Kaderbesluit CCMS

[Regeling materieel uitgewerkt per 01-01-2020.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 20-10-2007 t/m heden

Besluit van 9 februari 2004 houdende de algemene eisen voor de opleiding, registratie en herregistratie van medisch specialisten en voor de erkenning van opleiders, plaatsvervangend opleiders, stageopleiders en opleidingsinrichtingen

Het Centraal College Medische Specialismen,

Gelet op artikel 14, tweede lid, onder c van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en artikel 12, eerste lid, van de Regeling specialisten geneeskunst van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst;

Gezien de adviezen van het Federatiebestuur van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, de Orde van Medisch Specialisten, de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband en de Medisch Specialisten Registratie Commissie;

Besluit:

Hoofdstuk A. Algemene bepalingen

Artikel A.1. Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. afdeling: onderdeel van een inrichting;

  • b. aios: arts(en) in opleiding tot (medisch) specialist;

  • c. algemene competentie: competentie die voor ieder specialisme van toepassing is, zoals neergelegd in artikel B.2, derde lid;

  • d. AVGIO-commissie: vertegenwoordiging van artsen voor verstandelijk gehandicapten in opleiding;

  • e. Beoordelingsstage: een stage in een opleidingsinrichting voor een arts die buiten Nederland een specialisatie met goed gevolg heeft afgerond waarbij de kennis en beroepsuitoefening getoetst wordt op gelijkwaardigheid aan het eindniveau van de Nederlandse opleiding voor het betreffende medisch specialisme;

  • f. bestuurlijke eenheid: eenheid die wordt gevormd doordat de instelling wordt geleid door één Raad van Bestuur, centrale directie, bestuursraad of bestuur;

  • g. centrale opleidingscommissie: een in iedere opleidingsinrichting aanwezig overlegorgaan ter handhaving en bevordering van een optimaal opleidingsklimaat;

  • h. co-assistent: de student in opleiding tot arts die het klinisch gedeelte van de opleiding volgt;

  • i. competentie: een getoonde bekwaamheid of gedragsrepertoire waaruit blijkt dat kennis, vaardigheden, attitude, eigenschappen en inzichten in het handelen zijn geïntegreerd;

  • j. CvG: de Commissie voor Geschillen;

  • k. dagdeel: een aaneengesloten periode overdag van vier uur;

  • l. deskundigheidsbevordering: het geheel van activiteiten dat er op is gericht de kwaliteit van de eigen beroepsuitoefening te handhaven op het eindniveau van de vigerende opleiding en deze te verdiepen en verbreden in afstemming op de eisen van de eigen beroepspraktijk door geaccrediteerde bij- en nascholing;

  • m. EER: Europees Economische Ruimte;

  • n. geaccrediteerde bij- en nascholing: waardering van de betreffende wetenschappelijke medisch specialistenvereniging van de kwaliteit en de onafhankelijkheid van bij- en nascholingsactiviteiten, die kwantitatief tot uitdrukking wordt gebracht in het aantal toe te kennen accreditatieuren;

  • o. gedeelte van de opleiding: een in tijd en inhoud omschreven onderdeel van de opleiding in een medisch specialisme;

  • p. inrichting: een, al dan niet over meerdere locaties verspreide, bestuurlijk samenhangende instelling waar medisch specialisten werkzaam zijn en waar een of meer medisch specialismen uitgeoefend worden;

  • q. klinisch wetenschappelijk onderzoek: in een kliniek of onder verantwoordelijkheid van een kliniek uitgevoerd onderzoek, begeleid door een als zodanig opgeleide onderzoeker werkzaam bij een universiteit of instelling die mede het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek in haar missie heeft opgenomen;

  • r. kwaliteitsvisitatie: visitatie uitgevoerd door een wetenschappelijke medisch specialisten vereniging van een individuele specialist of de afdeling waar deze werkzaam is ter bevordering van de kwaliteit van de zorg;

  • s. mediator: persoon die het proces bij conflictbemiddeling begeleidt en als mediator geregistreerd is bij het Nederlands Mediation Instituut;

  • t. medisch specialisme: een deelgebied van de geneeskunde dat door het CCMS als zodanig is aangewezen;

  • u. medisch specialistische kennis en ervaring verkregen buiten het kader van de opleiding: kennis en ervaring in een erkend medisch specialisme, welke in Nederland na het artsexamen en buiten de opleiding tot medisch specialist in een opleidingsinrichting is verkregen;

  • v. onderzoeksbegeleider: begeleider van een klinisch wetenschappelijk onderzoeksproject;

  • w. opleider: een door de MSRC voor de opleiding erkende medisch specialist onder wiens verantwoordelijkheid de gehele opleiding of een gedeelte van de opleiding tot medisch specialist plaatsvindt;

  • x. opleiding: de opleiding of gedeelte van de opleiding in Nederland tot medisch specialist;

  • y. opleidingsgroep: het samenwerkingsverband van de medisch specialisten, inclusief de opleider en plaatsvervangend opleider, van een opleidingsinrichting betrokken bij de opleiding van het desbetreffende specialisme;

  • z. opleidingsinrichting: een inrichting in Nederland die door de MSRC voor het verzorgen van één of meer opleidingen tot medisch specialist is erkend en waar de gehele of een gedeelte van de opleiding plaatsvindt;

  • aa. opleidingsregister: een register van aios;

  • bb. patiëntgebonden zorg: de zorgverlening die bestaat uit de componenten klinische werkzaamheid, poliklinische werkzaamheid, consultatieve activiteiten, patiëntgebonden opleidingsactiviteiten en patiëntenbesprekingen;

  • cc. plaatsvervangend opleider: de opleider die als zodanig op voordracht van de opleider en de opleidingsinrichting door de MSRC is aangewezen en die voor een bepaalde periode in de rechten en plichten van de opleider kan treden;

  • dd. plenaire visitatiecommissie: een per specialisme door de MSRC ingestelde adviescommissie;

  • ee. portfolio: een verzameling van documenten waarin de verplichtingen voortvloeiende uit dit besluit en de specifieke besluiten worden bijgehouden, waaruit de voortgang van de opleiding en de zelfreflectie van de aios blijken, met ten minste de documenten ten behoeve van de beoordeling van de aios, de gehouden voordrachten en referaten, de gepubliceerde artikelen, de gevolgde cursussen en de uitgevoerde verrichtingen;

  • ff. Richtlijn 2005/36/EG: Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (Pb Nr. L 255 van 30/09/2005 blz. 0022 - 0142);

  • gg. samengestelde opleiding: een opleiding die bestaat uit een vooropleiding in een ander medisch specialisme dan het eigenlijk gekozen medisch specialisme gevolgd door een vervolgopleiding in het eigenlijk gekozen medisch specialisme;

  • hh. specifiek besluit: besluit van het CCMS dat zij ter uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Regeling per specialisme vaststelt;

  • ii. stage: een gedeelte van de opleiding dat wordt gevolgd bij een opleidingsinrichting en dat in specifieke besluiten is omschreven wat betreft duur, inhoud en verplichte of facultatieve status;

  • jj. stage-eisen: eisen met betrekking tot de duur en de inhoud van de stage;

  • kk. stageopleider: de opleider die een stage als onderdeel van de opleiding in een medisch specialisme verzorgt;

  • ll. taaltest: de onder auspiciën van de MSRC af te nemen taaltest Nederlands, zoals beschreven in hoofdstuk D, titel II, paragraaf II-D van dit besluit;

  • mm. visitatie: een vorm van onderzoek naar het functioneren van de opleider, de plaatsvervangend opleider, de stageopleider, de inrichting of de opleidingsinrichting, op locatie met als doel een zo objectief mogelijk oordeel te verkrijgen of aan de eisen of verplichtingen voor erkenning is voldaan;

  • nn. visitatieprogramma: een onderzoek om de opleidingsinrichting of de opleider op basis van de besluiten van het CCMS te toetsen;

  • oo. visitatierapport: de op de daarvoor bestemde formulieren over een visitatie uitgebrachte rapportage en de eventueel daarbij gevoegde bescheiden;

  • pp. volledige werkweek: een volledige werkweek zoals bepaald in de CAO ziekenhuizen, de CAO GGZ en de CAO academische ziekenhuizen alsmede de Arbeidsvoorwaardenregeling Medisch Specialisten (AMS) en de Honoreringsregeling Academisch Medisch Specialisten (HAMS). Voor aios geldt de hiervoor omschreven werkweek, met daarbij opgeteld het aantal in voornoemde CAO’s genoemde opleidingsuren per week (zogenaamde normatieve werkweek);

  • qq. vrijstelling: de ontheffing van de verplichting deel te nemen aan een gedeelte van de opleiding met als gevolg feitelijke bekorting van de opleidingsduur;

  • rr. waarnemer: een medisch specialist die is ingeschreven in hetzelfde register als de opleider en de opleider gedurende een bepaalde periode waarneemt.

Artikel A.2. Toepassingsbereik besluit

  • 1 Het CCMS kan per medisch specialisme ter uitvoering van dit besluit specifieke besluiten vaststellen op de terreinen:

    • a. de opleiding;

    • b. de erkenning;

    • c. de (her)registratie.

  • 2 Van dit besluit kan niet worden afgeweken in specifieke besluiten of in besluiten van de MSRC tenzij dit uitdrukkelijk in dit besluit is bepaald.

  • 3 In specifieke besluiten kunnen de bepalingen in dit besluit worden aangevuld.

  • 4 In beleidsregels van de MSRC kunnen de bepalingen in dit besluit nader worden ingevuld.

Artikel A.3. Rechtsmiddelen

In elke individuele beslissing ingevolge dit besluit staat vermeld welk rechtsmiddel bij welke instantie en binnen welke termijn tegen de betreffende beslissing kan worden aangewend.

Artikel A.4. Experimenten

  • 1 In het kader van ontwikkeling van een opleiding kan het CCMS op eigen initiatief of op verzoek van een wetenschappelijke vereniging of van de MSRC besluiten tot afwijking van dit besluit of van een specifiek besluit.

  • 2 Bij toepassing van het eerste lid, gelden de volgende voorwaarden:

    • a. er is sprake van een in tijd begrensd experiment;

    • b. het experiment is projectmatig opgezet en kent een concreet doel alsmede een beschrijving van de wijze waarop het resultaat van het experiment getoetst wordt;

    • c. het experiment is door de MSRC op uitvoerbaarheid getoetst.

