Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

[Regeling materieel uitgewerkt per 17-10-2015.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 17-10-2013 t/m heden

Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Het College voor zorgverzekeringen,

Gelet op de artikelen 32, vijfde lid, 34, vierde lid en artikel 90 van de Zorgverzekeringswet, Hoofdstuk 3 van het Besluit zorgverzekering, de Regeling risicoverevening 2014 en de brief van de minister van VWS van 23 september 2013, kenmerk 150693-110091-Z,

Heeft in zijn vergadering van 30 september 2013 besloten:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

Deze beleidsregels verstaan onder:

  • a. college: het College voor zorgverzekeringen, bedoeld in artikel 58, eerste lid Zorgverzekeringswet;

  • b. zwaarte: het deel waarvoor de verzekerde meetelt in een betreffende klasse;

  • c. macroverzekerdenraming: de raming van het aantal verzekerden op macroniveau op basis van de opgave van de zorgverzekeraars en trends van het CBS naar aantal inwoners in Nederland;

  • d. HKG: hulpmiddelen kostengroepen als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Regeling risicoverevening 2014;

  • e. MHK: meerjarige hoge kosten als bedoeld in artikel 1, onderdeel z van het Besluit zorgverzekering;

  • f. FKG GGZ: FKG’s psychische aandoeningen als bedoeld in artikel 1, onderdeel q van het Besluit zorgverzekering;

  • g. DKG GGZ: diagnose kostengroepen psychische aandoeningen als bedoeld in artikel 5, tweede lid van de Regeling risicoverevening 2014;

  • h. GGZ-kosten lage drempel: kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg boven de lage drempel als bedoeld in artikel 1, onderdeel x van het Besluit zorgverzekering;

  • i. PKB: persoonskenmerkenbestand; een bestand dat bestaat uit de opgave van de zorgverzekeraar met per gepseudonimiseerd burgerservicenummer de persoonskenmerken geslacht, geboortemaand en geboortejaar, viercijferige postcode en gepseudonimiseerd adres;

  • j. VPPKB: verzekerde periode en persoonskenmerkenbestand; een bestand dat bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft de opgave van de zorgverzekeraar van verzekerden mét een geverifieerd gepseudonimiseerd burgerservicenummer dat per gepseudonimiseerd burgerservicenummer de verzekerde periode, de persoonskenmerken geslacht, geboortemaand en geboortejaar, viercijferige postcode en gepseudonimiseerd adres bevat. Het tweede deel betreft de opgave van de zorgverzekeraar van verzekerden zonder een geverifieerd burgerservicenummer en verzekerden zonder burgerservicenummer dat per verzekerde de verzekerde periode, de persoonskenmerken geslacht, geboortemaand en geboortejaar, viercijferige postcode en gepseudonimiseerd adres bevat. Het tweede deel betreft de opgave van de zorgverzekeraar van verzekerden zonder een geverifieerd burgerservicenummer en verzekerden zonder burgerservicenummer dat per verzekerde de verzekerde periode, de persoonskenmerken geslacht, geboortemaand en geboortejaar en viercijferige postcode bevat;

  • k. verzekerde woonachtig in het buitenland: een persoon die een zorgverzekering heeft afgesloten en geen ingezetene van Nederland is;

  • l. vereveningsbijdrage: de bijdrage, bedoeld in de artikelen 32 en 34 van de Zorgverzekeringswet;

  • m. wet: de Zorgverzekeringswet.

Artikel 2. Algemene bepaling

Het college past de bepalingen uit het Besluit zorgverzekering en de Regeling risicoverevening 2014 met betrekking tot de toekenning en vaststelling van de bijdrage aan de zorgverzekeraars toe met inachtneming van het bepaalde in deze beleidsregels.

Artikel 3. Zorgverzekeraars

Het college gaat bij de verdeling van de macro-deelbedragen 2014 en de berekening van de normatieve bedragen en de vereveningsbijdragen ervan uit dat alle zorgverzekeraars die gedurende 2013 actief zijn geweest ook in 2014 als zorgverzekeraar actief zullen zijn.

Hoofdstuk II. Toekenning van de vereveningsbijdrage 2014 aan een zorgverzekeraar

Artikel 4. Raming van de verzekerdenaantallen 2014 voor het macro-deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg en voor het macro-deelbedrag kosten van overige prestaties

  • 1 Het college raamt de verzekerdenaantallen 2014 voor het macro-deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg en voor het macro-deelbedrag kosten van overige prestaties per criterium met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.

  • 2 Het college baseert zich bij de raming van de verzekerdenaantallen op de macroverzekerdenraming 2014 en het PKB 2013.

  • 3 Het college baseert zich bij de raming van de verzekerdenaantallen per zorgverzekeraar op het PKB met als peildatum 1 juni 2013, zoals de zorgverzekeraars dat hebben aangeleverd op 1 juli 2013.

  • 4 Wanneer een verzekerde bij meerdere zorgverzekeraars tegelijkertijd is ingeschreven, bepaalt het college de verzekeringsduur voor die verzekerde naar rato van het aantal zorgverzekeraars waar de verzekerde over die periode ingeschreven is geweest.

  • 5 Het college baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium leeftijd en geslacht per zorgverzekeraar op het PKB 2013 met als peildatum 1 juni 2013.

  • 6 Het college herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium leeftijd en geslacht naar de macroverzekerdenraming.

  • 7 Het college baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium aard van het inkomen per zorgverzekeraar met betrekking tot:

    • a. de leeftijd op het PKB 2013;

    • b. de zelfstandigen op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst naar inkomensbron op peildatum 30 juni 2012;

    • c. de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van het UWV naar inkomensbron op peildatum 30 juni 2012;

    • d. de studenten op de opgave van DUO per gepseudonimiseerd burgerservicenummer met peildatum 1 oktober 2012.

  • 8 Voor de indeling in een klasse van het criterium aard van het inkomen deelt het college een verzekerde, die in meerdere klassen is in te delen, in op basis van de hierna genoemde volgorde:

    als eerste: 0 tot en met 17 jaar of 65 jaar en ouder;

    als tweede: arbeidsongeschikten;

    als derde: bijstandsgerechtigden;

    als vierde: studenten;

    als vijfde: zelfstandigen, voor zover zij geen inkomsten uit dienstbetrekking of werkloosheidsuitkering hebben;

    ten slotte: referentiegroep, alle verzekerden omvattend die niet zijn ingedeeld onder 1 tot en met 5.

  • 9 Het college herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium aard van het inkomen naar de macroverzekerdenraming.

  • 10 Het college baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:

    • a. de indeling, op de regioclusters somatisch naar viercijferige postcode voor 2014 uit bijlage 10 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 september 2013 met kenmerk 150693-110091-Z;

    • b. de viercijferige postcode, op het PKB 2013.

  • 11 Het college herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium regio naar de macroverzekerdenraming.

  • 12 Het college baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium FKG’s per zorgverzekeraar op:

    • a. de indeling in FKG somatische zorg 2014 uit bijlage 5 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 september 2013 met kenmerk 150659-10091-Z;

    • b. de opgave per 1 juni 2013 van declaraties farmaceutische hulp 2012 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de zorgverzekeraars aan het college.

  • 13 Bij de bepaling van de FKG’s zijn de volgende farmaceutische middelen uitgesloten:

    • a. middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als niet voor vergoeding in aanmerking komend op grond van artikel 2.8 Besluit zorgverzekering;

    • b. middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als grond- en hulpstoffen.

  • 14 Het college hanteert een drempel van meer dan 180 standaarddagdoseringen. Beneden deze drempel deelt het college een verzekerde niet in bij een FKG.

  • 15 In afwijking van het bepaalde in het veertiende lid hanteert het college voor de FKG Kanker een drempel van ten minste 3 receptregels. Beneden deze drempel deelt het college een verzekerde niet in bij FKG Kanker.

  • 16 Het college koppelt de opgave bedoeld in het twaalfde lid, onderdeel b, met behulp van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer aan het PKB 2013 en bepaalt op basis hiervan en met inachtneming van de drempels bedoeld in het veertiende en vijftiende lid in welke FKG klassen de verzekerde valt. Aan de verzekerde koppelt het college een zwaarte van 1 voor de betreffende klasse.

  • 17 Bij samenloop van FKG’s wijst het college alle toepasselijke FKG’s toe met inachtneming van de volgende uitzonderingen:

    • a. In geval van samenloop bij FKG’s Diabetes I, Diabetes II met hypertensie en Diabetes II zonder hypertensie deelt het college aan de hand van de tabel in bijlage 2 van deze beleidsregels een verzekerde in bij een klasse van het criterium FKG’s;

    • b. Indien een verzekerde is ingedeeld bij FKG Diabetes I, FKG Diabetes II met hypertensie of FKG Diabetes II zonder hypertensie, deelt het college deze verzekerde niet in bij FKG Hoog cholesterol;

    • c. Indien een verzekerde is ingedeeld bij FKG Hartaandoeningen, deelt het college deze verzekerde niet in bij FKG Hoog cholesterol;

    • d. Indien een verzekerde is ingedeeld bij FKG Psychose, Alzheimer en Verslaving deelt het college deze verzekerde niet in bij FKG Depressie;

    • e. Indien een verzekerde is ingedeeld bij FKG COPD / Zware astma deelt het college deze verzekerde niet in bij FKG Astma;

    • f. Indien een verzekerde is ingedeeld bij FKG Kanker, deelt het college deze verzekerde niet in bij FKG Hormoongevoelige tumoren.

  • 18 Het college past per verzekerde per FKG 2014 een trendfactor toe voor de geraamde prevalentieontwikkeling. De toegepaste trendfactoren staan vermeld in de Verantwoording Verzekerdenraming 2014 die het college op zijn website publiceert. Het college vermenigvuldigt de zwaarte, genoemd in het zestiende lid, met de prevalentieontwikkeling en berekent de uiteindelijke zwaarte voor de verzekerde voor de betreffende klasse. Het college past op verzekerden die in het PKB 2013 voor het eerst voorkomen per FKG de gemiddelde prevalentie van de overige verzekerden in het PKB toe.

  • 19 Als een verzekerde niet in een FKG klasse 1 tot en met 23 2014 valt, deelt het college deze verzekerde in bij FKG klasse ‘Geen FKG’.

  • 20 Het college herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium FKG’s naar de macroverzekerdenraming.

  • 21 Het college baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium DKG’s per zorgverzekeraar op:

    • a. de indeling in DKG’s 2014 uit bijlage 7 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 september 2013 met kenmerk 150659-110091-Z;

    • b. de opgave van de zorgverzekeraars per 1 juni 2013 aan het college van de declaraties per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van dbc’s die in 2011 geopend zijn.

  • 22 Het college bepaalt door een koppeling op basis van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer tussen de opgave, bedoeld in het vorige lid, onderdeel b en het PKB 2012 per verzekerde in welke DKG klasse 1 tot en met 15 de verzekerde valt. Het college stelt voor de toepasselijke klasse waarin de verzekerde valt de zwaarte op 1.

  • 23 Het college past op de verzekerden die in het PKB 2012 voor het eerst voorkomen per DKG de gemiddelde prevalentie naar leeftijd en geslacht voor de betreffende klasse van de overige verzekerden in het PKB 2012 toe. Vervolgens koppelt het college de verzekerden aan het PKB 2013, waarbij de verzekerden een zodanige zwaarte krijgen dat de prevalentie naar leeftijd en geslacht per DKG constant blijft.

  • 24 Als een verzekerde niet in een DKG klasse 1 tot en met 15 2014 valt, deelt het college deze verzekerde in bij DKG klasse ‘0’.

  • 25 Het college herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium DKG’s naar de macroverzekerdenraming.

  • 26 Het college baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium HKG’s per zorgverzekeraar op:

    • a. de indeling in HKG somatische zorg 2014 uit bijlage 9 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 september 2013 met kenmerk 150659-110091-Z;

    • b. het onderzoeksbestand met de hulpmiddelendeclaraties 2011 van zorgverzekeraars per gepseudonimiseerd burgerservicenummer.

  • 27 Het college bepaalt door een koppeling op basis van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer tussen de opgave, bedoeld in het vorige lid, onderdeel b en het PKB 2012 per verzekerde in welke HKG klasse 1 tot en met 4 de verzekerde valt. Het college stelt voor de toepasselijke klasse waarin de verzekerde valt de zwaarte op 1.

  • 28 Het college past op de verzekerden die in het PKB 2012 voor het eerst voorkomen per HKG de gemiddelde prevalentie naar leeftijd en geslacht voor de betreffende klasse van de overige verzekerden in het PKB 2012 toe. Vervolgens koppelt het college de verzekerden aan het PKB 2013, waarbij de verzekerden een zodanige zwaarte krijgen dat de prevalentie naar leeftijd en geslacht per HKG constant blijft.

  • 29 Als een verzekerde niet in een HKG klasse 1 tot en met 4 2014 valt, deelt het college deze verzekerde in bij HKG klasse ‘Geen HKG’.

  • 30 Het college herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium HKG’s naar de macroverzekerdenraming.

  • 31 Het college baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium SES per zorgverzekeraar met betrekking tot:

    • a. de leeftijd, op het PKB 2013;

    • b. het inkomen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst over het jaar 2011;

    • c. het inkomen wanneer voor 2011 geen gegevens beschikbaar zijn, op gegevens over het jaar 2010;

    • d. de adresgegevens, op het gepseudonimiseerde adres per gepseudonimiseerd burgerservicenummer in de opgave van de Belastingdienst over het jaar 2012;

    • e. de adresgegevens, indien deze in de opgave van de Belastingdienst ontbreken, op het gepseudonimiseerde adres in het PKB 2013.

  • 32 Het college herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium SES naar de macroverzekerdenraming.

  • 33 Het college baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium MHK per zorgverzekeraar op:

    • a. declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2009 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de deelbedragen variabele kosten van ziekenhuisverpleging en specialistische hulp, de kosten van B-dbc’s en de kosten van overige prestaties tot en met 31 december 2011, zoals zorgverzekeraars die op 1 juni 2012 bij het college hebben aangeleverd;

    • b. declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2010 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de deelbedragen variabele kosten van ziekenhuisverpleging en specialistische hulp, de kosten van B-dbc’s en de kosten van overige prestaties tot en met 31 december 2012, zoals zorgverzekeraars die op 1 juni 2013 bij het college hebben aangeleverd.

    • c. declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2011 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de deelbedragen variabele kosten van ziekenhuisverpleging en specialistische hulp, de kosten van B-dbc’s en de kosten van overige prestaties, zoals zorgverzekeraars die op 1 juni 2013 bij het college hebben aangeleverd.

  • 34 Het college herleidt de percentages van de risicoklassen MHK met betrekking tot vereveningsjaar 2009, 2010 respectievelijk 2011 tot drempelbedragen MHK 2009, 2010 respectievelijk 2011.

  • 35 Het college bepaalt op basis van de drempelbedragen uit het vorige lid en een koppeling met het PKB 2012 in welke MHK klasse een verzekerde wordt ingedeeld.

  • 36 Vervolgens koppelt het college de verzekerden aan het PKB 2013, waarbij de verzekerden een zodanige zwaarte krijgen dat de prevalentie per MHK klasse 1 tot en met 6 constant blijft.

  • 37 Als een verzekerde niet in een MHK klasse 1 tot en met 6 valt, deelt het college de verzekerde in bij MHK klasse ‘Geen MHK’.

  • 38 Het college herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium MHK naar de macroverzekerdenraming en stemt de relatieve prevalentie af op de Overall Toets 2014. De toegepaste prevalentiefactoren staan vermeld in de Verantwoording Verzekerdenraming 2014 die het college op zijn website publiceert.

  • 39 Het college deelt verzekerden woonachtig in het buitenland uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht, FKG, DKG, HKG, aard van het inkomen en MHK. Overeenkomstig artikel 7 van de Regeling risicoverevening 2014 deelt het college alle verzekerden woonachtig in het buitenland voor het criterium FKG in in de klasse 'Geen FKG', voor het criterium DKG in de klasse 'DKG 0’ en voor het criterium HKG in de klasse ‘Geen HKG’.

Artikel 5. Raming van de verzekerdenaantallen 2014 voor het macro-deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

  • 1 Het college raamt de verzekerdenaantallen 2014 voor het macro-deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg met inachtneming van het bepaalde in dit artikel.

  • 2 Het college baseert zich bij de raming op de macroverzekerdenraming 2014 en het PKB 2013.

  • 3 Het college baseert zich bij de raming van de verzekerdenaantallen per zorgverzekeraar op het PKB 2013 met als peildatum 1 juni 2013, zoals de zorgverzekeraars dat hebben aangeleverd op 1 juli 2013.

