- en verpakkingssystemen en andere apparatuur voor vollegrondsteelten

Investeringen in (delen van) apparatuur die gebruikt wordt voor het reinigen, sorteren, wegen en/of verpakken van in de grond geteelde gewassen direct na de oogstfase, in het veld, zijn subsidiabel. Oogstmachines en tractoren zijn niet subsidiabel. In geval van combinatie met een onlosmakelijke oogstmachine worden de meerkosten van de toegevoegde functies ten opzichte van een vergelijkbare oogstmachine zonder extra functies in aanmerking genomen. In geval van zelfrijdende apparatuur (bijvoorbeeld bij mobiele pakstations) wordt de aangedreven werktuigendrager volledig in aanmerking genomen.

Zie ook 201-10-24 en 202-13-42

301-20-88 en 302-21-109 Licenties ten behoeve van merken

Deze merknaam of dit handelsmerk mag geen geografische verwijzing bevatten. Ook mag er geen sprake zijn van gezamenlijke verkoopbevordering samen met bijvoorbeeld een supermarkt. Het merk dient als merk te zijn geregistreerd of gedeponeerd en de producentenorganisatie of een minimaal 90% dochter dient eigenaar te zijn van het merk.

In geval van volledige overname van een licentie zijn de kosten niet subsidiabel.

301-20-286, 302-21-288 Licenties voor het recht op het gebruik van nieuwe rassen (licentiekosten zaden e.d.)

Voor een periode van maximaal twee operationele programma's aan zaadleveranciers betaalde licentiekosten voor het gebruik van zaden en plantgoed van nieuwe rassen welke bij aanvang van het project nog niet op een bepaalde markt geïntroduceerd zijn, zijn subsidiabel. Voorwaarden hierbij zijn:

  • De producentenorganisatie kan door middel van contracten of andere schriftelijke bescheiden aantonen dat gedurende de looptijd van het project het betreffende ras slechts op een vooraf vastgestelde hoeveelheid areaal wordt geproduceerd.

  • De producentenorganisatie moet een marketing plan hebben ontwikkeld waarmee zij zich in de markt met het betreffende ras voornemens zijn te onderscheiden.

  • De producentenorganisatie moet inzage geven in de daadwerkelijke betaalde prijzen voor het zaad of plantgoed.

  • Licentiecontract(en) en marketingplan dienen vooraf aan het PT ter goedkeuring te worden voorgelegd.

  • Bij de jaardeclaratie dient te worden opgegeven:

    • -

      Ras

    • -

      Locatie(s) aangegeven op een bedrijfskaart

    • -

      Areaal

    • -

      Aantal planten

    Het PT stelt een format ter beschikking.

  • Voorts dient de producentenorganisatie bij de jaardeclaratie de afleverbonnen te kunnen tonen.

In geval van volledige overname van een licentie zijn de kosten niet subsidiabel. Zie ook 103-8-10 en 304-24-320

301-20-89 en 302-21-110 Duurzame / strategische investeringen in aandelen van bedrijven

Onder de duurzame middelen kan ook het, aan de hand van bankstukken aan te tonen, bedrag voor duurzame/strategische investeringen in aandelen van bedrijven (BV's, NV's of buitenlandse gelijkwaardige rechtspersonen) worden opgenomen. Deze bedrijven moeten rechtstreeks bijdragen aan de verkoop van producten (denk hierbij aan verpakkingsbedrijven en snijderijen en niet aan laboratoria etc.) van de leden van de producentenorganisatie in de categorie van de erkenning en bijdragen aan de doelstellingen van het operationeel programma.

Slechts de waarde van de materiële vaste activa die op grond van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 voor financiële steun in aanmerking komt mag onder deze begrotingsregel worden opgenomen (dus niet de gehele overnamesom van het bedrijf). Deze waarde moet worden onderbouwd door een taxatierapport van een onafhankelijk taxateur. Tevens moet de verkopende partij een verklaring overleggen dat er voor deze activa in de voorafgaande zeven jaren geen nationale of uniale steun is ontvangen. Bepalingen omtrent het gebruik van investeringen en de vervreemding zijn onverminderd van toepassing op de investering in aandelen.

Zie ook 801-49-228 en 802-50-229

301-20-90 en 302-21-111 Investeringen ten behoeve van Warehouse Management Systemen zijn subsidiabel.

  • Alleen de kosten voor ontwerpen, bouwen en implementatie van geautomatiseerde systemen voor WMS zijn subsidiabel. Alleen de initiële kosten kunnen worden gedeclareerd.

  • De uitgaven zijn subsidiabel voor zover deze als doel hebben kwaliteitsverbetering van het proces (bijvoorbeeld leveringssnelheid), tracking & tracing van de producten, koppeling van vraag en aanbod, alsmede efficiencyverbetering.

  • De interface met het aanvoerregistratiesysteem en de hiervoor benodigde aanpassingen aan dit systeem zijn eveneens subsidiabel.

  • De interfaces van WMS met het verkoopsysteem - orderregistratiesysteem - facturatiesysteem en verladingssystemen en de hiervoor benodigde aanpassingen aan deze systemen zijn subsidiabel. Voornoemde systemen zelf zijn niet subsidiabel.

  • Daarnaast zijn uitgaven voor scanners, touchscreens, tags, punnets e.d. en RFID subsidiabel.

Hardware en modules met meerdere functionaliteiten, waaronder niet-subsidiabele, zijn voor een nader vast te stellen percentage subsidiabel, indien op basis van de offerte(s) geen toerekening kan worden gemaakt. Scanners, touchscreens, tags, punnets e.d. en RFID zijn voor 50 % subsidiabel.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

Voor het in aanmerking laten komen van WMS onder GMO dient een onderbouwd plan met begroting van de investeringskosten en een definiëring van de onderdelen aan het PT te worden voorgelegd. Het totale project dient gedetailleerd beschreven te worden, inclusief een verdeling in subsidiabele en niet-subsidiabele kosten met bijbehorende begrote bedragen. Ook de functionaliteit van de verschillende onderdelen dient door de leverancier gedetailleerd te worden beschreven.

Het ontwerpen, bouwen en implementatie (pilot) van een Warehouse Management Systeem is subsidiabel, maar het verder uitrollen van het bestaande systeem naar andere locaties komt niet in aanmerking voor subsidie.

Nieuwe projecten opgestart vanaf 2012 worden gedurende maximaal 3 jaar voor subsidie in aanmerking genomen.

Zie ook begrotingsregel 304-25-132 / 304-25-133.

301-20-287 en 302-21-289 Investeringen ten behoeve van thuiskoopmodules zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT -projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

302- 21-318 Kosten voor verwerving van grond zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

Kosten voor het recht van opstal zijn niet subsidiabel. Zie ook 102-5-317

Activiteit: Investeringen in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)

Deze activiteit vormt een invulling van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap en draagt bij aan de verbetering van het imago van de groente- en fruitsector en is als zodanig een instrument om de afzet te verbeteren. De bij behorende prioritaire ontwikkeling uit de Nationale Strategie is "productinnovatie en marketing" gerelateerd aan het strategische doel "aanpassingen aan de productie- en afzetstructuur" en de GMO doelstellingen B4 "bevordering van de verkoop van de verse of verwerkte producten" en B5 "milieumaatregelen en milieuvriendelijke productiemethoden, waaronder biologische landbouw".

Onder deze activiteit mogen de onderstaande maatschappelijk verantwoorde investeringen opgenomen worden, die geen onderdeel uitmaken van Maatregel 7. N.B. Betreffende acties zijn subsidiabel, maar worden buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling of het operationeel programma voldoet aan het minimum van 2 milieuacties of het minimum van 10% in het operationeel programma op te nemen uitgaven aan milieuacties.

Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur

1. Levering energie aan derden

Bij energiebesparende investeringen, zoals WKK en in het kader van een agrarisch samenwerkingsverband aardwarmte, zonnepanelen en windmolens, geldt dat opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden in mindering gebracht moeten worden. De verrekening dient plaats te vinden door vanaf het moment van investeren het investeringsbedrag lineair (in gelijke termijnen) over een periode van 5 jaar ten laste te brengen van het actiefonds onder aftrek van de genoten opbrengsten.

Deze bepaling is van toepassing op alle investeringen voor energiebesparende apparatuur, waarbij de mogelijkheid van energielevering aan derden zich voordoet; ook indien hiervan geen daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt.

Toelichting

Indien een investering in energiebesparende apparatuur met de mogelijkheid van teruglevering wordt opgevoerd in het operationeel programma houdt dit in, dat een verplichting wordt aangegaan. Deze verplichting houdt in dat de investering gedurende 5 jaar lineair ten laste gebracht wordt van het actiefonds onder aftrek van de genoten opbrengsten. Hierop zijn geen uitzonderingen mogelijk.

Een teeltbedrijf is netto-energieleverancier als de totale levering van energie aan één of meerdere energieafnemers hoger is, dan de totale afname van energie van één of meerdere energieleveranciers. Hieronder vallen warmte en elektriciteit omgerekend naar Nm3 aardgas equivalenten (a.e.). De bepaling is vooralsnog gerelateerd aan de uitgevoerde investering; d.w.z. de effecten die de investering heeft op de verhouding inkomende en uitgaande energiestromen. Het maakt geen verschil of de energie leverancier al dan niet een andere rechtspersoon is dan de energieafnemer.

Deze bepaling heeft in ieder geval betrekking op zonnepanelen en -collectoren, windmolens, aardwarmte, WKK's, warmtepompen/warmtewisselaars/warmte- en koudebuffering (acquifers). (Warmtebuffertanks worden meestal gebruikt voor kortdurende opslag van warmteoverschotten, die vervolgens op het teeltbedrijf zelf worden aangewend. Wat betreft de verrekening van genoten inkomsten geldt daarom voor warmtebuffertanks: Indien de producentenorganisatie kan aantonen, dat de warmte alleen op het betreffende teeltbedrijf zelf wordt gebruikt, kan de producentenorganisatie van deze verplichting worden vrijgesteld. Uit de te overleggen energiebalans dient dan te blijken dat er geen warmte is geleverd).

2. Aangescherpte voorwaarden energieproductie vanaf 2012:

De Europese Commissie heeft een voorwaarde voor steun uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELF PO) voor investeringen in thermische energie en/of elektriciteit uit hernieuwbare bronnen aangescherpt (Uitvoeringsverordening (EU) nr. 679/2011, artikel 1, lid 1). De opwekkingscapaciteit mag niet groter zijn dan het eigen jaarlijkse gemiddelde gebruik. Het gaat om het gemiddelde jaarlijkse gebruik van zowel thermische energie als ook elektriciteit uit hernieuwbare bron door het agrarisch bedrijf of een agrarisch samenwerkingsverband.

Toelichting

Deze bepaling is van toepassing op aardwarmte, zonnepanelen en windmolens in geval een teeltbedrijf of een samenwerkingsverband van agrarische bedrijven tevens energie aan derden levert.

Deze bepaling is niet van toepassing zo lang de opgewekte energie voor eigen gebruik wordt aangewend. Ook leveringsovereenkomsten met één of meerdere agrarische bedrijven worden gerekend onder een samenwerkingsverband van agrarische bedrijven. Zie verder onder de betreffende begrotingsregels.

Deze bepaling geldt niet voor warmte of elektriciteit uit WKK's. Deze wordt vrijwel altijd opgewekt uit fossiele bronnen (lees aardgas) en nauwelijks uit hernieuwbare bronnen.

3. Aanvraag en onderbouwing van investeringen in energiebesparende apparatuur

Bij investeringen in energiebesparende apparatuur wordt vóór uitvoering van de investering voor elk deelnemend teeltbedrijf het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO " inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. In geval van meerdere installaties op één teeltbedrijf mogen deze worden gecombineerd in één aanvraag.

De verwachte energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen per energiesysteem wordt bij de indiening van het operationeel jaar (of bij indiening gedurende het operationele jaar) beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier van het systeem of een erkende energiedeskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis van modelberekeningen.

De verantwoording van de gerealiseerde energiebesparing vindt plaats één jaar na de inbedrijfstelling van de installatie(s), uiterlijk bij de eerstvolgende jaardeclaratie. In voorkomende gevallen kan dit betekenen, dat de jaardeclaratie(s), waarin kosten voor deze installatie(s) ten laste van de GMO gebracht zijn, al afgerond zijn. Dit ontslaat de producentenorganisatie niet van deze verplichting.

De volgende gegevens worden overgelegd:

  • De bereikte energiebesparing volgens de geactualiseerde energiebalans;

  • De meest recente jaarafrekening van de energieleverancier aan het betrokken teeltbedrijf of twaalf opeenvolgende maandrekeningen van de periode na inbedrijfstelling van de installatie(s).

Toelichting

Reikwijdte van te behalen energiebesparing:

De behaalde energiebesparing is de besparing ten opzichte van de beginsituatie (de situatie voor ingebruikname van de investering) ten opzichte van de situatie na ingebruikname van de investering. De realisatie wordt getoetst over de periode van 12 maanden na ingebruikname en in voorkomende gevallen in het daaropvolgende jaar (als het resultaat nog niet te bepalen is) en eventueel daaropvolgende jaren (bepaling van de gemiddelde besparing over meerdere jaren). Er vindt geen cumulatie van besparingspercentages over meerdere jaren plaats.

Gevolgen niet behalen van de ingeschatte energiebesparing:

Op grond van een interpretatie van de Europese Commissie vindt de beoordeling van een ingeschatte energiebesparing vooraf plaats door het PT. Hiertoe is het van groot belang, dat de voorgenomen energiebesparende investeringen voorafgaand aan de uitvoering via het zorgvuldig ingevulde "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO" en bijbehorende bijlagen (waaronder de energiebalans op bedrijfs- of afdelingsniveau) aan het PT worden voorgelegd. Indien de aanvraag gebaseerd is op een reële inschatting van de te behalen energiebesparing zullen er achteraf geen problemen ontstaan. Deze inschatting dient door een deskundige te worden gemaakt en dient de uitkomst te zijn van de voor het bedrijf/de afdeling gemaakte berekeningen. Bij een dergelijke kwalitatief goed onderbouwde aanvraag zal de volgende jaren ook als de geplande energiebesparing niet bereikt is geen afkeur of correctie plaatsvinden, mits de afwijkingen kunnen worden verklaard en onderbouwd. Afkeur of correctie op dit punt zal uitsluitend plaatsvinden in geval van wanprestatie, nalatigheid of mismanagement. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als bij de aanvraag een bedrijfssituatie ondeskundig of onjuist is voorgesteld.

301-55-292 en 302-56-298 Investeringen in duurzame energie, zoals zonnepanelen en -collectoren, windmolens, waarbij minder dan 25% energiebesparing (reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen) wordt behaald, zijn subsidiabel.

De energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen dient minimaal 15% te zijn.

Bij een investering in een zonne-energie-installatie zijn de kosten van de installatie zelf en draag materiaal subsidiabel. Elke benodigde aanpassing aan het gebouw komt niet in aanmerking voor GMO steun (dakverzwaring, andere dakbedekking, kabels doorvoeren etc.).

Investeringen in een installatie van zonne-energie op het dak van een nabijgelegen bedrijf van derden zijn niet subsidiabel. Hiervoor is bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) 543/2011, punt 23 van kracht.

Levering van elektriciteit aan derden:

In geval van zonnepanelen en windmolens wordt vaak aan het elektriciteitsnet geleverd om de niet onmiddellijk bruikbare elektriciteit te bufferen. Dit wordt saldering genoemd. Saldering als zodanig wordt toegestaan. Indien er echter sprake mocht zijn van netto levering als gevolg van een overcapaciteit ten opzichte van de eigen elektriciteitsbehoefte, vervalt op grond van (EU) Verordening 679/2011 artikel 1 lid 1) de grond voor subsidiabiliteit. Eenzelfde redenering geldt voor windmolens.

De opwekkingscapaciteit mag niet groter zijn dan het eigen jaarlijkse gemiddelde gebruik van het teeltbedrijf of van een agrarisch samenwerkingsverband.

Een investering in zonnepanelen of windmolens in het kader van samenwerkingsvormen is subsidiabel, mits het een agrarisch samenwerkingsverband betreft. Onder agrarisch samenwerkingsverband wordt ook een leveringsovereenkomst tussen agrarische bedrijven verstaan.

Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen in het kader van leveringsovereenkomsten met andere agrarische bedrijven dienen in mindering gebracht te worden.

In geval van participatie in een agrarisch samenwerkingsverband kan uitsluitend de waarde van de participatie in de investering lineair (in gelijke termijnen) over een periode van 5 jaar ten laste van het actiefonds gebracht worden onder aftrek van de genoten opbrengsten.

N.B. Cumulatie van steun uit de GMO met steun uit de SDE + (Stimulering duurzame energieproductie) en SEI (Subsidieregeling energie en innovatie) is niet toegestaan.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt vóór uitvoering van de investering het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO " inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. Bij de jaardeclaratie wordt de geactualiseerde energiebalans en de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier overlegd.

Bovenstaande punten zijn hierboven nader uitgewerkt onder "Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur" in de toelichting bij de activiteit: "Investeringen in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)".

Biobranders zijn vervallen.

Zie ook 701-42-184 en 702-43-197

301-55-293 en 302-56-299 Investeringen in WKK installaties waarbij minder dan 25% energiebesparing wordt behaald, zijn subsidiabel.

Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering gebracht te worden.

Voorwaarde is, dat de opgewekte energie (warmte en elektriciteit) voor een substantieel deel binnen het teeltbedrijf wordt aangewend. Dit is nader uitgewerkt voor investeringen in WKK op bedrijven die reeds belichten of in het jaar van investering gaan belichten: per MW van de capaciteit van de WKK dient er reeds één hectare belicht te worden of dient er tegelijkertijd in één hectare belichting te worden geïnvesteerd. Hierbij wordt ervan uitgegaan, dat de opgewekte warmte volledig binnen het teeltbedrijf wordt aangewend.

Andere vormen van substantiële aanwending van elektriciteit binnen het teeltbedrijf zullen door het PT per geval beoordeeld worden. Hiervoor dient bij de indiening van het operationeel jaar (of bij indiening gedurende het operationele jaar) een gedetailleerde berekening van de energiestromen binnen het teeltbedrijf overlegd te worden.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt vóór uitvoering van de investering het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO " inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. Bij de jaardeclaratie wordt de geactualiseerde energiebalans en de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier overlegd.

Bovenstaande punten zijn hierboven nader uitgewerkt onder "Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur" in de toelichting bij de activiteit: "Investeringen in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)".

Zie ook 701-42-185 en 702-43-198

Opmerking: Rookgascondensors worden in aanmerking genomen onder 301-55-297 of 302-56-303.

301-55-294 en 302-56-300 Investeringen in aardwarmte waarbij minder dan 25% energiebesparing wordt behaald, zijn subsidiabel.

De energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen dient minimaal 15% te zijn.

De opwekkingscapaciteit mag niet groter zijn dan het eigen jaarlijkse gemiddelde gebruik van het teeltbedrijf of van een agrarisch samenwerkingsverband.

Een investering in aardwarmte in het kader van samenwerkingsvormen is subsidiabel, mits het een agrarisch samenwerkingsverband betreft. Onder agrarisch samenwerkingsverband wordt ook een leveringsovereenkomst tussen agrarische bedrijven verstaan.

Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen in het kader van leveringsovereenkomsten met andere agrarische bedrijven dienen in mindering gebracht te worden.

In geval van participatie in een agrarisch samenwerkingsverband kan uitsluitend de waarde van de participatie in de investering lineair (in gelijke termijnen) over een periode van 5 jaar ten laste van het actiefonds gebracht worden onder aftrek van de genoten opbrengsten.

Investeringen van het teeltbedrijf voor aansluiting op de bron zijn subsidiabel tot een afstand van 500 meter van de erfgrens. Boven de 500 meter wordt slechts 50% van de kosten in aanmerking genomen.

N.B. Cumulatie van steun uit de GMO met steun uit de SDE + (Stimulering duurzame energieproductie) en SEI (Subsidieregeling energie en innovatie) is niet toegestaan.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt vóór uitvoering van de investering het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO " inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. Bij de jaardeclaratie wordt de geactualiseerde energiebalans en de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier overlegd.

Bovenstaande punten zijn hierboven nader uitgewerkt onder "Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur" in de toelichting bij de activiteit: "Investeringen in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)".

Zie ook 701-42-186 en 702-43-199

301-55-296 en 302-56-302 Investeringen in warmtepompen, warmtewisselaars, warmte- en koudebuffering (aquifers) waarbij minder dan 25% energiebesparing wordt behaald, zijn subsidiabel.

Deze begrotingsregel is bestemd voor bedrijven anders dan glastuinbouwbedrijven.

Glastuinbouwbedrijven: zie begrotingsregel 301-55-297 of 302-56-303 Investeringen in het kader van het programma "Kas als Energiebron" - "Het nieuwe telen"

De energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen dient minimaal 15% te zijn.

Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering gebracht te worden.

In geval van participatie in een samenwerkingsverband van agrarische bedrijven met energieclustering worden investeringen voor aansluitingen op belendende telers in aanmerking genomen. Uitsluitend de waarde van de participatie in de investering kan in dit geval voor 50 % ten laste van het actiefonds gebracht worden.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt vóór uitvoering van de investering het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO " inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. Bij de jaardeclaratie wordt de geactualiseerde energiebalans en de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier overlegd.

Bovenstaande punten zijn hierboven nader uitgewerkt onder "Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur" in de toelichting bij de activiteit: "Investeringen in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)".

Zie ook 701-42-189 en 702-43-202

301-55-297 en 302-56-303 Investeringen in het kader van het programma "Kas als Energiebron" - "Het nieuwe telen" (installaties nodig voor energiebesparende kassen - gesloten / semigesloten kas) waarbij minder dan 25% energiebesparing wordt behaald.

Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering gebracht te worden.

Hieronder vallen de volgende systemen en installaties:

  • Buitenluchtaanzuiging in combinatie met een tweede beweegbaar energiescherm, mits minimaal 15% energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen;

  • Energiebesparend ventilatiesysteem met warmteterugwinning en/of voorverwarming; mits minimaal 15% energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen;

  • Andere luchtbehandelingsystemen, mits minimaal 15% energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen;

  • Hogedrukvernevelingsysteem (adiabatische koeling met een druppelgrootte 5 tot maximaal 15 micron);

  • Warmtewisseling systeem, mits minimaal 15% energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen;

  • Warmtepomp, mits minimaal 15% energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen;

  • Seizoensopslagsysteem voor warmte en koude (aquifer), mits minimaal 15% energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen;

  • Warmtebuffersysteem (warmtebuffertank);

  • Tweede energiescherm*. De energiebesparing met het doek dicht is minimaal 45%. De energiebesparing is een doekeigenschap.

  • Energie extensieve bedrijven (energieverbruik< 25 Nm3 aardgasequivalent/m2) tevens het eerste ενεργιε σχηε ρμ σχηε ρμ *. Δε ενεργιεβεσπαρινγ μ ετηετδοεκ διχητισ minimaal 35%. De energiebesparing is een doekeigenschap.

  • Gevelscherm*. De energiebesparing met het scherm dicht is minimaal 40%. De energiebesparing is een doekeigenschap.

*) Dit mag geen (wettelijk verplicht) scherm voor lichtafscherming of (teeltkundig vereist) gevelscherm zijn (d.w.z. scherm is lichtdoorlatend). Alleen de eerste aanschaf is subsidiabel. Vervanging van reeds aanwezige energie- en gevelschermen is niet subsidiabel.

In geval van participatie in een samenwerkingsverband van agrarische bedrijven met energieclustering worden investeringen voor aansluitingen op belendende telers in aanmerking genomen. Uitsluitend de waarde van de participatie in de investering kan in dit geval voor 50 % ten laste van het actiefonds gebracht worden.

Onder deze subactiviteit worden ook rookgascondensors (met het doel warmte terug te winnen) in aanmerking genomen.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt vóór uitvoering van de investering het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO " inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. Bij de jaardeclaratie wordt de geactualiseerde energiebalans en de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier overlegd.

Bovenstaande punten zijn nader uitgewerkt onder "Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur" in de toelichting bij de activiteit: "Investeringen in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)" hierboven.

Zie ook 701-42-190 en 702-43-203.

301-55-305 en 302-56-308 Investeringen in installaties ten behoeve van waterzuivering (mits bovenwettelijk) zijn subsidiabel.

Deze begrotingsregel heeft betrekking op het zuiveren van water voorafgaand aan de lozing.

De installaties dienen een verdergaande zuivering te bereiken dan de wettelijke normen. Uitsluitend de meerkosten van de bovenwettelijke zuivering ten opzichte van een standaardzuiveringsinstallatie worden in aanmerking genomen.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt bij de indiening van het operationeel jaar (of bij indiening gedurende het operationele jaar) het aanvraagformulier voor investeringen water inclusief een projectplan met projectbegroting, voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. De verwachte reductie van afvalstoffen per systeem wordt beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier van het systeem of een erkende deskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis van modelberekeningen. De specificatie dient deel uit te maken van het projectplan.

Bij de jaardeclaratie dient de bovenwettelijke reductie te worden aangetoond met (wettelijk verplichte) metingen van de emissieconcentratie na ingebruikstelling.

Zie ook 701-42-358 en 702-43-359

301-55-306 en 302-56-309 Investeringen in helofytenfilters zijn subsidiabel. Deze begrotingsregel heeft betrekking op het zuiveren van water voor lozing.

De installaties dienen een verdergaande zuivering te bereiken dan de wettelijke normen. Uitsluitend de meerkosten van de bovenwettelijke zuivering t.o.v. een standaardzuiveringsinstallatie worden in aanmerking genomen.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt bij de indiening van het operationeel jaar (of bij indiening gedurende het operationele jaar) het aanvraagformulier voor investeringen water inclusief een projectplan met projectbegroting, voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. De verwachte reductie van afvalstoffen per systeem wordt beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier van het systeem of een erkende deskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis van modelberekeningen. De specificatie dient deel uit te maken van het projectplan.

Bij de jaardeclaratie dient de bovenwettelijke reductie aangetoond te worden met (wettelijk verplichte) metingen van de emissieconcentratie na ingebruikstelling.

Type actie: 303 Afzetbevorderings- en communicatieactiviteiten (behalve in verband met crisispreventie en - beheer)

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Algemeen voorbehoud:

In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld aan personeel van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.

In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet door eigen personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 3. Overige kosten.

Activiteit: Afzetbevordering en communicatie:

In geval van promotiekosten is punt 15 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van toepassing.

Promotie voor individuele commerciële merken of merken met een geografische verwijzing is niet subsidiabel.

Subsidiabel is promotie met betrekking tot:

  • Algemene verkoopbevordering en verkoopbevordering voor kwaliteitsmerken. Dit betreft generieke promotie of algemene productpromotie, bijvoorbeeld de algemene slogan "Eet 2 ons groenten en 2 keer fruit" of de MyTomato campagne in Duitsland.

  • Merknamen/handelsmerken van producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en dochterondernemingen als bedoeld in artikel 50, lid 9:

    Er mag geen sprake zijn van gezamenlijke verkoopbevordering samen met bijvoorbeeld een supermarkt. Het merk dient als merk geregistreerd of gedeponeerd te zijn en de producentenorganisatie of een minimaal 90% dochter dient eigenaar (100% eigenaar) van het merk te zijn. Het is niet mogelijk om promotie te maken voor een merk dat men in licentie heeft. Zelfs niet, indien dit merk in licentie is gegeven door een aangesloten teler.

Geen herkomstverwijzing

Herkomstverwijzingen bij algemene verkoopbevordering en verkoopbevordering voor kwaliteitsmerken zijn in principe niet mogelijk. De promotie mag niet leiden tot concurrentievervalsing. Dus bijvoorbeeld niet toegestaan is: Nu weer volop Nederlandse tomaten verkrijgbaar! In enkele gevallen is bij wijze van uitzondering het gebruik van geografische benamingen wel toegestaan. Zie hiervoor punt 15 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011. Het gebruik van een herkomstverwijzing is toegestaan als het gaat om een beschermde geografische aanduiding (BGA) of een beschermde oorsprongsbenaming (BOB). Het gaat hierbij om erkende streekproducten, zoals Westlandse Druif. De beschermde geografische aanduiding (BGA) en beschermde oorsprongsbenaming (BOB) zijn onderdeel van een Europese verordening (Verordening EEG nr. 2081/92) die streekproducten een bescherming biedt tegen namaak. Erkenningen van streekproducten in één van deze categorieën worden afgegeven door de Europese Commissie.

Punt 15 van bijlage IX van Verordening nr. 543/2011 stelt verder dat het gebruik van geografische verwijzing bij wijze van uitzondering is toegestaan als deze ondergeschikt is aan de hoofdboodschap. Bij ondergeschikt valt bijvoorbeeld te denken aan het vermelden van de afzender, zoals Dutch Produce Association. Uitzonderingen dienen ter goedkeuring aan het PT worden voorgelegd.

Evenals bij herkomstverwijzingen met betrekking tot algemene verkoopbevordering is het advies aan de producentenorganisaties ook bij reclame voor een merknaam/handelsnaam terughoudend te zijn ten aanzien van geografische verwijzingen c.q. herkomstbenamingen.

EU-logo

Volgens bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is van toepassing: Het voor algemene verkoopbevordering en verkoopbevordering voor kwaliteitsmerken bedoelde promotiemateriaal is voorzien van het logo van de Europese Unie (enkel voor visuele media) en van de volgende vermelding:

"Door de Europese Unie medegefinancierde campagne".

Producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en dochterondernemingen als bedoeld in artikel 50, lid 9, mogen het logo van de Europese Unie onder geen beding gebruiken voor de bevordering van hun merknaam/handelsmerk."

Het begrip visuele media wordt ruim geïnterpreteerd. Behalve posters, folders, tv-reclames, websites etc., vallen ook stands op beurzen, open dagen, openingen, bedrukking van opleggers, etc. onder deze verplichting.

Voorwaarden

Belangrijke voorwaarden ten aanzien van promotie zijn:

  • Het moet voldoen aan de eisen van de verordeningen.

  • De activiteiten moeten een logisch onderdeel vormen van het operationeel programma. De promotieactiviteiten worden beschreven in een jaarplan afzetbevordering dat een producentenorganisatie jaarlijks maakt. Zie ook punt 5.2 in deel A. De activiteiten passen in dat jaarplan en vormen een logisch geheel.

  • Elke activiteit in het kader van promotie kent een logische opzet waarbij de doelgroep, doel, inhoud, looptijd, verwachtte resultaat en (begrote) kosten van de actie zijn helder en eenduidig geformuleerd.