Artikel A.5. Medische specialismen

De volgende deelgebieden der geneeskunde worden in dit besluit als medisch specialisme aangewezen en daaraan zijn de genoemde titels verbonden:

  • a. anesthesiologie: anesthesioloog;

  • b. cardiologie: cardioloog;

  • c. cardio-thoracale chirurgie: cardiothoracaal chirurg;

  • d. dermatologie en venerologie: dermatoloog;

  • e. heelkunde: chirurg;

  • f. interne geneeskunde: internist;

  • g. keel- neus- oorheelkunde: keelneus- oorarts;

  • h. kindergeneeskunde: kinderarts;

  • i. klinische genetica: klinisch geneticus;

  • j. klinische geriatrie: klinisch geriater;

  • k. longziekten en tuberculose: longarts;

  • l. maag-darm-leverziekten: arts voor maag-darm-leverziekten;

  • m. medische microbiologie: artsmicrobioloog;

  • n. neurochirurgie: neurochirurg;

  • o. neurologie: neuroloog;

  • p. nucleaire geneeskunde : nucleair geneeskundige;

  • q. oogheelkunde: oogarts;

  • r. orthopedie: orthopedisch chirurg;

  • s. pathologie: patholoog;

  • t. plastische chirurgie: plastisch chirurg;

  • u. psychiatrie: psychiater;

  • v. radiologie: radioloog;

  • w. radiotherapie: radiotherapeut;

  • x. reumatologie: reumatoloog;

  • y. revalidatiegeneeskunde: revalidatiearts;

  • z. urologie: uroloog.

  • aa. verloskunde en gynaecologie: gynaecoloog.

Artikel A.6. Gesloten registers

Van de volgende deelgebieden der geneeskunde die niet meer als specialisme zijn erkend houdt de MSRC een register, met de bijbehorende titel:

  • a. allergologie: allergoloog;

  • b. interne geneeskunde-allergologie: internist-allergoloog;

  • c. zenuw- en zielsziekten: zenuwarts;

  • d. klinische chemie: arts klinische chemie.

Artikel A.7. Doorwerking toekomstige wijzigingen EG-regelgeving

Een wijziging van Richtlijn 2005/36/EG gaat voor de toepassing van dit besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

Hoofdstuk B. De opleiding

Titel I. Opleidingseisen

Paragraaf I-A. Algemeen

Artikel B.1. Opleidingsinrichting

De opleiding wordt gevolgd bij een opleider of stageopleider in een opleidingsinrichting.

Artikel B.2. Competenties

  • 1 De opleiding is gericht op het verwerven van door het CCMS vastgestelde algemene competenties en specialismegebonden competenties voor de opleiding in het betreffende medisch specialisme.

  • 2 De specialismegebonden competenties zijn vastgelegd in specifieke besluiten.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde algemene competenties zijn de volgende:

    • a. ten aanzien van medisch handelen:

      • i. De specialist bezit adequate kennis en vaardigheid naar de stand van het vakgebied;

      • ii. De specialist past het diagnostisch, therapeutisch en preventief arsenaal van het vakgebied goed en waar mogelijk evidence based toe;

      • iii. De specialist levert effectieve en ethisch verantwoorde patiëntenzorg;

      • iv. De specialist vindt snel de vereiste informatie en past deze goed toe;

    • b. ten aanzien van communicatie:

      • i. De specialist bouwt effectieve behandelrelaties met patiënten op;

      • ii. De specialist luistert goed en verkrijgt doelmatig relevante patiëntinformatie;

      • iii. De specialist bespreekt medische informatie goed met patiënten en desgewenst familie;

      • iv. De specialist doet adequaat mondeling en schriftelijk verslag over patiëntencasus;

    • c. ten aanzien van samenwerking:

      • i. De specialist overlegt doelmatig met collegae en andere zorgverleners;

      • ii. De specialist verwijst adequaat;

      • iii. De specialist levert effectief intercollegiaal consult;

      • iv. De specialist draagt bij aan effectieve interdisciplinaire samenwerking en ketenzorg;

    • d. ten aanzien van kennis en wetenschap:

      • i. De specialist beschouwt medische informatie kritisch;

      • ii. De specialist bevordert de verbreding van en ontwikkelt de wetenschappelijke vakkennis;

      • iii. De specialist ontwikkelt en onderhoudt een persoonlijk bij- en nascholingsplan;

      • iv. De specialist bevordert de deskundigheid van studenten, aios, collegae, patiënten en andere betrokkenen bij de gezondheidszorg;

    • e. ten aanzien van maatschappelijk handelen:

      • i. De specialist kent en herkent de determinanten van ziekte;

      • ii. De specialist bevordert de gezondheid van patiënten en de gemeenschap als geheel;

      • iii. De specialist handelt volgens de relevante wettelijke bepalingen;

      • iv. De specialist treedt adequaat op bij incidenten in de zorg;

    • f. ten aanzien van organisatie:

      • i. De specialist organiseert het werk naar een balans in patiëntenzorg en persoonlijke ontwikkeling;

      • ii. De specialist werkt effectief en doelmatig binnen een gezondheidszorgorganisatie;

      • iii. De specialist besteedt de beschikbare middelen voor de patiëntenzorg verantwoord;

      • iv. De specialist gebruikt informatietechnologie voor optimale patiëntenzorg, en voor bij- en nascholing;

    • g. ten aanzien van professionaliteit:

      • i. De specialist levert hoogstaande patiëntenzorg op integere, oprechte en betrokken wijze;

      • ii. De specialist vertoont adequaat persoonlijk en interpersoonlijk professioneel gedrag;

      • iii. De specialist kent de grenzen van de eigen competentie en handelt daar binnen;

      • iv. De specialist oefent de geneeskunde uit naar de gebruikelijke ethische normen van het beroep.

Artikel B.3. Duur van de opleiding

  • 1 De duur van de opleiding wordt per medisch specialisme in een specifiek besluit vastgesteld.

  • 2 Tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald wordt de opleiding van de aios ononderbroken gevolgd en omvat een volledige werkweek.

  • 3 De MSRC kan de duur van de opleiding, bedoeld in het eerste lid, in een individueel geval, in het kader van de eindbeoordeling, bedoeld in artikel B.9., om opleidingsinhoudelijke redenen verlengen.

Artikel B.4. Rechtspositieregeling

De aios dient voor zijn werkzaamheden tijdens de opleiding volgens de landelijk gangbare salarisnormen te worden gehonoreerd. Op hem dient tevens de rechtspositieregeling van de opleidingsinrichting van toepassing te zijn.

Artikel B.5. Plichten van de aios

  • 1 De aios voldoet aan de volgende verplichtingen:

    algemeen:

    • a. hij is ingeschreven als arts in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG, en het opleidingsregister van de MSRC en houdt deze inschrijvingen gedurende de opleiding in stand;

    • b. hij deelt iedere wijziging in de door hem verstrekte gegevens, waaronder wijziging van adres en woonplaats, direct schriftelijk aan de MSRC mede;

    • c. hij verschaft desgevraagd de MSRC nauwkeurig en onverwijld de gegevens en bescheiden betreffende zijn opleiding die nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen;

    • d. hij houdt zich aan de instructieregeling die op grond van de modelinstructie, bedoeld in artikel C.12., eerste lid onder a. iv., is opgesteld door de betreffende opleidingsinrichting;

    • e. in het geval hij de opleiding in deeltijd volgt dan wel onderbreekt,houdt hij zich aan het bepaalde genoemd in respectievelijk artikel B.13. en B.14.

    • f. De aios vult jaarlijks een door de MSRC vastgesteld evaluatieformulier in en zendt dit, nadat het voor gezien is getekend door de opleider, aan de MSRC toe. Wanneer er meer dan één aios in één afdeling van de opleidingsinrichting werkzaam is wordt door hen gezamenlijk één evaluatieformulier ingevuld en aan de MSRC toegezonden.

      met betrekking tot de opleiding:

    • g. hij is verplicht een portfolio bij te houden volgens een door het CCMS vastgesteld model;

    • h. hij bezoekt de wetenschappelijke vergaderingen van de betreffende wetenschappelijke medisch specialisten vereniging en woont ten minste één voor de opleiding relevant internationaal congres op het gebied van het betreffende medisch specialisme bij;

    • i. hij houdt tijdens de opleiding ten minste eenmaal een voordracht of presenteert een poster of publiceert ten minste één artikel in een wetenschappelijk tijdschrift of medisch vakblad of schrijft een dissertatie;

    • j. hij verleent desgevraagd zijn medewerking aan het geven van onderwijs aan co-assistenten, (leerling)verpleegkundigen en paramedisch personeel een en ander in overleg met de opleider;

    • k. hij volgt het cursorisch onderwijs dat onder auspiciën van de wetenschappelijke vereniging wordt gegeven;

    • l. hij volgt gedurende de opleiding de hem door de opleider en de leden van de opleidingsgroep in het belang van de opleiding en van de patiëntenzorg gegeven aanwijzingen op die relevant zijn voor de opleiding;

      met betrekking tot de patiëntenzorg:

    • m. hij heeft een eigenstandige zorgplicht en zal tijdens de opleiding geen handelingen verrichten die buiten zijn kennis en vermogens liggen;

    • n. hij is zoveel mogelijk aanwezig bij klinische consulten die door andere medisch specialisten worden gegeven, voor zover het patiënten betreft die onder zijn directe verantwoordelijkheid vallen;

    • o. hij houdt de ziektegeschiedenissen van de door hem behandelde patiënten goed, geregeld en nauwkeurig bij en werkt de verslaggeving aan de huisartsen en andere verwijzers zorgvuldig en vlot af;

    • p. hij neemt deel aan patiëntenbesprekingen, klinische conferenties en refereerbijeenkomsten en in overleg met de opleider, ook aan die welke worden gehouden in een opleidingsinrichting waarmee een samenwerkingsovereenkomst bestaat;

    • q. hij voldoet aan het eind van de opleiding aan de algemene competenties, genoemd in artikel B.2, derde lid.;

  • 2 De aios die buiten Nederland is opgeleid tot arts kan de opleiding eerst aanvangen nadat hij de taaltest zoals beschreven in hoofdstuk D, titel II, paragraaf II-D, met goed gevolg heeft afgelegd. De MSRC kan in bijzondere gevallen geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de taaltest.

  • 3 Ter uitvoering van dit artikel worden in specifieke besluiten aanvullende voorschriften ten aanzien van de verplichtingen en competenties van de aios per medisch specialisme gesteld.