  • 4 Wanneer een verzekerde bij meerdere zorgverzekeraars tegelijkertijd is ingeschreven, bepaalt het college de verzekeringsduur voor die verzekerde naar rato van het aantal zorgverzekeraars waar de verzekerde over die periode ingeschreven is geweest.

  • 5 Het college baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium leeftijd en geslacht per zorgverzekeraar op het PKB 2013 met als peildatum 1 juni 2013.

  • 6 Het college herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium leeftijd en geslacht naar de macroverzekerdenraming.

  • 7 Het college baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium aard van het inkomen per zorgverzekeraar met betrekking tot:

    • a. de leeftijd, op het PKB 2013;

    • b. de zelfstandigen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst naar inkomensbron op peildatum 30 juni 2012;

    • c. de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van het UWV naar inkomensbron op peildatum 30 juni 2012;

    • d. de studenten, op de opgave van DUO per gepseudonimiseerd burgerservicenummer met peildatum 1 oktober 2012.

  • 8 Het college deelt een verzekerde die in meerdere klassen voor het criterium aard van het inkomen is in te delen, in op basis van het bepaalde in artikel 4, achtste lid.

  • 9 Het college herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium aard van het inkomen naar de macroverzekerdenraming.

  • 10 Het college baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium GGZ-regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:

    • a. de indeling, op de regioclusters geneeskundige GGZ naar viercijferige postcode voor 2014 uit bijlage 11 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 september 2013 met kenmerk 150659-110091-Z;

    • b. de viercijferige postcode, op het PKB 2013.

  • 11 Het college herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium GGZ-regio naar de macroverzekerdenraming.

  • 12 Het college baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium FKG GGZ per zorgverzekeraar op:

    • a. de indeling in FKG GGZ 2014 uit bijlage 6 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 september 2013 met kenmerk 150693-110091-Z;

    • b. de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer per 1 juni 2013 van declaraties farmaceutische hulp 2012 van de zorgverzekeraars aan het college.

  • 13 Bij de bepaling van de FKG GGZ zijn de volgende farmaceutische middelen uitgesloten:

    • a. middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als niet voor vergoeding in aanmerking komend op grond van artikel 2.8 Besluit zorgverzekering;

    • b. middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als grond- en hulpstoffen.

  • 14 Het college hanteert een drempel van meer dan 180 standaarddagdoseringen. Beneden deze drempel deelt het college een verzekerde niet in in een klasse FKG GGZ 1 tot en met 7.

  • 15 In afwijking van het bepaalde in het veertiende lid hanteert het college voor de FKG psychose depot een drempel van één receptregel, waarbij de FKG psychose depot wordt gedefinieerd door een ATC-code van de FKG psychose en een ZI-artikelnummer met een DDD-factor van ten minste 3.500. Beneden deze drempel deelt het college een verzekerde niet in in de klasse FKG psychose depot.

  • 16 In afwijking van het bepaalde in het veertiende lid hanteert het college voor de FKG GGZ bipolair complex een drempel van meer dan 180 standaarddagdoseringen voor de FKG GGZ bipolair regulier en ten minste één voorschrift van de indicator bipolair complex. Beneden deze drempel deelt het college een verzekerde niet in in de FKG GGZ bipolair complex.

  • 17 Het college koppelt de opgave bedoeld in het twaalfde lid onderdeel b, met behulp van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer aan het PKB en bepaalt op basis hiervan en met behulp van de drempels bedoeld in het veertiende, vijftiende en zestiende lid in welke FKG GGZ klassen de verzekerde wordt ingedeeld. Aan de verzekerde koppelt het college een zwaarte van 1 voor de betreffende klasse.

  • 18 Bij samenloop van FKG’s GGZ deelt het college een verzekerde in in alle toepasselijke FKG’s GGZ met inachtneming van de volgende uitzonderingen:

    • a. Indien een verzekerde is ingedeeld bij FKG GGZ psychose depot, deelt het college deze verzekerde niet in bij FKG GGZ psychose;

    • b. Indien een verzekerde is ingedeeld bij FKG GGZ bipolair complex, deelt het college deze verzekerde niet in bij FKG GGZ bipolair stoornis regulier.

  • 19 Het college past per verzekerde per FKG GGZ 2014 een trendfactor toe voor de geraamde prevalentieontwikkeling. De toegepaste trendfactoren staan vermeld in de Verantwoording Verzekerdenraming 2014 die het college op zijn website publiceert. Het college vermenigvuldigt de zwaarte, genoemd in het zeventiende lid, met de prevalentieontwikkeling en herberekent de zwaarte voor de verzekerde voor de betreffende klasse. Het college zet verzekerden die in het PKB 2013 voor het eerst voorkomen per FKG GGZ op de gemiddelde prevalentie van de overige verzekerden in het PKB.

  • 20 Als een verzekerde niet in een FKG GGZ klasse 1 tot en met 7 kan worden ingedeeld, deelt het college deze verzekerde in bij FKG GGZ klasse ‘Geen FKG GGZ psychische aandoeningen’.

  • 21 Het college herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium FKG GGZ naar de macroverzekerdenraming.

  • 22 Het college baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium SES per zorgverzekeraar met betrekking tot:

    • a. de leeftijd, op het PKB 2013;

    • b. het inkomen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst over het jaar 2011;

    • c. het inkomen, op gegevens over het jaar 2010 wanneer voor 2011 geen gegevens beschikbaar zijn;

    • d. de adresgegevens, op het gepseudonimiseerde adres per gepseudonimiseerd burgerservicenummer in de opgave van de Belastingdienst 2012;

    • e. de adresgegevens, indien deze in de opgave van de Belastingdienst ontbreken, op het gepseudonimiseerde adres in het PKB 2013.

  • 23 Het college herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium SES naar de macroverzekerdenraming.

  • 24 Het college baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium DKG’s GGZ per zorgverzekeraar op:

    • a. de indeling in DKG’s GGZ 2014 uit de indelingstabel psychische DKG’s uit het onderzoek;

    • b. de opgave van de zorgverzekeraars per 1 juni 2013 aan het college van de declaraties per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van dbc’s GGZ die in 2011 geopend zijn;

    • c. declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2010 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag kosten GGZ, zoals zorgverzekeraars die op 1 juni 2013 bij het college hebben aangeleverd.

  • 25 Het college bepaalt door een koppeling op basis van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer tussen de opgave, bedoeld in het vorige lid, onderdeel b en het PKB 2012 per verzekerde in welke DKG GGZ klasse 1 tot en met 5 de verzekerde valt en betrekt daarbij de declaraties bedoeld in het vorige lid, onderdeel c. Het college stelt voor de toepasselijke klasse waarin de verzekerde valt de zwaarte op 1.

  • 26 Het college past op de verzekerden die in het PKB 2012 voor het eerst voorkomen per DKG GGZ de gemiddelde prevalentie naar leeftijd en geslacht voor de betreffende klasse van de overige verzekerden in het PKB 2012 toe. Vervolgens koppelt het college de verzekerden aan het PKB 2013, waarbij de verzekerden een zodanige zwaarte krijgen dat de prevalentie naar leeftijd en geslacht per DKG GGZ constant blijft.

  • 27 Als een verzekerde niet in een DKG GGZ klasse 1 tot en met 5 valt, deelt het college deze verzekerde in bij DKG GGZ klasse 0.

  • 28 Het college herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium DKG’s GGZ naar de macroverzekerdenraming.

  • 29 Het college baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium éénpersoonsadres per zorgverzekeraar met betrekking tot:

    • a. de adresgegevens, op het gepseudonimiseerde adres per gepseudonimiseerd burgerservicenummer in de opgave van de Belastingdienst 2012;

    • b. de adresgegevens, indien deze in de opgave van de Belastingdienst 2012 ontbreken, op het gepseudonimiseerde adres in het PKB 2013.

  • 30 Het college herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium éénpersoonsadres naar de macroverzekerdenraming.

  • 31 Het college baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium GGZ-kosten lage drempel per zorgverzekeraar op declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2011 voor het deelbedrag kosten GGZ, zoals zorgverzekeraars die op 1 juni 2013 bij het college hebben aangeleverd.

  • 32 Het college bepaalt door een koppeling op basis van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer tussen het GGZ kostenbestand, bedoeld in het vorige lid en het PKB 2012 per verzekerde of de verzekerde in de GGZ-kosten lage drempelklasse 1 valt. Het college stelt voor de toepasselijke klasse waarin de verzekerde valt de zwaarte op 1.

  • 33 De verzekerden die in het PKB 2012 voor het eerst voorkomen, worden per GGZ-kosten lage drempelklasse op de gemiddelde prevalentie naar risicoklasse naar leeftijd en geslacht voor de betreffende klasse van de overige verzekerden in het PKB 2012 gezet. Vervolgens koppelt het college de verzekerden aan het PKB 2013, waarbij de verzekerden een zwaarte krijgen dusdanig dat de prevalentie naar leeftijd en geslacht per GGZ-kosten lage drempelklasse constant blijft.

  • 34 Als een verzekerde niet in de GGZ-kosten lage drempelklasse 1 valt, deelt het college deze verzekerde in bij GGZ-kosten lage drempelklasse 0.

  • 35 Het college herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium GGZ-kosten lage drempel naar de macroverzekerdenraming.

  • 36 Het college deelt verzekerden woonachtig in het buitenland van achttien jaar en ouder uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht, FKG GGZ, DKG GGZ, aard van het inkomen en GGZ-kosten lage drempelklasse. Overeenkomstig artikel 7 van de Regeling risicoverevening 2014 deelt het college alle verzekerden woonachtig in het buitenland voor het criterium FKG GGZ in in de klasse 'Geen FKG GGZ psychische aandoeningen' en voor het criterium DKG GGZ in de klasse ‘DKG GGZ 0’.

Artikel 6. Raming van de verzekerdenaantallen 2014 voor de normatieve eigen risico opbrengst

  • 1 Het college raamt de verzekerdenaantallen 2014 voor de normatieve eigen risico opbrengst per criterium met inachtneming van het bepaalde in dit artikel.

  • 2 Het college baseert zich bij de raming van de verzekerdenaantallen op de macroverzekerdenraming 2014 en het PKB 2013.

  • 3 Het college baseert zich bij de raming van de verzekerdenaantallen per zorgverzekeraar op het PKB met als peildatum 1 juni 2013, zoals de zorgverzekeraars dat hebben aangeleverd op 1 juli 2013.

  • 4 Wanneer een verzekerde bij meerdere zorgverzekeraars tegelijkertijd is ingeschreven, bepaalt het college de verzekeringsduur voor die verzekerde naar rato van het aantal zorgverzekeraars waar de verzekerde over die periode ingeschreven is geweest.

  • 6 Het college herschaalt het geraamde aantal verzekerden, bedoeld in het vorige lid, naar de macroverzekerdenraming.

  • 8 Het college baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt voor het criterium leeftijd en geslacht per zorgverzekeraar op het PKB 2013 met als peildatum 1 juni 2013.

  • 9 Het college herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt naar de macroverzekerdenraming.

  • 10 Het college baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt voor het criterium aard van het inkomen per zorgverzekeraar met betrekking tot:

    • a. de leeftijd, op het PKB 2013;

    • b. de zelfstandigen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van het UWV en de Belastingdienst naar inkomensbron op peildatum 30 juni 2012;

    • c. de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van het UWV naar inkomensbron op peildatum 30 juni 2012;

    • d. de studenten, op de opgave van DUO per gepseudonimiseerd burgerservicenummer met peildatum 1 oktober 2012.

  • 11 Het college deelt een verzekerde die in meerdere klassen is in te delen, in op basis van het bepaalde in artikel 4, achtste lid van deze Beleidsregels.

  • 12 Het college herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt voor het criterium aard van het inkomen naar de macroverzekerdenraming.

  • 13 Het college baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt voor het criterium regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:

    • a. de indeling, op de regioclusters somatisch naar viercijferige postcode voor 2014 uit bijlage 10 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 september 2013 met kenmerk 150693-110091-Z;

    • b. de viercijferige postcode, op het PKB 2013.

  • 14 Het college herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt voor criterium regio naar de macroverzekerdenraming.

  • 15 Het college deelt het geraamde aantal verzekerden woonachtig in het buitenland van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt, uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht en aard van het inkomen.

Artikel 7. De verdeling van het macro-deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg en de berekening van het deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg

  • 1 Voor de verdeling van het macro-deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg hanteert het college de volgende gewichten als uitgangspunten:

    • a. de gewichten variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde per klasse 2014 naar leeftijd en geslacht, genoemd in bijlage 2 van deze beleidsregels;

    • b. de gewichten variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde per FKG klasse 2014, genoemd in bijlage 3 van deze beleidsregels;

    • c. voor verzekerden woonachtig in het buitenland 55% van het normgewicht van de FKG klasse ‘Geen FKG’;

    • d. de gewichten variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde per DKG klasse 2014, genoemd in bijlage 4 van deze beleidsregels;

    • e. voor verzekerden woonachtig in het buitenland 50% van het normgewicht voor de DKG klasse ‘0’;

    • f. de gewichten variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde per HKG klasse 2014, genoemd in bijlage 5 van deze beleidsregels;

    • g. voor verzekerden woonachtig in het buitenland 0% van het normgewicht voor de HKG klasse ‘geen HKG’;

    • h. de gewichten variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde per aard van het inkomen klasse 2014, genoemd in bijlage 6 van deze beleidsregels;

    • i. de gewichten variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde per regio klasse 2014, genoemd in bijlage 7 van deze beleidsregels;

    • j. de gewichten variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde per SES klasse 2014, genoemd in bijlage 8 van deze beleidsregels;

    • k. de gewichten variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde per MHK klasse 2014, genoemd in bijlage 9 van deze beleidsregels.

  • 2 Het college vermenigvuldigt de gewichten variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde per klasse naar leeftijd en geslacht 2014 per overeenkomstige klasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per klasse naar leeftijd en geslacht 2014. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd.

  • 3 Het college vermenigvuldigt de gewichten variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde per FKG klasse 2014 per overeenkomstige FKG met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden FKG 2014. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het tweede lid.

  • 4 Het college vermenigvuldigt de gewichten variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde per DKG klasse 2014 per overeenkomstige DKG klasse met het geraamde aantal verzekerden per DKG klasse 2014. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het derde lid.

  • 5 Het college vermenigvuldigt de gewichten variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde per HKG klasse 2014 per overeenkomstige HKG klasse met het geraamde aantal verzekerden per HKG klasse 2014. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het vierde lid.

  • 6 Het college vermenigvuldigt de gewichten variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde per aard van het inkomenklasse 2014 per overeenkomstige aard van het inkomenklasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per aard van het inkomenklasse 2014. Het college sommeert de uitkomsten per zorgverzekeraar en voegt deze toe aan het resultaat van het vijfde lid.

  • 7 Het college vermenigvuldigt de gewichten variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde per regioklasse 2014 per overeenkomstige regioklasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per regioklasse 2014. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het zesde lid.

  • 8 Het college vermenigvuldigt de gewichten variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde per SES klasse 2014 per overeenkomstige SES klasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per SES klasse 2014. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het zevende lid.

  • 9 Het college vermenigvuldigt de gewichten variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde per MHK klasse 2014 per overeenkomstige MHK klasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per MHK klasse 2014. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het achtste lid.

  • 10 Het resultaat van het negende lid wordt aangeduid als het deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014.

Artikel 8. De verdeling van het macro-deelbedrag vaste zorgkosten en de berekening van het deelbedrag vaste zorgkosten

  • 1 Het college bepaalt het deelbedrag vaste zorgkosten 2014 als volgt:

    • a. Het college berekent per verzekerde het gemiddelde over de vaste kosten van ziekenhuisverpleging en de kosten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg voor verzekerden jonger dan 18 jaar per zorgverzekeraar in 2012 op basis van gegevens over de kosten uit de opgave jaarstaat 2012 per 1 juni 2013 van de zorgverzekeraar;

    • b. Per zorgverzekeraar vermenigvuldigt het college de geraamde aantallen verzekerden 2014 met het berekende bedrag in onderdeel a;

    • c. Vervolgens berekent het college de landelijke vaste kosten factor 2014 door het macro-deelbedrag vaste zorgkosten 2014, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, van de Regeling risicoverevening 2014 te delen door de som over alle zorgverzekeraars van het resultaat onder b;

    • d. Het college vermenigvuldigt het in onderdeel a berekende bedrag per zorgverzekeraar met de in onderdeel c berekende landelijke vaste kosten factor 2014. Het resultaat wordt aangeduid als het zorgverzekeraarspecifieke bedrag vaste zorgkosten per geraamde verzekerde 2014.