Een voorbeeld:

Doelgroep: groep consumenten in België die champignons eet, dat zijn ca. 1 miljoen huishoudens.

Doelen: het verbreden van de bereidingswijzen om bij de groep gebruikers de consumptie te vergroten en publiciteit.

Inhoud: op alle verpakkingen voor België komt een banderol met verwijzing naar een website met een receptenwedstrijd. In totaal 500.000 verpakkingen. Het programma wordt ondersteund met advertorials in 5 regionale dagbladen en 1 culinair tijdschrift in België. De 50 winnaars van de receptenwedstrijd krijgen een weekend naar Zoetermeer met een culinaire champignonmaaltijd.

De looptijd: 6 weken van eind april tot 10 juni.

Het verwachtte resultaat: in belangrijke regionale dagbladen en in landelijke culinaire bladen wordt naast advertorials vrije publiciteit gegenereerd. Ongeveer 2.000 mensen reageren door een recept in te sturen. Ongeveer 80.000 mensen bezoeken de speciale website.

De wedstrijd levert nieuwe recepten op die op de website worden geplaatst en worden verspreid in de regionale dagbladen en in het Belgische culinaire tijdschrift.

Kosten van de actie: totaal € 300.000 verdeeld over de volgende posten, etc ..... , met verwijzing naar de begrotingsregel(s) en eventuele offertes.

Indien verschillende promotionele acties, verkoopbevordering e.d. uitgevoerd worden, is het belangrijk om deze in een apart dossier bij te houden. Hierbij valt te denken aan een voorbeeld (foto of advertentie) van de actie met daarbij een kopie van de bijbehorende factu(u)r(en). Tevens moeten administratieve bescheiden zoals rapporten, verslagen en notulen beschikbaar zijn. Bij de jaardeclaraties dient de producentenorganisatie deze stukken aan te kunnen tonen.

303-22-112 Personeelskosten voor promotie en communicatie zijn subsidiabel.

Met name bij de inzet van promotie- en communicatie medewerkers is het van het grootste belang om de activiteiten zo concreet mogelijk (inclusief functieprofielen) te beschrijven. Enkel uren van personeel dat zich daadwerkelijk met de genoemde activiteiten bezig houdt, kunnen worden opgevoerd. Bij de laardeclaratie dienen de administratieve bescheiden (rapporten, verslagen, notulen, overzichten enz.) te worden overgelegd.

Personeelskosten voor het bouwen (voor de eerste keer content vullen) van nieuwe websites en het uitbreiden van bestaande websites met aantoonbare nieuwe elementen in het kader van promotie zijn subsidiabel mits de betreffende website onderdeel uitmaakt van het operationeel programma. Ook als er speciale websites worden gebouwd, via welke leden met de producentenorganisatie communiceren, kan dit subsidiabel zijn. Voorwaarde is wel dat deze communicatie betrekking heeft op GMO-subsidiabele activiteiten, bijvoorbeeld aanvoerprognose. Het updaten van bestaande websites, zoals het plaatsen van nieuwe berichten, komt niet in aanmerking voor GMO steun.

Tijdsbesteding van medewerkers aan social media, zoals het plaatsen van berichten en reageren op berichten, is niet subsidiabel.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

303-22-114 Uitgaven voor promotie en promotieartikelen

De bepalingen als genoemd in punt 15 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn van toepassing. (Zie ook hierboven onder Activiteit: Afzetbevordering en communicatie).

De volgende artikelen/middelen en promotieactiviteiten komen in aanmerking voor subsidie.

Promotieartikelen/middelen

Advertenties in magazines/kranten 1), extra kosten reclamedrukwerk op verpakkingen of etiketten 2) toonbankdisplays, flyers/folders, gadgets, belettering op bijv. opleggers, aangekochte producten voor standaankleding 3), billboards, radioreclame, tv-reclame.

Promotieactiviteiten

Deelname aan beurzen, uitdelen van product 4), kookdemonstraties, bedrijfsrondleidingen bij een PO of lidbedrijf, open dag/opening/jubileum 5)

1) Promotie in een blad/magazine van supermarkten is subsidiabel mits duidelijk is dat er betaald is voor de advertentie, het duidelijk is dat de producentenorganisatie de afzender is en er geen logo of verwijzing is naar de supermarkt in de advertentie zelf.

2) Extra kosten van reclamedrukwerk op verpakkingen of etiketten in het kader van algemene verkoopbevordering en verkoopbevordering van kwaliteitsmerken zijn subsidiabel onder de volgende voorwaarden:

  • -

    Verpakkingen: Alleen voor tijdelijke acties, (maximaal één jaar) dus niet voor langdurige invoering van een verpakking met een logo van een PO of merk, en alleen de extra drukkosten boven de standaardkosten. Ook de ontwikkelingskosten van de lay-out mogen meegenomen worden in de kosten.

  • -

    Etiketten: Bij etiketten geldt dat deze alleen subsidiabel zijn voor tijdelijke acties. Ook de ontwikkeling- en lay-outkosten zijn subsidiabel. (Het zijn dan eerder kistkaarten of receptenkaarten; etiketten met slechts het bedrukken van het merk of de naam van de PO vallen buiten de subsidie). Omdat de basisvoorschriften voor etiketten beperkt zijn en kosten ervan erg laag zijn, geldt dat alle kosten van tijdelijke etiketten subsidiabel zijn.

Steekkaarten en of wikkels die gebruikt worden voor tijdelijke acties en die niet noodzakelijk zijn als verpakking zijn subsidiabel. Niet subsidiabel zijn de verpakkingen of wikkelfolie zelf.

3) Aangekochte producten bij gebrek aan eigen producten (bijv. buiten het Nederlandse teeltseizoen) voor aankleding van een stand en een kookdemonstratie zijn subsidiabel ook al zijn de producten van buiten de EU. Voorwaarde is dat het producten betreft die leden ook telen. Ook andere standdecoratie zoals bloemen, ballonnen, slingers en posters zijn subsidiabel.

4) In het geval het uitdelen van product onderdeel uitmaakt van promotionele acties, mag de marktprijs van het product in de week van de actie in aanmerking worden genomen. Het uitdelen dient minimaal vier weken voor de actie te zijn gepland en mag in geen geval een interventiemaatregel zijn.

5) Om kosten voor een open dag, opening, jubileum etc. in aanmerking te laten komen voor GMO dient een uitnodigingenlijst te worden voorgelegd. Relatiebeheer in het kader van klantencontacten is subsidiabel. De activiteit dient ter promotie van de producentenorganisatie en niet van individuele telers. Naar rato van de uitnodigingen (klantencontacten/relaties en overig) wordt voor de kosten een subsidiepercentage vastgesteld.

Er mag bij promotie door een producentenorganisatie geen sprake zijn van gezamenlijke verkoopbevordering met een supermarkt. Een promotieactie waarbij de kosten mede worden gedragen door een supermarkt komt niet in aanmerking voor GMO steun. Een kookdemonstratie in een supermarkt betaald door de PO is als voorbeeld wel subsidiabel. Activiteiten op het gebied van promotie waarbij sprake is van co-branding met een supermarkt zijn niet subsidiabel. Bij co-branding wordt in dit geval een combinatie van het supermarktlogo en merk van de PO verstaan.

303-22-115 Uitgaven voor websites en social media zijn subsidiabel

In het geval intra- of internet als verkoopbevordering in de aanvraag wordt opgenomen, zijn de bepalingen als genoemd in punt 15 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van toepassing.

De kosten voor het registreren van een domeinnaam zijn subsidiabel. Ook voor de domeinnaam geldt dat deze geen geografische verwijzing mag bevatten.

Uitgaven voor abonnementen bij providers en de communicatie met het web (bijvoorbeeld telefoonkosten) komen niet voor subsidie in aanmerking.

Subsidiabel is bijvoorbeeld: Het ontwikkelen van een website die de consument kan raadplegen voor het vinden van informatie over groenten en fruit inclusief recepten.

Niet subsidiabel zijn bijvoorbeeld: het ontwikkelen van een website ten behoeve van corporate communicatie, het (verder) ontwikkelen van een administratief systeem of het ontwikkelen van een module om de huisverkoop van producten via de PO af te wikkelen.

Zie ook 303-22-112 voor personeelskosten.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

Uitgaven op het gebied van social media komen in aanmerking voor GMO subsidie. Hierbij valt te denken aan kosten voor het opzetten van profielpagina's van social media voor de PO op maat door gespecialiseerde bedrijven. Het gaat expliciet om uitgaven voor social media op PO niveau, dus niet voor individuele lidbedrijven. Via social media kan de producentenorganisatie de consument en afnemers een breed scala aan achtergrondinformatie verstrekken, bestaande uit een blog, tekst- en videomateriaal, adressen en gerelateerde links. Social media is een verzamelnaam voor alle internettoepassingen waarmee het mogelijk is om informatie met elkaar te delen. Bekende voorbeelden van internationale social media websites zijn Facebook, YouTube, Linkedin en Twitter.

303-22-116 Uitgaven voor sponsoring zijn subsidiabel.

Sponsoring dient een logisch onderdeel te zijn van het strategisch en operationeel marketingprogramma. Als tegenprestatie dient de gesponsorde partij een controleerbare bijdrage te leveren aan het realiseren van de marketingdoelstellingen. Bij de jaardeclaratie dient een sponsorovereenkomst te worden overlegd, waarin het sponsorbedrag, de flankerende uitgaven, zoals uitgaven voor gadgets, sportkleding etc. alsmede de tegenprestatie van de gesponsorde partij zijn aangegeven.

303-22-117 Uitgaven voor magazines (geen telersmagazines)

Tijdschriften van de producentenorganisatie die voor meer dan 50% van de oplage aan externen (dus niet voor meer dan 50% aan leden/telers) worden verzonden, zijn voor 50% van de netto-uitgaven subsidiabel. Onder netto-uitgaven moet hier worden verstaan de totale kosten minus de ontvangen (advertentie )opbrengsten.

303-22-119 Overige promotieacties/activiteiten zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

Onder overige promotieactiviteiten valt onder meer het ontwikkelen van een communicatiestrategie voor de PO en het merk van de PO. Beide zijn van belang voor communicatie naar de klanten. Door middel van deze activiteit kan de producentenorganisatie een sterkere marktpositie bereiken doordat er een sterkere merkvoorkeur en betere merkbekendheid bereikt wordt.

Overige promotieacties/activiteiten zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel en worden op basis van een onderbouwd voorstel van de PO door het PT beoordeeld.

303-22-120 Sectorpromotie / verbetering imago voedingstuinbouw is nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

Activiteiten in het kader van beurzen/publieksevenementen zoals Kom in de Kas, het Varend Corso, het Fruitcorso kunnen voor subsidie in aanmerking worden genomen, mits het een op zich zelf staande actie betreft en er geen faciliteiten worden gebruikt die vallen onder andere subsidies.

303-22-341 Uitgaven voor collectieve generieke promotie-uitingen

Uitgaven voor collectieve generieke (dus zonder merkverwijzingen) promotie-uitingen, waaronder die door het Groenten Fruit Bureau zijn subsidiabel. De voorwaarden van punt 15 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn hierop van toepassing, te weten:

  • Het gebruik van geografische benamingen is slechts toegestaan indien: het een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding betreft die onder Verordening (EG) nr. 510/2006 valt, of in de overige gevallen mits deze ondergeschikt zijn aan de hoofdboodschap.

  • In het geval van visuele media is het promotiemateriaal voorzien van het logo van de Europese Unie en van de vermelding: "Door de Europese Unie medegefinancierde campagne".

Type actie: 304 Andere acties

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Algemeen voorbehoud:

In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld aan personeel van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.

In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet door eigen personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 3. Overige kosten.

Activiteit: Marketing en verkoopbevordering

304-23-121 en 304-23-122 Personeelskosten en Externe diensten met betrekking tot ICT-activiteiten ten behoeve van marketing en verkoopbevordering zijn subsidiabel, mits de werkzaamheden betrekking hebben op GMO-subsidiabele ICT-activiteiten ten behoeve van GMO-subsidiabele marketing en verkoopbevorderingsactiviteiten.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

304-23-123 en 304-23-124 Personeelskosten en Externe diensten categoriemanagers, accountmanagers, productmanagers en marketingpersoneel, alsmede marketingactiviteiten door derden

Ten behoeve van activiteiten die nodig zijn om te komen tot een plan voor afzetbevordering, te weten samenwerking in de keten, promotie, innovatie en planning van het productaanbod zijn de kosten van het inhuren van een externe deskundige subsidiabel onder begrotingsregel 304-23-124. Zie ook punt 5.2 in deel A.

Het laten uitvoeren van (strategisch) onderzoek op het gebied van afzetbeleid of het maken van afzetplannen is eveneens subsidiabel, voor zover niet gericht op de interne organisatie van de PO.

Het opstellen en aanpassen van gedetailleerde accountplannen (geef hierbij de wijzigingen ten opzichte van vorig jaar aan) zijn subsidiabel. Te denken valt hierbij aan een jaarrond offerte voor een retailer. Categorymanagement c.q. volledig accountmanagement, alsmede activiteiten die daartoe leiden (bijvoorbeeld compleet schapbeheer in de supermarkt) is subsidiabel.

Relatiebeheer in het kader van het onderhouden van klantcontacten is subsidiabel. Hieronder wordt overigens niet verstaan de dagelijkse contacten binnen het verkoopproces. Bezoeken met afnemers bij telers zijn in dit verband ook subsidiabel. Bezoeken aan telers van productmanagers, account- en categorymanagers in het kader van afstemmen van het aanbod op de vraag (planning, aanvoerprognose, kwaliteit, productspecificaties) zijn eveneens subsidiabel onder begrotingsregel 103-9-14/103-9-15.

Met name bij de inzet van marketingpersoneel is het van het grootste belang om de activiteiten zo concreet mogelijk (inclusief functieprofielen) te beschrijven. Enkel uren van personeel dat zich daadwerkelijk met de genoemde activiteiten bezig houdt, kunnen worden opgevoerd. Bij de jaardeclaratie dienen de administratieve bescheiden (rapporten, verslagen, notulen, overzichten enz.) te worden overgelegd.

Toelichting functies en taken

Hieronder volgt een overzicht van functies en bijbehorende taken (niet limitatief) die in aanmerking komen voor subsidie.

Accountmanager

Een accountmanager is verantwoordelijk voor alle acquisitieactiviteiten om klanten (retailers, foodservice bedrijven) te behouden of nieuwe klanten te werven. Voorbeelden van werkzaamheden van een accountmanager zijn (niet limitatief):

  • knelpunten en/of wensen in kaart brengen van klanten;

  • aanbieden van nieuwe producten of nieuwe concepten;

  • signaleren en rapporteren van ontwikkelingen in de markt;

  • bezoeken van afnemers bij telers;

  • opstellen en aanpassen van gedetailleerde accountplannen

Productmanager

Een productmanager is verantwoordelijk voor het succes van een bepaald product en heeft zeggenschap over de ontwikkeling, productie en marketing daarvan. Het is de taak van de productmanager om de commerciële, lange termijn doelen in het oog te houden en het product op de beste manier in de markt te zetten. Tevens is het analyseren van de resultaten van de producten en productgroepen een belangrijke taak.

Categoriemanager

Een categoriemanager is verantwoordelijk voor de resultaten van een productgroep. Het is de taak om jaarlijks omzet- en margedoelstellingen te behalen door een innovatief, concurrerend en formulegericht assortiment samen te stellen. Werkzaamheden (niet limitatief):

  • opstellen van strategische jaarplannen o.a. op het gebied van budget, assortiment en marges;

  • verantwoordelijk voor het assortimentsbeheer;

  • ontwikkelen en actueel houden van categoriegerichte kennis;

  • het verzamelen en analyseren van relevante informatie ten aanzien van klantenwensen en product-, markt- en concurrentieontwikkelingen;

  • nieuwe kanalen zoeken om het assortiment/prijs te verbeteren.

Marketing Manager

Een marketing manager is constant bezig zich te verplaatsen in de wensen van de klant. Is de klant wel tevreden? Wat vind de klant van het merk en bedrijf van het product? Een marketingmanager bepaalt de marketingstrategie door middel van marketingplannen en zorgt dat deze strategie wordt geïmplementeerd en nageleefd. Werkzaamheden (niet limitatief):

  • opzetten en bewaken van marketingstrategie;

  • marktonderzoek en concurrentieanalyse;

  • opzetten en opvolgen van marketingcampagnes;

  • ontwikkelen van nieuwe producten (concepten uitwerken en in de markt zetten);

  • bewaken van het merk en verbeteren van de naamsbekendheid;

Marktonderzoeker

Een marktonderzoeker doet onderzoek naar verschillende (potentiële) markten of producten. Hij of zij onderzoekt producten, trends, klanttevredenheid, de onderliggende behoeften van klanten en het imago van de sector; dus alle factoren die de vraag naar een product beïnvloeden. Werkzaamheden (niet limitatief):

  • marktanalyses samenstellen, marktonderzoek uitvoeren en rapporteren

  • verzamelen en analyseren van belangrijke marktinformatie over de sector

  • conclusies en aanbevelingen doen n.a.v. uitgevoerd marktonderzoek

Voor wat betreft de activiteiten aan de afzetzijde geldt de volgende (niet-limitatieve) lijst van niet subsidiabele activiteiten:

  • Het verkopen van producten op welke manier dan ook (per klok, bemiddeling, etc.)

  • Het opnemen van bestellingen

  • (Het zorgen voor) de levering van het product

  • Activiteiten in verband met de allocatie van het product (bestemming geven aan het product)

  • Het maken van prijsafspraken

  • Activiteiten voor producten van niet-leden (inclusief import en niet-GMO product)

304-23-125 en 304-23-126 Personeelskosten en Externe diensten op het gebied van marketing ten behoeve van jaarrond afzet zijn subsidiabel.

Zie de gestelde voorwaarden onder begrotingsregel 304-23-123/124

304-23-127 Activiteiten op het gebied van acquisitie van klanten zijn subsidiabel.

Hieronder wordt verstaan het aantoonbaar aanboren en verkennen van nieuwe klanten/markten. Relatiebeheer in het kader van het onderhouden van klantcontacten is subsidiabel. Hieronder vallen niet de dagelijkse contacten binnen het verkoopproces. Bezoeken met afnemers bij telers zijn in dit verband ook subsidiabel.

Personeelskosten zijn subsidiabel onder begrotingsregel 304-23-123.

304-23-290 (50% subsidie) Promotie gericht op schoolgaande kinderen is subsidiabel:

304-23-128 (60% subsidie) Promotie gericht op schoolgaande kinderen is subsidiabel:

De bepalingen als genoemd in punt 15 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn van toepassing. Zie ook bepalingen hierboven onder Activiteit: Afzetbevordering en communicatie.

Activiteit: Marktonderzoeken/marktontwikkeling

304-24-129 Aankoop van paneldata is subsidiabel.

De aangekochte paneldata dienen een relatie te hebben met het doel van marktonderzoek groenten en fruit. Het kopen van supermarktgegevens of consumenteninformatie met betrekking tot groenten en fruit is subsidiabel. Met deze kennis kan een producentenorganisatie gerichter verkoop- en marketingactiviteiten inzetten.

304-24-374 en 304-24-130 Personeelskosten en Externe diensten voor marktonderzoeken en product-marktanalyses zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel en worden op basis van een onderbouwd voorstel van de PO door het PT beoordeeld.

Een onderzoek naar de business opportunities voor groenten en fruit op een afzetmarkt is subsidiabel. Op grond van punt 24 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 kunnen geen activiteiten worden uitbesteed buiten de Europese Unie. Dit betekent dat gedane uitgaven in een land buiten de EU niet subsidiabel zijn. Bij een marktverkenning in bijvoorbeeld Rusland zijn de bestede uren door een Nederlands bedrijf subsidiabel, maar niet de uitgaven in het land zelf.

304-24-131 Uitgaven voor productinnovatie

Activiteiten op het gebied van productinnovatie zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel en worden op basis van een onderbouwd voorstel van de PO door het PT beoordeeld. Hieronder kan de ontwikkeling van nieuwe producten, verpakkingen of toepassingen worden verstaan. De vernieuwing of het vernieuwende aspect dient te worden onderbouwd.

Personeelskosten zijn subsidiabel onder begrotingsregel 304-24-374.

304-24-320 Licenties voor het recht op het gebruik van nieuwe rassen (licentiekosten zaden e.d.)

Voor een periode van maximaal twee operationele programma's aan zaadleveranciers betaalde licentiekosten voor het gebruik van zaden en plantgoed van nieuwe rassen welke bij aanvang van het project nog niet op een bepaalde markt geïntroduceerd zijn, zijn subsidiabel. Voorwaarden hierbij zijn:

  • De producentenorganisatie kan door middel van contracten of andere schriftelijke bescheiden aantonen dat gedurende de looptijd van het project het betreffende ras slechts op een vooraf vastgestelde hoeveelheid areaal wordt geproduceerd.

  • De producentenorganisatie moet een marketing plan hebben ontwikkeld waarmee zij zich in de markt met het betreffende ras voornemens zijn te onderscheiden.

  • De producentenorganisatie moet inzage geven in de daadwerkelijke betaalde prijzen voor het zaad of plantgoed.

  • Licentiecontract(en) en marketingplan dienen vooraf aan het PT ter goedkeuring te worden voorgelegd.

  • Bij de jaardeclaratie dient te worden opgegeven:

    • -

      Ras

    • -

      Locatie(s) aangegeven op een bedrijfskaart

    • -

      Areaal

    • -

      Aantal planten

    Het PT stelt een format ter beschikking.

  • Voorts dient de producentenorganisatie bij de jaardeclaratie de afleverbonnen te kunnen tonen.

In geval van volledige overname van een licentie zijn de kosten niet subsidiabel.

Zie ook 103-8-10, 301-20-286 en 302-21-288

Activiteit: Maatschappelijk verantwoord ondernemen

304-66-376 en 304-66-368 Personeelskosten en Externe diensten voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

Kosten voor audits, certificering en membershipfees van MVO keurmerken zoals Fair Produce kunnen onder deze begrotingsregel in aanmerking worden genomen.

Activiteit: Warehouse Management Systeem

304-25-132 en 304-25-133 Personeelskosten en Externe diensten ten behoeve Warehouse Management System zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

  • Alleen de kosten voor ontwerpen, bouwen en implementatie van geautomatiseerde systemen voor WMS zijn subsidiabel. Alleen de initiële kosten kunnen worden gedeclareerd.

  • De uitgaven zijn subsidiabel voor zover deze als doel hebben kwaliteitsverbetering van het proces (bijvoorbeeld leveringssnelheid), tracking & tracing van de producten, koppeling van vraag en aanbod, alsmede efficiencyverbetering.

  • De interface met het aanvoerregistratiesysteem en de hiervoor benodigde aanpassingen aan dit systeem zijn eveneens subsidiabel.

  • De interfaces van WMS met het verkoopsysteem - orderregistratiesysteem - facturatiesysteem en verladingsystemen en de hiervoor benodigde aanpassingen aan deze systemen zijn subsidiabel. Voornoemde systemen zelf zijn niet subsidiabel.

Modules met meerdere functionaliteiten, waaronder niet-subsidiabele, zijn voor een nader vast te stellen percentage subsidiabel, indien op basis van de offerte(s) geen toerekening kan worden gemaakt. Uitgaven voor punnets e.d. en RFID zijn voor 50 % subsidiabel.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

Voor het in aanmerking laten komen van WMS onder GMO dient een onderbouwd plan met begroting en een definiëring van taken en functies met een urenbegroting te worden opgesteld. Het aantal begrote uren dient de producentenorganisatie in samenspraak met een externe adviseur te bepalen. Het overzicht met de begrote uren moet ter goedkeuring aan het PT worden voorgelegd. De daadwerkelijk gemaakte uren dienen per taak/functie te worden aangetoond. Er kunnen niet meer uren worden gedeclareerd dan zijn begroot. Het totale project dient gedetailleerd beschreven te worden, inclusief een verdeling in subsidiabele en niet-subsidiabele kosten met bijbehorende begrote bedragen. Ook de functionaliteit van de verschillende onderdelen dient door de leverancier gedetailleerd te worden beschreven.

Het ontwerpen, bouwen en implementatie (pilot) van een Warehouse Management Systeem is subsidiabel, maar het verder uitrollen van het bestaande systeem naar andere locaties komt niet in aanmerking voor subsidie. Nieuwe projecten opgestart vanaf 2012 worden gedurende maximaal 3 jaar voor subsidie in aanmerking genomen.

Zie ook begrotingsregels 301-20-90/302-21-111.

Maatregel 4: Onderzoek en experimentele productie

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Type acties: 401 Aankoop van vaste activa en 402 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Algemeen voorbehoud:

In geval van investeringen, huur en leasing geldt dat voldaan moet worden aan de aan duurzame middelen gestelde eisen zoals vermeld in artikel 60, leden 3 en 5 (met name tweede en derde alinea) en de punten 6,10 t/m 14, 20, 21,23 en 24 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011. Dit is nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen en onderdelen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw en of verbouw.

Algemene opmerkingen:

Bij de indiening dient een (onderzoeks- of innovatie)voorstel te worden voorgelegd en bij de jaardeclaratie dient te worden gerapporteerd over de resultaten.

Een (onderzoek- of innovatie)voorstel dient indien van toepassing de volgende beschrijvingen te bevatten:

Begrotingsregel, naam project, looptijd, gewas, probleemstelling, doel van het project, bestaande kennis, zowel binnen als buiten de eigen organisatie, plan van aanpak (opzet, werkwijze, eventueel fasering), te bereiken resultaten, plan voor kennisoverdracht onder de eigen telers of de gehele sector, uitvoerder(s), begroting, externe advisering, onderbouwing van de kosten (met verwijzing naar overlegde offertes).

Activiteit: Onderzoek en experimentele productie

401-26-134 en 402-27-136 Laboratoria

Investeringen in laboratoria zijn (onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden) subsidiabel, mits de in het laboratorium uit te voeren onderzoeken betrekking hebben op GMO waardige activiteiten en subactiviteiten.

Activiteit: Innovaties

Voor onderstaande begrotingsregels geldt als voorwaarde, dat het een voor de sector vernieuwende investering betreft, welk een uitstralingseffect zal hebben naar de telers en waarbij de producentenorganisatie een financieel risico loopt en waarvan de producentenorganisatie de resultaten onder de eigen telers of de gehele sector bekend maakt. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen 2.16.

Definitie van innovatieve investeringen op onderstaande begrotingsregels:

Onder innovaties wordt verstaan: innovaties die niet langer dan 3 jaar op de markt zijn, dan wel langer bestaande, perspectiefvolle innovaties die nog niet of nauwelijks zijn ingevoerd. Met betreffende innovaties moet nog ervaring worden opgedaan, waarvoor nader onderzoek en monitoring nodig is.

Bij de indiening dient een (onderzoeks- of innovatie)voorstel te worden voorgelegd en bij de jaardeclaratie dient te worden gerapporteerd over de resultaten. Zie verder onder "Algemene opmerkingen".

401-653-304 en 403-653-307 Investeringen in innovatieve meetapparatuur ten behoeve van onderzoek.

Subsidiabel onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden en mits de met de meetapparatuur uit te voeren onderzoeken betrekking hebben op GMO waardige activiteiten en subactiviteiten.

Hieronder valt ook innovatieve meetapparatuur voor geleidebestrijding (o.a. weerstations).

401-26-135 en 402-27-137 Ontwikkelingskosten van innovatieve machines (bijvoorbeeld oogstrobot) zijn subsidiabel.

De aanschaf van het eerste prototype is tevens subsidiabel.

401-650-339 en 402-650-340 Innovatieve milieu investeringen in het kader van praktijkonderzoek.

Op basis van onderbouwde voorstellen betreft dit innovatieve investeringen voor:

  • -

    duurzame energie en energiebesparing;

  • -

    waterbesparing;

  • -

    emissiebeperking;

  • -

    overige milieu-investeringen

Gedurende 2013 worden op deze begrotingsregel investeringen in apparatuur voor precisiebemesting in de vollegrond in aanmerking genomen. Subsidiabel is een doseerunit met toebehoren voor het gelijktijdig met het zaaien, planten, frezen, schoffelen of aanaarden gedoseerd toedienen van vloeibare meststoffen in de grond, vlakbij het zaad of de plant (rijenbemesting).

Het onderzoek dient gericht te zijn op de beperking van het mineralenverbruik en de uitspoeling van mineralen onder gelijktijdige instandhouding van de productkwaliteit.

401-651-372 en 402-651-373 Innovatieve investeringen op het gebied van kwaliteit, in het kader van praktijkonderzoek.

Innovatieve apparatuur voor nachtvorstbestrijding in de fruitteelt door middel van het verblazen van hete lucht komt in aanmerking voor GMO steun. Subsidiabel zijn: de gasbrander, de ventilator met een voldoende grote capaciteit (ca 225.000 m3/uur) en de gasflessen met een gezamenlijke inhoud van ca 190 kg. Alleen een voortgetrokken versie (bijvoorbeeld verplaatsing via tractor) is subsidiabel.

401-652-366 en 402-652-367 Innovatieve investeringen op het gebied van aanbod en afzet, in het kader van praktijkonderzoek.

Type actie: 403 Andere acties

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Algemeen voorbehoud:

In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld aan personeel van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.

In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet door eigen personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 3. Overige kosten

Algemene opmerkingen:

Bij de indiening dient een onderzoeksvoorstel te worden voorgelegd en bij de jaardeclaratie dient te worden gerapporteerd over de resultaten.

Een onderzoeksvoorstel dient de volgende beschrijvingen te bevatten:

Begrotingsregel, naam onderzoeksproject, looptijd onderzoek, gewas, probleemstelling, doel van het onderzoek, bestaande kennis, zowel binnen als buiten de eigen organisatie, plan van aanpak (onderzoeksopzet, onderzoeksmethode, eventueel fasering), te bereiken resultaten, plan voor kennisoverdracht onder de eigen telers of de gehele sector, uitvoerder(s), begroting, externe advisering, onderbouwing van de kosten (met verwijzing naar overlegde offertes).

In geval van gewasonderzoeken op teeltbedrijven van leden worden per betrokken gewas voorwaarden gesteld aan de omvang van het deelnemend areaal, het aantal deelnemers en de duur van het onderzoek. Bij het onderzoeksvoorstel dient een korte beschrijving van de teeltlocatie waar het onderzoek wordt uitgevoerd te worden verstrekt.