Artikel B.6. Geschiktheidsbeoordeling

  • 1 Aan het eind van het eerste jaar beoordeelt de opleider of hij de aios die bij hem in opleiding is al dan niet geschikt en in staat acht de opleiding voort te zetten. Daarbij geldt dat de beoordeling:

    • a. plaatsvindt binnen een maand nadat de aios 12 maanden opleiding heeft gevolgd;

    • b. wordt gegeven gehoord de overige leden van de opleidingsgroep waar de opleider deel van uitmaakt;

    • c. bij een samengestelde opleiding tevens ter kennis wordt gebracht van de vervolgopleider. De eerste opleider beslist, na overleg met de vervolgopleider, over het al dan niet voortzetten van de opleiding na het eerste jaar.

  • 2 Halverwege de opleiding beoordeelt de opleider opnieuw of hij de aios die bij hem in opleiding is al dan niet geschikt en in staat acht de opleiding voort te zetten. Daarbij geldt dat de beoordeling:

    • a. bij een samengestelde opleiding wordt gegeven aan het eind van het eerste jaar van de vervolgopleiding;

    • b. bij een vijf- of zesjarige opleiding, niet vallende onder a, wordt gegeven aan het eind van het derde opleidingsjaar;

    • c. bij een opleiding korter dan vijf jaar, niet vallende onder a, wordt gegeven wanneer de helft van de opleiding is gevolgd.

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde beoordelingen worden gegeven, na overleg met de in artikel B.9., tweede lid bedoelde opleider.

  • 4 De opleider zendt zijn beoordelingen door middel van een daartoe vastgesteld formulier aan de MSRC en verstrekt een afschrift van de beoordeling aan de aios.

  • 5 In geval de opleider bij de in het eerste en tweede lid bedoelde beoordelingen te kennen heeft gegeven de aios niet geschikt en in staat te achten de opleiding voort te zetten en hem in aansluiting daaraan meedeelt hem niet verder te zullen opleiden brengt de opleider zijn beoordeling schriftelijk, met redenen omkleed en met vermelding van de datum waarop de opleiding wordt beëindigd, aan de aios ter kennis en zendt van deze kennisgeving een afschrift aan de secretaris van de MSRC. In alle gevallen heeft de opleider de opleidingsgroep geraadpleegd.

Artikel B.7. Jaarlijkse beoordeling

Behalve de beoordelingen bedoeld in artikel B.6. brengt de opleider aan het eind van elk volgend opleidingsjaar, met uitzondering van het laatste jaar, een beoordeling van de aios ter kennis van de MSRC door middel van een daartoe vastgesteld formulier en verstrekt een afschrift daarvan aan de aios.

Artikel B.8. Voortgangsgesprekken

In het eerste jaar van de opleiding als bedoeld in artikel B.6., eerste lid, vindt eenmaal per kwartaal een voortgangsgesprek plaats tussen de opleider en de aios. In het tweede jaar en in het jaar halverwege de opleiding als bedoeld in artikel B.6., tweede lid, vindt halfjaarlijks een voortgangsgesprek plaats tussen de opleider en de aios. In de jaren daarna vindt tenminste een maal per jaar een voortgangsgesprek plaats, waarbij voor het laatste jaar van de opleiding geldt dat het voortgangsgesprek ten minste drie maanden voor het einde van de opleiding wordt gehouden. De conclusies van deze gesprekken worden – voor gezien of akkoord mede ondertekend door de aios – schriftelijk vastgelegd. De resultaten van voortgangsgesprekken worden steeds tijdig en behoorlijk toegelicht met de aios besproken.

Artikel B.9. Eindoordeel

  • 1 Ten hoogste drie maanden voor het einde van de opleiding deelt de opleider, door middel van een daartoe door de MSRC vastgesteld formulier aan de aios en de MSRC met redenen omkleed mede of naar zijn oordeel de aios al dan niet geschikt en in staat moet worden geacht het medisch specialisme waarvoor hij is opgeleid zelfstandig en naar behoren uit te oefenen nadat de opleiding is beëindigd.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde formulier wordt afgegeven door de opleider:

    • a. die is erkend voor het verzorgen van een opleidingsduur van tenminste twee jaar en;

    • b. onder wiens verantwoordelijkheid de aios het langstdurende gedeelte van zijn opleiding volgde en;

    • c. die door middel van het formulier, bedoeld in het eerste lid, verklaart dat het portfolio van de betreffende aios volledig en juist is.

  • 3 De oordelend opleider bedoeld in het eerste lid, hoort de opleider die voor het laatste deel van de opleiding verantwoordelijk was, en beschikt over de beoordelingen van alle opleiders bij wie de aios een deel van de opleiding volgde. In alle gevallen heeft de opleider de opleidingsgroep geraadpleegd.

  • 4 De MSRC stelt bij goedkeuring en bij wijziging van het opleidingsschema van de aios vast door welke bij de opleiding betrokken opleider het in het eerste lid bedoelde oordeel wordt gegeven.

Artikel B.10. Inschrijving opleidingsregister

Er is een opleidingsregister waarin de MSRC aios inschrijft. De aios dient vóór aanvang van de opleiding bij de MSRC een aanvraag tot inschrijving in het opleidingsregister in. De aanvraag bedoeld in het tweede lid, bevat in ieder geval de volgende elementen:

  • a. de naam en adres van de aios;

  • b. een bewijs van inschrijving in het artsregister, bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG;

  • c. een bewijs dat de aios is toegelaten tot de opleiding;

  • d. opgave voor welk medisch specialisme de aios zal worden opgeleid;

  • e. opgave welke opleider zich bereid heeft verklaard de aios op te leiden;

  • f. opgave in welke opleidingsinrichting de opleiding zal plaats vinden;

  • g. verklaring van de aios dat voldaan is aan het in artikel B.4. bepaalde.

Naast de aanvraag, bedoeld in het tweede lid, legt de aios het door de opleider, met inachtneming van de eisen in dit besluit en de specifieke besluiten, schriftelijk goedgekeurde opleidingsschema aan de MSRC ter goedkeuring voor. Na ontvangst van de aanvraag, bedoeld in het tweede lid, zendt de MSRC de aios binnen twee weken een formulier voor het verkrijgen van nadere gegevens. De aios zendt het formulier, genoemd in vijfde lid, ingevuld ten hoogste één maand na aanvang van de opleiding aan de MSRC retour. Alvorens de aanvraag tot inschrijving in het opleidingsregister in behandeling kan worden genomen, dient het door de MSRC daarvoor vastgestelde bedrag te zijn voldaan. De MSRC deelt de aios, de opleider en de opleidingsinrichting mede met ingang van welke datum de opleiding van de aios aanvangt of is aangevangen. De MSRC schrijft de aios, na ontvangst van de in dit artikel genoemde bescheiden en de betaling, bedoeld in het zevende lid, alsmede na goedkeuring van het opleidingsschema, bedoeld in het vierde lid, in het opleidingsregister in.

Artikel B.11. Wijzigingen

  • 1 Wijzigingen in het opleidingsschema behoeven de instemming van de opleider en de MSRC.

  • 2 De aios dient een voorstel tot wijziging van het opleidingsschema tezamen met een instemmingsverklaring van de opleider ten minste twee maanden voor de beoogde wijziging aan de MSRC ter goedkeuring voor te leggen.

  • 3 De MSRC beslist binnen acht weken na ontvangst van het voorstel.

Artikel B.12. Uitschrijving opleidingsregister

De inschrijving in het opleidingsregister, bedoeld in artikel B.5., eerste lid, onder a, wordt doorgehaald zodra de aios de opleiding heeft voltooid en beschikt over een positief oordeel als bedoeld in artikel B.9., dan wel zodra de MSRC kennis neemt van tussentijdse beëindiging van de opleiding van de aios.

Paragraaf I-B. Bijzondere bepalingen

Artikel B.13. Deeltijd

  • 1 De opleiding kan in deeltijd worden gevolgd. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

    • a. de aios doet een aanvraag tot het volgen van de opleiding in deeltijd aan de MSRC onder overlegging van het (aangepaste) en door de opleider goedgekeurde opleidingsschema;

    • b. de duur van de hele of het betreffende gedeelte van de opleiding wordt naar rato verlengd, tengevolge waarvan de momenten waarop een voortgangsgesprek of een beoordelingsgesprek plaatsvindt dienovereenkomstig worden verlegd;

    • c. het opleidingsschema is zodanig aangepast, dat ten volle aan alle opleidingseisen kan worden voldaan waarbij de continuïteit van de opleiding gewaarborgd is;

    • d. wanneer een gedeelte van de opleiding in deeltijd wordt gevolgd wordt gedurende de gehele periode van dit gedeelte hetzelfde deeltijdpercentage aangehouden;

    • e. de opleiding in deeltijd beslaat ten minste de helft van een volledige werkweek. Daarbij geldt dat de opleiding uitsluitend in afgeronde percentages van tientallen variërend van 50% tot 90% in deeltijd kan worden gevolgd. De frequentie van de diensten wordt naar rato aangepast.

Artikel B.14. Onderbreking

  • 1 De opleiding kan uitsluitend worden onderbroken bij verlof op basis van wettelijke regelingen, bij opschorting van de opleiding tengevolge van een geschil als bedoeld in titel II en het doen van klinisch wetenschappelijk onderzoek als bedoeld in titel I, paragraaf I-C.

  • 2 Vakantie op basis van het in de betreffende arbeidsvoorwaarden geregelde aantal dagen wordt niet als onderbreking aangemerkt.

  • 4 In het geval van onderbreking , bedoeld in het eerste lid, behoeft geen compensatie plaats te vinden indien de opleiding ten hoogste twintig dagdelen per opleidingsjaar wordt onderbroken.

  • 5 In het geval van onderbreking, bedoeld in het eerste lid, vindt volledige compensatie plaats van het meerdere indien de opleiding meer dan twintig dagdelen per opleidingsjaar wordt onderbroken.

  • 6 De aios doet van de onderbreking zo spoedig mogelijk, en in geval van zwangerschap of ouderschapsverlof voorafgaand aan de onderbreking, mededeling aan de opleider en de opleidingsinrichting.

  • 7 Indien de opleiding gedurende één jaar of meer, al dan niet aaneengesloten is onderbroken, wordt de MSRC hiervan onverwijld op de hoogte gesteld. De MSRC kan in dat geval bepalen dat een gedeelte van de reeds gevolgde opleiding opnieuw gevolgd wordt.