  • 2 Indien het gemiddelde aantal verzekerden van een zorgverzekeraar in 2012 minder dan 10.000 bedraagt, wordt voor deze zorgverzekeraar bij de berekening bedoeld in het eerste lid uitgegaan van het gemiddelde over de vaste kosten van ziekenhuisverpleging en de kosten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg voor verzekerden jonger dan 18 jaar 2012 van alle zorgverzekeraars. Deze werkwijze wordt ook gevolgd wanneer de zorgverzekeraar een onjuiste of een onvolledige opgave over 2012 aan het college heeft gedaan of wanneer een opgave niet mogelijk is.

  • 3 Het college berekent per zorgverzekeraar het deelbedrag vaste zorgkosten 2014 door het zorgverzekeraarspecifieke bedrag vaste zorgkosten per geraamde verzekerde 2014 te vermenigvuldigen met het totaal aantal geraamde verzekerden 2014.

  • 4 Het resultaat van het derde lid wordt aangeduid als het deelbedrag vaste zorgkosten 2014.

Artikel 9. De verdeling van het macro-deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg en de berekening van het deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

  • 1 Voor de verdeling van het macro-deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg hanteert het college als uitgangspunten:

    • a. De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per klasse 2014 naar leeftijd en geslacht, genoemd in bijlage 10 van deze beleidsregels;

    • b. De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde naar FKG GGZ klasse 2014, genoemd in bijlage 11 van deze beleidsregels;

    • c. voor verzekerden woonachtig in het buitenland 50% van het normgewicht voor de FKG GGZ klasse ‘Geen FKG GGZ psychische aandoeningen’;

    • d. De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde naar DKG GGZ klasse 2014, genoemd in bijlage 12 van deze beleidsregels;

    • e. voor verzekerden woonachtig in het buitenland 0% van het normgewicht voor de DKG GGZ klasse 0;

    • f. De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per aard van het inkomenklasse 2014, genoemd in bijlage 13 van deze beleidsregels;

    • g. De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per GGZ-regioklasse 2014, genoemd in bijlage 14 van deze beleidsregels;

    • h. De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per SES klasse 2014, genoemd in bijlage 15 van deze beleidsregels;

    • i. De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per éénpersoonsadresklasse 2014, genoemd in bijlage 16 van deze beleidsregels;

    • j. De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per geneeskundige GGZ kosten lage drempelklasse, genoemd in bijlage 17 van deze beleidsregels;

  • 2 De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per klasse 2014 naar leeftijd en geslacht worden per overeenkomstige klasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per klasse naar leeftijd en geslacht 2014. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd.

  • 3 De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per FKG GGZ 2014 klasse worden per overeenkomstige klasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder 2014. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan de som van uitkomsten per zorgverzekeraar bedoeld in het tweede lid.

  • 4 De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per DKG GGZ 2014 klasse worden per overeenkomstige klasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder 2014. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan de som van uitkomsten per zorgverzekeraar bedoeld in het derde lid.

  • 5 De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per aard van het inkomenklasse 2014 worden per overeenkomstige aard van het inkomenklasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per aard van het inkomenklasse 2014. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het vierde lid.

  • 6 De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per GGZ-regioklasse 2014 worden per overeenkomstige GGZ-regioklasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per GGZ-regio klasse 2014. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het vijfde lid.

  • 7 De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per SES klasse 2014 worden per overeenkomstige SES klasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per SES klasse 2014. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het zesde lid.

  • 8 De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per éénpersoonsadresklasse 2014 worden per overeenkomstige éénpersoonsadresklasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per éénpersoonsadresklasse 2014. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het zevende lid.

  • 9 De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per geneeskundige GGZ kosten lage drempelklasse 2014 worden per overeenkomstige GGZ kosten lage drempelklasse 2014 vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per GGZ kosten lage drempelklasse 2014. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het achtste lid.

  • 10 Het resultaat van het negende lid wordt aangeduid als het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014.

Artikel 10. De verdeling van het macro-deelbedrag kosten van overige prestaties en de berekening van het deelbedrag kosten van overige prestaties

  • 1 Voor de verdeling van het macro-deelbedrag kosten van overige prestaties hanteert het college als uitgangspunten:

    • a. de gewichten kosten van overige prestaties per verzekerde per klasse 2014 naar leeftijd en geslacht, genoemd in bijlage 18 van deze beleidsregels;

    • b. de gewichten kosten van overige prestaties per verzekerde per FKG klasse 2014, genoemd in bijlage 19 van deze beleidsregels;

    • c. voor verzekerden woonachtig in het buitenland 55% van het normgewicht FKG klasse ‘Geen FKG’;

    • d. de gewichten kosten van overige prestaties per verzekerde per DKG klasse 2014, genoemd in bijlage 20 van deze beleidsregels;

    • e. voor verzekerden woonachtig in het buitenland 50% van het normgewicht voor DKG klasse ‘0’;

    • f. de gewichten kosten van overige prestaties per verzekerde per HKG klasse 2014, genoemd in bijlage 21 van deze beleidsregels;

    • g. voor verzekerden woonachtig in het buitenland 0% van het normgewicht voor HKG klasse ‘Geen HKG’;

    • h. de gewichten kosten van overige prestaties per verzekerde per aard van het inkomenklasse 2014, genoemd in bijlage 22 van deze beleidsregels;

    • i. de gewichten kosten van overige prestaties per verzekerde per regioklasse 2014, genoemd in bijlage 23 van deze beleidsregels;

    • j. de gewichten kosten van overige prestaties per verzekerde per SES klasse 2014, genoemd in bijlage 24 van deze beleidsregels;

    • k. de gewichten kosten van overige prestaties per verzekerde per MHK klasse 2014, genoemd in bijlage 25 van deze beleidsregels.

  • 2 De gewichten kosten van de overige prestaties per verzekerde per klasse naar leeftijd en geslacht 2014 worden per overeenkomstige klasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per klasse naar leeftijd en geslacht 2014. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd.

  • 3 De gewichten kosten van de overige prestaties per verzekerde per FKG 2014 klasse worden per overeenkomstige FKG klasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per FKG 2014 klasse. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het tweede lid.

  • 4 De gewichten kosten van de overige prestaties per verzekerde per DKG 2014 klasse worden per overeenkomstige DKG vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per DKG 2014 klasse. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het derde lid.

  • 5 De gewichten kosten van de overige prestaties per verzekerde per HKG 2014 klasse worden per overeenkomstige HKG vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per HKG 2014 klasse. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het vierde lid.

  • 6 De gewichten kosten van de overige prestaties per verzekerde per aard van het inkomenklasse 2014 worden per overeenkomstige aard van het inkomenklasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per aard van het inkomenklasse 2014. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het vijfde lid.

  • 7 De gewichten kosten van de overige prestaties per verzekerde per regioklasse 2014 worden per overeenkomstige regioklasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per regioklasse 2014. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het zesde lid.

  • 8 De gewichten kosten van de overige prestaties per verzekerde per SES klasse 2014 worden per overeenkomstige SES klasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per SES klasse 2014. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het zevende lid.

  • 9 De gewichten kosten van de overige prestaties per verzekerde per MHK klasse 2014 worden per overeenkomstige MHK klasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per MHK klasse 2014. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het achtste lid.

  • 10 Het resultaat van het negende lid wordt aangeduid als deelbedrag kosten van overige prestaties 2014.

Artikel 11. De raming van de normatieve eigen risico opbrengst

  • 1 Het college berekent de geraamde normatieve eigen risico opbrengst 2014 voor verzekerden van achttien jaar en ouder die ingedeeld zijn in FKG 1 tot en met 23, ingedeeld zijn in DKG 1 tot en met 15 of ingedeeld zijn in MHK 1 tot en met 6 2014 per zorgverzekeraar door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat ingedeeld is in FKG 1 tot en met 23, ingedeeld is in DKG 1 tot en met 15 of ingedeeld is in MHK 1 tot en met 6 2014, zoals bepaald op grond van artikel 6, vijfde en zesde lid te vermenigvuldigen met een bedrag van EUR 338,48 per verzekerde.

  • 2 Het college vermindert de uitkomst van het eerste lid met 0,07479 procent. Het college heeft dit percentage berekend door het geraamde aantal verzekerden, bedoeld in artikel 24 van de wet te delen door het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder.

  • 3 Voor de raming van de normatieve eigen risico opbrengst voor verzekerden die zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ vallen 2014 hanteert het college als uitgangspunten:

    • a. de gewichten eigen risico opbrengst per verzekerde per klasse naar leeftijd en geslacht 2014, genoemd in bijlage 26 van deze beleidsregels;

    • b. de gewichten eigen risico opbrengst per verzekerde per aard van het inkomenklasse 2014, genoemd in bijlage 27 van deze beleidsregels;

    • c. de gewichten eigen risico opbrengst per verzekerde per regioklasse 2014, genoemd in bijlage 28 van deze beleidsregels.

  • 4 De gewichten eigen risico opbrengst per verzekerde per klasse 2014 naar leeftijd en geslacht worden per overeenkomstige klasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt, zoals bepaald op grond van artikel 6, achtste en negende lid van deze Beleidsregels. De uitkomsten worden per klasse 2014 per zorgverzekeraar gesommeerd.

  • 5 De gewichten eigen risico opbrengst per verzekerde per aard van het inkomenklasse 2014 worden per overeenkomstige aard van het inkomenklasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per aard van het inkomenklasse 2014, zoals bepaald in artikel 6, tiende tot en met twaalfde lid van deze Beleidsregels. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het vierde lid.

  • 6 De gewichten eigen risico opbrengst per verzekerde per regioklasse 2014 worden per overeenkomstige regioklasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per regioklasse 2014, zoals bepaald in artikel 6, dertiende en veertiende lid van deze Beleidsregels. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het vijfde lid.

  • 7 Het college vermindert de uitkomst van het zesde lid met het percentage, genoemd in het tweede lid.

  • 8 De totale raming van de normatieve eigen risico opbrengst per zorgverzekeraar is de som van het resultaat van het tweede en het zevende lid.

Artikel 12. De berekening van het normatieve bedrag en de berekening en toekenning van de vereveningsbijdrage

  • 1 Het college berekent het normatieve bedrag 2014 van een zorgverzekeraar als de som van het volgens dit hoofdstuk berekende deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014, het deelbedrag vaste zorgkosten van 2014, het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014 en het deelbedrag kosten van overige prestaties 2014.

  • 2 Het college raamt de opbrengst 2014 van de nominale rekenpremie per zorgverzekeraar door de geraamde aantallen verzekerden van achttien jaar en ouder 2014 per zorgverzekeraar te vermenigvuldigen met de nominale rekenpremie 2014.

  • 3 Het college vermindert het resultaat van het tweede lid met het percentage, genoemd in artikel 11, tweede lid.

  • 4 Het college berekent de vereveningsbijdrage 2014 voor een zorgverzekeraar door op het normatieve bedrag 2014, bedoeld in het eerste lid, de geraamde normatieve eigen risico opbrengst 2014 zoals bepaald in artikel 11, achtste lid en de op grond van het tweede en derde lid geraamde opbrengst van de nominale rekenpremie 2014 in mindering te brengen.

  • 5 Het college berekent per zorgverzekeraar de uitkering in verband met uitvoeringskosten van verzekerden jonger dan achttien jaar 2014. Deze uitkering bedraagt het aantal geraamde verzekerden jonger dan achttien jaar vermenigvuldigd met EUR 50.

  • 6 Het college kent de vereveningsbijdrage 2014 ter hoogte van de bijdrage berekend in het vierde lid, aangevuld met het bedrag berekend in het vijfde lid, aan de zorgverzekeraar toe.

Artikel 13. Herberekeningen als gevolg van splitsing van de zorgverzekeraar

Indien een zorgverzekeraar na de toekenning van de vereveningsbijdrage 2014 besluit zich te splitsen, deelt de zorgverzekeraar aan het college mee hoe naar zijn verwachting de geraamde verzekerdenaantallen 2014 verdeeld zullen worden, over nieuwe dan wel bestaande zorgverzekeraars. Het college kan de toegekende vereveningsbijdrage herzien en de bijdragen aan nieuwe dan wel bestaande zorgverzekeraars toekennen, rekening houdend met de meegedeelde geraamde verzekerdenaantallen en het tijdstip waarop de splitsing wordt gerealiseerd.

Artikel 14. De herberekening en herziening van de toegekende bijdrage 2014

  • 1 Het college herberekent de toekenning van de vereveningsbijdrage op basis van de werkelijke verzekerdenaantallen 2014 volgens de opgaven van de zorgverzekeraars aan het college op 7 maart 2014.

  • 2 Het college bepaalt de herberekening van de toegekende vereveningsbijdrage 2014 als volgt:

    Het college deelt het totaal aantal verzekerden uit de opgaven in het eerste lid door het geraamde totaal aantal verzekerden 2014 en vermenigvuldigt de uitkomst hiervan met de vereveningsbijdrage 2014 zoals toegekend op grond van artikel 12, zesde lid van deze Beleidsregels.

  • 3 Het college herziet de op grond van artikel 12, zesde lid, toegekende vereveningsbijdrage 2014 overeenkomstig de herberekening uit het tweede lid.

Hoofdstuk III. De eerste voorlopige vaststelling van de vereveningsbijdrage voor een zorgverzekeraar

Artikel 15. Bepaling van de verzekerdenaantallen 2014 voor het deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg en voor het deelbedrag kosten van overige prestaties

  • 1 Het college bepaalt de verzekerdenaantallen 2014 voor het deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg en voor het deelbedrag kosten van overige prestaties per criterium met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.

  • 2 Het college baseert zich bij de bepaling van de verzekerdenaantallen per zorgverzekeraar op het VPPKB 2014, zoals de zorgverzekeraars dat hebben aangeleverd op 1 juni 2015.

  • 3 Wanneer een verzekerde gedurende een bepaalde periode in 2014 bij meerdere zorgverzekeraars tegelijkertijd is ingeschreven, bepaalt het college de verzekeringsduur voor die verzekerde naar rato van het aantal zorgverzekeraars waar de verzekerde gedurende die periode ingeschreven is geweest.

  • 4 Het college baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium leeftijd en geslacht per zorgverzekeraar op:

    • a. het PKB 2014, zoals zorgverzekeraars dat op 1 juni 2014 bij het college hebben aangeleverd. De peildatum van de opgave is 1 mei 2014;

    • b. het VPPKB 2014 indien een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2014.

  • 5 Het college baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium aard van het inkomen per zorgverzekeraar met betrekking tot:

    • a. de leeftijd, op het PKB 2014;

    • b. de leeftijd in het geval een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2014, op het VPPKB 2014;

    • c. de zelfstandigen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst naar inkomensbron over 2014, met peildatum 30 juni 2014;

    • d. de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de refentiegroep, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van het UWV naar inkomensbron over 2014, met peildatum 30 juni 2014;

    • e. de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep indien de opgave van het UWV betreffende een gemeente onvoldoende gegevens bevat, op de gegevens over 2013, met als peildatum 30 juni 2013 voor verzekerden uit die gemeente. Het college hanteert per verzekerde voor de gepseudonimiseerde opgave van de Belastingdienst dezelfde peildatum als het gebruikt voor de opgave van het UWV;

    • f. de studenten, op de opgave van DUO per gepseudonimiseerd burgerservicenummer met peildatum 1 oktober 2014.

  • 6 Het college deelt een verzekerde die in meerdere klassen voor het criterium aard van het inkomen, is in te delen, in op basis van het bepaalde in artikel 4, achtste lid van deze Beleidsregels.

  • 7 Het college baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:

    • a. de indeling, op de regioclusters somatisch naar viercijferige postcode voor 2014 uit bijlage 10 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 september 2013 met kenmerk 150659-110091-Z;

    • b. de viercijferige postcode, op het PKB 2014;

    • c. de viercijferige postcode indien een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2014, op het VPPKB 2014.

  • 8 Het college baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium FKG’s per zorgverzekeraar op:

    • a. op de indeling in de FKG’s somatische zorg 2014 uit bijlage 5 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 september 2013 met kenmerk 150659-110091-Z;

    • b. de opgave per 1 juni 2014 van declaraties farmaceutische hulp 2013 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de zorgverzekeraars aan het college.

  • 9 Bij de bepaling van de FKG’s zijn de volgende farmaceutische middelen uitgesloten:

    • a. middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als niet voor vergoeding in aanmerking komend op grond van artikel 2.8 Besluit zorgverzekering;

    • b. middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als grond- en hulpstoffen.

  • 10 Het college hanteert een drempel van meer dan 180 standaarddagdoseringen. Beneden deze drempel deelt het college een verzekerde niet in bij een FKG.

  • 11 In afwijking van het bepaalde in het tiende lid hanteert het college voor de FKG Kanker een drempel van ten minste 3 receptregels. Beneden deze drempel deelt het college een verzekerde niet in bij FKG Kanker.