Personeelskosten voor eigen werkzaamheden van leden of medewerkers van leden kunnen worden opgevoerd voor maximaal 20 % van de totale begroting van het onderzoek met een maximum van 400 uur op jaarbasis (€ 16.000 voor leden of € 10.000 voor medewerkers van leden). De werkzaamheden mogen slechts worden opgevoerd voor gekwalificeerde medewerkers. Voorts dient een volledige urenregistratie te worden bijgehouden. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten. In het onderzoeksvoorstel dient een onderbouwing van de personeelskosten opgenomen te zijn, inclusief een beschrijving van de uit te voeren werkzaamheden en een planning van het aantal uren per medewerker gedurende de looptijd van het onderzoek. Bij de beoordeling van het onderzoeksvoorstel behoudt het PT zich het recht voor de urenbegroting bij te stellen.

Activiteit: Onderzoek en experimentele productie

403-28-138 Kosten voor uitvoeren van een experiment.

Kosten voor uitvoeren van een experiment zijn subsidiabel, mits het een voor de sector vernieuwende pilot betreft, welk een uitstralingseffect zal hebben naar de telers en waarbij de producentenorganisatie een financieel risico loopt en waarvan de producentenorganisatie de resultaten onder de eigen telers of de gehele sector bekend maakt.

Activiteit: Productieplanning

403-29-139 Onderzoek nieuwe rassen is subsidiabel.

403-29-140 Andere onderzoeken en experimenten op het gebied van productieplannen en aanbod, niet zijnde investeringen zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

Activiteit: Verbetering of behoud van de productkwaliteit

403-29-139 Onderzoek nieuwe rassen is subsidiabel.

403-29-140 Andere onderzoeken en experimenten op het gebied van productieplannen en aanbod, niet zijnde investeringen zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

Activiteit: Verbetering of behoud van de productkwaliteit

403-30-141 Aankoop van product voor proeven (bijvoorbeeld houdbaarheidsproeven) is subsidiabel.

403-30-142 Rassenproeven ten behoeve van kwaliteit zijn subsidiabel.

403-30-143 Onderzoek naar kwaliteitsproblemen (bijvoorbeeld vruchtrot bij paprika); Pluktijdstip onderzoek (appel, peer); Onderzoek naar schilvlekjes bij appel (Elstar); Onderzoek naar dervingsreductie zijn subsidiabel.

403-30-144 Andere onderzoeken en experimentele productie op het gebied van kwaliteit, niet zijnde investeringen zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

Activiteit: Verbetering van de afzet

403-31-145 Rassenproeven op het gebied van smaak, functional foods en productinnovatie zijn subsidiabel.

403-31-146 Onderzoek naar nieuwe verpakkingen.

Uitgaven op het gebied van productinnovatie zijn subsidiabel. Hieronder kan ook onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe verpakkingen of toepassingen worden verstaan. De vernieuwing of het vernieuwende aspect dient te worden onderbouwd.

403-31-147 Onderzoek onderhouden schap/retailpositionering is subsidiabel.

403-31-148 Andere onderzoeken en experimentele productie op het gebied van afzet, promotie en marketing, niet zijnde investeringen zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

Activiteit: Milieu

403-32-149 Onderzoek naar nuttig gebruik champignonvoetjes is subsidiabel.

403-32-150 Onderzoek waterbesparing is subsidiabel.

403-32-151 Onderzoek energiebesparing en onderzoek alternatieve energiebronnen is subsidiabel.

403-32-370 Biologische grondontsmetting

Betreft een langer bestaande, perspectiefvolle innovatie die nog niet of nauwelijks is ingevoerd. Met betreffende innovatie moet nog ervaring worden opgedaan, waarvoor nader onderzoek en monitoring nodig is. Subsidiabel zijn: materialen (organische massa, folie voor luchtdichte afdekking), monitoring (analyses en biotoets) en begeleiding. Van de gedeclareerde subsidiabele kosten wordt 50% in aanmerking genomen.

Zie ook regel 704-45-357.

403-32-152 Andere onderzoeken en experimentele productie op het gebied van milieu, niet zijnde investeringen:

Andere onderzoeken en experimentele productie op het gebied van milieu zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

Hieronder vallen o.a. uitgaven voor milieu analyses. Deze zijn subsidiabel.

In geval van onderzoek naar nieuwe teeltconcepten kunnen kosten van gewasbeschermingsmiddelen en bodemverbeterende middelen tevens worden opgevoerd op deze begrotingsregel, mits deze middelen een integraal onderdeel van dit onderzoek uitmaken. Deze kosten kunnen voor 100 % worden opgevoerd. Onderzoeken worden per gewas voor maximaal 3 jaar en voor een beperkt aantal deelnemers en een beperkt areaal goedgekeurd (maximaal 3 telers met gemiddeld 4 ha).

Onderzoek naar de problemen met bacterieziekte Agrobacterium tumefaciëns (dikke wortels probleem bij paprika) is subsidiabel op deze begrotingsregel.

Maatregel 5: Opleidingsacties en/of acties die gericht zijn op bevordering van de toegang tot adviesdiensten

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Algemeen voorbehoud:

In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld aan personeel van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.

In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet door eigen personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 3. Overige kosten

Algemene opmerkingen

Standaard teeltbegeleiding

Mits naar behoren gemotiveerd, worden de uitgaven voor individuele adviezen aan telers met betrekking tot maatregelen die mede van invloed zijn op kwaliteit en/of milieu in aanmerking genomen. Het betreft adviezen op het gebied van: gewasbeoordeling, gewasbescherming, watermanagement, bemesting en reduceren mineralengebruik, klimaataansturing en energiereductie. Hierbij worden de totale kosten voor teeltbegeleiding voor 50% in aanmerking genomen.

De adviezen (voor elke deelnemende teler) dienen op het gebied van kwaliteit en/of milieu onderbouwd te worden door middel van jaarlijkse evaluatierapporten van de teeltbegeleiders. Deze rapportages dienen een samenvatting te bevatten van de concreet gegeven adviezen, de beoogde effecten en de resultaten met betrekking tot de onderdelen kwaliteitsverbetering en milieureducties (gewasbeschermingsmiddelen, mineralen, energie). Het PT stelt voor dit doel een format ter beschikking. Bij de jaardeciaratie wordt een selectie van rapportages opgevraagd (minimaal 1 per teeltbegeleider). De PO dient in de GMO administratie te beschikken over een evaluatieverslag van elke deelnemende teler.

Zie type actie 502 Activiteit Geïntegreerde productie of geïntegreerde plaagbestrijding, Subactiviteit Teeltbegeleiding / teeltvoorlichting / advisering: Standaardvoorlichting mede betrekking hebben op kwaliteit en milieu (50% van de kosten zijn subsidiabel).

Specifieke begeleiding:

Begeleiding van biologische teelt; begeleiding van geïntegreerde bestrijding en het voorkomen van ziekten en plagen; begeleiding scouts; analyses en adviezen met betrekking tot gewas, water en/of bodem, die gericht zijn op het vaststellen van ziekten en plagen (microbiologisch onderzoek, aaltjesonderzoek); energiescan; begeleiding in geval van specifieke kwaliteitsproblemen en begeleiding bij controle productkwaliteit kunnen voor 100% in aanmerking worden genomen. Zie betreffende activiteiten van Maatregel 5.

De adviezen (voor elke deelnemende teler) dienen gedetailleerd onderbouwd te worden door middel van jaarlijkse evaluatierapporten van de adviseurs/begeleiders. Deze rapportages dienen een samenvatting te bevatten van de concreet gegeven adviezen, de beoogde effecten en de resultaten. Het PT stelt voor dit doel een format ter beschikking. Bij de jaardeclaratie wordt een selectie van rapportages opgevraagd (minimaal 1 per adviseur/begeleider). De PO dient in de GMO administratie te beschikken over een evaluatieverslag van elke deelnemende teler.

In het geval van individuele teeltbegeleiding door eigen personeel van de producentenorganisatie geldt hetzelfde maximum als voor externe teeltbegeleiding.

Uitgaven van de producentenorganisatie op het gebied van de aansturing van de teeltbegeleiders, opstellen van bedrijfsvergelijkingen met betrekking tot het verbruik en reductie van mineralen, gewasbeschermingsmiddelen en energie, groepsbijeenkomsten over kwaliteit en milieuthema's worden voor 100% in aanmerking genomen. Deze uitgaven dienen onderbouwd te worden door middel van correspondentie, verslagen, publicaties, presentaties of notulen.

N.B. Begeleiding bij reductie mineralenverbruik en reductie energieverbruik kunnen niet meer als afzonderlijk subactiviteiten worden opgevoerd en vormen onderdeel van de standaard teeltbegeleiding. Begeleiding kwaliteit- en milieuzorgsystemen teeltbedrijven (GlobaIGAP, Milieukeur) en begeleiding kwaliteitszorgsystemen (HACCP, BRC, IFS, ISO e.a.) vallen onder de begrotingsregels voor Begeleiding, audits, certificering en membershipfees van zorgsystemen onder Maatregel 7 - 710 Milieuverantwoorde bedrijfsvoering resp. Maatregel 2 - 203 Kwaliteitszorgsystemen

Begeleiding bij koelen en conditioneren inclusief opstellen van bewaarprotocollen valt onder de begrotingsregel Externe diensten t.b.v. koelfaciliteiten onder Maatregel 1 - 103 Aanbodplanning Educatieve bijeenkomsten - trainingen / cursussen etc. met betrekking tot deze onderwerpen dienen wel onder Maatregel 5 opgenomen te worden.

Bij de jaardeclaratie dienen de kosten ter onderbouwing en ten behoeve van een nadere beoordeling door het PT, op de hierna beschreven wijze te worden uitgesplitst.

Het totaal gedeclareerde bedrag dient per teler/lid te worden uitgesplitst, waarbij de volgende criteria dienen te worden genoemd:

  • naam en aanvoer-/lidnummer teler

  • naam teeltbegeleider

  • soort gewas

  • areaal

  • conform de overeenkomst tussen producentenorganisatie en teeltbegeleider:

    aantal bezoeken, gemiddelde duur per bezoek in uren en totaalbedrag per teler per gewas (in geval van declaratie van extra bezoeken moet tevens het aantal en het bedrag aan extra in rekening gebrachte bezoeken worden vermeld)

  • totaalbedrag per teler per gewas (indien van toepassing inclusief het door de teeltbegeleider rechtstreeks aan de teler gefactureerde gedeelte)

  • percentage GMO (50 of 100%)

Het PT stelt voor dit doel een format ter beschikking.

Educatieve bijeenkomsten e.d. (waaronder studiereizen en beursbezoek)

Bij de aanvraag moet een beschrijving van de cursus / training etc. worden overlegd. De beschrijving moet ingaan op onderwerp(en) en leerdoel(en) van de cursus, het cursusprogramma (specificatie van de cursusonderdelen en gehanteerde werkvormen), aantal bijeenkomsten (met vermelding van de data en de duur per bijeenkomst) en de kosten van de cursus.

In geval van cursussen / trainingen etc. dient bij de jaardeclaratie een deelnemerslijst en een aanwezigheidsregistratie per deelnemer per datum bijeenkomst, voorzien van een handtekening van de deelnemer beschikbaar te zijn. Bij de declaratie kunnen slechts kosten worden opgevoerd voor leden, medewerkers van leden en medewerkers van de producentenorganisatie die daadwerkelijk aanwezig zijn geweest.

Aan cursussen/trainingen etc. door deelnemers bestede uren zijn niet subsidiabel.

Type actie/activiteit: 501 Biologische productie

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Onder deze activiteit opgenomen acties kunnen slechts worden goedgekeurd indien de vereisten voor biologische productie in acht worden genomen, zoals opgenomen in Verordeningen (EG) nr. 834/2007 (Raad) en nr. 889/2008 (Commissie). Uitsluitend door Skai gecertificeerde biologische teeltbedrijven komen hiervoor in aanmerking. Deelnemende telers dienen te beschikken over een geldig Skai certificaat of een bevestiging van Skai, dat het bedrijf in omschakeling is naar biologische productie.

Deze actie/activiteit komt in aanmerking voor 60% subsidie.

501-33-153 (60% subsidie) Teeltbegeleiding / teeltvoorlichting / advisering:

Uitgaven voor specifieke adviezen voor biologische teelt, bodemvruchtbaarheid, biologische bemesting, compostering, vruchtwisseling, rassen keuze, biologische bestrijding en biologisch evenwicht, biologische teelttechniek.

501-33-154 (60% subsidie) Educatieve bijeenkomsten, zoals trainingen / cursussen / seminars / symposia / congressen / studiegroepen

Type actie/activiteit: 502 Geïntegreerde productie of geïntegreerde plaagbestrijding

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

502-34-155 Begeleiding van biologische of geïntegreerde bestrijding en begeleiding bij het voorkomen van ziekten en plagen, incl. gewas-, water- en/of bodemanalyses gericht op het vaststellen van ziekten en plagen (microbiologisch onderzoek, aaltjes)

100% van de kosten voor individuele adviezen zijn subsidiabel.

Uitgaven voor de begeleiding van geleide bestrijding vallen eveneens onder deze begrotingsregel.

N.B. Water-, bodem- en bladanalyses om de hoeveelheid mineralen (N en P) te bepalen zijn niet subsidiabel.

502-34-156 Educatieve bijeenkomsten, zoals trainingen / cursussen / seminars / symposia / congressen / studiegroepen op het gebied van geïntegreerde bestrijding, ziekten en plagen en cursussen scouting

502-34-159 Educatieve bijeenkomsten, zoals trainingen / cursussen / seminars /symposia / congressen / studiegroepen: kwaliteit en milieuzorgsystemen teeltbedrijven. Betreft GlobalGAP, Milieukeur (AMK) e.d.

502-34-333 Teeltbegeleiding / teeltvoorlichting / advisering: standaardvoorlichting mede betrekking hebbende op kwaliteit en milieu:

50% van de kosten voor individuele adviezen zijn subsidiabel.

100% van de kosten voor uitgaven van de producentenorganisatie op het gebied van aansturing van de teeltbegeleiders, opstellen van bedrijfsvergelijkingen met betrekking tot het verbruik en reductie van mineralen / gewasbeschermingsmiddelen / energie en groepsbijeenkomsten over kwaliteit en milieuthema's zijn subsidiabel.

Onder deze begrotingsregel vallen ook ICT modules voor bedrijfsbegeleiding en abonnementen op mail-en webdiensten, waaronder waarschuwingsdiensten en abonnementen op regionale landbouwkundige weerdiensten.

Eveneens subsidiabel zijn beslisprogramma's (online adviesmodules) gericht op het uitvoeren van gewasbescherming op het juiste moment, met het juiste middel en in de juiste dosering. De online module is te zien als een vorm van teeltadvisering en kan uiteindelijk leiden tot een aanzienlijke besparing op het middelengebruik.

Deze subsidiabele modules en abonnementen zijn voor 50% subsidiabel. In voorkomende gevallen kan het PT in afwijking hiervan op grond van de voorgelegde offerte besluiten een nader vast te stellen percentage van het totale offertebedrag in aanmerking te nemen.

Voorbeelden van dergelijke modules en abonnementen zijn o.a. Delisense, Groeinet, Crop it, Regpro, Gewis.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

Begeleiding voor de teelt van witlofpennen (akkerbouw) is niet subsidiabel.

502-34-356 Educatieve bijeenkomsten, zoals trainingen / cursussen / seminars / symposia / congressen / studiegroepen: standaardvoorlichting mede betrekking hebbend op kwaliteit en milieu:

50% van de kosten zijn subsidiabel.

Type actie/activiteit: 503 Andere milieukwesties

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

503-35-162 Energiescan

503-35-164 Advieskosten ten behoeve van andere milieu onderwerpen Onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden.

Voor advies op het gebied van duurzaamheid en milieu is het gebruikelijk dat er gewerkt wordt met raamovereenkomsten, die op meerdere jaren betrekking hebben. Inzet van externe diensten heeft vaak betrekking op jaarlijks terugkerende activiteiten waarvoor jaarlijks bijdragen in rekening worden gebracht. Het criterium is of de (sub)activiteit subsidiabel is. Of dit gebeurt d.m.v. jaarlijkse aanbesteding of een meerjarig raamcontract of een abonnement/lidmaatschap is niet van belang.

503-35-165 Educatieve bijeenkomsten, zoals trainingen / cursussen / seminars / symposia / congressen / studiegroepen: andere milieu onderwerpen, zoals energiereductie, mineralenreductie.

Gedurende 2013 worden onder deze begrotingsregel cursussen in het kader van het stimuleren van kennisverwerving m.b.t. het geconditioneerde teelt / het "nieuwe telen" in aanmerking genomen.

Type actie/activiteit: 505 Productkwaliteit

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

505-37-168 Advieskosten voor verbeteren productkwaliteit en controle productkwaliteit inclusief residuen van bestrijdingsmiddelen en traceerbaarheid:

Uitgaven voor begeleiding ter verbetering van de productkwaliteit (aansturing bij specifieke kwaliteitsproblemen) en de kwaliteitscontrole worden in aanmerking genomen.

505-37-170 Educatieve bijeenkomsten, zoals trainingen / cursussen / seminars / symposia / congressen / studiegroepen: productkwaliteit inclusief residuen van bestrijdingsmiddelen. Opfriscursussen kwaliteitsmedewerkers en keurmeesters.

Type actie: 506 Andere kwesties

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Activiteit: Aanbodplanning

506-40-176 Teeltbegeleiding / teeltvoorlichting / advisering (bijvoorbeeld teeltplan, tactische perceelsplanning, oogstspreiding, nieuwe rassen).

Hieronder valt ook de begeleiding van teelten voor de verwerkende industrie. Subsidiabel zijn de kosten voor opstellen teeltplan (inclusief aaltjes beheersingstrategie), perceelsbeoordeling, perceelsplanning, zaaibegeleiding, monitoring teelt (inclusief proefrooiïngen en bemonstering eindproduct). Nadrukkelijk niet subsidiabel zijn: contracteren, oogstbegeleiding.

Activiteit: Andere kwesties

506-41-178 Educatieve bijeenkomsten, zoals trainingen / cursussen / seminars / symposia / congressen (niet gespecificeerd).

Onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden. In voorkomende gevallen kan het PT op grond van de voorgelegde beschrijving of offerte besluiten een nader vast te stellen percentage van het totale offertebedrag in aanmerking te nemen.

506-41-179 Uitgaven voor advies- en begeleidingskosten op het gebied van onderzoek.

Onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden.

506-41-371 Uitgaven voor advies- en begeleidingskosten ter voorbereiding op en bij uitvoering van investeringen.

Onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden.

506-41-180 Uitgaven voor studiereizen en beursbezoek

Op grond van punt 24 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 dient dit beperkt te blijven tot het grondgebied van de Europese Unie. Onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden. In voorkomende gevallen kan het PT op grond van de voorgelegde beschrijving of offerte besluiten een nader vast te stellen percentage van het totale offertebedrag in aanmerking te nemen. Zie hiervoor ook het bepaalde onder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 3 Overige kosten punt 3.5 De aan studiereizen en aan beursbezoek door deelnemers bestede uren zijn niet subsidiabel.

Uitgaven voor een retailtour (bezoeken aan supermarkten) met leden van een producentenorganisatie in binnen- of buitenland om de marktkennis te vergroten en op de hoogte te zijn van supermarkttrends zijn subsidiabel. In geval van reizen dient een verslag gemaakt te worden met de reisduur, de bezochte instellingen, streken, personen, het aantal deelnemers en de identiteitsgegevens van hen, de doelstelling van de reis en een evaluatie.

Maatregel 6: Crisispreventie maatregelen

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Voor acties opgenomen onder deze maatregel geldt in het algemeen dat deze op grond van artikel 103 quater, lid 2 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 niet meer dan één derde van de uitgaven uit hoofde van het operationeel programma mogen uitmaken.

Indien dergelijke acties deel uitmaken van het operationeel programma, kan het maximale percentage EU-steun voor het operationele programma op grond van artikel 103 quinquis van Verordening (EG) nr. 1234/2007 worden verhoogd tot 4,6% van de waarde van de verkochte productie. Deze extra 0,5% mag uitsluitend worden aangewend voor acties in het kader van deze maatregel.

Algemeen voorbehoud:

In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld aan personeel in punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.

In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet door eigen personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 3. Overige kosten.

Bij de uitvoering van maatregelen in het kader van een crisis wordt onderscheid gemaakt tussen een incidentele en een structurele crisis. Een structurele crisis is een langdurige periode met lage prijzen, die onder de kostprijs liggen. Een incidentele crisis is een crisis veroorzaakt door een aanwijsbaar incident dat een belangrijke invloed heeft op de prijsvorming gedurende een kortere periode. Het Productschap Tuinbouw stelt vast of er sprake is van een crisis en wat de aard van de crisis is. Voor het jaar 2012 heeft het PT vastgesteld dat de afzet van glasgroenten, witlof en champignons in een structurele crisis verkeren.

Bij een structurele crisis zijn activiteiten subsidiabel die effect op korte en lange termijn kunnen sorteren. Bij een incidentele crisis zijn onder deze maatregel alleen activiteiten subsidiabel als het effect gericht is op het oplossen van de crisis op korte termijn.

Type actie: 603 Afzetbevorderings- en communicatieactiviteiten

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

603-58-375 en 603-58-312 Personeelskosten en Externe diensten voor afzetbevordering en communicatie

Onder dit punt kunnen marktstudies en uitgaven voor reclame worden opgevoerd.

In geval van een structurele crisis kunnen marktstudies inzicht geven in de marktsituatie en kunnen daarmee de juiste marketingmaatregelen worden ingezet die de prijsvorming kunnen verbeteren. Afzetbevorderings- en communicatiemaatregelen, zoals de introductie van een nieuwe verpakkingswijze, een merk, promotie en reclame zijn subsidiabel.

In het geval van een incidentele crisis is marktonderzoek subsidiabel wanneer het doel is om inzicht te krijgen welke acties op korte termijn het meest effectief zijn om de crisis op te lossen. Afzetbevorderings- en communicatiemaatregelen zijn subsidiabel voor zover de actie gericht is op het oplossen van de crisis op korte termijn.

Ook voorbereidende uitgaven in het operationeel programma, als maatregel van crisispreventie, zijn subsidiabel.

Op grond van artikel 86, lid 2 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 moeten acties die onder dit hoofd in het kader van crisispreventie worden uitgevoerd, aanvullend zijn op acties die reeds door de betrokken producentenorganisaties worden uitgevoerd. Dit houdt in dat zowel een uitbreiding van de al geplande activiteiten als nieuwe activiteiten subsidiabel zijn.

In het geval onder dit hoofd uitgaven voor Afzetbevorderings- en communicatiemaatregelen worden gedaan, gelden de voorwaarden zoals opgenomen in punt 15 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011.

603-58-360 Uitgaven voor collectieve generieke promotie-uitingen

Het PT deelt de conclusie van onder andere Stichting Marktonderzoek Tuinbouw dat er sprake is van een structurele crisis voor tomaten op de Duitse markt. De ontstane situatie als gevolg van de EHEC crisis in 2011 versterkt deze conclusie. De te ondernemen promotieacties voor tomaat op de Duitse markt zijn subsidiabel. Wel dient het PT de concrete invulling en begroting van het plan te ontvangen alvorens goedkeuring wordt verleend.

Uitgaven voor collectieve generieke (dus zonder merkverwijzingen) promotie-uitingen, waaronder die door het Groenten Fruit Bureau zijn subsidiabel. De voorwaarden van punt 15 van bijlage VIII van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn hierop van toepassing, te weten:

  • Het gebruik van geografische benamingen is slechts toegestaan indien: het een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding betreft die onder Verordening (EG) nr. 510/2006 valt, of in de overige gevallen mits deze ondergeschikt zijn aan de hoofdboodschap.

  • In het geval van visuele media is het promotiemateriaal voorzien van het logo van de Europese Unie en van de vermelding: "Door de Europese Unie medegefinancierde campagne".

603-58-316,604-59-323,605-60-324 en 606-61-325 Aflossing van kapitaal en renten van leningen bedoeld om maatregelen van crisispreventie te financieren.

Indien er commerciële leningen zijn aangegaan om acties in het kader van crisispreventie te financieren, mag op grond van artikel 103 quater, lid 2, derde alinea van Verordening (EG) nr. 1234/2007 de aflossing van deze lening en de rente daarvan in het operationeel programma worden opgenomen. Deze aflossing en rente komen dan in de plaats van de werkelijke uitgaven voor deze acties en mogen evenmin meer dan één derde van de totale uitgaven uit hoofde van het totale operationele programma vormen.

Indien de hiervoor genoemde leningen een terugbetalingstermijn hebben die de looptijd van het operationele programma overschrijdt, mogen deze op grond van artikel 74 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 om gegronde economische redenen worden overgeheveld naar een volgend operationeel programma. Deze gegronde economische redenen worden aanwezig geacht, mits de totale looptijd van de lening niet langer is dan maximaal drie opeenvolgende operationele programma's.

Type actie: 604 Opleidingsacties

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

604-59-313 Opleidingsacties

De algemene voorwaarden die van toepassing zijn op cursussen en opleidingen, zoals die onder maatregel 5 zijn opgenomen, zijn eveneens van toepassing op opleidingsmaatregelen die in het kader van crisispreventie worden opgenomen.

Uren besteed aan het bijwonen van cursussen, symposia en seminars, alsmede de deelname aan studiereizen/excursies zijn alleen dan subsidiabel indien het een opleidingsmaatregel betreft in het kader van crisispreventie, zoals bedoeld in artikel 103 quater, lid 2, onder d) van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

In het kader van crisispreventie worden slechts de daadwerkelijk aan GMO subsidiabele activiteiten bestede uren voor het bijwonen van cursussen, symposia en seminars, alsmede de deelname aan studiereizen/excursies in aanmerking genomen. Slechts opleidingen ten tijde van een structurele crisis die gericht zijn op het verwerven van inzicht in de mogelijkheden om de marktpositie te verbeteren, zijn subsidiabel. Ook hier blijven de vereisten voor wat betreft het begrip gekwalificeerd personeel en het voeren van urenregistraties etc. onverminderd van toepassing.

In geval van reizen dient een verslag gemaakt te worden, met de reisduur, de bezochte instellingen, streken en personen met de datum, het aantal deelnemers en de identiteitsgegevens van hen, de doelstelling van de reis en een evaluatie.

604-59-323 Aflossing van kapitaal en renten van leningen bedoeld om maatregelen van crisispreventie te financieren

Zie hierboven onder 603-58-316

Type actie: 605 Oogstverzekering

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

605-60-314 Betaalde premies voor oogstverzekeringen

Producentenorganisaties en hun leden kunnen onder voorwaarden een deel van de premie voor oogstverzekeringen declareren. Normaal gesproken vallen verzekeringskosten niet onder de GMO-subsidie; voor verzekeringen die inkomens- en marktverliezen door weer, ziekten of plagen dekken geldt echter een positieve uitzondering.

De subsidie voor dergelijke verzekeringen is geregeld in artikel 88 en 89 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie. Voor de toepassing is te allen tijde de tekst van de verordening bepalend.

Oogstverzekeringen dragen bij tot het verzekeren van het producenteninkomen en het dekken van marktverliezen die de producentenorganisatie en/of haar leden hebben geleden als gevolg van natuurrampen, ongunstige klimaatomstandigheden en, in voorkomend geval, van ziekten en plagen.

Slechts de premie voor de verzekering van verlies van inkomen of van marktverlies door productschade is subsidiabel. De premie voor verzekeringen ter dekking van schade aan opstallen (inclusief glasschade), machines, transportmiddelen, etc. is niet subsidiabel.

Tenzij de polis uitsluitend dekking biedt tegen 'ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld' vindt artikel 103 quinquies, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 (60% subsidiabiliteit, zoals bij fusie of transnationale samenwerking) geen toepassing.

Onder 'ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld' wordt verstaan: weersomstandigheden, zoals vorst, hagel, ijs, regen of droogte, die voor een landbouwer leiden tot een verlies van meer dan 30% van de gemiddelde jaarproductie in de laatste drie jaar of de gemiddelde productie van drie jaren van de laatste vijf jaren, de hoogste en de laagste productie niet meegerekend.

Het bij schade uit te keren bedrag, inclusief het eventueel uit andere bronnen te ontvangen bedrag, niet meer bedragen dan 100% van het door de teler geleden inkomensverlies. Is het verzekerde risico hoger, dan is de premie niet subsidiabel.

De oogstverzekeringen worden beheerd door de producentenorganisatie (artikel 88 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011). Indien producentenorganisaties gebruik willen maken van deze actie in het kader van crisispreventie dienen zij deze actie open te stellen voor alle leden. De leden kunnen vervolgens een afschrift van hun polis en een betaalbewijs bij de producentenorganisatie indienen. De producentenorganisatie dient te controleren of de polissen voldoen aan de vereisten van de artikelen 88 en 89 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 en of de premies daadwerkelijk betaald zijn. Polissen die in aanmerking komen voor deze actie in het kader van crisispreventie worden door de producentenorganisatie geregistreerd.

Indien een polis van een teler in deze registratie van de producentenorganisatie is opgenomen, kan de betreffende teler de betaalde premie bij de producentenorganisatie declareren. De door de producentenorganisatie aan de betreffende telers uitgekeerde vergoedingen, kunnen als actie in het kader van crisispreventie in de aanvraag worden opgenomen.

Het is de producentenorganisatie niet toegestaan de leden te verplichten tot het afsluiten van een verzekering bij een door de organisatie aan te wijzen verzekeraar. Het centraal inkopen van deze verzekeringen voor aangesloten leden is wel toegestaan.

Uitsluitend de daadwerkelijk betaalde premie (na aftrek van kortingen en retributies op pro rato basis van de betaalde premies) voor de bedoelde dekking komt voor steun in aanmerking. Assurantiebelasting en polis- of andere kosten komen niet voor financiële steun in aanmerking.

Telers die gebruik maken van de EZ-regeling "brede weersverzekering" mogen niet tevens gebruik maken van deze GMO-faciliteit.

De producentenorganisatie dient bij de jaardeclaratie een lijst van deelnemers te overleggen met vermelding van NAW gegevens, gewas(sen), areaal, omschrijving verzekering, polisnummer en verzekeraar, bedrag premie, bedrag niet-subsidiabel deel en gedeclareerd bedrag en de totale waarde van het verzekerde risico. Het PT stelt een format ter beschikking.

605-60-324 Aflossing van kapitaal en renten van leningen bedoeld om maatregelen van crisis preventie te financieren.