Artikel B.15. Vrijstelling

  • 1 De aios kan worden vrijgesteld van het volgen van een of meer delen van de opleiding als hij voldoet aan de criteria bedoeld in artikel B.17.

  • 2 De aios die meent dat hij in aanmerking komt voor vrijstelling als bedoeld in het eerste lid doet daarvan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken nadat zekerheid is verkregen over de opleidingsplaats, schriftelijk mededeling aan de opleider.

Artikel B.16. Aanvraag tot vrijstelling

  • 1 De aanvraag tot vrijstelling wordt uiterlijk vóór de aanvang van het eerste opleidingsjaar bij de MSRC ingediend.

  • 2 De aanvraag tot vrijstelling kan zowel door de opleider en de aios gezamenlijk, als zelfstandig door de aios bij de MSRC worden ingediend.

  • 3 De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, bevat in ieder geval de volgende informatie:

    • a. naam en adres van de aios en een bewijs van inschrijving in het artsregister als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG;

    • b. een nauwkeurige omschrijving van de verrichte medische werkzaamheden;

    • c. de naam van de opleidingsinrichting of de instelling indien er sprake is van klinisch wetenschappelijk onderzoek, en de periode gedurende welke deze werkzaamheden zijn verricht;

    • d. de namen en de functies van de personen onder wiens leiding en toezicht de werkzaamheden zijn verricht;

    • e. een schriftelijke beoordeling afgegeven door degene bij wie de werkzaamheden zijn verricht.

  • 1 Binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, beslist de MSRC of de aanvraag in beginsel kan leiden tot vrijstelling. De beslissing wordt aan de aios gezonden, in afschrift aan de opleider.

  • 2 Uiterlijk voor het einde van het eerste opleidingsjaar en in het geval bedoeld in artikel B.17., vierde lid, uiterlijk voor het einde van het eerste jaar van de vervolgopleiding, beoordeelt de opleider op basis van ten minste twee voortgangsgesprekken of effectuering van de vrijstelling gerechtvaardigd is. Indien dat oordeel positief uitvalt wordt het opleidingsschema definitief aangepast.

Artikel B.17. Criteria voor vrijstelling

  • 1 Vrijstelling kan worden verkregen als er sprake is van medisch specialistische ervaring:

    • a. verkregen buiten het kader van de opleiding dat verband houdt met het medisch specialisme waarvoor de opleiding zal worden gevolgd. Hieronder wordt ook verstaan medisch specialistische ervaring verkregen door het verrichten van klinisch wetenschappelijk onderzoek;

    • b. opgedaan na het examen tot arts in een opleidingsinrichting tenzij er sprake is van klinisch wetenschappelijk onderzoek;

    • c. opgedaan in een periode die eindigt ten hoogste een jaar voorafgaand aan de opleiding;

    • d. met een duur van ten minste 12 maanden.

  • 2 De vrijstelling bedraagt ten hoogste 12 maanden en bedraagt ten hoogste de helft van de periode waarin de kennis en ervaring zijn opgedaan. Indien de kennis en ervaring bestaan uit het verricht hebben van klinisch wetenschappelijk onderzoek bedraagt de vrijstelling zes maanden, tenzij in de opleidingseisen van het betrokken medisch specialisme door middel van een vrij jaar of anderszins bepalingen met betrekking tot een langere periode van klinisch wetenschappelijk onderzoek zijn opgenomen.

  • 3 In het geval dat de vrijstelling wordt gevraagd voor een deel van de vooropleiding van een samengestelde opleiding wordt de vrijstelling van de opleidingsduur toegekend voor zover het betreft ervaring opgedaan in het vakgebied van de vooropleiding.

  • 4 In het geval dat vrijstelling wordt gevraagd voor een deel van de vervolgopleiding van de samengestelde opleiding wordt de vrijstelling toegekend voor zover het betreft ervaring opgedaan in het vakgebied van de vervolgopleiding.

  • 5 De MSRC kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van het eerste lid, onder c.

  • 6 In afwijking van het tweede lid kan volledige vrijstelling voor de vooropleiding worden verkregen, indien de vooropleiding is voltooid in het kader van de opleiding in een ander medisch specialisme met dezelfde vooropleiding.

Artikel B.18. Verlenging

  • 1 Indien om redenen bedoeld in artikel B.3., derde lid, verlenging van de opleiding noodzakelijk wordt geacht stelt de opleider ten minste drie maanden voor het beoogde einde van de opleiding de aios hiervan in kennis.

  • 2 De opleiding kan met ten hoogste twaalf maanden worden verlengd. Indien de opleiding in deeltijd wordt gevolgd wordt deze periode naar rato aangepast.

  • 3 De opleider stelt een gemotiveerd voorstel tot verlenging van de opleiding op en vraagt terzake goedkeuring aan de MSRC.

  • 4 De MSRC beslist binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag over het voorstel.

  • 5

Artikel B.11. is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf I-C. Opleiding en klinisch wetenschappelijk onderzoek

Artikel B.19. Combinatie opleiding en klinisch wetenschappelijk onderzoek

  • 1 De aios heeft de mogelijkheid de opleiding tot medisch specialist onder artikel B.20. gestelde voorwaarden te combineren met het verrichten van klinisch wetenschappelijk onderzoek.

  • 2 Indien door het combineren, bedoeld in het eerste lid, de opleiding wordt onderbroken bedoeld in artikel B.14., wordt de opleiding voltooid binnen de in artikel B.3. bedoelde opleidingsduur verlengd met de duur van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, met een maximum van drie jaar.

Artikel B.20. Randvoorwaarden

Aan het combineren van de opleiding met het klinisch wetenschappelijk onderzoek, bedoeld in artikel B.19., eerste lid, zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. het door de aios met de opleider en de onderzoeksbegeleider gezamenlijk opgestelde opleidingsschema is goedgekeurd door de MSRC;

  • b. ten minste een jaar van het klinisch wetenschappelijk onderzoek vindt plaats na aanvang van de opleiding voor het betreffende medisch specialisme en binnen de voltooiing daarvan;

  • c. de aios kan pas aanvangen met de combinatie van de opleiding met klinisch wetenschappelijk onderzoek indien de MSRC het opleidingsschema heeft goedgekeurd;

  • d. gedurende het klinisch wetenschappelijk onderzoek blijft de aios betrokken bij de opleiding.

Artikel B.21. Aanvraag voor beoordeling opleidingsschema

  • 1 De aios dient de aanvraag om goedkeuring van het met de opleider en de onderzoeksbegeleider opgestelde opleidingsschema bij de MSRC in.

  • 2 De MSRC neemt de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, in behandeling nadat de opleidingsinrichting de MSRC schriftelijk heeft bericht dat de aios de opleiding kan aanvangen of voortzetten.

  • 3 De MSRC beslist binnen acht weken nadat de aanvraag is ontvangen. Een afschrift van deze beslissing wordt verzonden aan de opleider, de onderzoeksbegeleider en de opleidingsinrichting.

Artikel B.22. Overige bepalingen

  • 3 Het tussentijds afbreken van het klinisch wetenschappelijk onderzoek vormt geen beletsel voor het voltooien van de opleiding tot medisch specialist.

  • 4 Bij tussentijds afbreken van het wetenschappelijk onderzoek wordt het opleidingsschema gewijzigd en is artikel B.11. van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf I-D. De stage

Artikel B.23. Stage

Voor een stage gelden de volgende eisen:

  • a. de duur van de stage bedraagt maximaal één jaar;

  • b. de aios besteedt 80% of meer van de dagtaak aan de stage;

  • c. de patiëntenpopulatie is specifiek voor dat gedeelte van de opleiding waarop de stage is gericht.

Paragraaf I-E. Gedeeltelijke opleiding buiten Nederland

Artikel B.24. Met voorafgaande toestemming MSRC

  • 1 De aios die een gedeelte van de opleiding tot medisch specialist buiten Nederland wenst te volgen en die deze periode geheel of gedeeltelijk wil laten meetellen voor de in Nederland reeds gevolgde of nog te volgen opleiding, dient hiertoe vooraf de toestemming van de MSRC te verkrijgen.

  • 2 De aios dient in het geval, bedoeld in het eerste lid, bij de MSRC een schriftelijke aanvraag in, waarin in elk geval is vermeld in welke inrichting buiten Nederland, bij welke specialist en gedurende welke periode hij zal worden opgeleid. De aios verschaft de MSRC de gegevens en bescheiden die de MSRC voor de beoordeling van de aanvraag nodig acht en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 3 De plenaire visitatiecommissie van de betrokken wetenschappelijke medisch specialisten vereniging en de opleider in Nederland dienen schriftelijk met de aanvraag in te stemmen.

  • 4 Indien de MSRC de gevraagde toestemming verleent, vermeldt zij gedurende welke periode de opleiding buiten Nederland zal worden gevolgd en tevens voor welke tijdsduur deze periode als opleiding in Nederland zal worden aangemerkt.

Artikel B.25. Zonder voorafgaande toestemming MSRC

  • 1 De aios die zonder de door de MSRC verleende toestemming,bedoeld in artikel B.24., eerste lid, buiten Nederland een gedeelte van de opleiding tot medisch specialist heeft gevolgd, kan bij de MSRC een aanvraag indienen tot vrijstelling van één of meer onderdelen van de opleiding in Nederland.

  • 2 De aios dient daartoe voor de aanvang van de opleiding in Nederland bij de MSRC een door de opleider ondersteunde schriftelijke aanvraag in, waarin is aangegeven in welke inrichting buiten Nederland, bij welke specialist en gedurende welke periode hij is opgeleid. Een beoordeling, afgegeven door de betrokken specialist, is bijgevoegd. De aios verschaft de MSRC de gegevens en bescheiden die de MSRC voor de beoordeling van de aanvraag nodig acht en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 3 De MSRC neemt haar beslissing of de buiten Nederland gevolgde opleiding kan meetellen in het kader van de opleiding in Nederland niet eerder dan nadat de betrokken aios gedurende ten minste één jaar in opleiding is, gehoord de plenaire visitatiecommissie van de betreffende wetenschappelijke medisch specialistenvereniging en de opleider.

  • 5 De MSRC kan in bijzondere gevallen, gehoord de plenaire visitatiecommissie van de betreffende wetenschappelijke medisch specialistenvereniging en de opleider, bepalen dat een langere periode dan bedoeld in het vierde lid als opleiding kan meetellen.

Artikel B.26. Laatste jaar van de opleiding

  • 1 De aios die een gedeelte van de opleiding buiten Nederland wenst te volgen of heeft gevolgd, volgt ten minste het laatste jaar van de opleiding bij een opleider in een opleidingsinrichting in Nederland.