  • 12 Het college koppelt de opgave bedoeld in het achtste lid, onderdeel b, met behulp van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer aan het VPPKB 2014 en bepaalt op basis hiervan en met inachtneming van de drempels bedoeld in het tiende en elfde lid in welke FKG klassen 1 tot en met 23 de verzekerde valt, met inachtneming van het bepaalde met betrekking tot de samenloop van FKG’s, bedoeld in artikel 4, zeventiende lid.

  • 13 Als een verzekerde niet in een FKG klasse 1 tot en met 23 valt, deelt het college deze verzekerde in bij FKG klasse ‘Geen FKG’.

  • 14 Het college baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium DKG’s per zorgverzekeraar op:

    • a. de indeling in DKG’s uit bijlage 7 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 september 2013 met kenmerk 150659-110091-Z;

    • b. de opgave van de zorgverzekeraar aan het college per 1 juni 2015 van de declaraties per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van alle dbc’s die in 2013 geopend zijn.

  • 15 Het college bepaalt door een koppeling op basis van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer tussen de opgave, bedoeld in het dertiende lid, onderdeel b en het VPPKB per verzekerde in welke DKG klasse 1 tot en met 15 de verzekerde wordt ingedeeld.

  • 16 Als een verzekerde niet in een DKG klasse 1 tot en met 15 is ingedeeld, deelt het college deze verzekerde in bij DKG klasse ‘0’.

  • 17 Het college baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium HKG’s per zorgverzekeraar op:

    • a. de indeling in de HKG’s somatische zorg 2014 uit bijlage 9 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 september 2013 met kenmerk 150659-110091-Z;

    • b. de opgave per 1 juni 2014 van declaraties hulpmiddelen 2013 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de zorgverzekeraars aan het college.

  • 18 Het college bepaalt door een koppeling op basis van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer tussen de opgave, bedoeld in het zeventiende lid, onderdeel b en het VPPKB per verzekerde in welke HKG klasse 1 tot en met 4 de verzekerde wordt ingedeeld.

  • 19 Als een verzekerde niet in een HKG klasse 1 tot en met 4 is ingedeeld, deelt het college deze verzekerde in bij HKG klasse ‘Geen HKG’.

  • 20 Het college baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium SES per zorgverzekeraar met betrekking tot:

    • a. de leeftijd, op het PKB 2014;

    • b. de leeftijd in het geval een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2014, op het VPPKB 2014;

    • c. het inkomen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst over 2013;

    • d. het inkomen in het geval een verzekerde niet is opgenomen in de opgave over 2013, op de opgave over 2012 en indien een verzekerde ook niet is opgenomen in de opgave over 2012, op de opgave over 2011;

    • e. de adresgegevens, op het gepseudonimiseerde adres per gepseudonimiseerd burgerservicenummer in de opgave van de Belastingdienst over 2014;

    • f. de adresgegevens in het geval een verzekerde niet is opgenomen in de opgave van de Belastingdienst, op het gepseudonimiseerde adres in het PKB 2014 en indien een verzekerde ook niet is opgenomen in het PKB, op het VPPKB 2014.

  • 21 Het college baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium MHK per zorgverzekeraar op:

    • a. declaraties 2011 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de deelbedragen variabele kosten van ziekenhuisverpleging en specialistische hulp, de kosten van B-dbc’s en de kosten van overige prestaties tot en met 31 december 2013, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2014 bij het college hebben aangeleverd;

    • b. declaraties 2012 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de deelbedragen variabele kosten van ziekenhuisverpleging en specialistische hulp, de kosten van dbc zorgproducten en de kosten van overige prestaties tot en met 31 december 2014, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2015 bij het college hebben aangeleverd;

    • c. declaraties 2013 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de deelbedragen variabele kosten van ziekenhuisverpleging en specialistische hulp en de kosten van overige prestaties, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2015 bij het college hebben aangeleverd.

  • 22 Het college herleidt de percentages van de risicoklassen MHK met betrekking tot vereveningsjaar 2011, 2012 en 2013 tot respectievelijk drempelbedragen MHK 2011, 2012 en 2013.

  • 23 Het college bepaalt op basis van de drempelbedragen uit het vorige lid en een koppeling met het VPPKB 2014 in welke MHK-klasse een verzekerde wordt ingedeeld.

  • 24 Als een verzekerde niet in een MHK-klasse 1 tot en met 6 is ingedeeld, deelt het college deze verzekerde in bij ‘Geen MHK’.

  • 25 Het college deelt verzekerden zonder burgerservicenummer en verzekerden zonder geverifieerd burgerservicenummer uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht en regio.

  • 26 Het college deelt verzekerden woonachtig in het buitenland uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht, FKG, DKG, HKG, aard van het inkomen en MHK. Overeenkomstig artikel 7 van de Regeling risicoverevening 2014 deelt het college alle verzekerden woonachtig in het buitenland voor het criterium FKG in in de klasse 'Geen FKG' respectievelijk voor het criterium DKG in de klasse ’DKG 0' en voor het criterium HKG in de klasse ‘Geen HKG’.

Artikel 16. Bepaling van de verzekerdenaantallen 2014 voor het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

  • 1 Het college bepaalt de verzekerdenaantallen 2014 voor het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.

  • 2 Het college baseert zich bij de bepaling van de verzekerdenaantallen per zorgverzekeraar op het VPPKB 2014, zoals zorgverzekeraars dat hebben aangeleverd op 1 juni 2015.

  • 3 Wanneer een verzekerde gedurende een bepaalde periode in 2014 bij meerdere zorgverzekeraars tegelijkertijd is ingeschreven, bepaalt het college de verzekeringsduur voor die verzekerde naar rato van het aantal zorgverzekeraars waar de verzekerde gedurende die periode ingeschreven is geweest.

  • 4 Het college baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium leeftijd en geslacht per zorgverzekeraar op:

    • a. het PKB 2014, zoals zorgverzekeraars dat op 1 juni 2014 bij het college hebben aangeleverd. De peildatum van de opgave is 1 mei 2014;

    • b. het VPPKB 2014 indien een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2014.

  • 5 Het college baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium aard van het inkomen per zorgverzekeraar met betrekking tot:

    • a. de leeftijd, op het PKB 2014;

    • b. de leeftijd in het geval een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2014, op het VPPKB 2014;

    • c. de zelfstandigen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst naar inkomensbron over 2014, met peildatum 30 juni 2014;

    • d. de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van het UWV naar inkomensbron over 2014, met peildatum 30 juni 2014;

    • e. de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep indien de opgave van het UWV betreffende een gemeente onvoldoende gegevens bevat, op gegevens over 2013, met peildatum 30 juni 2013, voor verzekerden uit die gemeente. Het college hanteert per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de opgave van de Belastingdienst dezelfde peildatum als het gebruikt voor de opgave van het UWV;

    • f. de studenten, op de opgave van DUO per gepseudonimiseerd burgerservicenummer met peildatum 1 oktober 2014.

  • 6 Het college deelt een verzekerde die in meerdere klassen voor het criterium aard van het inkomen is in te delen, in op basis van het bepaalde in artikel 4, achtste lid.

  • 7 Het college baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium GGZ-regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:

    • a. de indeling, op de regioclusters geneeskundige GGZ naar viercijferige postcode voor 2014 uit bijlage 11 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 september 2013 met kenmerk 150659-110091-Z;

    • b. de viercijferige postcode, op het PKB 2014;

    • c. de viercijferige postcode indien een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2014, op het VPPKB 2014.

  • 8 Het college baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium FKG-GGZ per zorgverzekeraar op:

    • a. de indeling in FKG GGZ 2014 uit bijlage 6 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 september 2013 met kenmerk 150659-110091-Z;

    • b. de opgave per 1 juni 2014 van declaraties farmaceutische hulp 2013 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de zorgverzekeraars aan het college.

  • 9 Bij de bepaling van de FKG GGZ zijn de volgende farmaceutische middelen uitgesloten:

    • a. middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als niet voor vergoeding in aanmerking komend op grond van artikel 2.8 Besluit zorgverzekering;

    • b. middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als grond- en hulpstoffen.

  • 10 Het college hanteert een drempel van meer dan 180 standaarddagdoseringen. Beneden deze drempel deelt het college een verzekerde niet in bij FKG GGZ.

  • 11 In afwijking van het bepaalde in het elfde lid hanteert het college voor de FKG psychose depot een drempel van één receptregel waarbij de FKG psychose depot wordt gedefinieerd door een ATC-code van de FKG psychose en een ZI-artikelnummer met een DDD-factor van ten minste 3.500. Beneden deze drempel deelt het college een verzekerde niet in bij FKG psychose depot.

  • 12 In afwijking van het bepaalde in het elfde lid hanteert het college voor de FKG bipolair complex een drempel van meer dan 180 standaarddagdoseringen voor de FKG bipolair en ten minste één voorschrift van de indicator bipolair complex. Beneden deze drempel deelt het college een verzekerde niet in bij FKG bipolair complex.

  • 13 Het college koppelt de opgave bedoeld in het achtste lid, onderdeel b met behulp van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer aan het VPPKB 2014 en bepaalt op basis hiervan en met behulp van de drempels bedoeld in het tiende, elfde en twaalfde lid in welke FKG GGZ klassen 1 tot en met 7 de verzekerde wordt ingedeeld.

  • 14 Bij samenloop van FKG’s GGZ deelt het college de verzekerde bij alle toepasselijke FKG’s GGZ in met inachtneming van de volgende uitzonderingen:

    • a. Indien een verzekerde is ingedeeld bij FKG GGZ psychose depot, deelt het college deze verzekerde niet in bij FKG GGZ psychose;

    • b. Indien een verzekerde is ingedeeld bij FKG GGZ bipolair complex, deelt het college deze verzekerde niet in bij FKG GGZ bipolair regulier.

  • 15 Als een verzekerde niet in een FKG GGZ klasse 1 tot en met 7 valt, deelt het college deze verzekerde in bij FKG GGZ klasse ‘Geen FKG GGZ psychische aandoeningen’.

  • 16 Het college baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium DKG’s GGZ per zorgverzekeraar op:

    • a. de indeling in DKG’s GGZ uit bijlage 8 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 september 2013 met kenmerk 150659-110091-Z;

    • b. de opgave van de zorgverzekeraar aan het college per 1 juni 2015 van de declaraties per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van alle dbc’s GGZ die in 2013 geopend zijn;

    • c. declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2012 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag kosten GGZ tot en met 31 december 2014, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2015 bij het college hebben aangeleverd.

  • 17 Het college bepaalt door een koppeling op basis van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer tussen de opgave, bedoeld in het zestiende lid, onderdeel b en het VPPKB per verzekerde in welke DKG GGZ klasse 1 tot en met 5 de verzekerde valt en betrekt daarbij de opgave bedoeld in het vorige lid onderdeel c.

  • 18 Als een verzekerde niet in een DKG GGZ klasse 1 tot en met 5 is ingedeeld, deelt het college deze verzekerde in bij DKG GGZ klasse 0.

  • 19 Het college baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium SES per zorgverzekeraar met betrekking tot:

    • a. de leeftijd, op het PKB 2014;

    • b. de leeftijd in het geval een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2014, op het VPPKB 2014;

    • c. het inkomen, op de gepseudonimiseerde opgave van de Belastingdienst over 2013;

    • d. het inkomen in het geval een verzekerde niet is opgenomen in de opgave over 2013, op de opgave over 2012 en indien een verzekerde ook niet is opgenomen in de opgave over 2012, op de opgave over 2011;

    • e. de adresgegevens op het gepseudonimiseerde adres per gepseudonimiseerd burgerservicenummer in de opgave van de Belastingdienst over 2014;

    • f. de adresgegevens in het geval een verzekerde niet is opgenomen in de opgave van de Belastingdienst over 2014, op het gepseudonimiseerde adres in het PKB 2014 en indien een verzekerde ook niet is opgenomen in het PKB 2014, op het VPPKB 2014.

  • 20 Het college baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium éénpersoonsadres per zorgverzekeraar met betrekking tot:

    • a. de adresgegevens op het gepseudonimiseerde adres per gepseudonimiseerd burgerservicenummer in de opgave van de Belastingdienst over 2014;

    • b. de adresgegevens in het geval een verzekerde niet is opgenomen in de opgave van de Belastingdienst, op gepseudonimiseerde adres in het het PKB 2014 en indien een verzekerde ook niet is opgenomen in het PKB 2014, op het VPPKB 2014.

  • 21 Het college baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium GGZ-kosten lage drempel per zorgverzekeraar op declaraties 2013 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag kosten GGZ, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2015 bij het college hebben aangeleverd.

  • 22 Het college bepaalt door middel van een koppeling op basis van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer tussen de opgave uit het vorige lid en het VPPKB per verzekerde of de verzekerde in de GGZ-kosten lage drempelklasse 1 valt.

  • 23 Als een verzekerde niet in de GGZ-kosten lage drempelklasse 1 valt, deelt het college deze verzekerde in bij GGZ-kosten lage drempelklasse 0.

  • 24 Het college deelt verzekerden van achttien jaar en ouder zonder burgerservicenummer en verzekerden zonder geverifieerd burgerservicenummer uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht en regio.

  • 25 Het college deelt verzekerden woonachtig in het buitenland van achttien jaar en ouder uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht, FKG GGZ, DKG GGZ, aard van het inkomen en GGZ-kosten lage drempelklasse. Overeenkomstig artikel 7 van de Regeling risicoverevening 2014 deelt het college alle verzekerden woonachtig in het buitenland voor het criterium FKG GGZ in in de klasse 'Geen FKG GGZ psychische aandoeningen' en voor het criterium DKG GGZ in de klasse ‘DKG GGZ 0’.

Artikel 17. Bepaling van de verzekerdenaantallen 2014 voor de normatieve eigen risico opbrengst

  • 1 Het college bepaalt de verzekerdenaantallen 2014 voor de normatieve eigen risico opbrengst per criterium met inachtneming van het bepaalde in dit artikel.

  • 2 Het college baseert zich bij de bepaling van de verzekerdenaantallen per zorgverzekeraar op het VPPKB 2014, zoals zorgverzekeraars dat op 1 juni 2015 bij het college hebben aangeleverd.

  • 3 Wanneer een verzekerde gedurende een bepaalde periode in 2014 bij meerdere zorgverzekeraars tegelijkertijd is ingeschreven, bepaalt het college de verzekeringsduur voor die verzekerde naar rato van het aantal zorgverzekeraars waar de verzekerde gedurende die periode ingeschreven is geweest.

  • 4 Het college bepaalt het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder die ingedeeld zijn in een FKG 1 tot en met 23, ingedeeld zijn in een DKG 1 tot en met 15, of ingedeeld zijn in een MHK 1 tot en met 6, per zorgverzekeraar met inachtneming van artikel 15, dertiende, zestiende en eenentwintigste lid.

  • 6 Het college baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ is ingedeeld voor het criterium leeftijd en geslacht per zorgverzekeraar op:

    • a. het PKB 2014, zoals zorgverzekeraars dat op 1 juni 2014 bij het college hebben aangeleverd. De peildatum van de opgave is 1 mei 2014;

    • b. het VPPKB 2014 indien een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2014.

  • 7 Het college baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ is ingedeeld voor het criterium aard van het inkomen per zorgverzekeraar met betrekking tot:

    • a. de leeftijd, op het PKB 2014;

    • b. de leeftijd in het geval een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2014, op het VPPKB 2014;

    • c. de zelfstandigen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst naar inkomensbron over 2014, met peildatum 30 juni 2014;

    • d. de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van het UWV naar inkomensbron over 2014, met peildatum 30 juni 2014;

    • e. de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep indien de opgave van het UWV betreffende een gemeente onvoldoende gegevens bevat, op gegevens over 2013, met peildatum 30 juni 2013, voor verzekerden uit die gemeente. Het college hanteert per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de opgave van de Belastingdienst dezelfde peildatum als het gebruikt voor de opgave van het UWV;

    • f. de studenten, op de opgave van DUO per gepseudonimiseerd burgerservicenummer met peildatum 1 oktober 2014.

  • 8 Het college deelt een verzekerde die in meerdere klassen voor het criterium aard van het inkomen is in te delen, in op basis van het bepaalde in artikel 4, achtste lid van deze beleidsregels.

  • 9 Het college baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt voor het criterium regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:

    • a. de indeling, op de regioclusters somatisch naar viercijferige postcode voor 2014 uit bijlage 10 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 september 2013 met kenmerk 150659-110091-Z;

    • b. de viercijferige postcode, op het PKB 2014;

    • c. de viercijferige postcode in het geval een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2014, op het VPPKB 2014.

  • 10 Het college deelt verzekerden zonder burgerservicenummer en verzekerden zonder geverifieerd burgerservicenummer van achttien jaar en ouder uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht en regio.