Zie hierboven onder 603-58-316

Type actie: 606 Steun voor de administratieve kosten van de onderlinge fondsen

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

606-61-315 Administratieve kosten voor de oprichting van onderlinge fondsen:

In dit kader worden onder onderlinge fondsen, fondsen bedoeld die in de plaats treden van oogstverzekeringsmaatregelen als bedoeld in artikel 103 quater, lid 2, onder e) van Verordening (EG) nr. 1234/2007. Voorwaarden die uit hoofde van de artikelen 88 en 89 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn gesteld en die hiervoor nader zijn uitgewerkt, zijn eveneens van toepassing op deze onderlinge fondsen.

Onder deze actie van crisispreventie zijn slechts de administratieve kosten van de oprichting van deze onderlinge fondsen subsidiabel. Onder administratieve kosten kan worden verstaan de externe kosten voor adviesdiensten op juridisch en administratief terrein voor de oprichting van deze onderlinge fondsen. Personeelskosten zijn op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 uitgesloten.

De steun voor de administratieve kosten is op grond van artikel 90, lid 2 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 het eerste jaar beperkt tot 5%, het tweede jaar tot 4% en het derde jaar tot 2% van de bijdrage van de producentenorganisatie in het onderlinge fonds

606-61-325 Aflossing van kapitaal en renten van leningen bedoeld om maatregelen van crisispreventie te financieren

Zie hierboven onder 603-58-316

Maatregel 7: Milieuacties

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

N.B. De in de tekst voor Maatregel 7 vermelde belangrijkste bepalingen 1 uit het Nederlandse Nationaal Kader (milieurichtsnoeren) zijn cursief weergegeven. De hier vermelde teksten betreffen het Nederlandse Nationaal Kader (milieurichtsnoeren) versie april 2012, die opgenomen zijn in de Herziene Nederlandse Nationale Strategie 2008 - 2013 inclusief Nationaal Kader (milleurichtsnoeren)1.

Voor alle milieuacties geldt dat deze moeten voldoen aan de vereisten van het Nederlandse Nationaal Kader (milieurichtsnoeren) en de daarin vermelde nadere voorwaarden. Het Nederlandse Nationaal Kader (milieurichtsnoeren) is opgenomen als deel II. van de Herziene Nederlandse Nationale strategie 2008 - 2013.

Artikel 103 quater, lid 3 van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 vereist dat de operationele programma's twee of meer milieuacties moeten bevatten of dat minimaal 10% van de uitgaven in het kader van de operationele programma's milieuacties betreft. Op basis van artikel 103 septies van de hierboven genoemde Raadsverordening en artikel 56 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 dient een nationaal kader voor de milieu acties te worden vastgesteld, welk bij de Commissie ter goedkeuring moet worden ingediend. Dit Nationaal Kader geeft op hoofdlijnen aan welke milieumaatregelen kunnen worden genomen. De Commissie toetst deze aan de doelstelling van artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 174 van het Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap [Publicatieblad L 242 van 10.9.2002].

Algemene eisen voor in de operationele programma's opgenomen milieuacties

  • Milieuacties dienen, waar van toepassing, de vereisten voor agromilieubetalingen, zoals bedoeld in artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005 en artikel 103quater, lid 3 van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 in acht te nemen.

  • Milieuacties dienen in overeenstemming te zijn met deze milieu richtsnoeren.

  • Milieuacties kunnen worden gebundeld en aanvullend op andere milieuacties in het operationeel programma worden opgenomen en indien van toepassing ook in agromilieumaatregelen in het Plattelandsontwikkelings Programma, uitgevoerd door de leden van de producentenorganisatie.

  • Indien een operationeel programma leidt tot de mogelijkheid om verschillende milieuacties te combineren en/of indien de onder het operationeel programma geselecteerde milieuacties kunnen worden gecombineerd met agromilieumaatregelen ondersteund door het Plattelandsontwikkelings Programma, dan moet bij het bepalen van het niveau van de steun rekening worden gehouden met de extra kosten en het inkomensverlies die uit deze combinatie voortvloeien.

  • De steun voor de in het operationele programma opgenomen milieuacties, die is bedoeld om de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortkomen te dekken, kan worden aangepast in het geval van wijzigingen van het relevante referentieniveau, bijvoorbeeld het standaardniveau waarboven een milieuverbintenis moet gaan.

Voor alle milieuacties, met uitzondering van de verkrijging van vaste activa, zoals benoemd in onderstaande niet-limitatieve lijst van acties, geldt dat de producentenorganisatie of haar leden de verplichting hebben om de subsidiabele technische middelen waarvoor steun wordt verleend, te gebruiken voor de doeleinden zoals goedgekeurd in het operationele programma. Conform artikel 39, lid 3 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 zullen agromilieuverbintenissen worden uitgevoerd over een vastgestelde periode.

Maatregelen die in het kader van de Gemeenschappelijke Marktordening voor Groenten en Fruit met EU-gelden worden gefinancierd kunnen niet worden uitgevoerd indien zij niet in overeenstemming zijn met de nationale voorschriften, waarin de volgende richtlijnen zijn geïmplementeerd:

  • De Wilde Vogel Richtlijn (Raadsrichtlijn 79/409/EEG) en de Habitat Richtlijn (Raadsrichtlijn 92143/EEG);

  • De Kader Waterbeleid Richtlijn (Richtlijn 2000/60/EG van het Europese Parlement en de Raad).

Type acties: 701 Aankoop van vaste activa en 702 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Algemeen voorbehoud:

In geval van investeringen, huur en leasing geldt dat voldaan moet worden aan de aan duurzame middelen gestelde eisen zoals vermeld in artikel 60, leden 3 en 5 (met name tweede en derde alinea) en de punten 6, 10 t/m 14, 20, 21, 23 en 24 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011. Dit is nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen en onderdelen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw en of verbouw.

Nederlandse Milieurichtsnoeren:

In het geval van investeringen in vaste activa, dienen deze gebruikt te worden voor de doeleinden waarvoor de investering is gedaan, gedurende de gehele in paragraaf 6.6 genoemde periode. Het is wel mogelijk om deze activa gedurende de bedrijfseconomische levensduur te vervangen, mits de voorwaarden van artikel 60, lid 5 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 in aanmerking worden genomen en er significante milieuvoordelen zijn

Voor investeringen waarbij energie aan derden wordt verkocht, geldt in verband met de verrekening van de opbrengsten de verplichting het investeringsbedrag in gelijke termijnen over een periode van 5 jaar ten laste van het actiefonds te brengen onder aftrek van de genoten opbrengsten.

Waar bij de specifieke voorwaarden om een investering in aanmerking te nemen een percentage energie- of waterbesparing van 25% is genoemd, wordt de startsituatie bepaald aan het begin van de looptijd van het betreffende operationeel programma. De besparing wordt beoordeeld in het kader van de investering en/of actie. De besparing moet worden berekend op het niveau van de investering en/of actie. Dit betekent dat alleen vervangingsinvesteringen betrokken kunnen zijn.

In aanmerking te nemen steun wordt beperkt tot investeringen in energie- en waterbesparende systemen uitgevoerd in totaal nieuw ingerichte productiegebieden ter vervanging van oude, opgeheven productiegebieden of uitgevoerd in reeds bestaande productiegebieden bedoeld om bestaande energie- of watersystemen te moderniseren of vervangen.

Investeringen in nieuwe irrigatie installaties bedoeld om het irrigeerbare areaal te vergroten en investeringen in energiesystemen, die niet bijdragen aan energiebesparing worden niet in aanmerking genomen voor steun.

Indien de investeringen niet een minimum aan energie- of waterbesparing van tenminste 25% kunnen genereren, kunnen deze niet worden gezien als een milieuactie. Wel kan deze investering dan onder andere maatregelen, voorzien in de Nationale Strategie, worden gebracht. In uitzonderlijke gevallen kan een lagere drempel van minimaal 10% kan worden geaccepteerd, mits de actie andere milieuvoordelen waarborgt (bijvoorbeeld vermindering van bodemerosie en/of vermindering van het gebruik van chemicaliën in combinatie met waterbesparing, vermindering van de luchtvervuiling en/of het gebruik van herbruikbare energiebronnen in combinatie met energiebesparing).

Conform artikel 103quater, lid 3 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun voor de investeringen in vaste activa de extra kosten en het inkomensverlies die uit de investering voortvloeien.

de investering naar verwachting geen 25% energiebesparing oplevert, verdient het aanbeveling deze investeringen onder een andere maatregel te rubriceren. (In de meeste gevallen maatregel 3 Acties die gericht zijn op verbetering van de afzet - Activiteit Investeringen in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)).

Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur

1. Levering energie aan derden

Bij energiebesparende investeringen, zoals WKK en in het kader van een agrarisch samenwerkingsverband aardwarmte, zonnepanelen en windmolens, geldt dat opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden in mindering gebracht moeten worden. De verrekening dient plaats te vinden door vanaf het moment van investeren het investeringsbedrag lineair (in gelijke termijnen) over een periode van 5 jaar ten laste te brengen van het actiefonds onder aftrek van de genoten opbrengsten.

Deze bepaling is van toepassing op alle investeringen voor energiebesparende apparatuur, waarbij de mogelijkheid van energielevering aan derden zich voordoet; ook indien hiervan geen daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt.

Toelichting:

Indien een investering in energiebesparende apparatuur met de mogelijkheid van terug levering wordt opgevoerd in het operationeel programma houdt dit in, dat een verplichting wordt aangegaan. Deze verplichting houdt in dat de investering gedurende 5 jaar lineair ten laste gebracht wordt van het actiefonds onder aftrek van de genoten opbrengsten. Hierop zijn geen uitzonderingen mogelijk.

Een teeltbedrijf is netto-energieleverancier als de totale levering van energie aan één of meerdere energieafnemers hoger is, dan de totale afname van energie van één of meerdere energieleveranciers. Hieronder vallen warmte en elektriciteit omgerekend naar Nm3 aardgas equivalenten (a.e.). De bepaling is vooralsnog gerelateerd aan de uitgevoerde investering; d.w.z. de effecten die de investering heeft op de verhouding inkomende en uitgaande energiestromen. Het maakt geen verschil of de energie leverancier al dan niet een andere rechtspersoon is dan de energie afnemer.

Deze bepaling heeft in ieder geval betrekking op zonnepanelen en -collectoren, windmolens, aardwarmte, WKK's, warmtepompen/warmtewisselaars/warmte- en koudebuffering (acquifers). (Warmtebuffertanks worden meestal gebruikt voor kortdurende opslag van warmteoverschotten, die vervolgens op het teeltbedrijf zelf worden aangewend. Wat betreft de verrekening van genoten inkomsten geldt daarom voor warmtebuffertanks: Indien de producentenorganisatie kan aantonen, dat de warmte alleen op het betreffende teeltbedrijf zelf wordt gebruikt, kan de producentenorganisatie van deze verplichting worden vrijgesteld. Uit de te overleggen energiebalans dient dan te blijken dat er geen warmte is geleverd).

2. Aangescherpte voorwaarden energieproductie vanaf 2012:

De Europese Commissie heeft een voorwaarde voor steun uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) voor investeringen in thermische energie en/of elektriciteit uit hernieuwbare bronnen aangescherpt (Uitvoeringsverordening (EU) nr. 679/2011, artikel 1, lid 1). De opwekkingscapaciteit mag niet groter zijn dan het eigen jaarlijkse gemiddelde gebruik. Het gaat om het gemiddelde jaarlijkse gebruik van zowel thermische energie als ook elektriciteit uit hernieuwbare bron door het agrarisch bedrijf of een agrarisch samenwerkingsverband.

Toelichting:

Deze bepaling is van toepassing op aardwarmte, zonnepanelen en windmolens in geval een teeltbedrijf of een samenwerkingsverband van agrarische bedrijven tevens energie aan derden levert.

Deze bepaling is niet van toepassing zo lang de opgewekte energie voor eigen gebruik wordt aangewend. Ook leveringsovereenkomsten met één of meerdere agrarische bedrijven worden gerekend onder een samenwerkingsverband van agrarische bedrijven. Zie verder onder de betreffende begrotingsregels.

Deze bepaling geldt niet voor warmte of elektriciteit uit WKK's. Deze wordt vrijwel altijd opgewekt uit fossiele bronnen (lees aardgas) en nauwelijks uit hernieuwbare bronnen.

3. Aanvraag en onderbouwing van investeringen in energiebesparende apparatuur

Bij investeringen in energiebesparende apparatuur wordt vóór uitvoering van de investering voor elk deelnemend teeltbedrijf het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO " inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. In geval van meerdere installaties op één teeltbedrijf mogen deze worden gecombineerd in één aanvraag.

De verwachte energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen per energiesysteem wordt bij de indiening van het operationeel jaar (of bij indiening gedurende het operationele jaar) beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier van het systeem of een erkende energiedeskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis van modelberekeningen.

De verantwoording van de gerealiseerde energiebesparing vindt plaats één jaar na de inbedrijfstelling van de installatie(s), uiterlijk bij de eerstvolgende jaardeclaratie. In voorkomende gevallen kan dit betekenen, dat de jaardeclaratie(s), waarin kosten voor deze installatie(s) ten laste van de GMO gebracht zijn, al afgerond zijn. Dit ontslaat de producentenorganisatie niet van deze verplichting.

De volgende gegevens worden overgelegd:

  • De bereikte energiebesparing volgens de geactualiseerde energiebalans;

  • De meest recente jaarafrekening van de energieleverancier aan het betrokken teeltbedrijf of twaalf opeenvolgende maandrekeningen van de periode na inbedrijfstelling van de installatie(s).

Toelichting:

Reikwijdte van te behalen energiebesparing:

De behaalde energiebesparing is de besparing ten opzichte van de beginsituatie (de situatie voor ingebruikname van de investering) ten opzichte van de situatie na ingebruikname van de investering. De realisatie wordt getoetst over de periode van 12 maanden na ingebruikname en in voorkomende gevallen in het daaropvolgende jaar (als het resultaat nog niet te bepalen is) en eventueel daaropvolgende jaren (bepaling van de gemiddelde besparing over meerdere jaren). Er vindt geen cumulatie van besparingspercentages over meerdere jaren plaats.

Gevolgen niet behalen van de ingeschatte energiebesparing:

Op grond van een interpretatie van de Europese Commissie vindt de beoordeling van een ingeschatte energiebesparing vooraf plaats door het PT. Hiertoe is het van groot belang, dat de voorgenomen energiebesparende investeringen voorafgaand aan de uitvoering via het zorgvuldig ingevulde "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO" en bijbehorende bijlagen (waaronder de energiebalans op bedrijfs- of afdelingsniveau) aan het PT worden voorgelegd. Indien de aanvraag gebaseerd is op een reële inschatting van de te behalen energiebesparing zullen er achteraf geen problemen ontstaan. Deze inschatting dient door een deskundige te worden gemaakt en dient de uitkomst te zijn van de voor het bedrijf/de afdeling gemaakte berekeningen. Bij een dergelijke kwalitatief goed onderbouwde aanvraag zal de volgende jaren ook als de geplande energiebesparing niet bereikt is geen afkeur of correctie plaatsvinden, mits de afwijkingen kunnen worden verklaard en onderbouwd. Afkeur of correctie op dit punt zal uitsluitend plaatsvinden in geval van wanprestatie, nalatigheid of mismanagement. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als bij de aanvraag een bedrijfssituatie ondeskundig of onjuist is voorgesteld.

Activiteit: Milieugerichte investeringen

Nederlandse Milieurichtsnoeren:

  • A. Aankoop van vaste activa

  • B. Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing

    Conform artikel 103quater, lid 3, vierde alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun voor de milieuacties de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortvloeien. Conform artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005 wordt de steun slechts verleend voor milieuacties die verder gaan dan de relevante dwingende bepalingen in nationale en communautaire regelgeving.

701-42-181 en 702-43-194 Investeringen in innovatieve en emissiebeperkende

gewasbeschermingsapparatuur, zoals spuitapparatuur, UV-belichtingswagens ter bestrijding van schimmelziekten, thermische apparatuur en innovatieve mechanische onkruidbestrijding zijn subsidiabel: voor zover deze investeringen tot doel hebben om het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen te verminderen.

In aanmerking komen:

  • spuitapparatuur (spuitapparatuur met luchtondersteuning; tunnelspuitmachine voor de fruitteelt);

  • UV-licht ter bestrijding van schimmelziekten;

  • thermische apparatuur (onkruidbranders, heteluchtapparatuur);

  • mechanische onkruidbestrijdingsapparatuur;

  • GPS systemen in het kader van de precisielandbouwtechnieken;

  • apparatuur voor het elektrochemisch activeren van een zwakke oplossing van natriumchloride in onthard water (bijvoorbeeld Aquanox, ECA) in combinatie met een vernevelaar ter bestrijding van micro organismen (virussen, bacteriën en schimmels), mits wettelijk toegestaan. Deze apparatuur wordt ook ten behoeve van het ontsmetten van recirculatiewater in aanmerking genomen.

  • Doekenreiniger, te weten apparatuur om looftrekdoeken te ontsmetten.

De emissiebeperking dient te worden onderbouwd:

1. Bij voorkeur voorafgaand aan de uitvoering van de investering aan de hand van bij het betreffende merk of type apparatuur uitgevoerd onafhankelijk onderzoek. Indien geen onafhankelijk onderzoeksrapport beschikbaar is, kan het PT bij de beoordeling van de jaardeclaratie in voorkomende gevallen van een betrokken teeltbedrijf een (meerjarige) spuitregistratie (aantal bespuitingen per teelt en gebruik per middel in kg werkzame stof per hectare bespuiting per jaar) opvragen. Hiertoe zal het PT een format verstrekken.

2. Daarnaast dient bij de jaardeclaratie de jaarlijkse opgave van het totale gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare van het betrokken teeltbedrijf te worden verstrekt. De nulsituatie (gemiddelde over 3 voorgaande jaren) dient hierbij concreet te worden weergegeven.

In geval van spuitrobots en UV belichtingswagens is het transportsysteem om de apparatuur te verplaatsen naar de volgende rij of afdeling niet subsidiabel. In geval van opgebouwde (zelfrijdende) landbouwspuitmachines wordt uitsluitend het spuitsysteem in aanmerking genomen (drager, motorblok, cabine inclusief accessoires zijn niet subsidiabel).

Spuitleidingen zijn niet subsidiabel.

GPS systemen in het kader van de precisielandbouwtechnieken:

Voorwaarde is dat de inzet van GPS systemen leidt tot positieve effecten op milieu en/of kwaliteit door aantoonbaar toepassen van precisie zaaien en/of planten, precisietoediening van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en precisie mechanische onkruidbestrijding. 50 % van de kosten van GPS systemen wordt in aanmerking genomen.

701-42-182 en 702-43-195 Investeringen in insectengaas (uitsluitend bij vollegrondsteelten) zijn subsidiabel:

Ter wering van insecten, niet voor vervroeging.

Vliesdoek (o.a. Acryl) is uitsluitend toegestaan voor koolsoorten en wortelen; in verband met het vervroegingseffect zijn de uitgaven voor 50% subsidiabel.

Insectengaas voor insectenwering in de vollegrond is voor 100% subsidiabel.

701-42-184 en 702-43-197 Investeringen in duurzame energie, zoals zonnepanelen (en -collectoren) en windmolens, voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing (reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen) van tenminste 25% (indien van toepassing 10%) geeft.

Bij een investering in een zonne-energie-installatie zijn de kosten van de installatie zelf en draagmateriaal subsidiabel. Elke benodigde aanpassing aan het gebouw komt niet in aanmerking voor GMO steun (dakverzwaring, andere dakbedekking, kabels doorvoeren etc.).

Investeringen in een installatie van zonne-energie op het dak van een nabijgelegen bedrijf van derden zijn niet subsidiabel. Hiervoor is bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) 543/2011, punt 23 van kracht.

Levering van elektriciteit aan derden:

In geval van zonnepanelen en windmolens wordt vaak aan het elektriciteitsnet geleverd om de niet onmiddellijk bruikbare elektriciteit te bufferen. Dit wordt saldering genoemd. Saldering als zodanig wordt toegestaan. Indien er echter sprake mocht zijn van netto levering als gevolg van een overcapaciteit ten opzichte van de eigen elektriciteitsbehoefte, vervalt op grond van (EU) Verordening 679/2011 artikel 1 lid 1) de grond voor subsidiabiliteit. Eenzelfde redenering geldt voor windmolens.

De opwekkingscapaciteit mag niet groter zijn dan het eigen jaarlijkse gemiddelde gebruik van het teeltbedrijf of van een agrarisch samenwerkingsverband.

Een investering in zonnepanelen of windmolens in het kader van samenwerkingsvormen is subsidiabel, mits het een agrarisch samenwerkingsverband betreft. Onder agrarisch samenwerkingsverband wordt ook een leveringsovereenkomst tussen agrarische bedrijven verstaan.

Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen in het kader van leveringsovereenkomsten met andere agrarische bedrijven dienen in mindering gebracht te worden.

In geval van participatie in een agrarisch samenwerkingsverband kan uitsluitend de waarde van de participatie in de investering lineair (in gelijke termijnen) over een periode van 5 jaar ten laste van het actiefonds gebracht worden onder aftrek van de genoten opbrengsten.

N.B. Cumulatie van steun uit de GMO met steun uit de SDE + (Stimulering duurzame energieproductie) en SEI (Subsidieregeling energie en innovatie) is niet toegestaan.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt vóór uitvoering van de investering het verstrekte

"Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO " inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. Bij de jaardeclaratie wordt de geactualiseerde energiebalans en de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier overlegd.

Bovenstaande punten zijn nader uitgewerkt onder "Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur" onder "Type acties: 701 Aankoop van vaste activa en 702 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing" Biobranders maken geen onderdeel meer uit van het Nationaal kader (milieurichtsnoeren) en vervallen.

Zie ook 301-55-292 en 302-56-298

701-42-185 en 702-43-198 Investeringen in WKK installaties zijn subsidiabel:

voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing (reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen) van tenminste 25% (indien van toepassing 10%) geeft.

Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering gebracht te worden.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt vóór uitvoering van de investering het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO " inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. Bij de jaardeclaratie wordt de geactualiseerde energiebalans en de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier overlegd.

Bovenstaande punten zijn nader uitgewerkt onder "Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur" onder "Type acties: 701 Aankoop van vaste activa en 702 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing"

Bouwkundige voorzieningen bij aanschaf van WKK installaties, zoals een WKK ruimte en fundering zijn niet subsidiabel.

Zie ook 301-55-293 en 302-56-299

701-42-186 en 702-43-199 Investeringen in aardwarmte zijn subsidiabel:

voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing (reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen) van minstens 25% (indien van toepassing 10%) geeft.

De opwekkingscapaciteit mag niet groter zijn dan het eigen jaarlijkse gemiddelde gebruik van het teeltbedrijf of van een agrarisch samenwerkingsverband.

Een investering in aardwarmte in het kader van samenwerkingsvormen is subsidiabel, mits het een agrarisch samenwerkingsverband betreft. Onder agrarisch samenwerkingsverband wordt ook een leveringsovereenkomst tussen agrarische bedrijven verstaan.

Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen in het kader van leveringsovereenkomsten met andere agrarische bedrijven dienen in mindering gebracht te worden.

In geval van participatie in een agrarisch samenwerkingsverband kan uitsluitend de waarde van de participatie in de investering lineair (in gelijke termijnen) over een periode van 5 jaar ten laste van het actiefonds gebracht worden onder aftrek van de genoten opbrengsten.

Investeringen van het teeltbedrijf voor aansluiting op de bron zijn subsidiabel tot een afstand van 500 meter van de erfgrens. Boven de 500 meter wordt slechts 50% van de kosten in aanmerking genomen.

N.B. Cumulatie van steun uit de GMO met steun uit de SDE + (Stimulering duurzame energieproductie) en SEI (Subsidieregeling energie en innovatie) is niet toegestaan.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt vóór uitvoering van de investering het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO " inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. Bij de jaardeclaratie wordt de geactualiseerde energiebalans en de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier overlegd.

Bovenstaande punten zijn nader uitgewerkt onder "Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur" onder "Type acties: 701 Aankoop van vaste activa en 702 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing"

Zie ook 301-55-294 en 302-56-300

701-42-187 en 701-43-200 Investeringen in rookgasreinigers en bijbehorende meetapparatuur ter reductie van C02 en NOx emissie zijn subsidiabel:

Rookgasreinigers worden ingezet om emissie van schadelijke stoffen te beperken en C02 af te vangen ten behoeve van dosering aan het gewas in de kassen. Vanaf 1-04-2010 zijn de wettelijke emissie eisen voor o.a. NOx aangescherpt (Besluit Emissie-eisen Middelgrote Stookinstallaties 21-12-2009). Hierdoor is het gebruik van rookgasreinigers bij nieuwe stookinstallaties noodzakelijk geworden om aan de wettelijke emissie eisen te voldoen en dus voor NOx reductie niet meer bovenwettelijk. Dit heeft gevolgen voor de subsidiabiliteit:

  • In geval van aanschaf ten behoeve van een bestaande stookinstallatie (voor 1 april 2010) is de rookgasreiniger nog tot 1 januari 2017 bovenwettelijk en wordt 100% van de kosten in aanmerking genomen.

  • In geval van aanschaf ten behoeve van een nieuwe stookinstallatie (na 1 april 2010) worden uitsluitend de meerkosten voor de afvang van C02 in aanmerking genomen, onder voorwaarde, dat de afgevangen C02 wordt aangewend voor dosering aan het gewas in de kassen van het betreffende teeltbedrijf of een cluster van teeltbedrijven (zie hiervoor regel 701-42-188). De meerkosten van een COdiNOx installatie ten opzichte van een (inmiddels niet meer leverbare) DeNOx installatie worden in aanmerking genomen. Op grond hiervan wordt de rookgasreiniger voor 50% subsidiabel gesteld.

  • De emissie na rookgasreiniging dient te blijken uit de specificatie van de leverancier (vooraf) en de (wettelijk verplichte) metingen van de emissieconcentratie (na ingebruikstelling).

  • In de toelichting bij de jaardeclaratie dient te worden vermeld of de rookgasreiniger is geplaatst op een bestaande stookinstallatie (geplaatst voor 1 april 2010) of op een nieuwe stookinstallatie. De datum van plaatsing dient vermeld te worden. N.B. Een stookinstallatie waarvoor voor de inwerkingtreding van het Besluit Emissie-eisen Middelgrote Stookinstallaties (BEMS) (1 april 2010) vergunning is verleend, maar die na 1 april 2010 is geplaatst of in gebruik is genomen, valt niet onder het begrip "bestaande installatie".

Uitsluitend de rookgasreiniger zelf inclusief bijbehorende meet- en regelapparatuur (inclusief TCS C02 besturing) is subsidiabel.

Ter voorkoming van schade aan gewassen is meetapparatuur voor schadelijke stoffen in de kas na dosering van C02 eveneens subsidiabel. De meetapparatuur dient extreem gevoelig te zijn voor NO, N02, C2H4 en CO met meetwaarden tussen 0 en < 5000 ppb.

Voorzieningen voor distributie van C02 in de kas, alsmede voorzieningen voor de C02 regeling in de kas (C02 units) zijn niet subsidiabel.

Bouwkundige voorzieningen en buitenomkasting van de WKK ruimte worden toegerekend aan de WKK en worden derhalve bij de rookgasreiniger niet in aanmerking genomen.

Toelichting

Het Besluit Emissie-eisen Middelgrote Stookinstallaties (BEMS) is op 21 december 2009 in Staatsblad 547 gepubliceerd en is in werking getreden op 1 april 2010. De in het besluit vastgestelde emissiegrenswaarden gelden direct voor installaties die na de inwerkingtreding van dit besluit worden geplaatst en in gebruik genomen. De bestaande installaties hebben een overgangstermijn tot 1 januari 2017 waarna zij ook aan de genoemde waarden moeten voldoen.

Voor gasgestookte zuigermotoren is de emissiegrenswaarde voor nieuwe installaties aangescherpt tot 30 gram NOx per gigajoule of 100 gram NOx per normaal kubieke meter.

Uitzonderingen, waarvoor in afwijking hiervan een emissiegrenswaarde van 100 gram NOx per gigajoule of 340 milligram NOx per normaal kubieke meter geldt, zijn:

  • kleine gasmotoren (kleiner dan 2,5 megawatt thermisch)

  • biogasmotoren

Voor overige categorieën: zie BEMS artikel 2.1.1 t/m 2.1.5 en de Nota van toelichting.

701-42-188 en 702-43-201 Investeringen in aansluitingen op een C02 netwerk zijn subsidiabel:

Betreft C02 clustering tussen verschillende bedrijven en aansluitingen op C02 netwerken als OCAP. Daar de aansluiting op OCAP niet in eigendom komt, dienen de kosten hiervan op 702 te worden opgevoerd.

Eventuele op het C02 netwerk aangesloten voorzieningen voor C02 opslag zijn eveneens subsidiabel.

In geval van participatie in een samenwerkingsverband van agrarische bedrijven met C02 clustering worden investeringen voor aansluitingen op belendende telers in aanmerking genomen. Uitsluitend de waarde van de participatie in de investering kan in dit geval voor 50 % ten laste van het actiefonds gebracht worden.

Voorzieningen voor distributie van C02 in de kas, alsmede voorzieningen voor de C02 regeling in de kas (C02 units) zijn niet subsidiabel.

701-42-189 en 702-43-202 Investeringen in warmtepompen, warmtewisselaars, warmte- en koudebuffering (aquifers, WOK/warmtebuffertank) zijn subsidiabel:

voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing van minstens 25% (indien van toepassing 10%) geeft.

Deze begrotingsregel is bestemd voor bedrijven anders dan glastuinbouwbedrijven.

(Glastuinbouwbedrijven: zie begrotingsregel 701-42-190 of 702-43-203 Investeringen in het kader van het programma "Kas als Energiebron" - "Het nieuwe telen").

Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering gebracht te worden.

In geval van participatie in een samenwerkingsverband van agrarische bedrijven met energieclustering worden investeringen voor aansluitingen op belendende telers in aanmerking genomen. Uitsluitend de waarde van de participatie in de investering kan in dit geval voor 50 % ten laste van het actiefonds gebracht worden.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt vóór uitvoering van de investering het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO " inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. Bij de jaardeclaratie wordt de geactualiseerde energiebalans en de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier overlegd.

Bovenstaande punten zijn nader uitgewerkt onder "Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur" onder "Type acties: 701 Aankoop van vaste activa en 702 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing"

Zie ook 301-55-296 en 302-56-302

701-42-190 en 702-43-203 Investeringen in het kader van het programma "Kas als Energiebron" - "Het nieuwe telen" (installaties voor een gesloten / semigesloten kas) zijn subsidiabel voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing van tenminste 25% (indien van toepassing 10%) geeft:

Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering gebracht te worden.