  • 2 De MSRC kan van het eerste lid in bijzondere gevallen ontheffing verlenen.

Titel II. Geschillen

Artikel B.27. Commissie voor Geschillen (CvG)

  • 1 Er is een CvG inzake opleidingsaangelegenheden. De leden van de CvG worden benoemd, geschorst en ontslagen door het overleg van voorzitters van de registratiecommissies, bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Regeling.

  • 2 De CvG is samengesteld als volgt:

    • a. zes leden:

      • i. een lid en een plaatsvervangend lid zijn ingeschreven in één van de door de MSRC ingestelde registers voor medisch specialisten en worden bindend voorgedragen door het CCMS;

      • ii. een lid en een plaatsvervangend lid zijn ingeschreven in één van de door de SGRC ingestelde registers voor sociaal-geneeskundigen en worden bindend voorgedragen door het CSG;

      • iii. een lid en een plaatsvervangend lid zijn ingeschreven in één van de door de HVRC ingestelde registers voor huisartsen, verpleeghuisartsen en artsen voor verstandelijk gehandicapten en worden bindend voorgedragen door het CHVG;

      • iv. een lid is ingeschreven in een van de opleidingsregisters van de MSRC, de SGRC of de HVRC en maakt deel uit van een pool van artsen in opleiding die benoemd zijn op bindende voordracht van de LVAG, het LOSGIO, de LOVAH, de VVIO en de AVGIO-commissie. Dit lid wordt ad hoc en afhankelijk van de aard van het geschil door de voorzitter van de CvG aan de CvG toegevoegd;

      • v. twee leden zijn ingeschreven in één van de registers van de MSRC, de SGRC of de HVRC en maken deel uit van een pool van specialisten die benoemd zijn op bindende voordracht van de betreffende koepelorganisatie danwel beroeps- of wetenschappelijke verenigingen die een recht van voordracht hebben van leden in de registratiecommissies, genoemd in artikel 1 van de Regeling. Deze leden worden ad hoc en afhankelijk van de aard van het geschil door de voorzitter van de CvG aan de CvG toegevoegd.

    • b. een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter: beiden tevens gewoon lid met de hoedanigheid van meester in de rechten en in het dagelijks leven praktiserend jurist. Deze leden worden bindend voorgedragen door het overleg van voorzitters van de registratiecommissies.

  • 3 De leden en de plaatsvervangend leden van de CvG kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een college of registratiecommissie. Evenmin kunnen zij zitting hebben in het bestuur van of werkzaam zijn bij de KNMG of één van haar beroepsverenigingen.

  • 4 Personen die betrokken zijn bij een geschil als bedoeld in artikel B.28. of bij een partij in dat geschil, kunnen geen deel uitmaken van de CvG.

  • 5 De algemeen directeur van de KNMG voegt aan de CvG een ambtelijk secretaris toe.

Artikel B.28. Competentie Commissie voor Geschillen

  • 1 De CvG neemt kennis van alle geschillen met betrekking tot de naleving van dit besluit , de specifieke besluiten, de beleidsregels van de registratiecommissies, telkens inzake de vorm, de inhoud en de duur van de opleiding en geschillen verband houdend met het inschrijven van de arts in het opleidingsregister, voorzover de Algemene wet bestuursrecht of de Regeling niet van toepassing zijn.

  • 2 Van een geschil is sprake zodra een van de betrokken partijen uitdrukkelijk schriftelijk kenbaar maakt dat er een geschil is.

  • 3 De CvG toetst een geschil integraal.

Hoofdstuk C. De erkenning tot opleider en opleidingsinrichting

Titel I. De opleider, de plaatsvervangend opleider en de stageopleider

Paragraaf I-A. Eisen voor erkenning van de medisch specialist tot opleider

Artikel C.1. De eisen voor erkenning

De MSRC erkent een medisch specialist als opleider indien hij aan de volgende algemene eisen voldoet:

  • a. hij is ten minste vijf jaar voor het medische specialisme waarvoor hij als opleider erkend wil worden, en niet tevens voor een ander medisch specialisme, in het desbetreffende register van medisch specialisten ingeschreven en actief als medisch specialist werkzaam;

  • b. hij beschikt over didactische kwaliteiten;

  • c. hij beschikt over organisatorische kwaliteiten;

  • d. hij is wetenschappelijk actief en heeft wetenschappelijke interesse;

  • e. hij is bereid co-assistenten en aios op te leiden;

  • f. hij is in een voor het betreffende medisch specialisme erkende opleidingsinrichting werkzaam op een zodanige wijze dat hij de eindverantwoordelijkheid als opleider daadwerkelijk en naar behoren kan dragen;

  • g. hij is lid van de betreffende wetenschappelijke specialistenvereniging;

  • h. hij voert gestructureerd overleg met andere relevante hulpverleners;

  • i. hij maakt deel uit van en geeft leiding aan een opleidingsgroep als bedoeld in artikel C.2. en legt de specifieke taken en verplichtingen van leden van de opleidingsgroep schriftelijk vast;

  • j. hij is op aanwijzing van de MSRC bereid aios op te leiden, die een nieuwe opleidingsplaats zoeken in het geval een aios door de CvG in het gelijk is gesteld of in de gevallen als bedoeld in artikel C.28.

Artikel C.2. Opleidingsgroep

De leden van de opleidingsgroep dienen aan de volgende eisen te voldoen:

  • a. algemeen:

    • i. zij hebben elk een gedifferentieerd activiteiten- en belangstellingsterrein binnen het vakgebied van het betreffende medische specialisme terwijl hun gezamenlijke kennis en vaardigheden elkaar aanvullen;

    • ii. zij ondersteunen de opleiding en de aanvraag daarvoor en zijn op de hoogte van de opleidingseisen alsmede van de eindtermen van de opleiding;

    • iii. zij waarborgen dat minimaal één van de leden van de opleidingsgroep op de betreffende locatie aanwezig en beschikbaar is voor de aios;

  • b. met betrekking tot de patiëntenzorg:

    • i. zij stellen een generaal dagelijks rapport in en houden dit in stand;

    • ii. zij voldoen bij de uitoefening van het specialisme aan de kwaliteitseisen van de betreffende wetenschappelijke medisch specialisten vereniging;

  • c. met betrekking tot opleiding en onderwijs:

    • i. zij houden regelmatig stafbesprekingen, klinische conferenties en refereerbijeenkomsten waarbij in beginsel alle leden van de opleidingsgroep aanwezig zijn;

    • ii. zij houden in het kader van onderlinge toetsing probleemoplossende patiëntenbesprekingen.

Paragraaf I-B. Verplichtingen van de opleider

Artikel C.3. Verplichtingen opleider

De opleider heeft de volgende verplichtingen:

  • a. algemeen:

    • i. hij ziet er op toe dat de leden van de opleidingsgroep aan hun verplichtingen voldoen;

    • ii. hij verstrekt de MSRC op haar verzoek te allen tijde alle gevraagde informatie over de opleiding;

    • iii. hij ziet er op toe dat de aios een portfolio bijhoudt en controleert dat het portfolio voldoet aan de opleidingseisen;

    • iv. hij meldt de MSRC de voor de opleiding of de aios relevante wijzigingen;

    • v. hij houdt zich aan de instructieregeling die op grond van de modelinstructie, bedoeld in artikel C.12., eerste lid onder a. iv., is opgesteld door de betreffende opleidingsinrichting;

    • vi. hij voert zijn taken voortvloeiende uit artikel B.6, B.7, B.9, B.10, B.11, B.13, B.16, B.18, B.20, B.24 en B.25 zelf uit.

  • b. met betrekking tot opleiding en onderwijs:

    • i. hij participeert desgevraagd actief in de centrale opleidingscommissie.

Artikel C.4. Opleidingsgroep

De leden van de opleidingsgroep hebben de volgende verplichtingen:

  • a. algemeen:

    • i. zij dragen zorg voor de begeleiding van de aios;

    • ii. zij houden ten minste vier maal per jaar een vergadering met aios uitsluitend ter bespreking van opleidingszaken;

    • iii. zij dragen er zorg voor dat de aios zijn verplichtingen, bedoeld in dit besluit en de specifieke besluiten, kan nakomen;

  • b. met betrekking tot de patiëntenzorg:

    • i. zij zien er op toe dat de door de aios verzorgde ziektegeschiedenissen en medische correspondentie aan door de beroepsgroep te stellen eisen voldoet en dat bij belangrijke beslissingsmomenten in de behandeling de aantekening geplaatst wordt dat in overleg met met name genoemde medisch specialisten onderscheidenlijk de opleiders tot een bepaald beleid is besloten;

    • ii. zij geven uitsluitend aanwijzingen die relevant zijn voor en in het belang zijn van de opleiding en van de patiëntenzorg en houden rekening met de vorderingen in de vakbekwaamheid van de aios;

    • iii. zij zien er regelmatig op toe dat de door de aios verrichte werkzaamheden voldoen aan de algemene competenties zoals neergelegd in artikel B.2. derde lid alsmede aan de specialismegebonden competenties, bedoeld in artikel B.2., tweede lid, en houden supervisie op de aios;

  • c. met betrekking tot opleiding en onderwijs:

    • i. zij besteden voldoende tijd aan de opleiding en nemen het daarmee samenhangende werk op zich;

    • ii. zij participeren actief in voor de opleiding verplichte onderwijsactiviteiten;

    • iii. zij dragen er zorg voor dat er tussen de aios en andere medische specialisten voldoende contact is;

  • d. met betrekking tot bij- en nascholing:

    • i. zij houden hun kennis en inzicht als medisch specialist op peil door het regelmatig deelnemen aan geaccrediteerde bij- en nascholingsactiviteiten;

    • ii. zij volgen systematisch geaccrediteerde bijscholing met didactische aspecten ten behoeve van de opleiding;

  • e. met betrekking tot onderzoek en ontwikkeling:

    • i. zij bevorderen klinisch wetenschappelijk onderzoek van de leden van de opleidingsgroep en de aios, hetgeen blijkt uit publicaties en voordrachten.

Paragraaf I-C. De plaatsvervangend opleider en de waarnemer

Artikel C.5. Eisen voor erkenning van medisch specialist tot plaatsvervangend opleider

  • 1 De MSRC erkent een medisch specialist als plaatsvervangend opleider indien hij voldoet aan de eisen, genoemd in artikel C.1. en op dezelfde afdeling, al dan niet op dezelfde locatie, werkzaam is.