  • 11 Het college deelt verzekerden woonachtig in het buitenland van achttien jaar en ouder uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht en aard van het inkomen.

Artikel 18. De voorlopige herberekening van het deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014

  • 1 Op basis van de opgave jaarstaat 2014 per 1 mei 2015 en met inachtneming van de artikelen 12, 13 en 14 van de Regeling risicoverevening 2014 bepaalt het college de variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars.

  • 2 Het college herberekent het gewicht variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde voor de DKG klasse ‘0’ door het totaal aantal verzekerden per DKG klasse 1 tot en met 15 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden DKG klasse ‘0’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.

  • 3 Het college herberekent het gewicht variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde voor de HKG klasse ‘Geen HKG’ door het totaal aantal verzekerden per HKG klasse 1 tot en met 4 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden HKG klasse ‘Geen HKG’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.

  • 4 Het college herberekent het gewicht variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde voor de MHK klasse ‘Geen MHK’ door het totaal aantal verzekerden per MHK klasse 1 tot en met 6 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden MHK klasse ‘Geen MHK’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.

  • 5 Het college herberekent met inachtneming van de op grond van artikel 15 bepaalde verzekerdenaantallen het normatieve bedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de verzekerden 2014 van alle zorgverzekeraars overeenkomstig artikel 7.

  • 6 Het college berekent de schalingsfactor voor variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014 door de variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014 voor het totaal van de zorgverzekeraars, zoals bepaald in het eerste lid, te delen door het in het derde lid herberekende normatieve bedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014 voor het totaal van de verzekerden 2014 van alle zorgverzekeraars.

  • 7 Het college vermenigvuldigt voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars het herberekende normatieve bedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014 uit het vijfde lid met de schalingsfactor berekend in het zesde lid.

  • 8 Het college berekent voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen de uitkomst van de vermenigvuldiging uit het zevende lid en het herberekende normatieve bedrag uit het vijfde lid en deelt dit verschil door het totaal aantal ingeschreven verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is.

  • 9 Het college vermenigvuldigt per zorgverzekeraar het resultaat van het achtste lid met het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.

  • 10 Het college vermindert per zorgverzekeraar het product voor die zorgverzekeraar berekend in het zevende lid met het product voor die zorgverzekeraar berekend in het negende lid. Het resultaat wordt aangeduid als het voorlopige herberekende deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014.

  • 11 Voor de toepassing van artikel 3.17 van het Besluit zorgverzekering bepaalt het college per zorgverzekeraar het verschil tussen het voorlopige herberekende deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014 en de variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014 en deelt dit verschil door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.

Artikel 19. De voorlopige herberekening van het deelbedrag vaste zorgkosten 2014

  • 2 Het college herberekent het voorlopig deelbedrag vaste zorgkosten 2014 per zorgverzekeraar als volgt:

    • a. De som van de vaste kosten van ziekenhuisverpleging 2013 en de kosten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg voor verzekerden jonger dan achttien jaar 2013 wordt per zorgverzekeraar gedeeld door het aantal verzekerden 2013. Het resultaat is het bedrag vaste kosten per verzekerde 2013;

    • b. Het in onderdeel a berekende bedrag wordt vermenigvuldigd met het totaal aantal verzekerden 2014 per zorgverzekeraar, vastgesteld met toepassing van artikel 15, lid 25. Het resultaat is het deelbedrag vaste zorgkosten 2014.

  • 3 Het college calculeert per zorgverzekeraar 100 procent na op het verschil tussen de vaste zorgkosten 2014, verkregen in het eerste lid, en het deelbedrag vaste zorgkosten, verkregen in het tweede lid.

  • 4 De som van het resultaat van het tweede en het derde lid wordt aangeduid als het voorlopige herberekende deelbedrag vaste zorgkosten 2014.

Artikel 20. De voorlopige herberekening van het deelbedrag kosten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014

  • 1 Op basis van de opgave jaarstaat 2014 per 1 mei 2015 en met inachtneming van de artikelen 12 en 13 van de Regeling risicoverevening 2014, bepaalt het college de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014 voor verzekerden van achttien jaar en ouder voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars.

  • 2 Het college herberekent het gewicht kosten van geneeskundige GGZ voor verzekerden van achttien jaar en ouder per verzekerde voor de risicoklasse DKG GGZ 0 2014 door het totaal aantal verzekerden per DKG GGZ 1 tot en met 5 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden DKG GGZ 0 2014, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.

  • 3 Het college herberekent het gewicht kosten van geneeskundige GGZ voor verzekerden van achttien jaar en ouder per verzekerde voor de risicoklasse GGZ kosten lage drempelklasse ‘Niet’ 2014 en voor de risicoklasse GGZ kosten lage drempel ‘Wel en DKG psychische aandoeningen is niet ‘0’’ door het totaal aantal verzekerden per GGZ kosten lage drempelklasse ‘Wel en DKG psychische aandoeningen is ‘0’’ te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en het resultaat vervolgens te delen door de som van het aantal verzekerden GGZ kosten lage drempelklasse ’Niet’ en het aantal verzekerden GGZ kosten lage drempelklasse ‘Wel en DKG psychische aandoeningen is niet ‘0’’ 2014, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.

  • 4 Het college herberekent met inachtneming van het op grond van artikel 16 bepaalde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder het normatieve bedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de verzekerden van achttien jaar en ouder 2014 van alle zorgverzekeraars overeenkomstig artikel 9.

  • 5 Het college berekent de schalingsfactor voor kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014 voor verzekerden van achttien jaar en ouder 2014 door de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014 voor het totaal van de zorgverzekeraars, zoals bepaald in het eerste lid, te delen door het in het vierde lid herberekende normatieve bedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014 voor het totaal van de verzekerden van achttien jaar en ouder 2014 van alle zorgverzekeraars.

  • 6 Het college vermenigvuldigt voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars het herberekende normatieve bedrag kosten van geneeskundige gezondheidszorg 2014 uit het vierde lid met de schalingsfactor berekend in het vijfde lid.

  • 7 Het college berekent voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen de uitkomst van de vermenigvuldiging uit het zesde lid en het herberekende normatieve bedrag uit het vierde lid en deelt dit verschil door het totaal aantal bij alle zorgverzekeraars ingeschreven verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is.

  • 8 Het college vermenigvuldigt per zorgverzekeraar het resultaat van het zevende lid met het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.

  • 9 Het college vermindert per zorgverzekeraar het product voor die zorgverzekeraar berekend in het zesde lid met het product voor die zorgverzekeraar berekend in het achtste lid. Het resultaat wordt aangeduid als het voorlopige herberekende deelbedrag kosten van de geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014.

  • 10 Voor de toepassing van artikel 3.17 van het Besluit zorgverzekering bepaalt het college per zorgverzekeraar het verschil tussen het voorlopige herberekende deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg voor verzekerden van achttien jaar en ouder 2014 en de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg voor verzekerden van achttien jaar en ouder 2014 en deelt dit verschil door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.

Artikel 21. De voorlopige herberekening van het deelbedrag kosten van overige prestaties 2014

  • 1 Op basis van de opgave jaarstaat 2014 per 1 mei 2015 en met inachtneming van de artikelen 12, 13 en 17 van de Regeling risicoverevening 2014, bepaalt het college de kosten van overige prestaties 2014 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars.

  • 2 Het college herberekent het gewicht kosten van overige prestaties per verzekerde voor de DKG klasse ‘0’ door het totaal aantal verzekerden per DKG klasse 1 tot en met 15 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden DKG klasse ‘0’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.

  • 3 Het college herberekent het gewicht kosten van overige prestaties per verzekerde voor de HKG klasse ‘Geen HKG’ door het totaal aantal verzekerden per HKG klasse 1 tot en met 4 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden HKG klasse ‘Geen HKG’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.

  • 4 Het college herberekent het gewicht kosten van overige prestaties per verzekerde voor de MHK klasse ‘Geen MHK’ door het totaal aantal verzekerden per MHK klasse 1 tot en met 6 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden MHK klasse ‘Geen MHK’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.

  • 5 Het college herberekent met inachtneming van de op grond van artikel 15 berekende verzekerdenaantallen het normatieve bedrag kosten van overige prestaties 2014 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de verzekerden 2014 van alle zorgverzekeraars overeenkomstig artikel 10.

  • 6 Het college berekent de schalingsfactor voor kosten van overige prestaties 2014 door de kosten van overige prestaties 2014 voor het totaal van de zorgverzekeraars, zoals bepaald in het eerste lid, te delen door het in het vijfde lid herberekende normatieve bedrag kosten van overige prestaties voor het totaal van de verzekerden 2014 van alle zorgverzekeraars.

  • 7 Het college vermenigvuldigt voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars het herberekende normatieve bedrag kosten van overige prestaties 2014 uit het vijfde lid met de schalingsfactor berekend in het zesde lid.

  • 8 Het college berekent voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen de uitkomst van de vermenigvuldiging uit het zevende lid en het herberekende normatieve bedrag uit het vijfde lid en deelt dit verschil door het totaal aantal bij alle zorgverzekeraars ingeschreven verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is.

  • 9 Het college vermenigvuldigt per zorgverzekeraar het resultaat van het achtste lid met het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.

  • 10 Het college vermindert per zorgverzekeraar het product voor die zorgverzekeraar berekend in het zevende lid met het product voor die zorgverzekeraar berekend in het negende lid. Het resultaat wordt aangeduid als het voorlopige herberekende deelbedrag kosten van overige prestaties 2014.

Artikel 22. De voorlopige herberekening van de normatieve opbrengst van het eigen risico 2014

  • 1 Uitgangspunt voor de herberekening van de normatieve opbrengst van het eigen risico zijn de opgaven, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de verzekerdenaantallen van de zorgverzekeraar.

  • 2 Het college herberekent overeenkomstig artikel 11 de normatieve eigen risico opbrengst 2014 op basis van de verzekerdenaantallen 2014 van achttien jaar en ouder zoals bepaald in artikel 17.

  • 3 In afwijking van het tweede lid bepaalt het college de gederfde inkomsten voor verzekerden van achttien jaar en ouder voor wie op grond van artikel 24 van de wet geen nominale premies worden ontvangen, op basis van de opgave jaarstaat 2014 per 1 mei 2015.

Artikel 23. De voorlopige herberekening van het normatieve bedrag 2014 en de voorlopige herberekening en voorlopige vaststelling van de vereveningsbijdrage 2014

  • 1 Het college herberekent het normatieve bedrag 2014 voorlopig als de som van het voorlopige herberekende deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014, het voorlopige herberekende deelbedrag vaste zorgkosten 2014, het voorlopig herberekende deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014 en het voorlopig herberekende deelbedrag kosten van overige prestaties 2014.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 3.17 van het Besluit zorgverzekering:

    • a. betrekt het college het bedrag berekend in artikel 18, elfde lid;

    • b. berekent het college het gemiddelde marktresultaat voor het deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg. Het college berekent het gemiddelde marktresultaat door voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen het herberekende normatieve bedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg bedoeld in artikel 18, vierde lid en de variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014 bedoeld in artikel 18, eerste lid te delen door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is;

    • c. indien het verschil tussen het in onderdeel a bepaalde bedrag en het gemiddelde marktresultaat groter is dan EUR 40,00 per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan trekt het college 90 procent van het meerdere af van het normatieve bedrag 2014;

    • d. indien het verschil tussen het in onderdeel a bepaalde bedrag en het gemiddelde marktresultaat kleiner is dan EUR –40,00 per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan voegt het college 90 procent van het verschil toe aan het normatieve bedrag 2014.

  • 3 Voor de toepassing van artikel 3.17 van het Besluit zorgverzekering:

    • a. betrekt het college het bedrag berekend in artikel 20, tiende lid;

    • b. berekent het college het gemiddelde marktresultaat voor het deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg. Het college berekent het gemiddeld marktresultaat door voor totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen het herberekende normatieve bedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014, bedoeld in artikel 20, vierde lid en de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014 voor verzekerden van achttien jaar en ouder bedoeld in artikel 20, eerste lid te delen door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is;

    • c. indien het verschil tussen het in onderdeel a bepaalde bedrag en het gemiddelde marktresultaat groter is dan EUR 12,50 per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan trekt het college 90 procent van het meerdere af van het normatieve bedrag 2014;

    • d. indien het in onderdeel a bepaalde bedrag kleiner is dan EUR –12,50 per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan voegt het college 90 procent van het verschil toe aan het normatieve bedrag 2014.

  • 4 Het college bepaalt de opbrengst van de nominale rekenpremie per zorgverzekeraar door de verzekerden van achttien jaar en ouder 2014 per zorgverzekeraar te vermenigvuldigen met de nominale rekenpremie 2014.

  • 5 Het college vermindert het resultaat van het vierde lid met het bedrag dat de zorgverzekeraar verantwoordt in de opgave jaarstaat 2014 per 1 mei 2015 als gederfde inkomsten voor verzekerden van achttien jaar en ouder waarvoor als gevolg van de toepasselijkheid van artikel 24 van de wet geen nominale premies worden ontvangen.

  • 6 Het college herberekent voorlopig de aanvulling op de bijdrage voor de uitkering in verband met uitvoeringskosten van verzekerden jonger dan achttien jaar door het aantal verzekerden jonger dan achttien jaar 2014 te vermenigvuldigen met EUR 50.

  • 7 Het college herberekent de vereveningsbijdrage 2014 voorlopig door de som van het herberekende normatieve bedrag 2014 bedoeld in het eerste lid, met toepassing van het tweede en derde lid en de aanvulling voor uitvoeringskosten van verzekerden jonger dan achttien jaar, bedoeld in het zesde lid, te verminderen met de voorlopig herberekende normatieve eigen risico opbrengst bedoeld in artikel 24 en de opbrengst van de nominale rekenpremie, bedoeld in het vijfde lid.

  • 8 Het college stelt de vereveningsbijdrage 2014 in september 2015 voorlopig vast ter hoogte van de in het vorige lid berekende bijdrage.

Hoofdstuk IV. De tweede voorlopige vaststelling van de vereveningsbijdrage 2014 voor een zorgverzekeraar

Artikel 24. Algemene bepaling

Het college herberekent het normatieve bedrag voor de tweede keer voorlopig met inachtneming van de opgave hogekostencompensatie 2014, de kosten 2014 uit de opgave jaarstaat 2016 per 1 mei 2017, de opbrengstresultaten 2014 en de correcties die de Nederlandse Zorgautoriteit heeft toegepast.

Artikel 25. Bepaling van de verzekerdenaantallen 2014

  • 1 Het college betrekt de correcties die de Nederlandse Zorgautoriteit heeft toegepast over 2014 bij de verzekerdenaantallen zoals berekend op grond van de artikelen 15, 16 en 17.

  • 2 Voor het criterium SES betrekt het college voor het inkomen de opgave van de Belastingdienst over 2014 bij de verzekerdenaantallen. Indien een verzekerde niet is opgenomen in de opgave over 2014, maakt het college gebruik van de opgave over 2013.

  • 3 Voor het criterium MHK betrekt het college bij de verzekerdenaantallen de declaraties 2013 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de deelbedragen variabele kosten van ziekenhuisverpleging en specialistische hulp en de kosten van overige prestaties tot en met 31 december 2015, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2016 bij het college hebben aangeleverd.

  • 4 Het college baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium GGZ kosten lage drempel per zorgverzekeraar op declaraties 2013 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag kosten GGZ tot en met 31 december 2015, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2016 bij het college hebben aangeleverd.

Artikel 26. De tweede voorlopige herberekening van het deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014

  • 2 Het college herberekent het gewicht variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde voor de DKG klasse ‘0’ door het totaal aantal verzekerden per DKG klasse 1 tot en met 15 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden DKG klasse ‘0’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.

  • 3 Het college herberekent het gewicht variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde voor de HKG klasse ‘Geen HKG’ door het totaal aantal verzekerden per HKG klasse 1 tot en met 4 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden HKG klasse ‘Geen HKG’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.

  • 4 Het college herberekent het gewicht variabele kosten van medisch-specialistische zorg per verzekerde voor de MHK klasse ‘Geen MHK’ door het totaal aantal verzekerden per MHK klasse 1 tot en met 6 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden MHK klasse ‘Geen MHK’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.

  • 5 Het college herberekent met inachtneming van de op grond van artikel 25 bepaalde verzekerdenaantallen het normatieve bedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de verzekerden 2014 van alle zorgverzekeraars overeenkomstig artikel 7.

  • 6 Het college berekent de schalingsfactor voor variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014 door de variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014 voor het totaal van de zorgverzekeraars, zoals bepaald in het eerste lid, te delen door het in het vijfde lid herberekende normatieve bedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014 voor het totaal van de verzekerden 2014 van alle zorgverzekeraars.