Installaties zijn subsidiabel, uitsluitend als onderdeel van een totaalconcept. (Om aan de eis van 25% energiebesparing te voldoen zullen systemen en installaties gecombineerd moeten worden).

Hieronder vallen naast het semigesloten kassysteem de volgende te combineren systemen en installaties:

  • Buitenluchtaanzuiging in combinatie met een tweede beweegbaar energiescherm;

  • Energiebesparend ventilatiesysteem met warmteterugwinning en/of voorverwarming;

  • Andere luchtbehandelingsystemen;

  • Hogedrukvernevelingsysteem (adiabatische koeling met een druppelgrootte 5 tot maximaal 15 micron);

  • Warmtewisselingsysteem;

  • Warmtepomp;

  • Seizoensopslagsysteem voor warmte en koude (aquifer);

  • Warmtebuffertank;

  • Tweede energiescherm*. De energiebesparing met het doek dicht is minimaal 45%. De energiebesparing is een doekeigenschap.

  • Energie extensieve bedrijven (verbruik< 25 Nm3 aardgasequivalent/m2) tevens het eerste energieschermscherm*. De energiebesparing met het doek dicht is minimaal 35%. De energiebesparing is een doekeigenschap.

  • Gevelscherm*. De energiebesparing met het scherm dicht is minimaal 40%. De energiebesparing is een doekeigenschap.

*) Dit mag geen (wettelijk verplicht) scherm voor lichtafscherming of (teeltkundig vereist) gevelscherm zijn (d.w.z. scherm is lichtdoorlatend). Alleen de eerste aanschaf is subsidiabel. Vervanging van reeds aanwezige energie- en gevelschermen zijn niet subsidiabel.

In geval van participatie in een samenwerkingsverband van agrarische bedrijven met energieclustering worden investeringen voor aansluitingen op belendende telers in aanmerking genomen. Uitsluitend de waarde van de participatie in de investering kan in dit geval voor 50 % ten laste van het actiefonds gebracht worden.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt vóór uitvoering van de investering het verstrekte "Aanvraagformulier energiebesparende investeringen GMO " inclusief "Projectplan" en de bijlagen "Energiebalans" en "Projectbegroting" ingevuld en voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. Bij de jaardeclaratie wordt de geactualiseerde energiebalans en de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier overlegd.

Bovenstaande punten zijn nader uitgewerkt onder "Algemene bepalingen voor investeringen in energiebesparende apparatuur" onder "Type acties: 701 Aankoop van vaste activa en 702 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing"

Zie ook 301-55-297 en 302-56-303

701-42-191 en 702-43-204 Investeringen in zelf persende containers zijn subsidiabel:

Alleen de meerkosten ten opzichte van een normale container worden in aanmerking genomen.

701-42-354 en 702-43-355 Investeringen in de kwaliteit van water

Deze begrotingsregel is verplaatst naar Maatregel 2 (begrotingsregel 201-10-361/201-13-362).

701-42-352 en 702-43-353 Investeringen in innovatieve installaties ten behoeve van waterbesparing zijn subsidiabel voor zover de specificatie van de investering een besparing van tenminste 25% (indien van toepassing 10%) geeft:

Investeringen in waterbesparende systemen, voor zover gericht op de vervanging of de modernisering van bestaande irrigatiesystemen met het doel het waterverbruik te verminderen.

In aanmerking te nemen steun wordt beperkt tot investeringen in energie- en waterbesparende systemen uitgevoerd in totaal nieuw ingerichte productiegebieden ter vervanging van oude, opgeheven productiegebieden of uitgevoerd in reeds bestaande productiegebieden bedoeld om bestaande energie- of watersystemen te moderniseren of vervangen.

Investeringen in nieuwe irrigatie installaties bedoeld om het irrigeerbare areaal te vergroten, worden niet in aanmerking genomen voor steun.

De volgende investeringen voor waterbesparing vormen een passende invulling en worden in aanmerking genomen op deze begrotingsregel:

  • Bodemvochtsensoren in de vollegrondsteelt;

  • Waterzuiveringsinstallaties ten behoeve van hergebruik van water: waterzuiveringsinstallaties gericht op het hergebruik van spoelwater bij het afleveringsklaar maken van geoogst product.

Voorwaarde is dat de waterbesparing dient te worden onderbouwd.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt bij de indiening van het operationeel jaar (of bij indiening gedurende het operationele jaar) het aanvraagformulier voor investeringen water inclusief een projectplan met projectbegroting, voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. De verwachte waterbesparing c.q. reductie van het waterverbruik per systeem wordt beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier van het systeem of een erkende deskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis van modelberekeningen. De specificatie dient deel uit te maken van het projectplan.

Bij de jaardeclaratie wordt een berekening van de gerealiseerde waterbesparing overlegd (bijvoorbeeld in het geval van gebruik van leidingwater de jaarafrekening van het waterleidingbedrijf).

701-42-358 en 702-43-359 Investeringen in installaties ten behoeve van waterzuivering (mits bovenwettelijk) zijn subsidiabel voor zover de specificatie van de investering een besparing van tenminste 25% (indien van toepassing 10%) geeft:

Deze begrotingsregel heeft betrekking op het zuiveren van water voorafgaand aan de lozing. Voorwaarde is, dat de emissie van afvalstoffen in het te lozen water met minimaal 25 % (indien van toepassing 10 %) gereduceerd wordt.

Daarnaast dienen de installaties een verdergaande zuivering te bereiken dan de wettelijke normen. Uitsluitend de meerkosten van de bovenwettelijke zuivering ten opzichte van een standaardzuiveringsinstallatie worden in aanmerking genomen.

Voor elk deelnemend teeltbedrijf wordt bij de indiening van het operationeel jaar (of bij indiening gedurende het operationele jaar) het aanvraagformulier voor investeringen water inclusief een projectplan met projectbegroting, voorzien van bijbehorende offertes ter beoordeling aan het PT toegestuurd. De verwachte reductie van afvalstoffen per systeem wordt beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier van het systeem of een erkende deskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis van modelberekeningen. De specificatie dient deel uit te maken van het projectplan.

Bij de jaardeclaratie dient de bovenwettelijke reductie te worden aangetoond met (wettelijk verplichte) metingen van de emissieconcentratie na ingebruikstelling.

Zie ook 301-55-305 en 302-56-308

Algemeen voorbehoud overige actietypen:

In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld aan personeel van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.

In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet door eigen personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Externe diensten dienen gekwalificeerd te zijn. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 3. Overige kosten.

Nederlandse Milieurichtsnoeren:

De steun voor milieuacties, andere dan de verkrijging van vaste activa, moet worden gelimiteerd tot de maximum bedragen voor agromilieubetalingen die zijn opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1698/2005. Om rekening te houden met specifieke omstandigheden die in de Nationale Strategie, als bedoeld in artikel 55 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, naar behoren zijn gemotiveerd, mogen deze bedragen worden verhoogd. Indien van toepassing, zijn deze derogaties beschreven en gemotiveerd in de niet-limitatieve lijst van acties.

Voor alle milieuacties, met uitzondering van de verkrijging van vaste activa, zoals benoemd in de niet-limitatieve lijst van acties, geldt dat de producentenorganisatie of haar leden de verplichting hebben om de subsidiabele technische middelen waarvoor steun wordt verleend, te gebruiken voor de doeleinden zoals goedgekeurd in het operationele programma. Producentenorganisaties zijn verplicht om dit soort acties gedurende de gehele looptijd van het operationeel programma te handhaven. Indien dit noodzakelijk is om de looptijd te bereiken die van toepassing is voor soortgelijke agromilieumaatregelen in het Plattelandsontwikkelingsprogramma, dient deze actie eveneens in een volgend operationeel programma opgenomen te worden. (In het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma is deze periode vastgesteld op zes jaar (2007-2013), na 2013 is het mogelijk dat nieuwe termijnen worden vastgesteld). Deze vereisten zijn van toepassing op de volgende acties die in deze Richtsnoeren zijn opgenomen: "biologische productie", "geïntegreerde productie" en "acties om de bodem te beschermen".

In het geval personeel wordt ingezet voor de milieuacties, zijn de voorschiften van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van toepassing. (Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten).

Het operationeel programma van de producentenorganisatie moet de specifieke taken van dit personeel gedetailleerd beschrijven. Alleen de additionele werkelijke bestede tijd aan de relevante taken en welke op urenstaten wordt bijgehouden komt in aanmerking voor EU-financiering.

Specifieke kosten

Op basis van punt 1 van bijlage IX van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is het begrip "specifieke kosten" van toepassing op alle overige kosten onder actietypen 703 tot en met 712. Met specifieke kosten worden de aanvullende kosten bedoeld, berekend als het verschil tussen de traditionele en de werkelijk gemaakte kosten.

Type actie/activiteit: 703 Biologische productie

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Nederlandse Milieurichtsnoeren:

C. Andere acties i) Productie ij Biologische productie

Onder dit punt opgenomen acties kunnen slechts worden goedgekeurd indien de vereisten voor biologische productie in acht worden genomen, zoals opgenomen in Verordeningen (EG) nr. 834/2007 (Raad) en nr. 889/2008 (Commissie).

Conform artikel 103quater, lid 3, vierde alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun voor de milieuacties de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortvloeien. Conform artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005 wordt de steun slechts verleend voor milieuacties die verder gaan dan de relevante dwingende bepalingen in nationale en communautaire regelgeving.

Vanwege het grote belang van dit type milieuacties, de hoogte van de werkelijk uit de actie voortvloeiende additionele kosten en daarom de noodzaak om zoveel mogelijk de reële kosten te honoreren, zodat zoveel mogelijk telers de actie uitvoeren, is de derogatie als bedoeld in artikel 58, lid 4 en 5 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van toepassing. Daarom komen de werkelijke uit de actie voortvloeiende additionele kosten in aanmerking voor steun.

Uitsluitend door Skai (conform Verordeningen (EG) nr. 834/2007 (Raad) en nr. 889/2008 (Commissie) gecertificeerde biologische teeltbedrijven komen hiervoor in aanmerking. Deelnemers dienen te beschikken over een geldig Skai certificaat of een bevestiging van Skai, dat het bedrijf in omschakeling is naar biologische productie.

Deze actie/activiteit komt in aanmerking voor 60% subsidie.

703-44-207 (60% subsidie) Composteringsplaatsen

Composteringsplaatsen, voor zover de verkregen compost wordt aangewend in het betreffende eigen bedrijf of voor gebruik aan andere biologische bedrijven wordt verkocht. Verkregen additionele inkomsten en gerealiseerde kostenbesparingen moeten van de subsidiabele uitgaven worden afgetrokken.

Uitsluitend de bovenwettelijke kosten zijn subsidiabel.

703-44-208 (60% subsidie) Uitgaven voor aankoop van mest en/of compost, afkomstig van Skai gecertificeerde biologische landbouwbedrijven.

Het gebruik van biologische mest en compost bij de biologische productie is subsidiabel.

Voor biologische mest bestaat een subsidiabel tarief van maximaal € 160 per ha (op basis van vaste rundveemest maximaal. 20 ton per ha of rundveedrijfmest maximaal 30 ton/ha).

In geval van compost zijn de meerkosten ten opzichte van gangbare compost subsidiabel. Door Skai op biologische bedrijven toegelaten groencompost, niet afkomstig van biologische landbouwbedrijven wordt niet in aanmerking genomen. Geconcentreerde handelsmeststoffen worden eveneens niet in aanmerking genomen.

De biologische oorsprong van de mest c.q. compost dient bij de jaardeclaratie te worden aangetoond door middel van een factuur en een afleverbon met vermelding van Skalnummer en "eko" of "bio" en het Skai certificaat van de leverancier. (In plaats van Skai certificaten kan ook volstaan worden met een lijst van Skai gecertificeerde leveranciers + Skalnummer. Deze kan op de Skalwebsite geverifieerd worden). Daarnaast dient per deelnemende teler een opgave te worden verstrekt van:

  • het areaal GMO waardige gewassen;

  • de hoeveelheid en het type mest of compost;

  • de opgevoerde kosten.

703-44-209 (60% subsidie) Activering bodemleven door middel van toediening van micro-organismen

Activering bodemleven (het toedienen van micro-organismen, zogenoemde "starters" om de juiste bacteriën en schimmels te enten), met de bedoeling de bodemvruchtbaarheid te verbeteren is subsidiabel.

De betreffende middelen dienen vooraf aan het PT ter goedkeuring te worden voorgelegd.

703-44-291 Meerkosten voor biologische vermeerdering of opkweek van uitgangsmateriaal, alsmede de meerkosten van niet-chemische behandeling bij zaden van gangbare oorsprong, alleen indien gecertificeerd door Skal (forfait)

Additionele kosten voor Skai gecertificeerd zaai-, plant- en pootgoed in vergelijking met conventioneel zaai-, plant- en pootgoed. Dit punt is subsidiabel op grond van punt 1, vijfde streepje van bijlage IX van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011. Het zaai-, plant- en pootgoed moeten daadwerkelijk voor de biologische productie worden gebruikt. Op basis van punt 1 van bijlage IX van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn hier in Nederland forfaitaire tarieven voor vastgesteld.

Voor uitgangsmateriaal, dat door Skai is toegelaten op biologische teeltbedrijven bestaat de mogelijkheid de meerkosten voor de biologische vermeerdering of opkweek, alsmede de meerkosten van niet-chemische behandeling bij zaden van gangbare oorsprong onder de GMO te brengen. Conformiteit met de Skalregelgeving dient aangetoond te worden door middel van de verwijzingen op de factuur en afleverbon / plantenpaspoort (vermelding van Skalnummer en "eko" of "bio" en indien van toepassing "niet behandeld" of "niet ontsmet") en het Skai certificaat van de leverancier. De afleverbonnen / plantenpaspoorten dienen bij de jaardeclaratie ter controle beschikbaar te zijn.

(In plaats van Skai certificaten kan ook volstaan worden met een lijst van Skai gecertificeerde leveranciers + Skalnummer. Deze kan op de Skalwebsite geverifieerd worden).

Uitgangsmateriaal van rassen die niet ingeschreven zijn in "het Nederlandse rassenregister" en/of de Lijst "Autorisaties voor het in het verkeer brengen van rassen die nog niet officieel zijn toegelaten" worden niet in aanmerking genomen.

De volgende forfaitaire tarieven gelden in 2013:

1)

biologisch vermeerderd zaaizaad:

 
 

a) glas (vruchtgroenten):

25% van de (kale) aankoopprijs

 

b) vollegrond en glas (overige gewassen):

45% van de (kale) aankoopprijs

 

c) industrieteelten:

40% van de (kale) aankoopprijs

     

2)

niet-chemisch behandeld zaaizaad:

12% van de (kale) aankoopprijs

 

exclusief glas (vruchtgroenten)

 
 

exclusief industrieteelten

 
     

3)

biologisch opgekweekt poot- en plantgoed:

25% van de (kale) aankoopprijs

 

exclusief enten

 
     

4)

biologisch geteelde witlofpennen:

50% van de (kale) aankoopprijs

Het PT zal voor de onderbouwing bij de jaardeclaratie een format toesturen.

Type actie/activiteit: 704 Geïntegreerde productie

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Nederlandse Milieurichtsnoeren:

C. Andere acties i) Productie ii) Geïntegreerde productie

Conform artikel 103quater, lid 3, vierde alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun voor de milieuacties de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortvloeien. Conform artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005 wordt de steun slechts verleend voor milieuacties die verder gaan dan de relevante dwingende bepalingen in nationale en communautaire regelgeving. Bovendien moeten kostenbesparingen in aanmerking worden genomen.

De kosten voor geïntegreerde productie komen op grond van punt 1, vijfde streepje van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 in aanmerking voor financiële steun. In Nederland zijn er geen nationale of regionale regels voor geïntegreerde productie. Vanwege het grote belang van dit type milieuacties, de hoogte van de werkelijk uit de actie voortvloeiende additionele kosten en daarom de noodzaak om zoveel mogelijk de reële kosten te honoreren, zodat zoveel mogelijk telers de actie uitvoeren, is de derogatie als bedoeld in artikel 58, lid 4 en 5 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van toepassing. Daarom komen de werkelijke uit de actie voortvloeiende additionele kosten in aanmerking voor steun.

704-45-216 Meerkosten voor zaaizaad van rassen met extra resistentie(s) (forfait):

Uitgaven voor resistent zaad met het doel minder chemische middelen te gebruiken, mits additionele inkomsten en kostenbesparingen van de subsidiabele uitgaven worden afgetrokken. Op basis van punt 1 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn hier in Nederland forfaitaire tarieven voor vastgesteld.

  • Er dient gedetailleerd onderbouwd te worden dat er sprake is van een extra (nieuwe) resistentie ten opzichte van standaardrassen (algemeen gebruikte rassen). Hiertoe dient documentatie overlegd te worden waarin een vergelijking gemaakt wordt tussen de belangrijkste standaardrassen en het ras met de extra resistentie. Dit dient bij voorkeur te gebeuren aan de hand van een rasbeschrijving van de NAK. Indien deze niet beschikbaar is mag in plaats hiervan een resistentieverklaring of een resistentietoets van de zaadveredelaar worden overlegd. De resistentietoets moet conform protocol zijn uitgevoerd. Dit dient op het document vermeld te zijn.

  • Uitsluitend meerkosten van de extra resistentie en opzichte van een gangbaar standaardras zijn subsidiabel. Het PT heeft voor een aantal veel voorkomende extra resistenties forfaits vastgesteld. In geval er geen forfait is vastgesteld, dient een prijsvergelijking te worden gemaakt tussen de standaardrassen en het ras met de extra resistentie. Uitgaven voor gecoat zaaizaad dienen hierbij buiten beschouwing te worden gelaten.

De volgende forfaitaire tarieven gelden in 2013:

  • paprika resistentie tabaksmozaiekvirus TM3 € 70 per 1000 zaden;

  • komkommer tolerantie echte meeldauw Px (Podosphaeria xanthii ex Sphaerotheca fuliginea) € 40 per 1000 zaden;

  • radijs resistentie Fusarium oxysporum € 50 per 100.000 zaden;

  • tomaat resistentie echte meeldauw On (Oïdium Iycopersicum) € 70 per 1000 zaden;

  • ijsbergsla resistentie bladluis Nasanovia € 4,50 per 1000 zaden.

  • In geval van meerdere nieuwe resistenties wordt er geen stapeling van forfaits vastgesteld en moeten de werkelijke meerkosten ten opzichte van een standaard ras zonder beide resistenties door middel van een prijsvergelijking onderbouwd worden. Als er geen voldoende betrouwbare documenten (prijslijst, offerte, factuur) aangeleverd kunnen worden, kan de aanvraag niet gehonoreerd worden en kan een producentenorganisatie slechts gebruik maken van het van toepassing zijnde bestaande forfait.

Rassen die niet ingeschreven zijn in "het Nederlandse rassenregister" en/of de Lijst "Autorisaties voor het in het verkeer brengen van rassen die nog niet officieel zijn toegelaten" worden niet in aanmerking genomen.

Bij de jaardeclaratie dienen de meerkosten van planten (zaden) met extra resistentie ter onderbouwing en ten behoeve van een nadere beoordeling door het PT, op de hierna beschreven wijze te worden uitgesplitst. Het totaal gedeclareerde bedrag dient per teler/lid te worden uitgesplitst, waarbij de volgende criteria dienen te worden genoemd:

  • naam en aanvoer-/lidnummer teler

  • soort gewas

  • areaal

  • aantal planten/zaden per teler per gewas

  • aantal planten/zaden per m2 gewas

  • totaalbedrag teler per gewas

  • naam leverancier

Het PT zal voor dit doel een format toesturen.

Bij de jaardeclaratie dienen afleverbonnen / plantenpaspoorten ter controle beschikbaar te zijn.

704-45-217 Uitgaven voor geënt plantmateriaal (forfait):

Uitgaven voor enten van plantmateriaal, met het doel minder chemische middelen te gebruiken. Op basis van punt 1 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is hier in Nederland een forfaitair tarief voor vastgesteld. Dit punt is subsidiabel op grond van punt 1, vijfde streepje van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011.

De volgende forfaitaire tarieven (inclusief zaad kosten onderstam) zijn van toepassing in 2013:

Voor de geïntegreerde teelt

Ronde tomaten en vleestomaten (losse tomaten) € 0,30 per plant

Trostomaten € 0,35 per plant

Cherrytomaten, cocktailtomaten en aubergines: € 0,00

Paprika's, courgette, komkommers; € 0,82 per plant

Voor de overige gewassen gelden de werkelijke meerkosten ten opzichte van een niet-geënte plant met een maximum van € 0,82 per plant.

Verdeling tomatenrassen over de 3 forfaits

Voor een verdeling van de tomatenrassen over de 3 forfaits is dit nader gedefinieerd. Onder trostomaten vallen tros grof, tros middelgrof en tros fijn > 55 g (inclusief pruim tros). Onder cocktailtomaten vallen ook tros fijn < 55 g en minipruim al dan niet los geoogst. Losse pruimtomaten > 55 g vallen onder het forfait voor losse tomaten (€ 0,30). Zie bijlage "Overzicht rassen met forfaitaire tarieven voor het enten, update 2 versie 31 oktober 2012". Deze bijlage is op 8 november 2012 separaat verstuurd.

Dit overzicht kan door het PT uitgebreid worden met nog niet beoordeelde rassen. Producentenorganisaties kunnen hiervoor per email een verzoek indienen bij het PT. Het verzoek dient onderbouwd te worden met een rasbeschrijving van het zaadbedrijf, waaruit in ieder geval de naam van het ras (en indien de naam recent bekend is, de voorlopige aanduiding), het type tomaat en het vruchtgewicht blijken. Rassen die niet ingeschreven zijn in "het Nederlandse rassenregister" en/of de Lijst "Autorisaties voor het in het verkeer brengen van rassen die nog niet officieel zijn toegelaten" worden niet in aanmerking genomen.

Voor de biologische teelt

Tomaten (alle soorten), aubergines, paprika's, courgettes en komkommers € 0,82 per plant.

Voor de overige gewassen gelden de werkelijke meerkosten ten opzichte van een niet-geënte plant met een maximum van € 0,82 per plant.

Bij de jaardeclaratie dienen de meerkosten van enten ter onderbouwing en ten behoeve van een nadere beoordeling door het PT, op de hierna beschreven wijze te worden uitgesplitst.

Het totaal gedeclareerde bedrag dient per teler/lid te worden uitgesplitst, waarbij de volgende criteria dienen te worden genoemd:

  • naam en aanvoer-/lidnummer teler

  • soort gewas en type plant (al dan niet getopt)

  • ras (alleen voor tomaten, met uitzondering van tomaten in de biologische teelt)

  • areaal

  • aantal planten per teler per gewas

  • aantal planten per m2 gewas

  • totaalbedrag teler per gewas

  • naam leverancier

Het PT zal voor dit doel een format toesturen.

Bij de jaardeclaratie dienen afleverbonnen / plantenpaspoorten ter controle beschikbaar te zijn.

704-45-218 Uitgaven voor biologische gewasbescherming, signaalplaten en - als onderdeel van het totaalpakket - specifieke begeleiding ten behoeve van biologische gewasbescherming.

Uitgaven voor biologische of geïntegreerde gewasbescherming en voorkomen van ziekten en plagen, mits additionele inkomsten en kostenbesparingen van de subsidiabele uitgaven worden afgetrokken. Op basis van punt 1 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is hier in Nederland een forfaitair tarief voor vastgesteld.

Rekening houdend met de specifieke kosten is een forfait van 85% van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten vastgesteld.

De volgende uitgaven (=werkelijk gemaakte kosten) voor biologische gewasbescherming komen in aanmerking voor het berekenen van de specifieke kosten:

  • 1. Natuurlijke vijanden: macrobiologische bestrijders (voornamelijk insecten en mijten) en aaltjes, mits toegelaten op grond van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet (Wijziging Regeling van 25 januari 2005, Stcrt. 2005, 23, Artikel 1b vijfde lid, Artikel 1 een Bijlagen 5, 6 en 7 en eventueel volgende besluiten). Natuurlijke vijanden die niet voorkomen in de voornoemde bijlage 6 en 7, maar waarvoor ontheffing is verleend door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie worden eveneens in aanmerking genomen, mits een kopie van het betreffende ontheffingsbesluit aan het PT wordt verstrekt.

  • 2. Natuurlijke vijanden: microbiologische bestrijders (schimmels, bacteriën, virussen), mits toegelaten in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Deze middelen zijn opgenomen in de GNO-lijst (zie onder punt 3);

  • 3. Overige biologische middelen (ook wel Gewasbeschermingsmiddelen van Natuurlijke Oorsprong-GNO's), mits toegelaten in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Als referentie gebruikt het PT de GNO lijst van maart 2009 (project GENOEG). Deze lijst is op 31 januari 2013 geactualiseerd. Zie de separaat bij deze Herziene criteria 2013 verstuurde bijlage "In aanmerking te nemen toegelaten GNO's, geactualiseerde versie PT 31 januari 2013".

    Biologische middelen waarvoor een (tijdelijke) "dringend vereiste toelating" door het ctgb is afgegeven worden eveneens in aanmerking genomen, mits voldaan wordt aan de door het ctgb gestelde voorwaarden. De hulpstof Addit wordt in aanmerking genomen, uitsluitend ter versterking van de werking van het middel Mycotal.

  • 4. Middelen voor feromoonverwarring, mits toegelaten in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Deze middelen zijn opgenomen in de GNO-lijst (zie onder punt 3);

  • 5. Feromonen als lokstof in vallen of op rollertraps (inclusief de vallen zelf) en vangplaten. Zie www.pri.wur.nl/NL/Producten/Pherobank/lijst;

  • 6. Middelen waarvan het wettelijk toegestaan gebruik gemotiveerd wordt met verwijzing naar de Regeling Uitzondering Bestrijdingsmiddelen (RUB) worden niet in aanmerking genomen.

    In afwijking hierop is het middel kalkmelk voor de fruitteelt wel subsidiabel.

  • 7. Overige biologische middelen (wettelijk toegelaten GNO's) dienen voor de goedkeuring van het operationeel jaar door het PT te zijn beoordeeld. Hiertoe dient uiterlijk bij de definitieve indiening van het operationeel jaar een lijst ter goedkeuring aan het PT te worden voorgelegd.

  • 8. Uitgaven ter ondersteuning van de biologische gewasbescherming (ondersteunende organismen, voeding, middelen voor dosering).

  • 9. Het effect van biologische bestrijding dient onderbouwd te worden met betrekking tot het terugdringen van het gebruik van werkzame stof uit chemische gewasbeschermingsmiddelen. Hiertoe is het noodzakelijk dat de producentenorganisaties jaarlijks aan de hand van registraties van de teeltbedrijven het totale gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare opgeven, uitgesplitst naar gewas(groep). De verbruikscijfers 2012 dienen als startsituatie voor het operationeel jaar 2013. Deze verbruikscijfers dienen uiterlijk op 1 mei 2013 aan het PT te worden overlegd. (Deze dienen tevens ter onderbouwing van de jaardeclaratie 2012).

  • 10. Ter preventie van Pepino mozaïekvirus in tomaten is het vaccin PMV-01 als toepassing subsidiabel voor de maanden november en december in 2012 en de maanden januari en februari in 2013. En, mits de toelating verlengd wordt, vervolgens weer in november en december 2013. Als voorwaarde wordt gesteld, dat deelnemende bedrijven meewerken aan het bijbehorende onafhankelijke monsternameprogramma en opvolgbezoeken van Wageningen UR Glastuinbouw.

Bij de indiening van het jaarplan en bij de declaratie dient van de natuurlijke vijanden en de feromonen in elk geval de wetenschappelijke naam (Latijnse naam) te worden opgegeven.

Bij de jaardeclaratie dienen de kosten van biologische gewasbeschermingsmiddelen ter onderbouwing en ten behoeve van een nadere beoordeling door het PT, op de hierna beschreven wijze te worden uitgesplitst.

Het totaal gedeclareerde bedrag dient per teler/lid te worden uitgesplitst, waarbij de volgende criteria dienen te worden genoemd:

  • naam en aanvoer-/lidnummer teler

  • soort gewas

  • areaal

  • totaalbedrag teler per gewas

  • bedrag in euro per m2 gewas

  • naam leverancier

Het PT zal voor dit doel een format toesturen.

Tevens dient een overzicht van de ingezette biologische gewasbeschermingsmiddelen op niveau van de producentenorganisatie te worden overlegd.

Behandeling bij de plantenkweker:

Indien een middel subsidiabel is, mag de plantenkweker in plaats van de oorspronkelijke leverancier de aanschafkosten van het middel factureren aan de PO. Een opslag voor de (tray) behandelingskosten (voornamelijk arbeid) wordt niet in aanmerking genomen.

704-45-334 Overige uitgaven voor biologische of geïntegreerde gewasbescherming en voorkomen van ziekten en plagen (Agri Hot Knife messen ter voorkoming van verspreiding van virussen in het komkommergewas, vliegenlampen, sporefilters, e.a.)

Deze uitgaven zijn subsidiabel onder dezelfde voorwaarden als gesteld bij begrotingsregel 704-45-218.

Rekening houdend met de specifieke kosten is een forfait van 85% van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten vastgesteld.

Op deze begrotingsregel worden onderstaande uitgaven eveneens subsidiabel gesteld:

  • Hygiënesluizen/hygiënestations ter voorkoming van insleep van ziekten in kassen door medewerkers en bezoekers worden in aanmerking genomen, mits de sluis de enige toegang vormt tot de te betreden ruimte onder quarantaine. Hieronder vallen ook automatische zeep/desinfectie units met geïntegreerde tourniquet voor de controle op toegang

  • Het stomen van materialen in de kas om de volgende teelt schoon te kunnen starten. Stomen van grond in de kas is niet subsidiabel.

  • Verblazingsapparatuur voor het effectief doseren van natuurlijke vijanden.

  • Scoutbox voor automatische detectie en diagnose van plagen. De aanschafkosten zijn subsidiabel. De jaarlijkse licentie voor de software is subsidiabel voor 50 %. Onderhoudskosten zijn niet subsidiabel.

Afdichtingsmateriaal ten behoeve van het afdichten van champignoncellen wordt per 2013 niet meer in aanmerking genomen voor GMO subsidie.