  • 2 De aanvraag tot erkenning als plaatsvervangend opleider gaat vergezeld van de schriftelijke instemming van de opleider.

  • 3 Bij afwezigheid van de opleider treedt de plaatsvervangend opleider in de rechten en plichten van de opleider.

  • 4 Met inachtneming van het derde lid vervalt de erkenning van de plaatsvervangend opleider per direct twee jaar na de datum waarop de plaatsvervangend opleider de taak van de opleider heeft overgenomen. In het tweede jaar van deze periode mogen geen nieuwe aios worden aangesteld.

Artikel C.6. Eisen voor aanwijzing van medisch specialist als waarnemer

  • 1 Indien de MSRC geen plaatsvervangend opleider heeft erkend en de opleider zijn werkzaamheden als opleider gedurende een aaneengesloten periode van drie maanden niet kan of heeft kunnen verrichten, delen de opleider of de opleidingsinrichting zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen één maand na het verstrijken van genoemde periode, schriftelijk aan de MSRC mee door wie de functie van opleider wordt waargenomen. Is de opleider hiertoe niet in staat dan zal uitsluitend de opleidingsinrichting zorg dragen voor deze berichtgeving aan de MSRC.

  • 2 De periode van waarneming bedraagt ten hoogste zes maanden.

  • 3 De waarnemer maakt deel uit van de opleidingsgroep.

  • 4 De MSRC kan aan de waarneming, bedoeld in het eerste lid, voorwaarden verbinden.

  • 5 Gedurende de periode van waarneming kunnen geen nieuwe aios worden aangesteld.

Paragraaf I-D. De stageopleider

Artikel C.7. De stageopleider

  • 1 Ten behoeve van het verzorgen van een stage bij een opleidingsinrichting waar uitsluitend één stage kan worden gevolgd kan de MSRC een medisch specialist erkennen als stageopleider.

  • 2 De stageopleider is verantwoordelijk voor dat gedeelte van de opleiding dat betrekking heeft op de stage die bij hem wordt gelopen.

Artikel C.8. Eisen voor erkenning van medisch specialist tot stageopleider

  • 2 In specifieke besluiten kunnen per medisch specialisme afwijkende eisen worden gesteld.

Artikel C.9. Verplichtingen stageopleider

  • 1 De stageopleider heeft de volgende verplichtingen:

    • a. hij draagt er zorg voor dat er voor de aios voldoende tijd beschikbaar is voor theoretische verdieping van het betreffende gedeelte van de opleiding;

    • b. hij draagt er zorg voor dat de aios kan profiteren van de bijzondere kennis van de stafleden en van het wetenschappelijk klimaat van de afdeling van de opleidingsinrichting;

  • 2 In specifieke besluiten kunnen per medisch specialisme afwijkende verplichtingen worden gesteld.

Titel II. De opleidingsinrichting

Paragraaf II-A. Eisen voor de erkenning van de inrichting tot opleidingsinrichting voor de totale opleiding op één locatie

Artikel C.10. Eisen voor erkenning

  • 1 De inrichting voldoet aan de volgende eisen:

    algemeen:

    • a. zij legt de samenwerking van medisch specialisten ten behoeve van de opleiding vast alsmede de relatie tussen de opleiders, de aios en andere bij de opleiding betrokken medisch specialisten;

    • b. zij beschikt over een bibliotheek waarin de belangrijkste recente boeken en periodieken op het gebied van het desbetreffende medische specialisme, de randgebieden en de basisvakken aanwezig zijn, daaronder begrepen informatie op het terrein van de medische ethiek en het gezondheidsrecht. Voorts is een handbibliotheek en een elektronisch of vergelijkbaar informatiesysteem of vergelijkbare moderne middelen tot ontsluiting van literatuur beschikbaar voor directe raadpleging;

    • c. zij beschikt over voldoende instrumentarium, ruimten en andere faciliteiten om een goede opleiding voor het desbetreffende medische specialisme te kunnen waarborgen;

    • d. zij beschikt over een pathologisch, een klinisch-chemisch en een medischmicrobiologisch laboratorium. De hoofden van deze diensten zijn bereid de aios voor te lichten over de onderzoeksmethodieken, welke ten behoeve van de patiënten worden toegepast;

    • e. zij draagt zorg voor deelname van de leden van de opleidingsgroep aan de kwaliteitsvisitatie van de betreffende wetenschappelijke medisch specialistenvereniging volgens de systematiek van die wetenschappelijke vereniging;

    • f. in de opleidingsinrichting voor een bepaald medisch specialisme is een opleider en een plaatsvervangend opleider voor dat medisch specialisme werkzaam;

      met betrekking tot opleiding en onderwijs:

    • g. zij beschikt over één of meer samenwerkingsovereenkomsten met één of meer opleidingsinrichtingen waar aios delen van de opleiding in een medisch specialisme volgen, tenzij aios de hele opleiding in de opleidingsinrichting volgen. De samenwerkingsovereenkomst is in overeenstemming met de Standaard Samenwerkingsovereenkomst zoals vastgesteld door de MSRC in overleg met het CCMS. In specifieke besluiten kunnen aanvullende bepalingen worden opgenomen;

    • h. zij stelt de opleiders in staat de medisch specialisten die betrokken zijn bij de opleiding te verplichten tot samenwerking in een opleidingsgroep;

    • i. indien er opleidingen voor meer dan één medisch specialismen worden gegeven is een centrale opleidingscommissie als bedoeld in artikel C.13. aanwezig;

    • j. zij is bereid op aanwijzing van de MSRC aios toe te laten, die een nieuwe opleidingsplaats zoeken in het geval een aios door de CvG in het gelijk is gesteld of in de gevallen als bedoeld in artikel C.28.;

    • k. zij is bereid co-assistenten en aios toe te laten, een en ander in overeenstemming met de opleider.

  • 2 In specifieke besluiten kan voor medisch specialismen van het eerste lid, onder d, worden afgeweken.

  • 3 In specifieke besluiten kan voor medisch specialismen bepaald worden dat een polikliniek aanwezig is en kan tevens bepaald worden hoe groot het minimaal aantal nieuw ingeschreven poliklinische patiënten per jaar moet zijn.

  • 4 De MSRC kan van het eerste lid, onder f, ontheffing verlenen van de eis dat er een plaatsvervangend opleider werkzaam moet zijn, op voorwaarde dat ten minste één andere medisch specialist voor dat medisch specialisme binnen de opleidingsinrichting werkzaam is.

Paragraaf II-B. Aanvullende eisen voor de erkenning van de inrichting tot opleidingsinrichting voor de totale opleiding op meerdere locaties

Artikel C.11. Aanvullende eisen bij meerdere locaties

  • 1 In aanvulling op artikel C.10. geldt voor een inrichting op meerdere locaties dat:

    • a. er sprake is van een bestuurlijke eenheid, waaronder alle locaties vallen;

    • b. de aan de opleiding deelnemende medisch specialisten één opleidingsgroep vormen

  • 2 In afwijking van het eerste lid onder a. kan in een uitzonderingssituatie een inrichting worden erkend als opleidingsinrichting indien er een overeenkomst bestaat met de andere inrichting waar (een deel van) de opleiding wordt verzorgd, waarin is vastgelegd dat de opleider verantwoordelijk is voor het functioneren van de opleiding op beide inrichtingen.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde uitzonderingssituatie is aanwezig als:

    • a. de inrichting kan aantonen niet in aanmerking te komen voor erkenning van de opleiding of een gedeelte daarvan op basis van artikel C.10, C.11, eerste lid en paragraaf II E; en

    • b. de opleiding in het betreffende medische specialisme niet of niet volledig mogelijk is zonder afwijking van het eerste lid onder a.

  • 4 De in het tweede lid bedoelde overeenkomst is in overeenstemming met de Standaard Samenwerkingsovereenkomst bestuurlijke opleidingseenheid zoals door de MSRC in overleg met het CCMS is vastgesteld.

  • 5 Uit de erkenning blijkt duidelijk welke locaties voor de opleiding worden erkend.

Paragraaf II-C. Verplichtingen voor de opleidingsinrichting voor de totale opleiding op één locatie

Artikel C.12. Verplichtingen opleidingsinrichting

  • 1 De opleidingsinrichting heeft de volgende verplichtingen:

    • a. algemeen:

      • i. het aantal daadwerkelijk binnen de opleidingsinrichting werkzame aios voor een medisch specialisme uitgedrukt in fte’s bedraagt ten hoogste 1,5 maal het gezamenlijk aantal medisch specialisten uitgedrukt in fte’s van het betreffende medische specialisme dat in de opleidingsinrichting werkzaam en daadwerkelijk bij de opleiding betrokken is;

      • ii. zij stelt de aios, de opleider en de opleidingsgroep in de gelegenheid de eisen en verplichtingen op grond van dit besluit en de specifieke besluiten na te komen;

      • iii. zij neemt jaarlijks een paragraaf op in een jaarverslag over de opleidingsactiviteiten gedurende het kalenderjaar;

      • iv. zij verstrekt de aios vóór aanvang van de opleiding een modelinstructie en alle relevante protocollen;

      • v. zij meldt de MSRC de voor de opleiding of de aios relevante wijzigingen;

      • vi zij houdt zich aan de onder iv. bedoelde modelinstructie en protocollen.

    • b. met betrekking tot opleiding en onderwijs:

      • i. wanneer de functie van opleider vacant komt als bedoeld in artikel C.5., derde lid, deelt de opleidingsinrichting dit uiterlijk binnen één maand schriftelijk mede aan de MSRC, onder vermelding van de ingangsdatum van de waarneming.

  • 2 De MSRC kan, gehoord de plenaire visitatiecommissie, voor een beperkte tijd en onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid, onder a, onderdeel i.

Artikel C.13. Centrale opleidingscommissie

  • 1 De centrale opleidingscommissie fungeert als overlegorgaan ter handhaving en bevordering van een optimaal en veilig opleidingsklimaat en heeft daartoe de volgende taken:

    • a. algemeen:

      • i. het overleggen over raakvlakken tussen de verschillende medisch specialistische opleidingen;

      • ii. het voorbereiden op visitaties;

      • iii. het bespreken van algemene belangen van de aios;

      • iv. het bespreken van kritiekpunten van de zijde van opleiders en aios;

      • v. het bemiddelen bij geschillen in gevallen als bedoeld in artikel B.28.;

      • vi. het jaarlijks opstellen van een jaarverslag over de opleidingsactiviteiten gedurende het kalenderjaar;

    • b. opleiding en onderwijs:

      • i. het bewaken van de kwaliteit van de in het ziekenhuis aanwezige opleidingen;

      • ii. het overleggen over algemene en specifieke opleidingsaangelegenheden.