  • 7 Het college vermenigvuldigt voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars het herberekende normatieve bedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014 uit het vijfde lid met de schalingsfactor berekend in het zesde lid.

  • 8 Het college berekent voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen de uitkomst van de vermenigvuldiging uit het zevende lid en het herberekende normatieve bedrag uit het vijfde lid en deelt dit verschil door het totaal aantal bij alle zorgverzekeraars ingeschreven verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is.

  • 9 Het college vermenigvuldigt per zorgverzekeraar het resultaat van het achtste lid met het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.

  • 10 Het college vermindert per zorgverzekeraar het product voor die zorgverzekeraar berekend in het zevende lid met het product voor die zorgverzekeraar berekend in het negende lid. Het resultaat wordt aangeduid als het tweede voorlopige herberekende deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014.

  • 11 Voor de toepassing van artikel 3.17 van het Besluit zorgverzekering bepaalt het college per zorgverzekeraar het verschil tussen het tweede voorlopige herberekende deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014 en de variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014 en deelt dit verschil door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.

Artikel 27. De tweede voorlopige herberekening van het deelbedrag vaste zorgkosten 2014

Het college herberekent voor de tweede keer voorlopig het deelbedrag vaste zorgkosten 2014 overeenkomstig artikel 19, met inachtneming van artikel 24 en 25.

Artikel 28. De tweede voorlopige herberekening van het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014

  • 1 Het college hanteert als uitgangspunten voor de verzekerden van achttien jaar en ouder:

    • a. de gewichten kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per klasse 2014 naar leeftijd en geslacht, zoals vermeld in bijlage 29 van deze beleidsregels;

    • b. de gewichten kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per FKG GGZ klasse 2014, zoals vermeld in bijlage 30 van deze beleidsregels;

    • c. voor verzekerden woonachtig in het buitenland 50% van het normgewicht voor de FKG GGZ klasse ‘Geen FKG GGZ psychische aandoeningen’;

    • d. de gewichten kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per DKG GGZ klasse 2014, zoals vermeld in bijlage 31 van deze beleidsregels;

    • e. voor verzekerden woonachtig in het buitenland 0% van het normgewicht voor de DKG GGZ klasse 0;

    • f. de gewichten kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per aard van het inkomenklasse 2014, zoals vermeld in bijlage 32 van deze beleidsregels;

    • g. de gewichten kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per GGZ regioklasse 2014, zoals vermeld in bijlage 33 van deze beleidsregels;

    • h. de gewichten kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per SES klasse 2014, genoemd in bijlage 34 van deze beleidsregels;

    • i. de gewichten kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per éénpersoonsadresklasse 2014, genoemd in bijlage 35 van deze beleidsregels;

    • j. de gewichten kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per GGZ-kosten lage drempelklasse 2014, genoemd in bijlage 36 van deze beleidsregels.

  • 2 Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 12 en 13 van de Regeling risicoverevening 2014, de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014 voor verzekerden van achttien jaar en ouder voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars.

  • 3 Het college herberekent het gewicht kosten van geneeskundige GGZ voor verzekerden van achttien jaar en ouder per verzekerde voor de klasse DKG GGZ 0 2014 door het totaal aantal verzekerden per DKG GGZ 1 tot en met 5 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden DKG GGZ 0 2014, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.

  • 4 Het college herberekent het gewicht kosten van geneeskundige GGZ voor verzekerden van achttien jaar en ouder per verzekerde voor de risicoklasse GGZ kosten lage drempelklasse ‘Niet’ 2014 en voor de risicoklasse GGZ kosten lage drempel ‘Wel en DKG psychische aandoeningen is niet ‘0’’ door het totaal aantal verzekerden per GGZ kosten lage drempelklasse ‘Wel en DKG psychische aandoeningen is ‘0’’ te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en het resultaat vervolgens te delen door de som van het aantal verzekerden GGZ kosten lage drempelklasse ’Niet’ en het aantal verzekerden GGZ kosten lage drempelklasse ‘Wel en DKG psychische aandoeningen is niet ‘0’’ 2014, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.

  • 5 Het college herberekent met inachtneming van de op grond van artikel 25 bepaalde verzekerdenaantallen het normatieve bedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de verzekerden van achttien jaar en ouder 2014 van alle zorgverzekeraars overeenkomstig artikel 9.

  • 6 Het college berekent de schalingsfactor voor kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014 voor verzekerden van achttien jaar en ouder 2014 door de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014 voor het totaal van de zorgverzekeraars, zoals bepaald in het tweede lid, te delen door het in het vijfde lid herberekende normatieve bedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014 voor het totaal van de verzekerden van achttien jaar en ouder 2014 van alle zorgverzekeraars.

  • 7 Het college vermenigvuldigt voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars het herberekende normatieve bedrag kosten van geneeskundige gezondheidszorg voor verzekerden van achttien jaar en ouder uit het vijfde lid met de schalingsfactor berekend in het zesde lid.

  • 8 Het college berekent voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen de uitkomst van de vermenigvuldiging uit het zevende lid en het herberekende normatieve bedrag uit het vijfde lid en deelt dit verschil door het totaal aantal bij alle zorgverzekeraars ingeschreven verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is.

  • 9 Het college vermenigvuldigt per zorgverzekeraar het resultaat van het achtste lid met het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.

  • 10 Het college vermindert per zorgverzekeraar het product voor die zorgverzekeraar berekend in het zevende lid met het product voor die zorgverzekeraar berekend in het negende lid.

  • 11 Het college past een hogekostencompensatie toe overeenkomstig artikel 16 van de Regeling risicoverevening 2014 en verrekent dit met de uitkomst van het tiende lid. Het resultaat wordt aangeduid als het tweede voorlopige herberekende deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014.

  • 12 Voor de toepassing van artikel 3.17 van het Besluit zorgverzekering bepaalt het college per zorgverzekeraar het verschil tussen het tweede voorlopige herberekende deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg voor verzekerden van achttien jaar en ouder 2014 en de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg voor verzekerden van achttien jaar en ouder 2014 en deelt dit verschil door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.

Artikel 29. De tweede voorlopige herberekening van het deelbedrag kosten van overige prestaties 2014

  • 2 Het college herberekent het gewicht kosten van overige prestaties per verzekerde voor de DKG klasse ‘0’ door het totaal aantal verzekerden per DKG klasse 1 tot en met 15 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden DKG klasse ‘0’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.

  • 3 Het college herberekent het gewicht kosten van overige prestaties per verzekerde voor de HKG klasse ‘Geen HKG’ door het totaal aantal verzekerden per HKG klasse 1 tot en met 4 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden HKG klasse ‘Geen HKG’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.

  • 4 Het college herberekent het gewicht kosten van overige prestaties per verzekerde voor de MHK klasse ‘Geen MHK’ door het totaal aantal verzekerden per MHK klasse 1 tot en met 6 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden MHK klasse ‘Geen MHK’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.

  • 5 Het college herberekent met inachtneming van de op grond van artikel 25 bepaalde verzekerdenaantallen het normatieve bedrag kosten van overige prestaties 2014 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de verzekerden 2014 van alle zorgverzekeraars overeenkomstig artikel 10.

  • 6 Het college berekent de schalingsfactor voor kosten van overige prestaties 2014 door de kosten van overige prestaties 2014 voor het totaal van de zorgverzekeraars, zoals bepaald in het eerste lid, te delen door het in het vijfde lid herberekende normatieve bedrag kosten van overige prestaties 2014 voor het totaal van de verzekerden 2014 van alle zorgverzekeraars.

  • 7 Het college vermenigvuldigt voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars het herberekende normatieve bedrag kosten van overige prestaties 2014 uit het vijfde lid met de schalingsfactor berekend in het zesde lid.

  • 8 Het college berekent voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen de uitkomst van de vermenigvuldiging uit het zevende lid en het herberekende normatieve bedrag uit het vijfde lid en deelt dit verschil door het totaal aantal bij alle zorgverzekeraars ingeschreven verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is.

  • 9 Het college vermenigvuldigt per zorgverzekeraar het resultaat van het achtste lid met het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.

  • 10 Het college vermindert per zorgverzekeraar het product voor die zorgverzekeraar berekend in het zevende lid met het product voor die zorgverzekeraar berekend in het negende lid. Het resultaat wordt aangeduid als het tweede voorlopige herberekende deelbedrag kosten van overige prestaties 2014.

Artikel 30. De tweede voorlopige herberekening van de normatieve eigen risico opbrengst 2014

Het college herberekent voor de tweede keer voorlopig de normatieve eigen risico opbrengst 2014 overeenkomstig artikel 11, met inachtneming van artikel 22 en artikel 25.

Artikel 31. De tweede voorlopige herberekening van het normatieve bedrag 2014 en de tweede voorlopige herberekening en de vaststelling van de vereveningsbijdrage 2014

  • 1 Het college herberekent het normatieve bedrag 2014 voor de tweede keer voorlopig als de som van het tweede voorlopige deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014, het tweede voorlopige deelbedrag vaste zorgkosten 2014, het tweede voorlopige deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014 en het tweede voorlopige deelbedrag kosten van overige prestaties 2014.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 3.17, eerste lid van het Besluit zorgverzekering:

    • a. betrekt het college het bedrag berekend in artikel 26, elfde lid;

    • b. berekent het college het gemiddelde marktresultaat voor het deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg. Het college berekent het gemiddelde marktresultaat door voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen het herberekende normatieve bedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg bedoeld in artikel 26, vierde lid en de variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014 bedoeld in artikel 26, eerste lid te delen door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is;

    • c. indien het verschil tussen het in onderdeel a bepaalde bedrag en het gemiddelde marktresultaat groter is dan EUR 40,00 per verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan trekt het college 90 procent van het meerdere af van het normatieve bedrag 2014;

    • d. indien het verschil tussen het in onderdeel a bepaalde bedrag en het gemiddelde marktresultaat kleiner is dan EUR –40,00 per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan voegt het college 90 procent van het verschil toe aan het normatieve bedrag 2014.

  • 3 Voor de toepassing van artikel 3.17, tweede lid van het Besluit zorgverzekering:

    • a. betrekt het college de uitkomst van artikel 28, twaalfde lid;

    • b. berekent het college het gemiddelde marktresultaat voor het deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg voor verzekerden van achttien jaar en ouder. Het college berekent het gemiddeld marktresultaat door voor totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen het herberekende normatieve bedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014 voor verzekerden van achttien jaar en ouder, bedoeld in artikel 28, achtste lid en de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014 voor verzekerden van achttien jaar en ouder bedoeld in artikel 28, vijfde lid te delen door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is;

    • c. indien het verschil tussen het in onderdeel a bepaalde bedrag en het gemiddelde marktresultaat groter is dan EUR 12,50 per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan trekt het college 90 procent van het meerdere af van het normatieve bedrag 2014;

    • d. indien het verschil tussen het in onderdeel a bepaalde bedrag en het gemiddelde marktresultaat kleiner is dan EUR –12,50 per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan voegt het college 90 procent van het verschil toe aan het normatieve bedrag 2014.

  • 4 Het college bepaalt de tweede voorlopige opbrengst van de nominale rekenpremie per zorgverzekeraar door de verzekerden van achttien jaar en ouder per zorgverzekeraar te vermenigvuldigen met de nominale rekenpremie 2014.

  • 5 Het college vermindert het resultaat van het vierde lid met het bedrag dat de zorgverzekeraar verantwoordt in zijn jaarstaat 2014 per 1 mei 2015 als gederfde inkomsten voor verzekerden van achttien jaar en ouder waarvoor als gevolg van de toepasselijkheid van artikel 24 van de wet geen nominale premies worden ontvangen.

  • 6 Het college berekent de tweede voorlopige aanvulling op de bijdrage voor de uitkering in verband met uitvoeringskosten van verzekerden jonger dan achttien jaar door het aantal verzekerden jonger dan achttien jaar te vermenigvuldigen met EUR 50.

  • 7 Het college berekent de vereveningsbijdrage 2014 voor de tweede keer voorlopig door de som van het tweede voorlopige normatieve bedrag 2014 bedoeld in het eerste lid, met toepassing van het tweede lid en de aanvulling voor uitvoeringskosten van verzekerden jonger dan achttien jaar als bedoeld in artikel 23, zesde lid, te verminderen met de tweede voorlopige normatieve eigen risico opbrengst bedoeld in artikel 30, en de opbrengst van de nominale rekenpremie, bedoeld in artikel 23, vijfde lid.

  • 8 Het college stelt de vereveningsbijdrage 2014 voor de tweede keer voorlopig vast in september 2017 ter hoogte van de in het vorige lid berekende bijdrage.

Hoofdstuk V. De vaststelling van de vereveningsbijdrage 2014 voor een zorgverzekeraar

Artikel 32. Algemene bepaling

Het college herberekent de vereveningsbijdrage definitief met inachtneming van de correcties die voortkomen uit de reviewrapportages die de Nederlandse Zorgautoriteit uitbrengt over de declaraties 2013 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer en kosten 2014 uit de jaarstaat 2016.

Artikel 33. De definitieve herberekening van het deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014

Het college herberekent definitief het deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg 2014 overeenkomstig artikel 26, met inachtneming van artikel 32.

Artikel 34. De definitieve herberekening van het deelbedrag vaste zorgkosten 2014

Het college herberekent definitief het deelbedrag vaste zorgkosten 2014 overeenkomstig artikel 27, met inachtneming van artikel 32.

Artikel 35. De definitieve herberekening van het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014

Het college herberekent definitief het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014 overeenkomstig artikel 28, met inachtneming van artikel 32.

Artikel 36. De definitieve herberekening van het deelbedrag kosten van overige prestaties 2014

Het college herberekent definitief het deelbedrag kosten van overige prestaties 2014 overeenkomstig artikel 29, met inachtneming van artikel 32.

Artikel 37. De definitieve herberekening van de normatieve eigen risico opbrengst 2014

Het college herberekent definitief het deelbedrag normatieve eigen risico opbrengst overeenkomstig artikel 30, met inachtneming van artikel 32.

Artikel 38. De definitieve herberekening van het normatieve bedrag 2014 en de definitieve herberekening en de vaststelling van de bijdrage 2014

  • 1 Het college herberekent definitief het normatieve bedrag 2014 overeenkomstig artikel 31, met inachtneming van artikel 32.

  • 2 Het college stelt de bijdrage 2014 vast in april 2018 ter hoogte van de in het vorige lid definitief berekende bijdrage.

Hoofdstuk VI. De uitkering voor de kosten van prestaties die door het college naar het werkelijk bedrag worden vergoed

Artikel 39

  • 1 Bij gelegenheid van de vaststelling van de bijdrage 2014, bedoeld in artikel 38, stelt het college per zorgverzekeraar ook de uitkering 2014 vast voor de kosten die op grond van de wet naar het werkelijke bedrag door het college worden vergoed.

  • 2 In afwachting van de vaststelling van de uitkering 2014 voor de kosten die op grond van de Zorgverzekeringswet naar het werkelijke bedrag door het college worden vergoed, stelt het college bij de voorlopige vaststelling van de bijdrage 2014, bedoeld in artikel 23, ook de voorlopige uitkering 2014 voor de kosten die op grond van de wet naar het werkelijke bedrag door het college worden vergoed, vast.

  • 3 In afwachting van de vaststelling van de uitkering 2014 voor de kosten die op grond van de wet naar het werkelijke bedrag door het college worden vergoed, stelt het college bij de tweede voorlopige vaststelling van de bijdrage 2014, bedoeld in artikel 31, ook de tweede voorlopige uitkering 2014 voor de kosten die op grond van de wet naar het werkelijke bedrag door het college worden vergoed, vast.

Hoofdstuk VII. De betalingen aan de zorgverzekeraars

Artikel 40

  • 1 Het college betaalt de zorgverzekeraars de vereveningsbijdrage, bedoeld in artikel 12, vierde lid, uit. Het college maakt bij de betaling onderscheid naar de volgende bestanddelen:

    • a. het deel van het normatieve bedrag 2014 dat betrekking heeft op het deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg en het deelbedrag vaste zorgkosten 2014;

    • b. het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014;

    • c. het deelbedrag overige prestaties 2014;

    • d. een aftrekpost voor de geraamde normatieve eigen risico opbrengst 2014;

    • e. een aftrekpost voor de geraamde opbrengst van de nominale rekenpremie 2014.

  • 2 Het college betaalt de zorgverzekeraars de uitkering in verband met uitvoeringskosten van verzekerden jonger dan achttien jaar, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, gelijktijdig met de betaling genoemd in het eerste lid uit.

  • 3 Voor de betaling van de kosten, die op grond van de wet naar werkelijke kosten worden vergoed, kan het college ambtshalve een bedrag vaststellen, waarmee de betaling aan de zorgverzekeraars wordt verhoogd.