704-45-357 Uitgaven voor biologische grondontsmetting:

Op basis van punt 1 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is hier in Nederland een forfaitair tarief voor vastgesteld.

Subsidiabel zijn: materialen (organische massa, folie voor luchtdichte afdekking), monitoring (analyses en biotoets) en begeleiding. Van de gedeclareerde subsidiabele kosten wordt 50% in aanmerking genomen.

Uitgaven voor gewas-, water- en bodemanalyses zijn subsidiabel, voor zover dit is opgenomen in de geïntegreerde productie en worden gecombineerd met andere in deze Richtlijnen opgenomen milieuacties, die als doel hebben om het gebruik van chemische middelen te verminderen.

Kosten voor gewas-, water- en bodemanalyses kunnen worden opgevoerd onder Maatregel 5, Actie 502 Activiteit Geïntegreerde productie of geïntegreerde plaagbestrijding

Type actie: 705 Beter gebruik en/of beheer van water, zoals waterbesparing en drainage

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Zie onder Activiteit 42/43 Milieugerichte investeringen.

Type actie: 706 Acties voor bodemonderhoud

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Momenteel niet van toepassing.

Type actie: 707 Acties voor de aanleg of het behoud van habitats die gunstig zijn voor de diversiteit

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Momenteel niet van toepassing

Type actie: 708 Energiebesparingsacties

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Zie Maatregel 4 Onderzoek en Experimentele Productie, Actie 403, Activiteit Milieu en Maatregel 5 Opleidingsacties en Advies diensten, Actie 503, Activiteit Andere milieukwesties.

Type actie: 709 Acties om de afvalproductie te verminderen en het afvalbeheer te verbeteren

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Nederlandse Milieurichtsnoeren:

C. Andere acties 1) Productie vii) Acties om de afvalproductie te verminderen en het afvalbeheer te verbeteren.

Conform artikel 103quater, lid 3, vierde alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun voor de milieuacties de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortvloeien. Conform artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005 wordt de steun slechts verleend voor milieuacties die verder gaan dan de relevante dwingende bepalingen in nationale en communautaire regelgeving.

Activiteit: Afvalverwerking en recycling afvalstromen

709-46-219 Uitgaven voor recycling van afval (inclusief compostering), mits bovenwettelijk en biologisch afbreekbaar folie voor onkruidbestrijding:

Recycling van afval (inclusief compostering) in overeenstemming met de voorwaarden van Bijlage 12a t/m c (is deel G) van dit Nationale Kader. De vereisten uit deze bijlage zijn van toepassing. Op basis van punt 1 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn hiervoor in Nederland forfaitaire maximumtarieven vastgesteld.

(Deze tekst zal worden aangepast in de eerstvolgende wijziging van de Nationale Strategie).

  • De uitgaven dienen bovenwettelijk te zijn.

  • Subsidiabel zijn de verwerkingskosten en uitgaven voor recycling en compostering van afval dat achterblijft na een teelt of verwerking (bijvoorbeeld groenafval, substraten etc., maar bijvoorbeeld geen bouw- en sloopafval). Naast recycling en compostering worden ook de verwerkingskosten voor vergisting gericht op het produceren van biogas en verbranden met energieterugwinning (biomassacentrale, opwekking elektriciteit) in aanmerking genomen.

  • De fractie bedrijfsafval/agrarisch afval/niet composteerbaar tuinbouwafval is niet subsidiabel.

  • Voor de subsidiabele kosten is een maximum per ha bepaald. Het maximum bedrag per ha geldt per teeltbedrijf afzonderlijk en niet voor het gehele deelnemend areaal. De per teeltbedrijf gemaakte subsidiabele kosten mogen worden opgevoerd met in achtneming van onderstaande maxima:

    • 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 3.500 per ha voor tomaat, paprika, aubergine en peper;

    • 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 2.000 per ha per teeltwisseling voor komkommer, courgette, augurk en aardbei;

    • Bij meerdere teeltwisselingen (inclusief nateelten van een ander gewas) geldt: 90% van de subsidiabele kosten en het maximum per gewas én een maximum per jaar voor alle teelten samen van € 6.000 per ha.

    • Voor de overige gewassen onder glas geldt per teeltbedrijf dat 50% van de subsidiabele kosten mag worden opgevoerd tot een maximum van € 3.500 per ha;

    • Voor de vollegrondsgroenten geldt per teeltbedrijf dat 50% van de subsidiabele kosten mag worden opgevoerd.

  • Externe diensten ten aanzien van afvalverwerking en recycling afvalstromen vallen ook onder het maximum per hectare.

  • Onder deze subactiviteit vallen ook de meerkosten van biologisch afbreekbaar folie voor onkruidbestrijding in vollegrondsteelten. De meerkosten zijn het verschil tussen biologisch afbreekbaar folie en plastic folie, met daarop een correctie voor de arbeidskosten die nodig zijn voor het verwijderen van de plastic folie. De kosten voor biologisch afbreekbaar folie vallen niet onder het maximum van € 3.500 per hectare.

  • Transportkosten zijn niet subsidiabel.

Zie verder deel G Afvalbeheer op het teeltbedrijf.

Voor de onderbouwing bij de jaardeclaratie zal het PT een format toesturen.

Bij de jaardeclaratie dienen de transportbegeleidingsbrieven / PMV formulieren behorende bij de gedeclareerde facturen ter controle beschikbaar te zijn.

Conform artikel103quater, lid 3, vierde alinea van de Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun voor de milieuacties de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortvloeien. Dit houdt in dat ook besparingen bij de bepaling van de additionele kosten moeten worden betrokken.

Stomen van substraat:

De kosten van het stomen van substraat worden niet in aanmerking genomen voor GMO subsidie (besparing op de kosten van aanschaf van nieuw substraat).

Versnipperen van groenafval:

Versnipperen van groenafval is gedeeltelijk subsidiabel. Het door een loonwerker in rekening gebrachte marktconforme tarief voor versnipperen (voor machinekosten inclusief de arbeid van de operator) wordt in aanmerking genomen onder aftrek van:

  • -

    de besparing op de eigen arbeidskosten, die het teeltbedrijf zonder versnipperen zou maken bij het uitruimen van het loof (op basis van het CAO loon);

  • -

    de besparing op de transportkosten als gevolg van de volumevermindering van het versnipperde groenafval.

Tenzij anders aangetoond wordt, komt vooralsnog 50 % van de kosten van versnipperen in aanmerking voor GMO subsidie.

Het PT laat in 2013 nader onderzoek doen naar de kosten van afvalbeheer van het teeltbedrijf. Op grond van de uitkomsten kunnen de forfaitaire maximum tarieven per ha in de loop van 2013 worden aangepast.

709-46-220 Uitgaven voor meermalig fust en pallets (exclusief aanschafkosten) (forfait). Uitgaven voor het milieuvriendelijke beheer van verpakkingen zijn subsidiabel:

Hergebruik van meermalige verpakkingen en pallets. Dit betreft de huurkosten met betrekking tot de roulatie van meermalige verpakkingen en pallets. Op basis van punt 1 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is de aanschaf/afschrijving hiervan niet subsidiabel en is hiervoor in Nederland een forfaitair tarief vastgesteld.

(Deze tekst zal worden aangepast in de eerstvolgende wijziging van de Nationale Strategie).

N.B. In geval van een nieuw operationeel programma per 2013 zijn uitgaven voor het milieuvriendelijke beheer van verpakkingen niet meer subsidiabel.

Voor lopende operationele programma's worden uitgaven voor meermalig fust uitsluitend in aanmerking genomen, indien de producentenorganisatie de lasten zelf draagt. De producentenorganisatie dient dit aan te tonen.

  • De kosten voor meermalig fust (o.a. EPS, IFCO) kunnen in de declaratie worden opgenomen. Het is echter niet mogelijk om afschrijvings- c.q. aanschafkosten voor meermalig poolfust in de declaratie op te nemen. Daarom heeft het PT een forfaitair standaardtarief van 75% van de huurkosten van meermalig poolfust vastgesteld. (Het forfait is ongewijzigd). Voorwaarde is wel dat dit poolfust gebruikt wordt richting de retail. De producentenorganisatie sluit een contract af met de poolorganisatie, bijvoorbeeld EPS.

  • Statiegeld voor fust is uitgesloten van subsidie.

  • De uitgaven mogen maximaal 20% van het actiefonds bedragen.

  • Bij de jaardeclaratie dient u aan te geven of u declareert op ingaande of uitgaande fuststromen. Ook dient de verhouding tussen ingaande en uitgaande fuststromen te worden aangegeven.

  • Bij de jaardeclaratie dient u een overzicht van roulaties per type fust (aantal x tarief x forfait 75%) te overleggen. Het PT stelt een format ter beschikking.

709-46-363 Uitgaven ten behoeve van het wassen van fust, tenzij de waskosten van het betreffende fust in het forfaitaire standaardtarief zijn opgenomen.

Hergebruik van meermalige verpakkingen. Dit betreft uitsluitend de waskosten met betrekking tot de roulatie van meermalige verpakkingen. Op basis van punt 1 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is de aanschaf/afschrijving hiervan niet subsidiabel.

(Deze tekst zal worden aangepast in de eerstvolgende wijziging van de Nationale Strategie).

N.B. In geval van een nieuw operationeel programma per 2013 zijn uitgaven voor het milieuvriendelijke beheer van verpakkingen niet meer subsidiabel.

Voor lopende operationele programma's worden uitgaven voor het wassen van fust uitsluitend in aanmerking genomen, indien de producentenorganisatie de lasten zelf draagt. De producentenorganisatie dient dit aan te tonen.

Hiervoor zijn door het PT tarieven vastgesteld, gebaseerd op de werkelijke tarieven die in de markt gelden. Betreft o.a. waskosten voor in de paddenstoelensector gebruikte (blauwe) multikratten met een tarief van € 0,056 per krat, 4 kg (groene) bakken en zwarte 10 kg kratten met een tarief van € 0,0757 per bak. Uitsluitend door leden van de producentenorganisatie gebruikte kratten / bakken worden in aanmerking genomen.

Bij de jaardeclaratie dient een registratie van het aantal gewassen kratten I bakken per deelnemer te worden overlegd. Deze dient aan te sluiten bij het aantal geleverde colli c.q. de hoeveelheid geleverd product.

De uitgaven mogen maximaal 20% van het actiefonds bedragen.

Type actie: 710 Andere acties

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Activiteit: Milieuverantwoorde bedrijfsvoering

Nederlandse Milieurichtsnoeren:

C. Andere acties 1) Productie viii) Andere acties

Conform artikel103quater, lid 3, vierde alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun voor de milieuacties de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortvloeien. Conform artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005 wordt de steun slechts verleend voor milieuacties die verder gaan dan de relevante dwingende bepalingen in nationale en communautaire regelgeving.

710-47-223 Teeltbedrijf Begeleiding, audits, certificering en membershipfees van (inter)nationaal maatschappelijk aanvaarde milieuzorgsystemen (Teeltbedrijf: GlobalGAP, Milieukeur (AMK), ISO 14001 e.a.) zijn subsidiabel:

Deelname aan (inter)nationaal maatschappelijk aanvaarde milieuzorgsystemen (inclusief Gobal/GAP). Deze systemen moeten open staan voor alle groenten- en fruittelers. Het milieuzorgsysteem moet bindende specificaties omvatten met betrekking tot productiemethoden en, voor wat betreft de milieubescherming, moet het verder gaan dan wat is beschreven in artikel 30, lid 3, van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005. De naleving van de voorwaarden moet onderwerp zijn van een onafhankelijke controle door gekwalificeerde personen/organen.

De begrotingsregels voor begeleiding (onder maatregel 5) en membershipfees van kwaliteits- en milieuzorgsystemen zijn vervallen. De kosten voor deze onderdelen kunnen samen met de kosten voor audits en certificering op deze begrotingsregel worden opgevoerd.

De kosten met betrekking tot certificering GlobalGAP worden inclusief de afdracht aan FoodPLUS GmbH in aanmerking genomen.

Indien op teeltbedrijven werkzaamheden door externen voor kwaliteitszorgsystemen (zoals HACCP, BRC/IFS, Teseo's Nurture) samen met werkzaamheden voor GlobalGAP worden uitgevoerd en ook als zodanig gecombineerd worden geoffreerd en gefactureerd, behoeven deze niet te worden uitgesplitst en mogen deze in zijn geheel worden opgevoerd op deze begrotingsregel.

De kosten van aanvullende certificeringsystemen zoals AH Protocol, LEAF en Sedex zijn eveneens subsidiabel. Naast Milieukeur zijn ook de certificeringsystemen MPS Fruit & Vegetable, DGP (Duurzame Glastuinbouw Producten - "Weet wat je eet" producten) subsidiabel.

Niet genoemde certificeringssystemen dienen vooraf aan het PT ter goedkeuring te worden voorgelegd.

Skaicertificering

In verband met het voorkomen van dubbele subsidiëring zijn kosten van Skalcertificering van biologische teeltbedrijven niet GMO subsidiabel. Er kan echter vanaf 2012 geen aanvraag meer worden ingediend voor de regeling "Subsidie Voedselkwaliteit - biologische landbouw" van het Ministerie van EZ. In geval van aanvragen die vóór 2012 zijn toegekend, wordt gedurende 5 jaar subsidie verstrekt. Bedrijven die de komende jaren nog subsidie uit deze regeling ontvangen, blijven dus uitgesloten voor GMO subsidie. Vanaf 2013 zijn de kosten van audits en certificering van bij Skai aangesloten biologische bedrijven subsidiabel, mits de PO aantoont dat deze bedrijven geen subsidie uit de regeling "Subsidie Voedselkwaliteit - biologische landbouw" van het Ministerie van EZ ontvangen. In de meeste gevallen kunnen betrokken biologische bedrijven aantonen, dat de subsidietermijn verstreken is door middel van de door het Ministerie eertijds verstrekte beschikking.

C02 "footprint"

Kosten voor beoordeling en certificering van een C02 "footprint" conform het PAS 2050-1 :2012 Protocol zijn subsidiabel. (De PAS 2050-1 :2012 normen sluiten aan bij de Nederlandse praktijk. Zie ook de website van het Productschap Tuinbouw - www.tuinbouw.nl).

"Groen label kassen"

Kosten voor certificering van "groen label kassen" zijn niet subsidiabel.

Ter onderbouwing dienen er bij de jaardeclaratie cijfers met betrekking tot de deelname van telers aan deze systemen te worden overlegd, te weten:

  • aantal deelnemers per zorgsysteem;

  • toe- en afname ten opzichte van het vorig jaar;

  • aantal gecertificeerde deelnemers;

  • aantal en percentage gecertificeerde lidbedrijven van de PO( percentage t.o.v. het totaal aantal lid bedrijven).

Het PT stelt een format ter beschikking.

710-47-322 DC: Begeleiding, audits, certificering en membershipfees van (inter)nationaal maatschappelijk aanvaarde milieuzorgsystemen (ISO 14001 e.a.)

Deelname aan (inter)nationaal maatschappelijk aanvaarde milieuzorgsystemen.

ISO certificering

ISO certificeringen 14001 milieu (en 22000 voedselveiligheid) op PO niveau met als hoofdproces het verbeteren van milieu, kwaliteit, gezondheid, etc. zijn subsidiabel. De ISO certificeringen 14001 milieu (en 22000 voedselveiligheid) van sorteer- en pakstations met als hoofdproces sorteren en verpakken met sterke dwarsverbanden met kwaliteit, voedselveiligheid en milieu zijn eveneens subsidiabel.

ISO certificering 22000 voedselveiligheid dient opgevoerd te worden op begrotingsregeI203-17-56. Zie ook de toelichting bij begrotingsregel 203-17-56.

Skalcertificering (bereiding en verpakking, handel en opslag)

Verwerkende bedrijven die onderdeel zijn van een producentenorganisatie (waaronder bijvoorbeeld centrale pakstations) komen niet in aanmerking voor de regeling "Subsidie Voedselkwaliteit - biologische landbouw" van het Ministerie van EZ. Derhalve bestaat de kans op dubbele subsidiëring niet. In dit geval zijn de kosten van Skai certificering en controle GMO subsidiabel.

Ter onderbouwing dienen er bij de jaardeclaratie cijfers met betrekking tot de deelname van bedrijven aan deze milieuzorgsystemen te worden overlegd, te weten:

  • aantal deelnemende tot de PO of haar leden behorende bedrijven per milieuzorgsysteem;

  • toe- en afname ten opzichte van het vorig jaar;

  • aantal gecertificeerde deelnemers;

  • aantal en percentage gecertificeerde bedrijven ( percentage t.o.v. het totaal aantal tot de PO of haar leden behorende bedrijven).

Het PT stelt een format ter beschikking.

710-47-225 Personeelskosten voor milieuzorgsystemen, zoals GlobalGAP, Milieukeur (AMK) en ISO 14001 e.a.

Personeelskosten voor milieuzorgsystemen zijn subsidiabel, voor zover ze benodigd zijn voor de deelname in de milieuzorgsystemen (inclusief Global/GAP).

Betreft personeelskosten die betrekking hebben op begeleiding en interne audits, het ontwikkelen en vernieuwen van het milieuzorgsysteem etc.

710-47-224 Uitgaven voor het ontwikkelen van materialen voor milieuzorgsystemen (drukwerk van telersmappen, ontwikkeling van borden met bezoekersregels, hygiëneregels). Betreft o.a. GlobalGAP, Milieukeur (AMK) en ISO 14001.

710-47-335 Registratie modules ten behoeve van milieuzorgsystemen (GlobalGAP e.a.)

Op deze begrotingsregel kunnen kosten voor het ontwikkelen en verbeteren (niet het exploiteren, dat wil zeggen alle activiteiten na ingebruikname) van ICT en registratiemodules ten behoeve van milieuzorgsystemen (GlobalGAP) worden opgevoerd.

Bij jaarlijkse abonnementen of licenties voor registratiemodules wordt 50% van de kosten in aanmerking genomen. De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.

Type actie/activiteit: 711 Vervoer

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Extra vervoerkosten bij vervoer per spoor/schip als onderdeel van een milieubeschermingsmaatregel:

Extra externe vervoerskosten voor vervoer over het spoor of water, vergeleken met de kosten voor vervoer over de weg. Dit voor vervoer over het spoor/water in plaats van over de weg, als onderdeel van de milieubeschermingsmaatregel.

Conform artikel103quater, lid 3, vierde alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun voor de milieuacties de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortvloeien. Conform artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005 wordt de steun slechts verleend voor milieuacties die verder gaan dan de relevante dwingende bepalingen in nationale en communautaire regelgeving.

Momenteel niet van toepassing.

Type actie/activiteit: 712 Afzet

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Momenteel niet van toepassing.

Maatregel 8: Andere acties

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Type acties: 801 Aankoop van vaste activa en 802 Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Algemeen voorbehoud:

In geval van investeringen, huur en leasing geldt dat voldaan moet worden aan de aan duurzame middelen gestelde eisen zoals vermeld in artikel 60, leden 3 en 5 (met name tweede en derde alinea) en de punten 6, 10 t/m 14, 20, 21, 23 en 24 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011. Dit is nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen en onderdelen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw en of verbouw.

Activiteit: Andere acties

801-49-228 en 802-50-229 Duurzame/strategische investeringen in aandelen van bedrijven:

Onder de duurzame middelen kan ook het, aan de hand van bankstukken aan te tonen, bedrag voor duurzame/strategische investeringen in aandelen van bedrijven (BV's, NV's of buitenlandse gelijkwaardige rechtspersonen) worden opgenomen. Deze bedrijven moeten rechtstreeks bijdragen aan de verkoop van producten (denk hierbij aan verpakkingsbedrijven en snijderijen en niet aan laboratoria etc.) van de leden van de producentenorganisatie in de categorie van de erkenning en bijdragen aan de doelstellingen van het operationeel programma.

Slechts de waarde van de materiële vaste activa die op grond van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 voor financiële steun in aanmerking komt mag onder deze begrotingsregel worden opgenomen (dus niet de gehele overnamesom van het bedrijf). Deze waarde moet worden onderbouwd door een taxatierapport van een onafhankelijk taxateur. Tevens moet de verkopende partij een verklaring overleggen dat er voor deze activa in de voorafgaande zeven jaren geen nationale of uniale steun is ontvangen. Bepalingen betreffende het gebruik van investeringen en de vervreemding zijn onverminderd van toepassing op de investering in aandelen.

Zie ook 301-20-89 en 302-21-110

Activiteit: Internationale samenwerking

802-62-336 (60% subsidiabel) Internationale samenwerking:

Acties die in samenwerking met in andere EU lidstaten gevestigde GMO erkende producenten organisaties worden uitgevoerd.

De begrotingsregels 801/802 subactiviteiten 292 t/m 294,296 t/m 303, 305, 306, 308 en 309 zijn verplaatst naar Maatregel 3, activiteit 55/56 "Investeringen in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)"

De begrotingsregels 801-55-304 en 802-56-307 zijn verplaatst naar Maatregel 4.

Type actie: 803 Andere acties

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Algemeen voorbehoud:

In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld aan personeel van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.

In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 niet door eigen personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 3. Overige kosten.

Activiteit: Andere acties

803-51-230 Uitgaven voor het lidmaatschap (contributies) van OPA, P8, A8, K4:

  • De contributie aan OPA is voor 50% subsidiabel.

  • De contributie aan P8, A8, K4 is subsidiabel.

    Bij de indiening van de operationele jaarplannen van de producentenorganisaties wordt voor elk van de betrokken samenwerkingsverbanden een onderbouwd jaarplan, voorzien van een begroting aan het PT ter goedkeuring voorgelegd.

    Na beoordeling stelt het PT op basis van de verhouding subsidiabele / niet subsidiabele kosten een voorlopig percentage subsidiabele contributie vast. Het percentage subsidiabele contributie wordt voorafgaand aan de jaardeclaratie 2013 definitief bepaald, afhankelijk van de realisatie van de begrote acties.

803-51-231 Uitgaven ten behoeve van fusies en overnames zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.

Juridische kosten en administratiekosten gemaakt door externen in verband met fusie of overnames van producentenorganisaties, alsmede juridische kosten en administratiekosten gemaakt door externen in verband met de oprichting van transnationale producentenorganisaties of (transnationale) groeperingen van producentenorganisaties en met het oog hierop in opdracht van producentenorganisaties verrichte haalbaarheidsstudies en geformuleerde voorstellen zijn subsidiabel. Onder het begrip geformuleerde voorstellen wordt ook het opstellen van statuten, het geven van organisatorische adviezen, adviezen over de inrichting van de organisatie etc. begrepen.

Personeelskosten in verband met fusies en overnames zijn niet subsidiabel.

803-51-332 Overige ICT-voorzieningen die niet aan een specifieke maatregel zijn toe te kennen.

Uitgaven voor hardware en softwarepakketten, die subsidiabele onderdelen bevatten, maar niet aan één specifieke begrotingsregel zijn toe te kennen en die moeilijk uit te splitsen zijn, mogen op deze begrotingsregel worden opgevoerd.

Het PT zal op grond van de voorgelegde offerte besluiten welk deel van het totale offertebedrag in aanmerking wordt genomen.

De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 1.7 Personeelskosten in het geval van ICT-projecten, punt 2.20 Uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT en punt 3.8 Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing. zijn eveneens van toepassing.

De begrotingsregel 803-57-310 is verplaatst naar Maatregel 5 begrotingsregel 502-34-155.

803-51-377 Uitgaven ten behoeve van Frugicom activiteiten:

Er dient tijdig voor de eerste declaratie van kosten een gedetailleerd jaarplan met Frugicom activiteiten, voorzien van een begroting aan het PT ter goedkeuring worden voorgelegd.

Activiteit: Internationale samenwerking

803-63-337 (60% subsidiabel) Internationale samenwerking:

Acties die in samenwerking met in andere EU lidstaten gevestigde GMO erkende producenten organisaties worden uitgevoerd.

C. Niet subsidiabele uitgaven

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Op grond van artikel 60, lid 1 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 omvatten operationele programma's geen acties en uitgaven als bedoeld in de lijst in bijlage IX. Deze (niet limitatieve) lijst luidt als volgt:

1. Algemene productiekosten, en met name: gewasbeschermingsproducten, met inbegrip van middelen voor geïntegreerde bestrijding, meststoffen en andere productiemiddelen; verpakkings-, opslag- en opmaakkosten, zelfs in het kader van nieuwe procedés, en kosten van verpakkingen; ophaalkosten en vervoerskosten (intern en extern); exploitatiekosten (met name elektriciteit, brandstoffen en onderhoud), met uitzondering van:

  • -

    specifieke kosten voor maatregelen ter verbetering van de kwaliteit. Kosten voor mycelium, zaaizaad en niet- blijvende teelten komen alleszins niet voor steun in aanmerking (zelfs niet indien gecertificeerd);

  • -

    specifieke kosten voor biologische gewasbeschermingsmiddelen (zoals lokstoffen en predatoren) die bij de biologische, geïntegreerde of conventionele productie worden gebruikt;

  • -

    in de artikelen 81 en 82 bedoelde specifieke vervoers-, sorteer- en verpakkingskosten van gratis uitgereikte producten;

  • -

    specifieke kosten voor milieuacties, inclusief kosten als gevolg van het milieubeheer van verpakkingen;

  • -

    specifieke kosten voor de biologische, geïntegreerde of experimentele productie, met inbegrip van specifieke kosten van biologisch zaai- en plantgoed. Voor de experimentele productie moet de bevoegde autoriteit van de lidstaat, rekening houdend met het innoverende karakter van de werkwijze of het concept en het daaraan verbonden risico, bepalen aan welke criteria een maatregel moet voldoen om voor steun in aanmerking te komen;

  • -

    specifieke kosten voor het toezicht op de inachtneming van de in titel 11 van deze verordening bedoelde normen, van de fytosanitaire voorschriften en van de maximumresidugehalten.

Met specifieke kosten worden de aanvullende kosten bedoeld, berekend als het verschil tussen de traditionele en de werkelijk gemaakte kosten.

Voor elke categorie van de hierboven bedoelde subsidiabele specifieke kosten kunnen de lidstaten, met het oog op de berekening van de aanvullende kosten in vergelijking met de traditionele kosten, op naar behoren gemotiveerde wijze forfaitaire standaardtarieven vaststellen.

2. Administratie- en personeelskosten, exclusief uitgaven voor de uitvoering van actiefondsen en operationele programma's, waaronder:

  • a) overheadkosten die specifiek betrekking hebben op het actiefonds of het operationele programma, inclusief beheers- en personeelskosten, kosten voor verslagen en evaluatiestudies en kosten voor het voeren en beheren van de boekhouding, waarvoor een forfaitair standaardtarief ten belope van maximaal 2% van het overeenkomstig artikel 64 goedgekeurde bedrag van het actiefonds, met een maximum van 180000 EUR, wordt toegekend, waarin zowel de bijdrage van de EU als die van de producentenorganisatie is verrekend.

    Voor operationele programma's die door erkende unies van producentenorganisaties worden ingediend, worden de overheadkosten berekend door de in de eerste alinea bedoelde overheadkosten van alle producentenorganisaties bij elkaar op te tellen, met dien verstande dat het resulterende bedrag niet hoger mag zijn dan 1 250000 EUR per unie van producentenorganisaties.

    De lidstaten mogen de financiering beperken tot de werkelijke kosten en dienen in dat geval de subsidiabele kosten vast te stellen;

  • b) personeelskosten, inclusief lasten in verband met lonen en salarissen, wanneer deze rechtstreeks door de producentenorganisatie, de unie van producentenorganisaties of dochterondernemingen als bedoeld in artikel 50, lid 9, worden gedragen, en wanneer deze verbonden zijn aan maatregelen om:

    • i) een hoog niveau inzake kwaliteit of milieubescherming te verbeteren of te behouden;

    • ii) de afzet te verbeteren.

    De uitvoering van deze maatregelen dient hoofdzakelijk de inschakeling van vakbekwaam personeel te behelzen. Wanneer de producentenorganisatie hiervoor eigen werknemers of aangesloten producenten inschakelt, moet de door hen gewerkte tijd met bewijsstukken worden gestaafd.

    Indien een lidstaat alle bovenbedoelde subsidiabele personeelskosten op een andere manier wil financieren dan via een beperking van de werkelijke kosten, stelt hij vooraf en op naar behoren gemotiveerde wijze forfaitaire standaardtarieven tot maximaal 20% van het goedgekeurde actiefonds vast. Dit percentage mag in naar behoren gemotiveerde gevallen worden verhoogd.

    Bij het aanvragen van die forfaitaire standaardtarieven leveren de producentenorganisaties ten genoegen van de lidstaat het bewijs van de uitvoering van de actie.

  • c) c) juridische kosten en administratiekosten in verband met fusies of overnames van producentenorganisaties, alsmede juridische kosten en administratiekosten in verband met de oprichting van transnationale producentenorganisaties of transnationale unies van producentenorganisaties; met het oog hierop in opdracht van producentenorganisaties verrichte haalbaarheidsstudies en geformuleerde voorstellen.

3. Inkomens- of prijstoeslagen buiten crisis preventie en -beheer.

4. Verzekeringskosten met uitzondering van de oogstverzekeringsmaatregelen als bedoeld in titel III, hoofdstuk III, sectie 6.

5. Aflossing van kredieten die zijn opgenomen voor een concrete actie die reeds is uitgevoerd vóór de aanvang van het operationele programma, met uitzondering van de in artikel 48, lid 4, artikel 49, lid 3, en artikel 74 bedoelde kredieten.

6. Aankoop van onbebouwde terreinen voor een bedrag dat hoger is dan 10% van de totale subsidiabele uitgaven voor de betrokken actie, tenzij het terrein nodig is voor een in het operationele programma opgenomen investering. In uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen kan een hoger percentage worden vastgesteld voor concrete acties ten behoeve van milieubehoud.

7. Kosten voor vergaderingen en opleidingsprogramma's, tenzij deze verband houden met het operationele programma, met inbegrip van dagvergoedingen en reis- en verblijfkosten (in voorkomend geval op forfaitaire basis).

8. Acties of kosten betreffende de hoeveelheden die door de leden van de producentenorganisatie buiten de Unie worden geproduceerd.

9. Acties die bij de andere economische activiteiten van de producentenorganisatie tot concurrentievervalsing kunnen leiden.

10. Tweedehands materiaal dat in de voorafgaande zeven jaren met uniale of nationale steun is aangekocht.

11. Investeringen in vervoermiddelen voor de afzet en de distributie van goederen door de producentenorganisatie, met uitzondering van:

  • a) investeringen in middelen voor intern vervoer; bij aankoop moet de producentenorganisatie ten genoegen van de betrokken lidstaat motiveren dat de investeringen uitsluitend worden gebruikt voor intern vervoer;

  • b) extra truckvoorzieningen voor koeltransport of CA-vervoer.