  • 2 De centrale opleidingscommissie is samengesteld uit:

    • a. de opleiders in het ziekenhuis of vertegenwoordigers daarvan, welke eveneens medisch specialisten zijn;

    • b. een lid van de directie van de opleidingsinrichting;

    • c. twee vertegenwoordigers van de in de opleidingsinrichting aanwezig zijnde aios;

    • d. een vertegenwoordiging van de niet voor de opleiding erkende medische specialismen.

  • 3 De centrale opleidingscommissie stelt een reglement van orde vast waarin in ieder geval is geregeld dat:

    • a. uit haar midden een voorzitter en een secretaris worden gekozen;

    • b. ten minste vier maal per jaar wordt vergaderd;

    • c. de vergaderingen worden genotuleerd.

Paragraaf II-D. Aanvullende verplichtingen voor de opleidingsinrichting op meerdere locaties

Artikel C.14. Aanvullende verplichtingen bij meerdere locaties

  • 1 In aanvulling op paragraaf II-C geldt voor een opleidingsinrichting op meerdere locaties dat:

    • a. voor iedere locatie afzonderlijk het aantal daadwerkelijk op de locatie werkzame aios voor een medisch specialisme uitgedrukt in fte’s ten hoogste 1,5 maal het gezamenlijk aantal medisch specialisten uitgedrukt in fte’s van het betreffende medische specialisme bedraagt dat in de betreffende locatie werkzaam en daadwerkelijk bij de opleiding betrokken is;

    • b. tussen de verschillende locaties een aantoonbare eenheid bestaat in de opleiding, tot uitdrukking komend in op elkaar afgestemde opleidingsdelen, gezamenlijke opleidingsmomenten en één opleider.

  • 2 De MSRC kan voor een beperkte tijd en onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid, onder a.

Paragraaf II-E. De opleidingsinrichting voor een gedeelte van de opleiding of een stage

Artikel C.16. Eisen en verplichtingen voor de erkenning gedeelte opleiding

  • 2 Uit de erkenning blijkt duidelijk voor welke onderdelen van de opleiding en voor welke opleidingsduur de inrichting wordt erkend.

Artikel C.17. Eisen en verplichtingen voor de erkenning van een opleidinginrichting voor een stage

  • 1 Een inrichting waar uitsluitend één stage kan worden gevolgd voldoet aan de volgende eisen:

    • a. de inrichting heeft één of meer samenwerkingsovereenkomsten genoemd in artikel C.10., eerste lid onder g;

    • b. in de inrichting een stageopleider aanwezig is;

    • c. naast de stageopleider altijd een medisch specialist van het betreffende specialisme aanwezig is die als waarnemer fungeert bij afwezigheid van de stageopleider;

    • d. de duur van de stage bedraagt ten hoogste één jaar;

    • e. de inrichting toont aan dat de patiëntenpopulatie specifiek is voor dat gedeelte van de opleiding waarop de stage is gericht

  • 2 Voor een stage gelden de volgende verplichtingen:

    • a. er is voor de aios voldoende tijd beschikbaar voor theoretische verdieping van het betreffende onderdeel van de opleiding;

    • b. de aios moet kunnen profiteren van de bijzondere kennis van de stafleden en van het wetenschappelijk klimaat van de afdeling;

    • c. de verplichtingen bedoeld in artikel C.12. zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De inrichting waar de stage plaatsvindt kan over meerdere locaties verspreid zijn. In dat geval zijn het eerste, tweede lid en artikel C.14. van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Uit de erkenning blijkt duidelijk voor welke stage en voor welke stageduur de inrichting wordt erkend.

Titel III. Procedure erkenning opleider, plaatsvervangend opleider, stageopleider en opleidingsinrichting

Artikel C.18. Aanvraag erkenning

  • 1 De aanvraag tot erkenning tot opleider, plaatsvervangend opleider, stageopleider of opleidingsinrichting wordt door de betreffende medisch specialist respectievelijk inrichting, bij de MSRC ingediend op een door de MSRC verstrekt aanvraagformulier onder overlegging van documenten waaruit blijkt dat aan de eisen en verplichtingen van dit besluit en de specifieke besluiten wordt voldaan.

  • 2 De aanvraag voor erkenning tot opleider, plaatsvervangend opleider of stageopleider en de aanvraag voor erkenning van de inrichting tot opleidingsinrichting worden gelijktijdig bij de MSRC ingediend, tenzij de inrichting al is erkend.

  • 3 Tenminste drie maanden voor het verstrijken van de termijn waarvoor de erkenning is verleend wordt door de betreffende opleider, plaatsvervangend opleider, stageopleider of opleidingsinrichting een schriftelijke aanvraag voor het opnieuw verlenen van de erkenning bij de MSRC ingediend.

Artikel C.19. Visitatie

  • 1 Alvorens een erkenning wordt verleend of opnieuw wordt verleend doet de MSRC nader onderzoek.

  • 2 Alvorens een erkenning als opleidingsinrichting voor de eerste maal wordt verleend wordt de inrichting gevisiteerd.

  • 3 Indien een erkenning al eerder is verleend kan de opleider, plaatsvervangend opleider of de opleidingsinrichting worden gevisiteerd.

  • 4 Gedurende de periode van de erkenning kan de MSRC tussentijds visitaties laten uitvoeren.

  • 5 De MSRC kan het onderzoek en de visitatie, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, zelf uitvoeren of de visitatie door een of meer visitatoren laten uitvoeren.

  • 6 Tijdens het onderzoek of de visitatie verkrijgen de MSRC of de visitatoren inzage in alle noodzakelijke stukken voor de erkenning en hebben toegang tot de gehele inrichting. Tevens zijn de aanvragers beschikbaar voor de MSRC of de visitatiecommissie.

  • 7 Ter uitvoering van de visitaties stelt de MSRC nadere voorschriften vast.

Artikel C.20. Beslissing tot erkenning

  • 1 Indien niet aan de betreffende eisen voor erkenning is voldaan, kan geen erkenning worden verleend.

  • 2 Indien niet aan de betreffende eisen en verplichtingen voor erkenning wordt voldaan wordt de erkenning niet opnieuw verleend.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid, kan de erkenning onder door de MSRC bepaalde voorwaarden opnieuw worden verleend, indien niet aan de betreffende eisen of verplichtingen voor erkenning wordt voldaan en blijkt dat de tekortkomingen incidenteel van aard of van korte duur zullen zijn.

  • 4 De voorwaarden, bedoeld in het derde lid, zijn gericht op het herstellen van de tekortkomingen die zijn geconstateerd ten aanzien van de betreffende eisen of verplichtingen en op de wijze waarop het herstellen gedocumenteerd wordt.

  • 5 De erkenning van de opleider, de plaatsvervangend opleider en de opleidingsinrichting geschiedt onder eensluidende voorwaarden.

  • 6 De MSRC deelt haar beslissing, bedoeld in het eerste, tweede of het derde lid, schriftelijk mede aan de opleider, de opleidingsinrichting en de betrokken aios onder toezending van het visitatierapport.

Artikel C.21. Duur erkenning

  • 1 Een erkenning wordt voor vijf jaar verleend.

  • 2 De MSRC kan, gehoord de plenaire visitatiecommissie van de betrokken wetenschappelijke medisch specialisten vereniging, een medisch specialist die niet of niet volledig voldoet aan de eisen voor erkenning, als opleider, plaatsvervangend opleider of stageopleider erkennen op grond van diens bijzondere kwaliteiten.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan de MSRC bij een eerste erkenning besluiten tot een erkenning voor een kortere periode dan vijf jaar.

  • 4 In afwijking van het eerste lid kan de MSRC een erkenning opnieuw verlenen voor een kortere periode, indien niet aan de verplichtingen voor erkenning wordt voldaan en uit de bevindingen van de visitatiecommissie blijkt dat de tekortkomingen incidenteel van aard of van korte duur zullen zijn.

  • 5 De duur van een erkenning van een opleider, plaatsvervangend opleider of stageopleider kan niet de resterende duur van een bestaande erkenning van een opleidingsinrichting, waaraan de opleider is verbonden, overstijgen.

Artikel C.22. Ingangsdatum erkenning

  • 1 Indien een erkenning voor de eerste maal wordt verleend bepaalt de MSRC de ingangsdatum van de erkenning.

  • 2 Indien een erkenning opnieuw wordt verleend geldt deze vanaf de einddatum van de vorige erkenning.

Artikel C.23. Eén opleidingsinrichting

  • 1 De erkenning als opleider wordt in verband met één opleidingsinrichting gegeven. Deze opleidingsinrichting kan op verschillende locaties gehuisvest zijn.

  • 2 [Red: Vervallen.]

Artikel C.24. Alle onderdelen opleiding

  • 1 De erkenning van een inrichting als opleidingsinrichting wordt verleend voor het volgen van alle onderdelen van de opleiding in een medisch specialisme.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan een inrichting als opleidingsinrichting worden erkend voor het volgen van een gedeelte van de opleiding of een stage in een medisch specialisme

Artikel C.25. Koppeling erkenning opleider en opleidingsinrichting

  • 1 Indien de erkenning van de opleidingsinrichting vervalt, vervalt de erkenning van de opleider, de plaatsvervangend opleider of de stageopleider voor dat medisch specialisme met ingang van dezelfde datum.

  • 2 Zodra de opleidingsinrichting niet voldoet aan de erkenningeis, bedoeld in artikel C.10., eerste lid onder f, en niet is voorzien in waarneming als bedoeld in artikel C.6., vervalt de erkenning van de opleidingsinrichting voor dat medisch specialisme met ingang van dezelfde datum.

Artikel C.26. Tussentijdse wijziging erkenning

  • 1 Indien de opleider, plaatsvervangend opleider, stageopleider of de opleidingsinrichting de in dit besluit en de specifieke besluiten omschreven eisen en verplichtingen niet nakomt, kan de MSRC besluiten de erkenning:

    • a. voor een nader te bepalen periode te schorsen;

    • b. tussentijds in te trekken;

    • c. om te zetten in een erkenning voor een kortere periode of onder door haar bepaalde voorwaarden.