  • 4 Indien toepassing van onderscheidenlijk het eerste en het tweede lid resulteert in een negatief saldo voor de zorgverzekeraar, schort het college de betalingen aan de zorgverzekeraar op, tot het negatieve saldo is verrekend.

Artikel 41. Betaling

  • 3 Het college vermenigvuldigt ieder van de bestanddelen genoemd in artikel 40, eerste lid, onder a tot en met c en de uitkering bedoeld in artikel 40, tweede lid, met het percentage dat het resultaat is van het tweede lid.

  • 4 De resultaten van het derde lid worden respectievelijk genoemd als volgt:

    • a. het netto te betalen bedrag dat betrekking heeft op het deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg en het deelbedrag vaste zorgkosten 2014;

    • b. het netto te betalen bedrag dat betrekking heeft op het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2014;

    • c. het netto te betalen bedrag dat betrekking heeft op het deelbedrag overige prestaties 2014;

    • d. het netto te betalen bedrag dat betrekking heeft op de uitkering in verband met de uitvoeringskosten van verzekerden jonger dan achttien jaar.

  • 5 Het college betaalt de netto te betalen bedragen, bedoeld in het vierde lid, onder a tot en met d, in termijnen op de eerste werkdag van de maand, overeenkomstig onderstaand betalingsschema:

    Betalingsschema
     

    Bestanddelen betalingen

         

    Betaalmoment

    Artikel 41

    vierde lid, onder a

    Artikel 41

    vierde lid, onder b

    Artikel 41

    vierde lid, onder c

    Artikel 41

    vierde lid, onder d

    januari 2014

     

    0,5200%

       

    februari 2014

    0,9195%

    2,0800%

     

    8,3333%

    maart 2014

    2,6437%

    4,1700%

    8,3333%

    8,3333%

    april 2014

    4,3678%

    6,2500%

    8,3334%

    8,3334%

    mei 2014

    6,0920%

    7,8100%

    8,3333%

    8,3333%

    juni 2014

    7,6435%

    8,3400%

    8,3333%

    8,3333%

    juli 2014

    8,3333%

    8,3300%

    8,3334%

    8,3334%

    augustus 2014

    8,3333%

    8,3300%

    8,3333%

    8,3333%

    september 2014

    8,3333%

    8,3400%

    8,3333%

    8,3333%

    oktober 2014

    8,3333%

    8,3300%

    8,3334%

    8,3334%

    november 2014

    8,3333%

    8,3300%

    8,3333%

    8,3333%

    december 2014

    8,3333%

    8,3400%

    8,3333%

    8,3333%

    januari 2015

    8,3333%

    7,8100%

    8,3334%

    8,3334%

    februari 2015

    7,4139%

    6,2500%

    8,3333%

     

    maart 2015

    5,6897%

    4,1700%

       

    april 2015

    3,9656%

    2,0800%

       

    mei 2015

    2,2414%

    0,5200%

       

    juni 2015

    0,6898%

         
  • 6 Voor een zorgverzekeraar die zich op grond van artikel 25 van de wet aanmeldt bij de Nederlandse Zorgautoriteit nadat het college de bijdragen voor de zorgverzekeraars heeft toegekend, kan het college voor die zorgverzekeraar afwijken van de vorige leden.

  • 7 Het college kan, indien naar zijn oordeel uit nieuwe informatie blijkt dat de verwachting is dat bij de eerstvolgende herberekening of herziening van de vereveningsbijdrage, de vereveningsbijdrage meer dan 5 procent hoger zal zijn dan bij de laatst toegekende of voorlopig vastgestelde vereveningsbijdrage, afwijken van de vorige leden en de betalingen aan een zorgverzekeraar aanpassen.

Artikel 42

  • 1 Bij de herberekening en herziening van de toegekende vereveningsbijdrage 2014 op grond van artikel 14 herziet het college de te betalen termijnen overeenkomstig artikel 41 voor de eerste keer. Het college verrekent het verschil tussen de reeds betaalde termijnen en de voor de eerste keer herziene termijnen.

  • 2 Bij gelegenheid van de eerste voorlopige vaststelling van de bijdrage, op grond van hoofdstuk III, herziet het college voor de tweede keer de te betalen termijnen overeenkomstig artikel 41. Het college verrekent het verschil tussen de reeds betaalde termijnen en de voor de tweede keer herziene termijnen.

  • 3 Bij gelegenheid van de tweede voorlopige vaststelling van de bijdrage, op grond van hoofdstuk IV, herziet het college de te betalen termijnen voor de derde keer overeenkomstig artikel 41. Het college verrekent het verschil tussen de reeds betaalde termijnen en de voor de derde maal herziene termijnen.

  • 4 Bij gelegenheid van de definitieve vaststelling van de bijdrage, op grond van hoofdstuk V, stelt het college de te betalen termijnen definitief vast overeenkomstig artikel 41.

    Het college verrekent het verschil tussen de reeds betaalde termijnen en de definitief te betalen termijnen.

  • 5 Indien toepassing van onderscheidenlijk het eerste, tweede, derde en vierde lid, resulteert in een positief saldo voor de zorgverzekeraar, betaalt het college dat saldo ineens aan de zorgverzekeraar, behoudens een eventuele verrekening met een vordering op de zorgverzekeraar uit hoofde van de wet dan wel de AWBZ.

  • 6 Indien toepassing van onderscheidenlijk het eerste, tweede, derde en vierde lid, resulteert in een negatief saldo voor de zorgverzekeraar, de betreffende zorgverzekeraar dat saldo in een keer terug aan het college, behoudens voor zover het college het bedrag heeft verrekend met enige vordering op de zorgverzekeraar op grond van de wet dan wel de AWBZ.

Artikel 43

  • 1 De zorgverzekeraar en het college zijn over en weer rente verschuldigd en hebben over en weer aanspraak op rente over de verschillen, bedoeld in artikel 42.

  • 2 De rente, bedoeld in het eerste lid, wordt bij de eerste voorlopige, tweede voorlopige en de definitieve vaststelling van de uitkering door het college verwerkt en zo mogelijk verrekend met andere betalingen die uit deze vaststellingen voortvloeien.

Artikel 44

  • 1 Bij de verrekening van verschillen, bedoeld in artikel 42, tweede, derde en vierde lid, berekent het college rente over het verschil vanaf de datum waarop het verschil is ontstaan tot de datum waarop de verschillen worden verrekend.

  • 2 Bij de verrekening van de verschillen, bedoeld in artikel 42, tweede lid, berekent het college rente vanaf de betaaldata, genoemd in artikel 41 en artikel 42, eerste en tweede lid tot de datum van de voorlopige vaststelling van de bijdrage.

  • 3 Bij de verrekening van de verschillen, bedoeld in artikel 42, derde lid, berekent het college rente vanaf de betaaldata, genoemd in artikel 41 en artikel 42, eerste, tweede en derde lid tot de datum van de tweede voorlopige vaststelling van de bijdrage.

  • 4 Bij de verrekening van de verschillen, bedoeld in artikel 42, vierde lid, berekent het college rente vanaf de betaaldata, genoemd in artikel 41 en artikel 42 eerste, tweede, derde en vierde lid tot de datum van de definitieve vaststelling van de bijdrage.

  • 5 Voor een zorgverzekeraar waarvoor krachtens artikel 41, zesde en zevende lid, afwijkende betalingen hebben plaatsgevonden, kan het college bij de renteberekening afwijken van de vorige leden.

  • 6 Het college deelt het bedrag dat de zorgverzekeraar heeft terugbetaald op grond van artikel 42, zesde lid, voor de renteberekening naar rato toe aan de eerste dag van de maand waarin is terugbetaald en de eerste dag van de daaropvolgende maand, waarbij het uitgangspunt is de dag van terugbetaling.

  • 7 Voor het rentepercentage gaat het college uit van het gemiddelde van de maandrentes van het Euro Interbank Offered Rate (Euribortarief) voor driemaands termijngelden zonder onderpand over de periodes, bedoeld in het eerste, tweede, derde en vierde lid. Voor de laatste kalendermaand vóór de betaling gaat het college uit van de rente over de voorafgaande kalendermaand.

  • 8 De rente betreft een samengestelde rente en wordt op maandbasis berekend.

    Bij de berekening wordt een maand op 30 en een jaar op 360 dagen gesteld.

  • 9 Indien de situatie zich voordoet dat het in deze paragraaf bedoelde Euro Interbank Offered Rate (Euribortarief) niet meer kan worden toegepast, zal een zoveel als mogelijk overeenkomstig tarief worden gehanteerd.

Hoofdstuk VIII. Slotbepalingen

Artikel 45

Deze beleidregels treden in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst en werken terug tot en met 1 oktober 2013.

Artikel 46

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014.

Deze beleidsregels worden in de Staatscourant geplaatst.

Voorzitter Raad van Bestuur

A. Moerkamp

Bijlage 1. Toewijzing FKG’s diabetes 2014 op basis van farmaciegebruik voor diabetes en hypertensie

Bron: College voor zorgverzekeringen

Diabetes type I

Diabetes type II

Hypertensie

Toewijzing FKG

>180

>180

>180

Diabetes type I

>180

>180

≤180

Diabetes type I

>180

≤180

>180

Diabetes type I

>180

≤180

≤180

Diabetes type I

≤180

>180

>180

Diabetes type II met hypertensie

≤180

>180

≤180

Diabetes type II zonder hypertensie

≤180

≤180

>180

Geen

≤180

≤180

≤180

Geen

Toelichting:

Groter of kleiner dan 180 verwijst naar de dagdosering voor de betreffende FKG. De tabel beschrijft de verschillende situaties die mogelijk zijn bij een samenloop van farmaciegebruik voor diabetes en hypertensie. In de laatste kolom staat aangegeven welke FKG’s toegewezen worden in de betreffende situatie.

Bijlage 2. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 1 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium leeftijd en geslacht (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg

klasse

Gewicht in euro’s

Gewicht in euro’s

 

Mannen

Vrouwen

0-jarigen

3.345,71

2.962,75

1 t/m 4 jaar

843,37

727,80

5 t/m 9 jaar

694,89

641,58

10 t/m 14 jaar

657,09

634,71

15 t/m 17 jaar

705,83

737,42

18 t/m 24 jaar

728,96

902,90

25 t/m 29 jaar

698,67

1.157,36

30 t/m 34 jaar

697,10

1.250,98

35 t/m 39 jaar

764,80

1.117,98

40 t/m 44 jaar

824,30

982,71

45 t/m 49 jaar

938,33

1.055,09

50 t/m 54 jaar

1.054,95

1.136,98

55 t/m 59 jaar

1.312,79

1.223,60

60 t/m 64 jaar

1.487,87

1.321,04

65 t/m 69 jaar

1.818,99

1.515,22

70 t/m 74 jaar

2.203,81

1.741,60

75 t/m 79 jaar

2.507,48

1.891,04

80 t/m 84 jaar

2.527,21

1.838,99

85 t/m 89 jaar

2.285,04

1.640,89

90 jaar en ouder

2.013,59

1.360,39

Bijlage 3. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 1 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium FKG’s (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg

klasse

FKG 2014

Gewicht in euro's

0

Geen FKG

–71,05

1

Glaucoom

147,69

2

Schildklieraandoeningen

137,51

3

Psychose, Alzheimer en verslaving

–587,95

4

Depressie

111,20

5

Neuropathische pijn

483,22

6

Hoog cholesterol

137,12

7

Diabetes type II zonder hypertensie

108,99

8

COPD / Zware astma

647,08

9

Astma

212,76

10

Diabetes type II met hypertensie

276,10

11

Epilepsie

327,08

12

Ziekte van Crohn / Colitis Ulcerosa

533,10

13

Hartaandoeningen

1.150,15

14

Reuma

445,00

15

Parkinson

–481,60

16

Diabetes type I

225,16

17

Transplantaties

–1.013,83

18

Cystic fibrosis / pancreasenzymen

–8,41

19

Aandoeningen van hersenen / ruggenmerg

–2.645,40

20

Kanker

1.619,26

21

Hormoongevoelige tumoren

–168,10

22

HIV / AIDS

–3.461,19

23

Nieraandoeningen

3.484,96

Bijlage 4. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 1 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium DKG’s (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg

DKG klasse

Gewicht in euro's

0

–186,63

1

398,44

2

576,35

3

791,98

4

1.052,63

5

1.312,63

6

2.017,89

7

2.338,78

8

3.527,87

9

3.176,70

10

5.658,76

11

6.369,98

12

6.363,81

13

14.629,34

14

68.420,65

15

61.454,70

Bijlage 5. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 1 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium HKG’s (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg

 

HKG klasse

Gewicht in euro's

0

Geen HKG

0,15

1

Insuline infuuspompen

–1.184,23

2

Katheters/urine-opvangzakken

195,21

3

Stoma’s

56,71

4

Tracheo-stoma’s

1.592,17

Bijlage 6. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 1 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium aard van het inkomen (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg

Aard van het inkomen klasse

Gewichten in euro’s

1. 0 t/m 17 jaar of 65 jaar en ouder

0,00

2. Arbeidsongeschikten

18–34 jaar

354,92

 

35–44 jaar

378,68

 

45–54 jaar

371,48

 

55–64 jaar

317,82

3. Bijstandsgerechtigden

18–34 jaar

201,76

 

35–44 jaar

188,13

 

45–54 jaar

252,38

 

55–64 jaar

157,15

4. Studenten

18–34 jaar

–177,01

5. Zelfstandigen

18–34 jaar

–67,92

 

35–44 jaar

–111,07

 

45–54 jaar

–157,58

 

55–64 jaar

–172,61

6. Referentiegroep

18–34 jaar

15,59

 

35–44 jaar

–21,36

 

45–54 jaar

–32,36

 

55–64 jaar

–54,40

Bijlage 7. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 1 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium regio (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg

Regioklasse

Gewicht in euro’s

Klasse 1

75,71

Klasse 2

44,10

Klasse 3

24,30

Klasse 4

–2,02

Klasse 5

–0,52

Klasse 6

1,73

Klasse 7

–18,85

Klasse 8

–37,12

Klasse 9

–37,27

Klasse 10

–46,27

Bijlage 8. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 1 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium sociaal economische status (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg

SES klasse

Gewichten in euro’s

SES 0 (> 15 bewoners)

0–17 jaar

2,47

 

18–64 jaar

96,38

 

65+ jaar

–381,14

SES 1 (laag)

0–17 jaar

2,47

 

18–64 jaar

15,78

 

65+ jaar

193,77

SES 2 (midden)

0–17 jaar

–15,13

 

18–64 jaar

6,11

 

65+ jaar

–31,33

SES 3 (hoog)

0–17 jaar

36,24

 

18–64 jaar

–20,46

 

65+ jaar

–9,88

Bijlage 9. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 1 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium meerjarig hoge kosten (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag variabele kosten van medisch-specialistische zorg

MHK klasse

Gewichten in euro’s

0

Geen MHK

–132,37

1

MHK 2 voorafgaande jaren hoge kosten in de top 10 procent

1.609,80

2

MHK kosten 3 jaar in top 15 procent

1.160,69

3

MHK kosten 3 jaar in top 10 procent

1.760,51

4

MHK kosten 3 jaar in top 7 procent

2.680,18

5

MHK kosten 3 jaar in top 4 procent

4.558,44

6

MHK kosten 3 jaar in top 1,5 procent

11.615,02

Bijlage 10. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 2 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium leeftijd en geslacht (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag geneeskundige GGZ

klasse

Gewicht in euro’s

Gewicht in euro’s

 

Mannen

Vrouwen

18 t/m 24 jaar

372,19

410,59

25 t/m 29 jaar

333,95

339,66

30 t/m 34 jaar

333,95

333,95

35 t/m 39 jaar

300,19

295,80

40 t/m 44 jaar

281,96

281,96

45 t/m 49 jaar

267,96

277,89

50 t/m 54 jaar

259,10

260,39

55 t/m 59 jaar

246,36

235,80

60 t/m 64 jaar

235,80

235,80

65 t/m 69 jaar

215,71

224,60

70 t/m 74 jaar

224,68

230,75

75 t/m 79 jaar

227,49

219,60

80 t/m 84 jaar

226,59

215,55

85 t/m 89 jaar

218,43

215,55

90 jaar en ouder

215,55

215,55

Bijlage 11. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 2 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium FKG’s psychische aandoeningen (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag geneeskundige GGZ

klasse

FKG GGZ 2014

Gewicht in euro's

0

Geen FKG GGZ psychische aandoeningen

–31,42

1

FKG GGZ psychose

1.968,10

2

FKG GGZ psychose depot

4.534,28

3

FKG GGZ chronische stemmingsstoornissen

351,79

4

FKG GGZ verslaving

1.338,92

5

FKG GGZ bipolair regulier

707,42

6

FKG GGZ bipolair complex

1.312,02

7

FKG GGZ ADHD

259,16

Bijlage 12. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 2 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium DKG’s psychische aandoeningen (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag geneeskundige GGZ