12. Huur als alternatief voor aankoop, tenzij ten genoegen van de lidstaat wordt aangetoond dat dit economisch verantwoord is.

13. Kosten voor het gebruik van gehuurde goederen.

14. Uitgaven die verband houden met een leaseovereenkomst (belastingen, rente, verzekeringskosten, enz.) en de desbetreffende exploitatiekosten, met uitzondering van:

  • a) de leasing zelf, voor zover de grenzen van de nettomarktwaarde niet worden overschreden en de in artikel 55, lid 1, eerste alinea, onder b), van Verordening (EG) nr. 1974/2006 vastgestelde voorwaarden in acht worden genomen;

  • b) de leasing van tweedehands materiaal waarvoor in de voorafgaande zeven jaren geen uniale of nationale steun is verleend.

15. Reclame voor individuele commerciële merken of merken met een geografische verwijzing, behalve:

  • -

    merknamen/handelsmerken van producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en dochterondernemingen in de situatie als bedoeld in artikel 50, lid 9;

  • -

    algemene verkoopbevordering en verkoopbevordering voor kwaliteitsmerken;

  • -

    kosten van reclamedrukwerk op verpakkingen of etiketten in het kader van het bepaalde onder de vorige twee streepjes, op voorwaarde dat het operationele programma hierin voorziet.

Het gebruik van geografische benamingen is slechts toegestaan indien:

  • a) het een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding betreft die onder Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad valt, of

  • b) deze geografische benamingen in alle gevallen waarin het bepaalde onder a) niet van toepassing is, ondergeschikt zijn aan de hoofdboodschap.

Het voor algemene verkoopbevordering en verkoopbevordering voor kwaliteitsmerken bedoelde promotiemateriaal moet worden voorzien van het logo van de Europese Unie (enkel voor visuele media) en van de volgende vermelding: "Door de Europese Unie medegefinancierde campagne". Producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en dochterondernemingen in de situatie als bedoeld in artikel 50, lid 9, mogen het logo van de Europese Unie onder geen beding gebruiken voor de bevordering van hun merknaam/handelsmerk.

16. Toeleverings- of uitbestedingscontracten betreffende de acties of uitgaven die in deze lijst als niet-subsidiabel zijn aangemerkt.

17. Btw, behalve niet-terugvorderbare btw, als bedoeld in artikel 71, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1698/2005.

18. Nationale of regionale belastingen of fiscale heffingen.

19. Debetrente, tenzij de bijdrage wordt verleend in een andere vorm dan niet-terugvorderbare rechtstreekse bijstand.

20. Onroerend goed dat in de voorafgaande tien jaren met uniale of nationale steun is aangekocht.

21. Beleggingen in aandelen van bedrijven, behalve indien de belegging rechtstreeks bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het operationele programma.

22. Kosten die worden gemaakt door andere partijen dan producentenorganisaties of de daarbij aangesloten leden, dan unies van producentenorganisaties of de daarbij aangesloten producenten of dan dochterondernemingen in de situatie als bedoeld in artikel 50, lid 9.

23. Investeringen of soortgelijke types acties in andere bedrijven en/of bedrijfsruimten dan die van de producentenorganisaties of de daarbij aangesloten leden, van unies van producentenorganisaties of de daarbij aangesloten producenten of van dochterondernemingen in de situatie als bedoeld in artikel 50, lid 9.

Maatregelen die de producentenorganisatie buiten de Europese Unie heeft uitbesteed.

D. Niet limitatieve lijst van niet in aanmerking te nemen uitgaven en investeringen

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Behoudens de eerder genoemde punten, zijn de volgende uitgaven en investeringen niet subsidiabel:

  • 1. investeringen in kassen en tunnels;

  • 2. investeringen in substraat;

  • 3. investeringen in teeltgoten, teeltbakken en teeltstellingen;

  • 4. investeringen in dekwassers;

  • 5. investeringen in diamantglas;

  • 6. investeringen in verduisteringsschermen en zonwerende materialen;

  • 7. investeringen in vervroegingsdoek;

  • 8. investeringen in waterbassins;

  • 9. investeringen in uv-ontsmetting en drainwaterontsmetting ten behoeve van de recirculatie van water in de pré-oogstfase;

  • 10. investeringen in oogstmachines;

  • 11. investeringen in klimaatcomputers, meet- en regelapparatuur, tenzij deze op grond van andere punten specifiek subsidiabel zijn verklaard;

  • 12. investeringen in vernevelingsinstallaties; tenzij deze op grond van andere punten specifiek subsidiabel zijn verklaard; beregeningsinstallaties

  • 13. investeringen in watergoten;

  • 14. investeringen in verwarmingsbuizen, warmwaterslangen en leidingwerk (tenzij deze op grond van andere punten specifiek subsidiabel zijn verklaard);

  • 15. investeringen in bladzuigers;

  • 16. uitgaven voor water- en bodem- en bladanalyses voor bepaling hoeveelheid N en P;

  • 17. nvt

  • 18. uitgaven voor verpakkingsmateriaal en werkzaamheden ten behoeve van het verpakken en marktklaarmaken van producten;

  • 19. investeringen in (magazijn) stellingen;

  • 20. investeringen in spuitleidingen;

  • 21. investeringen in biobranders;

  • 22. investeringen in elektrische hef- en pallettrucks

  • 23. investeringen in palletkantelaars

E. GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimtes

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

GMO-waardige ruimtes

1

Dock - inpandige ruimte1)

2

Dozenopzetruimte

3

Fustopslag / Fustloods

4

Goederenlift van en naar ruimtes waar GMO-activiteiten plaatsvinden

5

Jassenstraat

6

Kantine in het kader van voedselveiligheid (minimaal HACCP eisen)2) 4) Een afgescheiden kantine voor rokers is niet-subsidiabel.

7

Keuken in het kader van voedselveiligheid (minimaal HACCP eisen)4)

8

Keurruimte voor GMO-product en keurmeesterskantoor

9

Koelcellen + ruimte voor de koelinstallatie

10

Kratten- c.q. fustwasserij

11

Laad- c.q. loodskantoor

12

Label- en stickerruimte

13

Luchtbrug / Entresol/Galerij / Balustrade

14

Machinekamer / CV-ruimte

15

Noodstroomaggregaat

16

Noodtrap c.q. vluchttrappenhuis van en naar ruimtes waar GMO-activiteiten plaatsvinden

17

Opslagruimte voor verpakkingsmateriaal

18

Ruimte voor bewaarproeven / shelve life room

19

Sanitaire ruimten in het kader van voedselveiligheid (minimaal HACCP eisen) (toiletruimte, kleedruimte en wasgelegenheid)3) 4)

20

Traforuimte

21

Verladings- c.q. Expeditieruimte

22

Verpak- en/of sorteerruimte

1) De oppervlakte van het dock wordt niet meegerekend in de berekening van de GMO-waardige oppervlakte. Bij berekening van de oppervlakte m.b.t. de aankoop van de grond kan voor een dock een oppervlakte van 200 m2 berekend worden.

2) Kantines en lunchruimten zijn slechts subsidiabel indien het personeel geen alternatief op de locatie kan worden geboden en dergelijke ruimten in het kader van maatregelen hygiëne en voedselveiligheid noodzakelijk zijn.

3) Sanitair, wasgelegenheden, kleedruimten, toiletten die bestemd zijn voor het personeel dat werkzaam is in het sorteer- en verpakproces zijn subsidiabel in het kader van hygiëne en voedselveiligheid. Deze ruimten dienen zo gelegen te zijn dat aannemelijk is dat het sorteer- en verpakpersoneel hier gebruik van maakt.

4) HACCP waardigheid dient te worden aangetoond door middel van een certificaat voor HACCP, BRC of IFS of een gelijkwaardig kwaliteitszorgsysteem.

Niet GMO-waardige ruimtes

Inpandig

A

Archief

B

Berging / Werkkasten / Schoonmaakkasten

C

BHV / EHBO-ruimte

D

Chauffeursruimte

E

Dealingroom / Afmijnzaal

F

Excursiebordes

G

Gang / Hal

H

Kantoor

I

Kledingwasserij

J

Ontspanningsruimte

K

Ontvangsthal c.q. entree c.q. receptie

L

P&O-faciliteiten

M

Paspoortcontrole

N

Presentatieruimte / Projectieruimte / Exclusieve ruimte

O

Rookruimte

P

Serverruimte

Q

Spreekkamer

R

Technische Dienst / Technische ruimte

S

Terras / Patio

T

Toiletten, met uitzondering van punt 19

U

Vergaderruimte / Overlegruimte

Buiten het gebouw

V

Terreinverharding

W

Groenvoorziening (inclusief groen- grindstroken rondom gebouwen),

X

Ontsluiting op de openbare weg

Y

Parkeerterrein / Parkeergarage

Z

Fietsenstalling

Overige

AA

Verhuurde ruimtes

BB

Ruintes die niet in eigendom zijn van de Producentenorganisatie

CC

Overige opslagruimten

F.1. Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw e/o verbouw (inclusief koelhuizen)

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Subsidiabele kosten

Niet-subsidiabele kosten

 

Alle elementen voor niet subsidieabele ruimten en verder

1.0

Voorbereidingen en overdracht

1.0

Voorbereidingen en overdracht

1.1

grondonderzoek

1.1

bouwaanvragen (bij gemeente)

1.2

bodemonderzoek

1.2

milieuaanvragen (bij gemeente)

1.3

sondering

1.3

CAR-verzekering

1.4

architect / teken- en constructiewerk (staal- en fundering)

1.4

rentekosten

1.5

bouwkundig advies / deskundigenkosten

1.5

bankgaranties

1.6

projectmanagement / bouwbegeleiding / toezicht

1.6

leges, kadastrale tarieven

1.7

notariële kosten

   
       

2.0

Bouwplaatsvoorzieningen

2.0

Bouwplaatsvoorzieningen

2.1

loodsen en keten

2.1

afsluitingen

2.2

beschikbaarstelling personeel

2.2

reclame voor de aannemer

2.3

schoonmaak en preventief onderhoud

2.3.

vuilafvoer

2.4

inrichting werkterrein

   

2.5

tijdelijke terreinverharding

   

2.6

(peil) uitzetten c.q. maatvoering

   

2.7

bouwstroom en -water

   

2.8

tijdelijke elektriciteitsvoorzieningen

   

2.9

overige tijdelijke voorzieningen bij de bouw

   
       

3.0

Grondwerk - bouwrijp maken

3.0

Grondwerk - bouwrijp maken

3.1

ontgraven van de grond

3.1

sloopwerkzaamheden (o.a. hak, breek en graafwerk van betonresten / asfalt / bestaande bebouwing)

3.2

verwerken van grond en grondvervangende materialen

3.2

rooiwerkzaamheden

3.3

verdichten van grond

3.3.

demontagekosten, tenzij de onderdelen voor de betreffende investering worden hergebruikt

3.4

aanvulwerkzaamheden

   
       

4.0

Buitenriolering en drainage

   
       

5.0

Terreinverharding (inpandig)

5.0

Terreinverharding (in- en uitpandig)

5.1

beton- of asfaltverharding

5.0

niet GMO-waardige voorzieningen zoals

 

verhardingslagen van steenmengsel

5.1

parkeerplaatsen en (openbare) weg

5.2

geleidingscontructies

5.2

bewegwijzering

5.3

vloercoating

5.3

stoplichten

   

5.4

belijning

       
       

6.0

Funderingspalen

   
       

7.0

Betonwerk

   
       

8.0

Metselwerk

   
       

9.0

Vooraf vervaardigde steenachtige elementen

   
       

10.0

Metaalconstructiewerk

   
       

11.0

Kozijnen, ramen en deuren

   
       

12.0

Systeem bekleding

   
       

13.0

Trappen en balustrade

13.0

Trappen en balustrade

13.1

vaste trappen naar GMO-waardige ruimtes

13.1

naar niet GMO-waardige ruimtes, bijvoorbeeld kantoren

13.2

balustraden

   
       

14.0

Beglazing

   
       

15.0

Stukadoorswerk

   
       

16.0

Tegelwerk

   
       

17.0

Dekvloeren en vloersystemen

   
       

18.0

Metaal- en kunststofwerk

   
       

19.0

Plafond- en wandsystemen

   
       

20.0

Afbouwtimmerwerk

   
       

21.0

Schilderwerk

   
       

22.0

Dakgoten en hemelwaterafvoeren

   
       

23.0

Binnenriolering0.0

   
       

24.0

Waterinstallaties

   
       

25.0

Binneninrichting (i.h.k.v. hygiëne en voedselveiligheid, minimaal HACCP eisen)

25.0

Binneninrichting

25.1

keukenblok met blad, spoelbak en mengkraan

25.1

kasten

25.2

banken, kapstokken, lockers voor kleedkamer

25.2

werk- en buffetbladen

   

25.3

stelposten

   

25.4

geluidsinstallatie/telefoon e.d.

   

25.5

entree, receptie, ontvangstruimte (incl. sanitair)

       

26.0

Behangwerk, vloerdekking en stoffering

26.0

Behangwerk, vloerdekking en stoffering

   

26.1

behang

   

26.2

vloerbedekking

   

26.3

stoffering

       

27.0

Behangwerk, Sanitair (alleen i.h.k.v. hygiëne en voedselveiligheid, minimaal HACCP eisen)

27.0

Behangwerk, Sanitair

27.1

douchecombinaties

27.1

toebehoren sanitair

27.2

closet- en urinoircombinaties

   

27.3

wastafel- en wastrogcombinaties

   

27.4

kranen en kraanafvoercombinaties

   

27.5

wateraanvoer

   
       

28.0

Behangwerk, Brandbestrijdingsinstallaties

   

28.1

brandblustoestellen / bluswatervoorziening

   

28.2

sprinklerinstallatie

   

28.3

brandwand c.q. gordijn

   

29.0

Behangwerk, Brand, toegang- en inbraakbeveliging

29.0

Behangwerk, Brand, toegang- en inbraakbeveliging

29.1

brand- toegangs- en inbraaksysteem

29.1

aansluiting meldkamer / bewakingsdienst

29.2

toegangcontrole-installatie

   

29.3

camera observatiesysteem

   

29.4

codesloten

   

30.0

Verwarmingsinstallaties

   
       

31.0

Ventilatie- en luchtbehandelingsinstallaties

   
       

32.0

Koeling

   
       

F.2. Bijlage bij de aanvraag 2013 (Zie Criteria deel A paragraaf 2.4)

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Format t.b.v. indiening nieuw- of verbouwobject

Omschrijving ruimte

Nr. op de tekening

Oppervlakte

GMO-waardig

Niet GMO-waardig

   

m2

m2

m2

   

m2

m2

m2

   

m2

m2

m2

   

m2

m2

m2

   

m2

m2

m2

   

m2

m2

m2

   

m2

m2

m2

   

m2

m2

m2

   

m2

m2

m2

 

Totale oppervlakte GMO-waardige ruimten

m2

Totale oppervlakte nieuwbouw/verbouw pand

m2

Percentage GMO-waardige ruimte

%

 

Totale aanneemsom

Af: Niet subsidiabele elementen:

 
 

 

 

Subsidiabele aanneemsom

Te declareren bedrag (= subsidiabele aanneemsom x percentage GMO-waardige ruimte)

 

gebruikspercentage (percentage GMO waardig product van leden)

%

G. Afvalbeheer op het teeltbedrijf

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Doelstelling.

Willen projecten, welke betrekking hebben op het milieu, in aanmerking komen voor GMO-subsidie dan dienen deze bovenwettelijk te zijn. Het programma afval beheer vereist dus een extra inspanning en een toegevoegde waarde. De doelstellingen van het project afvalbeheer zijn:

  • Afval van de teeltbedrijven gescheiden aanleveren.

  • Gesloten keten garanderen van het teeltbedrijf tot afvalverwerker tot eindproduct.

  • Afval wordt aangeboden aan erkende afvalverwerkers met adequate milieuvergunning.

  • Nuttig gebruik stimuleren door subsidie verwerkingskosten.

  • Inzichtelijk en transparant beeld van afvalstromen op niveau van teeltbedrijf en producentenorganisatie.

  • Preventie van afvalstromen.

Door deze activiteiten op het niveau van de producentenorganisatie te organiseren kan een wezenlijke bijdrage worden geleverd aan het milieuvriendelijker maken de productie. De GMO doelstelling B5 is van toepassing.

Wettelijk kader.

Zoals bekend dienen milieuprojecten bovenwettelijk te zijn. Per 1 april 2002 is het Besluit glastuinbouw in werking getreden. Hierin is geregeld dat afvalstoffen gescheiden dienen te worden en gescheiden dienen te worden afgegeven (tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden verlangd). Bij tijdelijke opslag op het teeltbedrijf dienen nadelige gevolgen voor het milieu te worden voorkomen en gescheiden afgifte dient mogelijk te blijven.( Voor complete weergave van het betreffende artikel zie Bijlage Gb).

Daarnaast dient het tuinbouwbedrijf regelmatig te worden schoongemaakt en de binnen het glastuinbouwbedrijf vrijkomende afvalstoffen regelmatig te worden afgevoerd.(Hoofdstuk 3. Bijzondere voorschriften met betrekking tot de bedrijfsvoering van het glastuinbouwbedrijf, paragraaf 3.1 onderhoud en schoonmaak).

Per 6 december 2006 is het Besluit landbouw milieubeheer van kracht geworden. Dit besluit is o.a. van toepassing voor witloftrekkerijen, teeltbedrijven met eetbare paddenstoelen en tuinbouwbedrijven met open grondteelt. De regelgeving over afvalstoffen is nagenoeg gelijk aan die in het Besluit glastuinbouw. (zie ook Bijlage Gb).

Algemene Opmerking.

De producentenorganisaties worden geacht zelf op de hoogte te zijn van de milieuwetgeving en hun Operationele Programma's daar op af te stemmen.

Voorwaarden.

Verwijzend naar het Besluit glastuinbouw / Landbouwactiviteitenbesluit en Besluit landbouw milieubeheer / Landbouwactiviteitenbesluit kan worden gesteld dat alleen de verwerkingskosten subsidiabel zijn en dus niet de kosten van het scheiden van de afvalstromen, scheiding op het teeltbedrijf en de kosten van transport. Milieubelastingen en heffingen zijn eveneens niet subsidiabel.

Uitgangspunten.

Het uitgangspunt van de projecten afvalbeheer welke worden ingediend voor GMO subsidie dienen te zijn.

  • a. scheiden van afvalstromen bij de bron voor zover mogelijk is.

  • b. slechts de verwerkingskosten t.b.v. nuttige toepassingen zijn subsidiabel.

  • c. afval moet afkomstig zijn of relatie hebben met de teelt of naoogstbehandeling.

  • d. d. afvalstromen moeten inzichtelijk en controleerbaar zijn.

Ad a. Scheiden van afvalstromen bij de bron voor zover mogelijk is.

In principe dienen afvalstoffen bij de bron gescheiden te worden. Het Besluit glastuinbouw en het Besluit landbouw milieubeheer geven aan dat in sommige gevallen uit technisch of financieel oogpunt gekozen kan worden voor nascheiding in een scheidingsinstallatie. Een van de doelstellingen van het GMO project afvalbeheer is om nagenoeg al het afval op het teeltbedrijf gescheiden aan te bieden

De volgende afvalstromen op het teeltbedrijf worden onderscheiden. In het kader van GMO worden ze onderverdeeld in de categorieën subsidiabel, beperkt subsidiabel en niet subsidiabel.

A. Subsidiabel (gerelateerd aan teelt / naoogstbewerking):

Groenafval:

  • Schoon versnipperd loof, vrij van ander afval.

  • Loof met steenwolpot, zonder plastic wikkels en clipsen, zonder plastic touw, jute touw wel toegestaan.

  • Loof met steenwolpot, zonder plastic wikkels en clipsen, met plastic touw.

  • Loof met steenwolpot, met plastic wikkels en clipsen, met plastic touwen trosbeugels.

  • Versnipperd loof met plastic wikkels en clipsen.

  • Steenwol en andere substraten zoals polyurethaanschuim, kokos en perlite. Uitgaven voor verwerking van het substraat worden in aanmerking genomen mits er sprake is van nuttig hergebruik door middel van recyclen of verbranden met energieterugwinning.

  • Loopfolie (schoon en vuil) en andere folies.

  • Regenleidingen en druppelslangen (teeltgoten, C02 darmen, scherm voor zover te recyclen).

  • Papier/Karton.

  • Glas

  • Landbouwfolie.

B. Niet subsidiabel (gerelateerd aan teelt/naoogstbewerking):

  • Bedrijfsafval / Agrarisch afval/Niet composteerbaar tuinbouwafval dit is gemengd afval; loof + plastic + evt. hout + evt. druppelslangen + evt. overig.

C. Niet subsidiabel (niet direct gerelateerd aan teeltlnaoogstbewerking):

  • Stomen van substraat

  • Bouwen sloopafval.

  • Klein chemisch afval.

  • Hout.

  • Metalen.

Ad b. Slechts de verwerkingskosten t.b.v. nuttige toepassingen zijn subsidiabel.

Het scheiden van de afvalstromen is niet subsidiabel. Ook het gescheiden houden is een verplichting. De huur van containers is daarom niet subsidiabel. Ook de kosten van uitruimen van kassen is niet subsidiabel.

De kosten die een afvalverwerker in rekening brengt bestaat uit:

- Transportkosten

= niet subsidiabel

- Verwerkingskosten

= subsidiabel

Onder verwerkingskosten wordt verstaan de kosten van recycling en compostering. Verbranden met nuttige toepassing wordt ook als subsidiabel beschouwd. Verbranden als zodanig en storten komen niet in aanmerking. De deelstromen worden als volgt verwerkt:

  • I. Groenafval wordt verwerkt tot compost, ingezet voor vergisting gericht op het produceren van biogas of ingezet voor energieproductie in een biomassacentrale.

  • II. Steenwol wordt verwerkt tot granulaat en wordt gebruikt in de baksteen industrie.

  • III. Loopfolie wordt verbrand als bijstook in de industrie.

  • IV. Regenleidingen en druppelslangen worden vermalen tot granulaat voor nieuwe toepassingen.

  • V. Papier en karton zijn grondstof voor papierfabricage.

  • VI. Glas is grondstof voor glasfabricage.

  • VII. Landbouwfolie wordt overwegend verbrand als bijstook in de industrie.

Versnipperen op het teeltbedrijf.

Loof wordt vaak versnipperd op het teeltbedrijf. De kosten hiervan kunnen gedeeltelijk worden gedeclareerd indien aangetoond kan worden dat het betreffende loof aan een eindverwerker ter compostering is aangeboden. De kosten van in de bodem brengen van versnipperd loof t.b.v. grondverbetering zijn niet subsidiabel.

Het door een loonwerker in rekening gebrachte marktconforme tarief voor versnipperen (voor machinekosten inclusief de arbeid van de operator) wordt in aanmerking genomen onder aftrek van:

  • -

    de besparing op de eigen arbeidskosten, die het teeltbedrijf zonder versnipperen zou maken bij het uitruimen van het loof (op basis van het CAO loon);

  • -

    de besparing op de transportkosten als gevolg van de volumevermindering van het versnipperde groenafval.

Vooralsnog komt 50 % van de kosten van versnipperen in aanmerking voor GMO subsidie.

Ad c. Afval moet afkomstig zijn of relatie hebben met de teelt.

Het afval hoeft niet alleen afkomstig te zijn van de teeltwisseling. Het mag gedurende het gehele jaar worden aangeboden. Het moet echter wel een directe relatie hebben met de teelt of naoogstbehandeling zoals sorteren en verpakken.

Afval dat vrijkomt bij sloop- en bouwwerkzaamheden kunnen niet worden opgevoerd.

De producentenorganisatie dient ook te waken dat het afval dat aangeboden wordt slechts van eigen bedrijf afkomstig is. Dit kan o.a. op basis van controle van de hoeveelheid aangeboden afval/ha. per teeltbedrijf.

Ad d. Afvalstromen moeten inzichtelijk en controleerbaar zijn.

De producentenorganisatie is verantwoordelijk voor een duidelijke registratie van de afvalstromen. Afval dient naar hoeveelheid en soort bekend te zijn.

De producentenorganisatie dient erop toe te zien dat slechts wordt gewerkt met erkende afvalverwerkers. De producentenorganisatie dient uitsluitend in zee te gaan met afvalverwerkers welke beschikken over een adequate milieuvergunning voor het soort afval dat het bedrijf verwerkt. De producentenorganisatie houdt hiervan een lijst bij. Recente kopieën van de milieuvergunningen (geldig in het betreffende OJ jaar) dienen in de administratie aanwezig te zijn.

Tevens dient ook van overige schakels in de keten aangegeven te worden wat de functie is, bij voorbeeld: transporteur, loonwerker.

Inzamelaars dienen vermeld te staan op de zogenaamde "VIHB-lijst" (vervoerders, inzamelaars, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen).

Indien gebruik wordt gemaakt van transporteurs / inzamelaar dient ook aangetoond te worden dat het afval bij een 'erkende" afvalverwerker is ingeleverd.

Op de factuur dient duidelijk te zijn uitgesplitst welke kosten voor transport, verwerking en evt. heffingen zijn. Bij de factuur dient tevens een transport begeleidingsbrief te worden afgegeven. Het begeleidingsformulier wordt beschouwd als attest van hergebruik. Het formulier dient volledig te zijn ingevuld.

De kosten van steenwolcertificaten voor de verwerking van steenwol zijn ook subsidiabel. De factuur van de certificaten dient aan de producentenorganisatie gericht te zijn en door de producentenorganisatie betaald.

Organisatie van projecten afvalbeheer.

  • De producentenorganisatie verzorgt de centrale inkoop van de afvalverwerking. Verwacht mag worden dat de producentenorganisatie op basis van schaalgrootte kortingen kan bedingen bij de contracten.

  • De offertes gaan naar de producentenorganisatie en de facturen worden betaald door de producentenorganisatie en niet door de individuele telers.

  • De producentenorganisatie maakt de verschillende kosten inzichtelijk zodat duidelijk is welke kosten GMD-waardig zijn.

  • De producentenorganisatie maakt een actieplan met daarin opgenomen maatregelen om tot reductie van afval te komen of verbetering van het afvalbeheer. De resultaten zullen bij de declaratie worden beoordeeld.

Maximalisatie declaratie.

De declaratie van de projectkosten afvalbeheer voor de glasteelt is beperkt tot een maximum per ha. Het maximum bedrag per ha geldt per teeltbedrijf afzonderlijk en niet voor het gehele deelnemend areaal. De per teeltbedrijf gemaakte subsidiabele kosten mogen worden opgevoerd met in achtneming van onderstaande maxima:

  • 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 3.500 per ha voor tomaat, paprika, aubergine en peper;

  • 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 2.000 per ha per teeltwisseling voor komkommer, courgette, augurk en aardbei;

  • Bij meerdere teeltwisselingen (inclusief nateelten van een ander gewas) geldt: 90% van de subsidiabele kosten én het maximum per gewas én een maximum per jaar voor alle teelten samen van € 6.000 per ha.

  • Voor de overige gewassen geldt per teeltbedrijf dat 50% van de subsidiabele kosten mag worden opgevoerd tot een maximum van € 3.500 per ha.

Het forfaitair maximum per ha is uitdrukkelijk geen forfait. Slechts werkelijk betaalde uitgaven kunnen worden gedeclareerd.

Voor de vollegrond zullen gezien de aard van de bedrijfsvoering geringe afvalstromen vrijkomen en zullen de kosten per ha laag zijn. Voor de vollegrondsgroenten geldt per teeltbedrijf dat 50% van de subsidiabele kosten mag worden opgevoerd.

Het PT laat in 2013 nader onderzoek doen naar de kosten van afvalbeheer van het teeltbedrijf. Op grond van de uitkomsten kunnen de forfaitaire maximum tarieven per ha in de loop van 2013 worden aangepast.

Toepassing.

De bijlage is van toepassing op het operationeel jaarplan 2012 en heeft betrekking op zowel de glastuinbouw als de open teelt, inclusief witloftrekkerijen en eetbare paddenstoelen.

Investeringen door de producentenorganisatie op locatie van de producentenorganisatie zelf, zoals inrichting van "vuileilanden" of "milieustraat" vallen buiten het kader deze notitie. De producentenorganisaties dienen zelf te bepalen in hoeverre deze projecten bovenwettelijk zijn.

Bijlage Ga.:

Positieve - Negatieve lijst Afvalverwerking

Bijlage Gb.:

Wettelijk Kader - Besluit glastuinbouw, Bijlage 2, Hoofdstuk 1. Algemene Voorschriften, paragraaf 1.2 Afvalstoffen.

Bijlage Ga. Positieve - Negatieve lijst

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Positieve lijst.

Verwerkingskosten (recycling) glasteelten vallend onder het maximum per ha (exclusief volle grond):

  • Verwerkingskosten nuttig hergebruik; composteren, recyclen, vergisting gericht op het produceren van biogas, verbranden met energie terugwinning (biomassacentrale, opwekking elektriciteit, bijstook).

  • Groenafval (verwerkingskosten).

  • Steenwol, perlite, kokos, polyurethaanschuim (verwerkingskosten).

  • Folie (verwerkingskosten).

  • Regenleidingen / druppelslangen (verwerkingskosten).

  • Glas (verwerkingskosten).

  • Papier (verwerkingskosten).

  • Versnipperen op teeltbedrijf onder aftrek van de besparing op eigen arbeidskosten en de besparing op transportkosten, mits het versnipperde loof wordt aangeleverd aan een eindverwerker ter compostering.

Investeringen/uitgaven die niet onder het maximum per ha vallen.

  • Meerkosten zelfpersende containers.

  • Waskantelinstallaties voor vuilcontainers (subsidiabel in het kader van voedselveiligheid).

Verwerkingskosten (recycling) vollegrondsteelten, witlof en paddenstoelen

  • Land - tuinbouwfolie ( verwerkingskosten).

  • Groenafval ( verwerkingskosten = compostering door eindverwerker).

Negatieve lijst.

  • stortkosten.

  • kosten van verbranden, met uitzondering van verbranden met energie terugwinning (biomassacentrale, opwekking elektriciteit, bijstook).

  • transportkosten.

  • plaatsen en legen containers.

  • afzetkosten afvalverwerker.

  • milieubelasting/ heffingen.

  • uitruimen kassen.

  • versnipperen indien het versnipperde loof direct wordt ingezet als bodemverbeteraar.