DKG GGZ klasse

Gewicht in euro's

0

–100,86

1

1.820,77

2

6.922,96

3

13.031,18

4

20.556,21

5

27.212,92

Bijlage 13. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 2 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium aard van het inkomen (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag geneeskundige GGZ

Aard van het inkomen klasse

Gewichten in euro’s

1. 65 jaar en ouder

0,00

2. Arbeidsongeschikten

18–34 jaar

652,51

 

35–44 jaar

275,55

 

45–54 jaar

91,17

 

55–64 jaar

14,34

3. Bijstandsgerechtigden

18–34 jaar

677,44

 

35–44 jaar

333,43

 

45–54 jaar

178,43

 

55–64 jaar

70,96

4. Studenten

18–34 jaar

–103,89

5. Zelfstandigen

18–34 jaar

–101,33

 

35–44 jaar

–51,89

 

45–54 jaar

–29,04

 

55–64 jaar

–5,73

6. Referentiegroep

18–34 jaar

–32,25

 

35–44 jaar

–27,87

 

45–54 jaar

–14,71

 

55–64 jaar

–5,73

Bijlage 14. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 2 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium GGZ-regio (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag geneeskundige GGZ

GGZ Regioklasse

Gewicht in euro’s

Klasse 1

72,46

Klasse 2

25,91

Klasse 3

–5,77

Klasse 4

–10,83

Klasse 5

–13,67

Klasse 6

–13,67

Klasse 7

–13,67

Klasse 8

–13,67

Klasse 9

–13,67

Klasse 10

–13,67

Bijlage 15. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 2 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium SES (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag geneeskundige GGZ

SES klasse

Gewichten in euro’s

SES 0 (> 15 bewoners)

18–64 jaar

1.545,18

 

65+ jaar

71,28

SES 1 (laag)

18–64 jaar

–2,89

 

65+ jaar

27,32

SES 2 (midden)

18–64 jaar

–3,08

 

65+ jaar

–8,34

SES 3 (hoog)

18–64 jaar

–22,85

 

65+ jaar

–8,34

Bijlage 16. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 2 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium woonachtig in Nederland op een éénpersoonsadres (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag geneeskundige GGZ

Eénpersoonsadresklasse

Gewicht in euro’s

Niet

–18,54

Wel

92,26

Bijlage 17. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 2 van de Regeling risicoverevening 2014 en eigen berekening CVZ

Gewichten voor het vereveningscriterium GGZ-kosten lage drempelklasse voor het deelbedrag geneeskundige GGZ

 

GGZ-kosten > lage drempel van 550 euro

Gewicht in euro’s

0

Niet

–42,72

1

Wel en DKG psychische aandoeningen is ‘0’

1.407,48

2

Wel en DKG psychische aandoeningen is niet ‘0’

–42,72

Bijlage 18. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 1 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium leeftijd en geslacht (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag overige prestaties

klasse

Gewicht

in euro’s

Gewicht

in euro’s

 

Mannen

Vrouwen

0-jarigen

977,19

860,28

1 t/m 4 jaar

705,54

653,07

5 t/m 9 jaar

802,44

732,12

10 t/m 14 jaar

731,13

724,18

15 t/m 17 jaar

734,72

836,01

18 t/m 24 jaar

566,92

771,85

25 t/m 29 jaar

554,04

1.005,40

30 t/m 34 jaar

562,67

1.048,52

35 t/m 39 jaar

597,43

826,38

40 t/m 44 jaar

617,41

707,58

45 t/m 49 jaar

658,18

739,40

50 t/m 54 jaar

700,77

791,74

55 t/m 59 jaar

779,45

847,54

60 t/m 64 jaar

824,88

889,72

65 t/m 69 jaar

926,95

998,37

70 t/m 74 jaar

988,09

1.093,24

75 t/m 79 jaar

1.069,04

1.221,41

80 t/m 84 jaar

1.181,20

1.386,24

85 t/m 89 jaar

1.375,82

1.604,18

90 jaar en ouder

1.706,07

1.869,67

Bijlage 19. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 1 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium FKG’s (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag overige prestaties

klasse

FKG 2014

Gewicht in euro's

0

Geen FKG

–151,47

1

Glaucoom

195,76

2

Schildklieraandoeningen

74,24

3

Psychose, Alzheimer en verslaving

1.148,12

4

Depressie

204,35

5

Neuropathische pijn

760,30

6

Hoog cholesterol

246,73

7

Diabetes type II zonder hypertensie

643,51

8

COPD / Zware astma

1.070,45

9

Astma

514,17

10

Diabetes type II met hypertensie

814,46

11

Epilepsie

657,05

12

Ziekte van Crohn / Colitis Ulcerosa

458,67

13

Hartaandoeningen

353,70

14

Reuma

148,69

15

Parkinson

2.275,53

16

Diabetes type I

1.363,88

17

Transplantaties

662,08

18

Cystic fibrosis / pancreasenzymen

3.980,78

19

Aandoeningen van hersenen / ruggenmerg

4.155,66

20

Kanker

623,11

21

Hormoongevoelige tumoren

467,59

22

HIV / AIDS

7.591,28

23

Nieraandoeningen

2.484,92

Bijlage 20. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 1 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium DKG’s (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag overige prestaties

DKG klasse

Gewicht

in euro’s

0

–34,27

1

59,88

2

155,12

3

117,87

4

181,87

5

358,85

6

253,50

7

639,03

8

693,03

9

817,22

10

1.679,08

11

3.604,79

12

3.203,48

13

2.379,84

14

700,43

15

–2.966,14

Bijlage 21. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 1 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium HKG’s (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag overige prestaties

 

HKG klasse

Gewicht in euro's

0

Geen HKG

–17,17

1

Insuline infuuspompen

1.988,31

2

Katheters/urine-opvangzakken

1.499,52

3

Stoma’s

2.449,27

4

Tracheo-stoma’s

5.395,50

Bijlage 22. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 1 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium aard van het inkomen (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag overige prestaties

Aard van het inkomenklasse

Gewichten in euro’s

1. 0 t/m 17 jaar of 65 jaar en ouder

0,00

2. Arbeidsongeschikten

18–34 jaar

361,17

 

35–44 jaar

381,78

 

45–54 jaar

331,56

 

55–64 jaar

221,87

3. Bijstandsgerechtigden

18–34 jaar

100,13

 

35–44 jaar

172,60

 

45–54 jaar

225,32

 

55–64 jaar

163,75

4. Studenten

18–34 jaar

–110,22

5. Zelfstandigen

18–34 jaar

–52,34

 

35–44 jaar

–61,73

 

45–54 jaar

–81,34

 

55–64 jaar

–99,94

6. Referentiegroep

18–34 jaar

3,21

 

35–44 jaar

–26,15

 

45–54 jaar

–35,52

 

55–64 jaar

–42,37

Bijlage 23. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 1 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium regio (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag overige prestaties

Regioklasse

Gewicht

in euro’s

1

27,40

2

17,74

3

10,38

4

4,06

5

–0,90

6

2,87

7

–6,36

8

–10,36

9

–15,29

10

–27,62

Bijlage 24. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 1 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor de SES klasse (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag overige prestaties

SES klasse

Gewichten in euro’s

SES 0 (> 15 bewoners)

0–17 jaar

14,75

 

18–64 jaar

–45,23

 

65+ jaar

282,82

SES 1 (laag)

0–17 jaar

14,75

 

18–64 jaar

7,42

 

65+ jaar

74,03

SES 2 (midden)

0–17 jaar

–8,76

 

18–64 jaar

15,28

 

65+ jaar

2,05

SES 3 (hoog)

0–17 jaar

–32,49

 

18–64 jaar

–21,20

 

65+ jaar

–70,90

Bijlage 25. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 1 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium meerjarig hoge kosten (MHK) (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag overige prestaties

MHK klasse

Gewichten in euro’s

0

Geen MHK

–121,80

1

MHK 2 voorafgaande jaren hoge kosten in top 10 procent

936,31

2

MHK kosten 3 jaar in top 15 procent

994,63

3

MHK kosten 3 jaar in top 10 procent

1.647,11

4

MHK kosten 3 jaar in top 7 procent

2.601,46

5

MHK kosten 3 jaar in top 4 procent

4.629,36

6

MHK kosten 3 jaar in top 1,5 procent

13.146,18

Bijlage 26. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 4 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor de eigen risico opbrengst per verzekerde per klasse naar leeftijd en geslacht (in euro’s per verzekerde)

klasse

Gewicht in euro’s

Gewicht in euro’s

 

Mannen

Vrouwen

18 t/m 24 jaar

134,92

196,02

25 t/m 29 jaar

127,97

197,42

30 t/m 34 jaar

131,34

201,05

35 t/m 39 jaar

138,39

197,42

40 t/m 44 jaar

144,71

193,06

45 t/m 49 jaar

154,77

199,82

50 t/m 54 jaar

167,39

210,40

55 t/m 59 jaar

195,95

226,01

60 t/m 64 jaar

211,99

234,43

65 t/m 69 jaar

232,76

250,98

70 t/m 74 jaar

256,04

270,24

75 t/m 79 jaar

271,31

282,45

80 t/m 84 jaar

283,28

289,30

85 t/m 89 jaar

290,68

286,60

90 jaar en ouder

289,34

274,89

Bijlage 27. van de beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 4 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor de eigen risico opbrengst per verzekerde per klasse naar aard van het inkomen (in euro’s per verzekerde)

Aard van het inkomenklasse

Gewichten in euro’s

1. 65 jaar en ouder

0,00

2. Arbeidsongeschikten

18–34 jaar

69,00

 

35–44 jaar

73,64

 

45–54 jaar

63,58

 

55–64 jaar

38,45

3. Bijstandsgerechtigden

18–34 jaar

54,37

 

35–44 jaar

57,27

 

45–54 jaar

49,84

 

55–64 jaar

14,81

4. Studenten

18–34 jaar

–14,78

5. Zelfstandigen

18–34 jaar

–7,22

 

35–44 jaar

–11,59

 

45–54 jaar

–15,17

 

55–64 jaar

–15,48

6. Referentiegroep

18–34 jaar

–0,93

 

35–44 jaar

–3,85

 

45–54 jaar

–3,64

 

55–64 jaar

–3,30

Bijlage 28. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 4 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor de eigen risico opbrengst per verzekerde per risicoklasse naar regio (in euro’s per verzekerde)

Regioklasse 2014

Gewicht in euro’s

Klasse 1

12,95

Klasse 2

8,35

Klasse 3

5,28

Klasse 4

2,60

Klasse 5

–0,27

Klasse 6

0,25

Klasse 7

–3,86

Klasse 8

–4,69

Klasse 9

–7,68

Klasse 10

–10,16

Bijlage 29. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 3 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium leeftijd en geslacht (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag geneeskundige GGZ

De in deze bijlage genoemde gewichten zijn bedoeld voor de ex post berekening van het normatieve bedrag van een zorgverzekeraar en bevatten een correctie voor HKC.

klasse

Gewicht in euro’s

Gewicht in euro’s

 

Mannen

Vrouwen

18 t/m 24 jaar

350,75

397,64

25 t/m 29 jaar

323,51

357,57

30 t/m 34 jaar

323,51

323,51

35 t/m 39 jaar

305,96

316,76

40 t/m 44 jaar

291,44

297,90

45 t/m 49 jaar

278,63

293,54

50 t/m 54 jaar

266,74

271,72

55 t/m 59 jaar

248,29

240,27

60 t/m 64 jaar

233,78

233,78

65 t/m 69 jaar

210,17

210,17

70 t/m 74 jaar

213,58

211,69

75 t/m 79 jaar

218,42

210,17

80 t/m 84 jaar

227,26

210,17

85 t/m 89 jaar

221,15

210,17

90 jaar en ouder

210,17

210,17

Bijlage 30. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 3 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium FKG psychische aandoeningen (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag geneeskundige GGZ

De in deze bijlage genoemde gewichten zijn bedoeld voor de ex post berekening van het normatieve bedrag van een zorgverzekeraar en bevatten een correctie voor HKC.

klasse

FKG GGZ 2014

Gewicht in euro's

0

Geen FKG GGZ psychische aandoeningen

–30,75

1

FKG GGZ psychose

1.746,01

2

FKG GGZ psychose depot

3.403,00

3

FKG GGZ chronische stemmingsstoornissen

387,64

4

FKG GGZ verslaving

1.201,47

5

FKG GGZ bipolair regulier

738,51

6

FKG GGZ bipolair complex

1.274,61

7

FKG GGZ ADHD

256,32

Bijlage 31. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 3 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium DKG’s psychische aandoeningen (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag geneeskundige GGZ

De in deze bijlage genoemde gewichten zijn bedoeld voor de ex post berekening van het normatieve bedrag van een zorgverzekeraar en bevatten een correctie voor HKC.

DKG GGZ klasse

Gewicht in euro's

0

Zie Regeling artikel 11, vierde lid

1

2.102,61

2

7.140,97

3

10.703,16

4

15.343,68

5

19.003,28

Bijlage 32. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 3 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium aard van het inkomen (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag geneeskundige GGZ

De in deze bijlage genoemde gewichten zijn bedoeld voor de ex post berekening van het normatieve bedrag van een zorgverzekeraar en bevatten een correctie voor HKC.

Aard van het inkomenklasse

Gewichten in euro’s

1. 65 jaar en ouder

0,00

2. Arbeidsongeschikten

18–34 jaar

513,93

 

35–44 jaar

300,18

 

45–54 jaar

130,47

 

55–64 jaar

20,14

3. Bijstandsgerechtigden

18–34 jaar

539,10

 

35–44 jaar

356,23

 

45–54 jaar

216,83

 

55–64 jaar

72,01

4. Studenten

18–34 jaar

–96,54

5. Zelfstandigen

18–34 jaar

–87,34

 

35–44 jaar

–64,47

 

45–54 jaar

–39,77

 

55–64 jaar

–6,81

6. Referentiegroep

18–34 jaar

–21,98

 

35–44 jaar

–29,18

 

45–54 jaar

–19,37

 

55–64 jaar

–6,81

Bijlage 33. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 3 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium GGZ-regio (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag geneeskundige GGZ

De in deze bijlage genoemde gewichten zijn bedoeld voor de ex post berekening van het normatieve bedrag van een zorgverzekeraar en bevatten een correctie voor HKC.

GGZ Regioklasse

Gewicht in euro’s

Klasse 1

55,57

Klasse 2

28,89

Klasse 3

1,44

Klasse 4

–4,19

Klasse 5

–10,60

Klasse 6

–10,59

Klasse 7

–15,14

Klasse 8

–15,14

Klasse 9

–15,14

Klasse 10

–15,14

Bijlage 34. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 3 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium sociaal economische status (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag geneeskundige GGZ

De in deze bijlage genoemde gewichten zijn bedoeld voor de ex post berekening van het normatieve bedrag van een zorgverzekeraar en bevatten een correctie voor HKC.

SES klasse

Gewichten in euro’s

SES 0 (> 15 bewoners)

18–64 jaar

711,13

 

65+ jaar

26,70

SES 1 (laag)

18–64 jaar

5,74

 

65+ jaar

22,83

SES 2 (midden)

18–64 jaar

4,64

 

65+ jaar

–5,63

SES 3 (hoog)

18–64 jaar

–22,43

 

65+ jaar

–5,63

Bijlage 35. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 3 van de Regeling risicoverevening 2014

Gewichten voor het vereveningscriterium woonachtig in Nederland op een éénpersoonsadres (in euro’s per verzekerde) voor het deelbedrag geneeskundige GGZ

De in deze bijlage genoemde gewichten zijn bedoeld voor de ex post berekening van het normatieve bedrag van een zorgverzekeraar en bevatten een correctie voor HKC.

Eénpersoonsadresklasse

Gewicht in euro’s

Niet

–19,03

Wel

94,70

Bijlage 36. van de Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2014

Bron: Bijlage 3 van de Regeling risicoverevening 2014 en eigen berekening CVZ

Gewichten voor het vereveningscriterium GGZ-kosten lage drempelklasse voor het deelbedrag geneeskundige GGZ

De in deze bijlage genoemde gewichten zijn bedoeld voor de ex post berekening van het normatieve bedrag van een zorgverzekeraar en bevatten een correctie voor HKC.

 

GGZ kosten > lage drempel van 550 euro

Gewicht in euro’s

0

Niet

Zie Regeling artikel 11, vierde lid

1

Wel en DKG psychische aandoeningen is ‘0’

1.466,19

2

Wel en DKG psychische aandoeningen is niet ‘0’

Zie Regeling artikel 11, vierde lid

Naar boven