  • stomen van substraat

  • huur en aanschaf van containers, zakken etc.

  • bedrijfsafval/agrarisch afval/niet composteerbaar tuinafval.

  • sloop- bouwafval.

  • chemisch afval.

  • hout.

  • metaal.

  • restafval.

Investeringen/uitgaven:

  • bladzuigers.

  • bioclips, composteerbare trosbeugels, composteerbaar touw.

Bijlage Gb. Wettelijk kader.

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Algemeen.

Milieuprojecten komen slechts voor GMO subsidie in aanmerking indien deze bovenwettelijk zijn.

Glastuinbouw.

Het wettelijk kader voor de glastuinbouw is het Besluit glastuinbouw/Landbouwactiviteitenbesluit.

Bijlage 2 Hoofdstuk 1. Algemene voorschriften

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

paragraaf 1.2 Afvalstoffen.

1.2.1 Het ontstaan van afvalstoffen wordt zoveel mogelijk voorkomen of beperkt. Degene die het glastuinbouwbedrijf drijft:

  • a. treft maatregelen of voorzieningen die ertoe bijdragen dat binnen het glastuinbouwbedrijf het ontstaan van afvalstoffen wordt voorkomen of beperkt en

  • b. geeft op het verzoek van het Wm-bevoegd gezag aan welke maatregelen of voorzieningen hij heeft getroffen of zal treffen.

1.2.2 Afvalstoffen worden van elkaar gescheiden, gescheiden gehouden, gecomposteerd of gescheiden afgegeven, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd. Dit geldt in ieder geval voor:

  • a. papier- en kartonafval;

  • b. kunststofafval, waaronder tuinbouwfolie;

  • c. wit- en bruingoed;

  • d. glasafval;

  • e. organisch afval;

  • f. substraatmatten.

1.2.3 Gevaarlijke afvalstoffen die behoren tot verschillende categorieën van gevaarlijke afvalstoffen, worden van andere afvalstoffen gescheiden, gescheiden gehouden en gescheiden afgegeven.

1.2.4 De binnen het glastuinbouwbedrijf aanwezige afvalstoffen worden zodanig opgeslagen dat nadelige gevolgen voor het milieu worden voorkomen. Voor zover voorkomen niet mogelijk is, worden zij zodanig opgeslagen dat nadelig gevolgen voor het milieu zoveel mogelijk worden beperkt en gescheiden afgifte mogelijk blijft.

1.2.5 Afvalstoffen worden niet verbrand.

In de toelichting van de paragraaf betreffende afvalstoffen staat samengevat o.a. nog het volgende:

  • Verplichting tot preventie

  • In principe scheiding van afvalstoffen bij de bron. Uit technisch of financieel oogpunt kan gekozen worden voor nascheiding in een scheidingsinstallatie.

  • Bij tijdelijke opslag op het bedrijf geuroverlast voorkomen en regelmatig afvoeren van afvalstoffen. Zodanig opslaan dat met latere hergebruiksmogelijkheden rekening wordt gehouden.

Open Teelt (Vollegrond).

Het wettelijk kader voor de open teelt, eetbare paddenstoelen en witlof is het Besluit landbouw en milieu / Landbouwactiviteitenbesluit.

Voor wetgeving over afvalstoffen zie Bijlage ad B "Voorschriften" Hoofdstuk 1 paragraaf 1.3 Afvalstoffen en afvalwater". Daarin is t.a.v. afvalstoffen dezelfde wetgeving opgenomen als in het Besluit glastuinbouw milieubeheer. Alleen is de categorie land- en tuinbouwfolie toegevoegd. In de toelichting staat tevens beschreven wat onder groenafval wordt verstaan.

H. Herziene Nationale Strategie voor de toepassing van de marktordening voor groenten en fruit in Nederland, deel II Nationaal Kader (Milieuacties)

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Gemeenschappelijke Marktordening voor groenten en fruit

Herziene Nationale Strategie voor de toepassing van de marktordening voor groenten en fruit in Nederland

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Periode 2009 - 2013

Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie Oktober 2011

Deel II Nationaal Kader

[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]

Artikel 103 quater, lid 3 van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 vereist dat de operationele programma's twee of meer milieuacties moeten bevatten of dat minimaal 10% van de uitgaven in het kader van de operationele programma's milieuacties betreft. Op basis van artikel 103 septies van de hierboven genoemde Raadsverordening en artikel 56 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 dient een nationaal kader voor de milieuacties te worden vastgesteld, welk bij de Commissie ter goedkeuring moet worden ingediend. Dit Nationaal Kader geeft op hoofdlijnen aan welke milieumaatregelen kunnen worden genomen. De Commissie toetst deze aan de doelstelling van artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 174 van het Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap [Publicatieblad L 242 van 10.9.2002].

II.1 Kenmerken van de Nederlandse tuinbouw in relatie tot het milieu

Voor de tuinbouw en het milieu in Nederland zijn de volgende uitgangspunten belangrijk:

  • Een kritische houding van de maatschappij en de politiek richting de economische tuinbouwactiviteiten en de invloed daarvan op het milieu.

  • De verwachting van de overheid dat ieder bedrijf zijn eigen verantwoordelijkheid neemt op het gebied van milieuproblemen.

Voor de Nederlandse tuinbouw leidt dit tot de volgende milieuagenda:

  • De promotie van de duurzaamheid en het imago van de tuinbouw door de afhankelijkheid van duur en schaars (Nederlands) aardgas, en andere vormen van fossiele energie, te verminderen en tevens het gebruik daarvan terug te brengen.

  • Om redenen van leveringsgarantie (uitputten van de huidige aanwezige energiebronnen), kostprijs, C02 emissie en imago, moet energiebesparing en de toepassing van duurzame energie een hoge prioriteit behouden.

  • Een streven naar onafhankelijkheid van energiebronnen door middel van de ontwikkeling en het gebruik van herbruikbare energie ter bescherming van de continuïteit van de Nederlandse tuinbouwsector.

  • Continuering van de aandacht voor het minimaliseren van het verbruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen en mineralen.

  • Het verbruik van water verminderen en de emissie van contaminanten naar het watermilieu beperken.

  • Maatschappelijke verantwoordelijkheid, wat betekent dat producten geproduceerd en afgeleverd worden op een maatschappelijk verantwoorde wijze.

  • Het optimaliseren van logistieke processen, waardoor het transport van groenten en fruit minder schadelijk voor het milieu wordt.

  • Verminderen van verpakkings- en product afval.

  • Het creëren van een structureel aanbod van biologisch geteelde producten.

Vanwege de relatieve kleinschaligheid (vergeleken met de industrie), kiest de Nederlandse tuinbouw voor een gezamenlijke aanpak. De producentenorganisaties moeten hier een belangrijke rol in spelen. Het basis principe is de proactieve verantwoordelijkheid van de bedrijven als een drijfveer om (verplicht) activiteiten te ontwikkelen om inhoud te geven aan deze milieuagenda. In dit kader kan de marktordening voor groenten en fruit hier een belangrijke rol in spelen.

II.2 Milieurichtsnoeren

De volgende milieurichtsnoeren zijn belangrijk voor Nederland:

  • 1. Maatregelen gericht op vermindering van de uitstoot van broeikasgassen: bijvoorbeeld besparing op het gebruik van fossiele energie, het bevorderen van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, het bevorderen van het gebruik van restwarmte door derden, het gebruik van biobrandstoffen in transport en het bevorderen van collectief vervoer.

  • 2. Maatregelen gericht op het hergebruik van afvalstoffen, zoals het bevorderen van het gebruik van biomassa voor energieproductie, het bevorderen van recycling van organische en niet-organische stoffen en het meermalig gebruik van verpakkingsmateriaal.

  • 3. Maatregelen gericht op het voorkomen van emissie naar lucht, water en bodem: bijvoorbeeld het bevorderen van het gebruik van biologische middelen, het bevorderen van precisietoedieningstechnieken en beslissingsondersteunende systemen, het bevorderen van het gesloten maken van teeltsystemen, waar mogelijk en het bevorderen van het gebruik van emissiearme spuitapparatuur.

  • 4. Maatregelen gericht op het bevorderen van geïntegreerde productie (productie volgens GlobalGAP, Milieukeur of gelijkwaardige milieukwaliteitssystemen).

  • 5. Maatregelen gericht op het bevorderen van omschakeling naar een biologische productiewijze.

Op grond van bovenstaande kaders en de knelpunten ten aanzien van milieueffecten zoals die opgenomen zijn in het bij Beschikking C(2007)3464 door de Europese Commissie goedgekeurde Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) 2 2007-2013 voor Nederland van 20 juli 2007 en die in hoofdstuk 3 en 4 benoemd zijn, is het nodig om de kaders voor milieumaatregelen verder uit te werken.

III.3 Algemene eisen voor in de operationele programma's opgenomen milieuacties

  • Milieuacties dienen, waar van toepassing, de vereisten voor agromilieubetalingen, zoals bedoeld in artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005 en artikel 103quater, lid 3 van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 in acht te nemen.

  • Milieuacties dienen in overeenstemming te zijn met deze milieurichtsnoeren.

  • Milieuacties kunnen worden gebundeld en aanvullend op andere milieuacties in het operationeel programma worden opgenomen en indien van toepassing ook in agromilieumaatregelen in het Plattelandsontwikkelings Programma, uitgevoerd door de leden van de producentenorganisatie.

  • Indien een operationeel programma leidt tot de mogelijkheid om verschillende milieuacties te combineren en/of indien de onder het operationeel programma geselecteerde milieuacties kunnen worden gecombineerd met agromilieumaatregelen ondersteund door het Plattelandsontwikkelings Programma, dan moet bij het bepalen van het niveau van de steun rekening worden gehouden met de extra kosten en het inkomensverlies die uit deze combinatie voortvloeien.

  • De steun voor de in het operationele programma opgenomen milieuacties, die is bedoeld om de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortkomen te dekken, kan worden aangepast in het geval van wijzigingen van het relevante referentieniveau, bijvoorbeeld het standaardniveau waarboven een milieuverbintenis moet gaan.

Er moet op gewezen worden, dat in relatie tot het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP), agromilieubetalingen gebaseerd op vrijwillige agromilieuverbintenissen, zoals bedoeld in artikel 39 van Verordening (EG) nr. 1698/2005, niet voorkomen in de Nederlandse GMO programma's. In Nederland zijn deze alleen van toepassing op POP maatregel 214. Het betreft hier acties voor de aanleg of het behoud van de biodiversiteit of voor het behoud van het landschap, waaronder het behoud van historische elementen. In Nederland zijn dergelijke maatregelen niet opgenomen in de operationele programma's. Indien van toepassing en zonder afbreuk te doen aan de voorschriften van de artikelen 103quinquies, leden 1 en 3 en 103sexies van Verordening (EG) nr. 1234/2007, zal het niveau van de steun voor de agromilieubetalingen, opgenomen in dit Nationaal Kader, niet het niveau overschrijden dat van toepassing is op het Plattelandsontwikkelingsprogramma.

De steun voor milieuacties, andere dan de verkrijging van vaste activa, moet worden gelimiteerd tot de maximum bedragen voor agromilieubetalingen die zijn opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1698/2005. Om rekening te houden met specifieke omstandigheden die in de Nationale Strategie, als bedoeld in artikel 55 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, naar behoren zijn gemotiveerd, mogen deze bedragen worden verhoogd. Indien van toepassing, zijn deze derogaties beschreven en gemotiveerd in onderstaande niet-limitatieve lijst van acties.

Voor alle milieuacties, met uitzondering van de verkrijging van vaste activa, zoals benoemd in onderstaande niet-limitatieve lijst van acties, geldt dat de producentenorganisatie of haar leden de verplichting hebben om de subsidiabele technische middelen waarvoor steun wordt verleend, te gebruiken voor de doeleinden zoals goedgekeurd in het operationele programma. Conform artikel 39, lid 3 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 zullen agromilieuverbintenissen worden uitgevoerd over een vastgestelde periode. In het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma is deze periode vastgesteld op zes jaar (2007 -2013, na 2013 is het mogelijk dat nieuwe termijnen worden vastgesteld). In navolging hiervan geldt dat producentenorganisaties verplicht zijn om dit soort acties gedurende de gehele looptijd van het operationeel programma te handhaven. Indien dit noodzakelijk is om de looptijd te bereiken die van toepassing is voor soortgelijke agromilieumaatregelen in het Plattelandsontwikkelingsprogramma, dient deze actie eveneens in een volgend operationeel programma opgenomen te worden. Wanneer er naar behoren gemotiveerde redenen zijn en in het bijzonder gebaseerd op de tussentijdse evaluatie van de operationele programma's, als bedoeld in artikel 126, lid 3 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 kan hiervan worden afgeweken. Deze vereisten zijn van toepassing op de volgende acties die in deze Richtsnoeren zijn opgenomen: "biologische productie", "geïntegreerde productie" en "acties om de bodem te beschermen".

In het geval van investeringen in vaste activa, dienen deze gebruikt te worden voor de doeleinden waarvoor de investering is gedaan, gedurende de gehele in paragraaf 6.6 genoemde periode. Het is wel mogelijk om deze activa gedurende de bedrijfseconomische levensduur te vervangen, mits de voorwaarden van artikel 60, lid 5 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 in aanmerking worden genomen en er significante milieuvoordelen zijn.

Voor investeringen waarbij energie aan derden wordt verkocht, geldt in verband met de verrekening van de opbrengsten de verplichting het investeringsbedrag in gelijke termijnen over een periode van 5 jaar ten laste van het actiefonds te brengen onder aftrek van de genoten opbrengsten.

In het geval personeel wordt ingezet voor de milieuacties, zijn de voorschiften van punt 2, onder b) van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van toepassing. Dit betekent dat het personeel gekwalificeerd moet zijn. In Nederland geldt als gekwalificeerd een minimum werk- en denkniveau op MBO-niveau, verkregen door opleiding of ervaring of personeel met specifieke professionele kennis om de betreffende functie te kunnen uitoefenen. Het operationeel programma van de producentenorganisatie moet de specifieke taken van dit personeel gedetailleerd beschrijven. Alleen de additionele werkelijke bestede tijd aan de relevante taken en welke op urenstaten wordt bijgehouden komt in aanmerking voor EU-financiering.

Maatregen die in het kader van de Gemeenschappelijke Marktordening voor groenten en fruit met EU-gelden worden gefinancierd, kunnen niet worden uitgevoerd indien zij niet in overeenstemming zijn met de nationale voorschriften, waarin de volgende richtlijnen zijn geïmplementeerd:

  • De Wilde Vogel Richtlijn (Raadsrichtlijn 79/409/EEG) en de Habitat Richtlijn (Raadsrichtlijn 92/43/EEG)

  • De Kader Waterbeleid Richtlijn (Richtlijn 2000/60/EG van het Europese Parlement en de Raad)

Waar bij de specifieke voorwaarden om een investering in aanmerking te nemen een percentage energie- of waterbesparing van 25% is genoemd, wordt de startsituatie bepaald aan het begin van de looptijd van het betreffende operationeel programma. De besparing wordt beoordeeld in het kader van de investering en/of actie. De besparing moet worden berekend op het niveau van de investering en/of actie. Dit betekent dat alleen vervangingsinvesteringen betrokken kunnen zijn. In aanmerking te nemen steun wordt beperkt tot investeringen in energie- en waterbesparende systemen uitgevoerd in totaal nieuw ingerichte productiegebieden ter vervanging van oude, opgeheven productiegebieden of uitgevoerd in reeds bestaande productiegebieden bedoeld om bestaande energie- of watersystemen te moderniseren of vervangen.

Investeringen in nieuwe irrigatie installaties bedoeld om het irrigeerbare areaal te vergroten en investeringen in energiesystemen, die niet bijdragen aan energiebesparing worden niet in aanmerking genomen voor steun.

Indien de investeringen niet een minimum aan energie- of waterbesparing van tenminste 25% kunnen genereren, kunnen deze niet worden gezien als een milieuactie. Wel kan deze investering dan onder andere maatregelen, voorzien in de Nationale Strategie, worden gebracht. In uitzonderlijke gevallen kan een lagere drempel van minimaal 10% kan worden geaccepteerd, mits de actie andere milieuvoordelen waarborgt (bijvoorbeeld vermindering van bodemerosie en/of vermindering van het gebruik van chemicaliën in combinatie met waterbesparing, vermindering van de luchtvervuiling en/of het gebruik van herbruikbare energiebronnen in combinatie met energiebesparing).

Om acties en investeringen in aanmerking te kunnen nemen, zullen de milieumaatregelen ook worden gecontroleerd op mogelijke dubbele financiering. Zie in dit kader ook paragraaf 6.4. van de Nederlandse Nationale Strategie. In het bijzonder voor milieumaatregelen hebben de Nederlandse autoriteiten de volgende maatregelen genomen:

  • Gebaseerd op artikel 61, onder c) van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, ondertekent de voorzitter van een producentenorganisatie een schriftelijke verbintenis, waarin wordt verklaard dat de producentenorganisatie geen directe of indirecte overlappende financiering voor de betreffende maatregelen heeft ontvangen of zal ontvangen. In dit verband wordt er geen onderscheid gemaakt tussen nationale of communautaire financiering.

  • Alle aanvragen voor financiële steun uit hoofde van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 en Uitvoeringsverordening (EU) 543/2011 moeten vergezeld gaan van een controleverklaring van een onafhankelijke accountant. Deze accountant wordt geïnstrueerd door middel van door de bevoegde autoriteiten opgestelde controleprotocollen. Deze controleprotocollen wijzen expliciet op de verplichting om te controleren op de aanwezigheid van mogelijke dubbele financiering.

  • Om dubbele subsidies voor de GMO groenten en fruit en het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma te voorkomen, worden onder de verantwoordelijkheid van de betaalorganen van het Ministerie van EZ controles gedaan door de betreffende bevoegde autoriteiten. Indien aanvragen voor subsidies uit hoofde van verschillende verordeningen door dezelfde begunstigden worden gedaan, wordt dit geverifieerd om dubbele financiering te voorkomen.

Gebaseerd op paragraaf 6.7. wordt het nationale Nederlandse beleid door middel van circulaires, verordeningen en besluiten van het Productschap Tuinbouw bepaald en naar de producentenorganisaties gecommuniceerd. De uitvoeringsmodaliteiten (checklists, werkinstructies, etc.) garanderen dat de nadere voorwaarden worden nageleefd. Vervolgens wordt de implementatie van de regeling geaudit.

II.4 Niet-limitatieve lijst van milieuacties

Indien nadere voorwaarden voor de in de hiernavolgende niet-limitatieve lijst opgenomen acties zijn gesteld, zijn deze in de lijst opgenomen. De motivering van deze acties, zoals bedoeld in artikel 56, lid 2, onder b) van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is opgenomen in bijlage 1 bij dit Nationaal Kader.

A. Aankoop van vaste activa

Conform artikel103quater, lid 3, vierde alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun voor de milieuacties de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortvloeien. Conform artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005 wordt de steun slechts verleend voor milieuacties die verder gaan dan de relevante dwingende bepalingen in nationale en communautaire regelgeving.

  • Investeringen in duurzame energie, zoals zonnepanelen(-collectoren), windmolens, aardwarmte voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing van tenminste 25% (indien van toepassing 10%) geeft.

  • Energiebesparende investeringen, zoals WKK installaties, warmtepompen, warmtewisselaars, warmte- en koudebuffering (aquifers, WOK/warmtebuffertank), voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing van tenminste 25% (indien van toepassing 10%) geeft.

  • Energiebesparende investeringen in het kader van het programma "Kas als Energiebron" (waaronder als onderdeel van een totaalconcept, energiebesparende ventilatie-, luchtbehandeling- en hogedrukvernevelingsystemen en energiebesparende schermen) voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing van tenminste 25% (indien van toepassing 10%) geeft.

  • Emissiebeperkende investeringen, zoals rookgasreinigers en aansluitingen op een C02- netwerk.

  • Investeringen in innovatieve emissiebeperkende gewasbeschermingsapparatuur, zoals spuitapparatuur, UV-belichtingswagens ter bestrijding van schimmelziekten, ontsmettingsapparatuur, thermische apparatuur, innovatieve mechanische onkruidbestrijding, GPS systemen in het kader van precisielandbouwtechnieken, insectengaas (vollegrondsteelten), voor zover de investering een vermindering van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen tot doel heeft.

  • Investeringen in vernieuwende technieken ten behoeve van waterbesparing en waterzuivering voor zover de specificatie van de investering een waterbesparing van tenminste 25% (indien van toepassing 10%) geeft. Investeringen in waterbesparende systemen, voor zover gericht op de vervanging of de modernisering van bestaande irrigatiesystemen met het doel het waterverbruik te verminderen. In aanmerking te nemen steun wordt beperkt tot investeringen in waterbesparende systemen uitgevoerd in totaal nieuw ingerichte productiegebieden ter vervanging van oude, opgeheven productiegebieden of uitgevoerd in reeds bestaande productiegebieden bedoeld om bestaande watersystemen te moderniseren of vervangen. Investeringen in nieuwe irrigatie installaties bedoeld om het irrigeerbare areaal te vergroten, worden niet in aanmerking genomen voor steun.

  • Investeringen in zelfpersende containers met het doel het afvalvolume en het aantal transportbewegingen van afval te beperken.

B. Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing

  • Alle investeringen, zoals opgenomen onder A).

C. Andere acties

1) Productie

i) Biologische productie

Onder dit punt opgenomen acties kunnen slechts worden goedgekeurd indien de vereisten voor biologische productie in acht worden genomen, zoals opgenomen in Verordeningen (EG) nr. 834/2007 (Raad) en nr. 889/2008 (Commissie).

Conform artikel103quater, lid 3, vierde alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun voor de milieuacties de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortvloeien. Conform artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005 wordt de steun slechts verleend voor milieuacties die verder gaan dan de relevante dwingende bepalingen in nationale en communautaire regelgeving.

  • Composteringsplaatsen, voor zover de verkregen compost wordt aangewend in het betreffende eigen bedrijf of voor gebruik aan andere biologische bedrijven wordt verkocht. Verkregen additionele inkomsten en gerealiseerde kostenbesparingen moeten van de subsidiabele uitgaven worden afgetrokken.

  • Activering bodem leven (het toedienen van micro-organismen, zogenoemde "starters" om de juiste bacteriën en schimmels te enten), met de bedoeling de bodemvruchtbaarheid te verbeteren.

  • Additionele kosten voor Skai gecertificeerd zaai-, plant- en pootgoed in vergelijking met conventioneel zaai-, plant- en pootgoed. Dit punt is subsidiabel op grond van punt 1, vijfde streepje van bijlage IX van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011. Het zaai-, plant- en pootgoed moeten daadwerkelijk voor de biologische productie worden gebruikt. Op basis van punt 1 van bijlage IX van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn hier in Nederland forfaitaire tarieven voor vastgesteld.

  • Het gebruik van biologische mest en compost bij de biologische productie. Vanwege het grote belang van dit type milieuacties, de hoogte van de werkelijk uit de actie voortvloeiende additionele kosten en daarom de noodzaak om zoveel mogelijk de reële kosten te honoreren, zodat zoveel mogelijk telers de actie uitvoeren, is de derogatie als bedoeld in artikel 58, lid 4 en 5 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van toepassing. Daarom komen de werkelijke uit de actie voortvloeiende additionele kosten in aanmerking voor steun.

ii) Geïntegreerde productie

Conform artikel103quater, lid 3, vierde alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun voor de milieuacties de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortvloeien. Conform artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005 wordt de steun slechts verleend voor milieuacties die verder gaan dan de relevante dwingende bepalingen in nationale en communautaire regelgeving.

Bovendien moeten kostenbesparingen in aanmerking worden genomen.

De kosten voor geïntegreerde productie komen op grond van punt 1, vijfde streepje van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 in aanmerking voor financiële steun. In Nederland zijn er geen nationale of regionale regels voor geïntegreerde productie. Vanwege het grote belang van dit type milieuacties, de hoogte van de werkelijk uit de actie voortvloeiende additionele kosten en daarom de noodzaak om zoveel mogelijk de reële kosten te honoreren, zodat zoveel mogelijk telers de actie uitvoeren, is de derogatie als bedoeld in artikel 58, lid 4 en 5 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van toepassing. Daarom komen de werkelijke uit de actie voortvloeiende additionele kosten in aanmerking voor steun.

  • Uitgaven voor gewas-, water- en bodemanalyses, voor zover deze zijn opgenomen in de geïntegreerde productie en worden gecombineerd met andere in deze Richtlijnen opgenomen milieuacties, die als doel hebben om het gebruik van chemische middelen te verminderen.

  • Uitgaven voor resistent zaad met het doel minder chemische middelen te gebruiken, mits additionele inkomsten en kostenbesparingen van de subsidiabele uitgaven worden afgetrokken. Op basis van punt 1 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn hier in Nederland forfaitaire tarieven voor vastgesteld.

  • Uitgaven voor enten van plantmateriaal, met het doel minder chemische middelen te gebruiken. Op basis van punt 1 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is hier in Nederland een forfaitair tarief voor vastgesteld. Dit punt is subsidiabel op grond van punt 1, vijfde streepje van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011.

  • Uitgaven voor biologische of geïntegreerde gewasbescherming en voorkomen van ziekten en plagen, mits additionele inkomsten en kostenbesparingen van de subsidiabele uitgaven worden afgetrokken. Op basis van punt 1 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is hier in Nederland een forfaitair tarief voor vastgesteld.

  • Uitgaven voor biologische grondontsmetting. Op basis van punt 1 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is hier in Nederland een forfaitair tarief voor vastgesteld.

iii) Beter gebruik en/of beheer van water, zoals waterbesparing en drainage

  • Dergelijke acties zijn niet opgenomen in het Nationaal Kader. Daarom zijn er in deze voorwaarden geen additionele richtlijnen voor dit type acties opgenomen.

iv) Acties voor bodembehoud (bijvoorbeeld grondbewerkingstechnieken om bodemerosie te voorkomen/te verminderen, plantendek, beheerslandbouw, bodembedekking)

  • Dergelijke acties zijn (behalve in geval van biologische productie) niet opgenomen in de Nederlandse operationele programma's. Daarom zijn er in deze voorwaarden geen additionele richtlijnen voor dit type acties opgenomen.

    Zie onder i) Biologische productie

v) Acties voor de aanleg of het behoud van habitats die gunstig zijn voor de biodiversiteit (bijvoorbeeld natte gronden) of voor het behoud van het landschap, waaronder het behoud van historische elementen (bijvoorbeeld stapelmuurtjes, terrassen, bosjes)

  • Dergelijke acties zijn niet opgenomen in de Nederlandse operationele programma's. Daarom zijn er in deze voorwaarden geen additionele richtlijnen voor dit type acties opgenomen.

vi) Energiebesparingsacties

Conform artikel 103quater, lid 3, vierde alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun voor de milieuacties de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortvloeien. Conform artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005 wordt de steun slechts verleend voor milieuacties die verder gaan dan de relevante dwingende bepalingen in nationale en communautaire regelgeving.

  • Dergelijke acties zijn niet opgenomen in het Nationaal Kader. Daarom zijn er in deze voorwaarden geen additionele richtlijnen voor dit type acties opgenomen.

vii) Acties om de afvalproductie te verminderen en het afvalbeheer te verbeteren

Conform artikel 103quater, lid 3, vierde alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun voor de milieuacties de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortvloeien. Conform artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005 wordt de steun slechts verleend voor milieuacties die verder gaan dan de relevante dwingende bepalingen in nationale en communautaire regelgeving.

  • Het hergebruik van meermalige verpakkingen en pallets. Dit betreft de huurkosten met betrekking tot de roulatie van meermalige verpakkingen en pallets. Op basis van punt 1 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is de aanschaf/afschrijving hiervan niet subsidiabel en is hiervoor in Nederland een forfaitair tarief vastgesteld.

  • Voor de recycling van overige verpakkingen zal mogelijk een aanvullend forfaitair tarief worden vastgesteld.

  • Recycling van afval (inclusief compostering) en stomen van substraten in overeenstemming met de voorwaarden van Bijlage 12a t/m c van dit Nationale Kader. De vereisten uit deze bijlage zijn van toepassing. Op basis van punt 1 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn hiervoor in Nederland forfaitaire maximumtarieven vastgesteld.

viii) Andere acties

Conform artikel 103quater, lid 3, vierde alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun voor de milieuacties de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortvloeien. Conform artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005 wordt de steun slechts verleend voor milieuacties die verder gaan dan de relevante dwingende bepalingen in nationale en communautaire regelgeving.

  • Deelname aan (inter)nationaal maatschappelijk aanvaarde milieuzorgsystemen (inclusief Gobal/GAP). Deze systemen moeten open staan voor alle groenten- en fruittelers. Het milieuzorgsysteem moet bindende specificaties omvatten met betrekking tot productiemethoden en, voor wat betreft de milieubescherming, verder gaan dan wat is beschreven in artikel 30, lid 3, van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005. De naleving van de voorwaarden moet onderwerp zijn van een onafhankelijke controle door gekwalificeerde personen/organen.

  • Personeelskosten voor milieuzorgsystemen, voor zover ze benodigd zijn voor de deelname in de milieuzorgsystemen (inclusief Global/GAP).

2) Vervoer

  • Extra externe vervoerskosten voor vervoer over het spoor of water, vergeleken met de kosten voor vervoer over de weg. Dit betreft vervoer over het spoor/water in plaats van over de weg, als onderdeel van de milieubeschermingsmaatregel. Conform artikel 103quater, lid 3, vierde alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun voor de milieuacties de extra kosten en het inkomensverlies die uit de acties voortvloeien. Conform artikel 39, lid 3, eerste alinea van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005 wordt de steun slechts verleend voor milieuacties die verder gaan dan de relevante dwingende bepalingen in nationale en communautaire regelgeving.

3) Afzet

  • Niet van toepassing, dit punt zou in de toekomst tot een aanpassing van dit Nationaal Kader kunnen leiden.

In het geval producentenorganisaties milieuacties of milieu investeringen in hun operationele programma's opnemen, welke niet in bovenstaande niet-limitatieve lijst zijn opgenomen, zal de bevoegde autoriteit deze acties of milieu investeringen in het kader van zowel Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007, als Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 analyseren op hun milieuvoordelen. Volgend op deze analyse en indien noodzakelijk zullen deze acties of investeringen in de volgende herziening van dit Nationaal Kader worden meegenomen.

  1. De volledige Nationale Strategie wordt na de publicatie door het Ministerie van EZ separaat verstuurd. ^ [1]
Naar boven