  • 2 In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onder b en c, wordt eerst een visitatierapport opgemaakt alvorens de MSRC ter zake een beslissing neemt.

  • 3 De MSRC deelt haar terzake genomen beslissing, bedoeld in het eerste lid, schriftelijk mede aan de opleider, de opleidingsinrichting en de betrokken aios onder toezending van het visitatierapport.

  • 4 Indien de erkenning van de opleidingsinrichting wordt geschorst of tussentijds wordt ingetrokken, kunnen vanaf dat moment geen nieuwe aios in opleiding worden genomen.

Artikel C.27. Einde van rechtswege

De erkenning van de opleider eindigt van rechtswege:

  • a. bij overlijden van de opleider;

  • b. indien de opleider ingevolge een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld wegens geestelijke stoornis;

  • c. indien de opleider ingevolge een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak al dan niet tijdelijk de bevoegdheid om zijn medisch specialisme uit te oefenen is ontnomen;

  • d. indien een opleider zijn taak neerlegt of zijn arbeidsovereenkomst wordt beëindigd;

  • e. indien de opleider of de opleidingsinrichting gedurende twee achtereenvolgende jaren geen aios meer heeft opgeleid;

  • f. indien geen aanvraag voor vernieuwing van een erkenning wordt aangevraagd.

Artikel C.28. Voortzetting opleiding bij einde erkenning

  • 1 In geval de erkenning niet opnieuw is verleend, is geschorst, is geëindigd van rechtswege of is ingetrokken zal de MSRC, voor zover nodig in overleg met de betrokken aios, nader bepalen op welke wijze zij hun opleiding kunnen voortzetten.

  • 2 De MSRC kan indien zich een situatie voordoet, bedoeld in het eerste lid, en de aios onevenredig wordt benadeeld van de voor de opleiding gestelde bepalingen ontheffing verlenen.

Hoofdstuk D. De registratie en herregistratie van medisch specialisten

Titel I. Inschrijving

Artikel D.1. Inschrijving

Voor inschrijving in één van de registers van medisch specialisten komt in aanmerking:

  • Een arts die met goed gevolg in Nederland de opleiding in een specialisme als bedoeld in artikel A.5. heeft gevolgd en voltooid;

  • Een arts, onderdaan van een der landen behorende tot de EER of Zwitserland, die in het bezit is van een in bijlage V.1, punt 5.1.3. van Richtlijn 2005/36/EG vermelde opleidingstitel;

  • Een arts, onderdaan van een der landen behorende tot de EER of Zwitserland, die in het bezit is van een andere opleidingstitel dan genoemd in artikel A.3., en die op grond van Richtlijn 2005/36/EG recht heeft op inschrijving;

  • Een arts die in het bezit is van een bewijs van het voltooid hebben van een buiten Nederland gevolgde opleiding op wie Richtlijn 2005/36/EG niet van toepassing is en die voldoet aan de eisen voor inschrijving zoals neergelegd in artikel D.4.;

  • Een arts die met goed gevolg een beoordelingsstage als bedoeld in paragraaf II-B heeft gevolgd en voltooid;

  • Een arts die met goed gevolg een individueel scholingsprogramma als bedoeld in paragraaf II-C heeft gevolgd en voltooid.

Titel II. Registratie

Paragraaf II-A. Aanvraag registratie

Artikel D.2. Registratie arts tot medisch specialist

De arts als bedoeld in artikel D.1. eerste lid, sub a dient na voltooiing van de opleiding bij de MSRC een aanvraag in tot registratie in het betreffende register van medisch specialisten. Voorts verschaft hij de MSRC de gegevens en bescheiden die de MSRC voor de beoordeling van de aanvraag nodig acht en waarover de arts redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Indien de aanvraag bedoeld in het eerste lid, meer dan drie maanden na het eind van de opleiding bij de MSRC wordt ingediend dient de arts aan te tonen dat hij voldoet aan de eisen voor herregistratie zoals neergelegd in titel III. Bij de aanvraag tot registratie in het betreffende register van medisch specialisten overlegt de arts die gedeeltelijk buiten Nederland is opgeleid, over de betreffende periode aan de MSRC de schriftelijke bewijsstukken en verstrekt de MSRC desgevraagd alle nadere inlichtingen. De MSRC schrijft de arts die aan alle eisen gesteld in dit besluit en in de specifieke besluiten voldoet en die het door de MSRC daarvoor vastgestelde bedrag heeft voldaan, alsmede voorzover de opleider een positieve beoordeling, bedoeld in artikel B.9., heeft verstrekt, op verzoek van de arts en met inachtneming van het bepaalde in de Regeling in het betreffende register van medisch specialisten in.

Artikel D.3. Registratie op basis van Richtlijn 2005/36/EEG

Indien een arts, als bedoeld in artikel D.1., onder b, in een specialistenregister wenst te worden ingeschreven, meldt hij zich schriftelijk bij de MSRC. De aanvraag gaat vergezeld van:

  • een bewijs dat hij is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG;

  • een bewijs van het voltooid hebben van een opleiding tot medisch specialist, afgegeven door de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong of herkomst

De MSRC schrijft de arts, bedoeld in het eerste lid, na ontvangst van de stukken, genoemd in het eerste lid, in. Indien een arts als bedoeld in artikel D.1., onder c. in een specialistenregister wenst te worden ingeschreven, meldt hij zich schriftelijk bij de MSRC. De aanvraag gaat vergezeld van:

  • een bewijs dat hij is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG;

  • een bewijs van het hebben gevolgd en voltooid van een opleiding in een specialisme met een inhoud en een duur die ten minste gelijkwaardig is aan de Nederlandse opleiding in een specialisme als bedoeld in artikel A.5., afgegeven door de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong of herkomst;

  • documenten waaruit blijkt over welke beroepservaring hij beschikt alsmede welke aanvullende opleiding en medische bij- en nascholing hij gevolgd heeft. De arts verschaft de MSRC de gegevens en bescheiden die de MSRC voor de beoordeling van de aanvraag nodig acht en waarover de arts redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Op basis van de in het derde lid overgelegde documenten beoordeelt de MSRC of de door de arts gevolgde en voltooide opleiding gelijkwaardig is aan de Nederlandse opleiding in het betreffende specialisme.

Indien de MSRC van oordeel is dat van gelijkwaardigheid als bedoeld in het vierde lid, sprake is, schrijft zij de arts in. Indien de MSRC van oordeel is dat van gelijkwaardigheid geen sprake is, wijst zij het verzoek tot inschrijving af en kan zij toestemming verlenen voor het volgen van een individueel scholingprogramma als bedoeld in paragraaf II-C.

Artikel D.4. Registratie anders dan op basis van Richtlijn 2005/36/EEG

Indien een arts, als bedoeld in artikel D.1., onder d, in een specialistenregister wenst te worden ingeschreven, meldt hij zich schriftelijk bij de MSRC. De aanvraag gaat vergezeld van:

  • een bewijs van inschrijving in het register, als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG en

  • een bewijs voltooid hebben van een opleiding in een specialisme als bedoeld in artikel A.5. met een inhoud en duur die ten minste overeenkomt met de inhoud en duur van de Nederlandse opleiding in het betreffende specialisme, afgegeven door de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong of herkomst;

  • een bewijs dat hij gerechtigd is tot de beroepsuitoefening in het betreffende specialisme in het land van herkomst; een bewijs dat hij de Nederlandse taal beheerst als bedoeld in artikel D.14.

De arts dient een bewijs te overleggen dat hij vanaf het moment van voltooiing van de opleiding ten minste 16 uur per week in het betreffende specialisme werkzaam is geweest. De MSRC gaat na in hoeverre de inhoud van de elders voltooide opleiding overeenkomt met die van de Nederlandse opleiding in het betreffende specialisme. De arts verschaft de MSRC de gegevens en bescheiden die de MSRC voor de beoordeling van de aanvraag nodig acht en waarover de arts redelijkerwijs te beschikking kan krijgen. Indien de MSRC van oordeel is dat de door de arts voltooide opleiding gelijkwaardig is aan de Nederlandse opleiding in het betreffende specialisme, schrijft de MSRC de arts na ontvangst van de stukken in het eerste lid en met inachtneming van het bepaalde in de Regeling in het betreffende register in. Indien de MSRC van oordeel is dat van gelijkwaardigheid van door de arts voltooide opleiding geen sprake is, wijst zij het verzoek tot inschrijving af en kan zij bepalen dat een beoordelingsstage als bedoeld in paragraaf II-B dient te worden gevolgd. Indien de MSRC tot de vaststelling komt dat de arts, bedoeld in het vierde lid, niet voldoet aan de gestelde eisen om in aanmerking te komen voor een beoordelingsstage, beoordeelt de MSRC of de arts in aanmerking komt voor het volgen van een individueel scholingprogramma. Daarbij gelden de eisen als gesteld in paragraaf II-C.

Artikel D.5. Registratie na individueel scholingsprogramma of beoordelingsstage

De arts, bedoeld in artikel D.1., onder c., d. e. of f., wendt zich aan het eind van het individueel scholingsprogramma of de beoordelingsstage tot de MSRC voor registratie in een van de registers van medisch specialisten. Hij verschaft de MSRC de gegevens en bescheiden die de MSRC voor de beoordeling van de aanvraag nodig acht en waarover de arts redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De arts overlegt:

  • een bewijs van inschrijving in het register, als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG, en

  • een verklaring van de opleider dat de arts in staat is het betreffende medisch specialisme in Nederland zelfstandig en naar behoren uit te oefenen.

Indien de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, meer dan drie maanden na het afgeven van de verklaring, bedoeld in het eerste lid, onder b, bij de MSRC wordt ingediend dient de arts aan te tonen dat hij voldoet aan de eisen voor herregistratie, zoals neergelegd in titel III. De MSRC schrijft de arts na ontvangst van stukken bedoeld in het eerste en tweede lid en met inachtneming van het bepaalde in de Regeling in het betreffende register van medisch specialisten in.

Artikel D.6. Inschrijving korter dan 5 jaar

De MSRC kan met toepassing van artikel 29, tweede lid van de Regeling, besluiten tot inschrijving van een arts in een specialistenregister voor een periode korter dan vijf jaar. Artikel 31, vijfde lid van de Regeling is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf II-B. Beoordelingsstage

Artikel D.7. Beoordelingsstage

Voor het volgen van een beoordelingsstage komt in aanmerking een arts als bedoeld in artikel D.4., vierde lid. De beoordelingsstage wordt gevolgd onder begeleiding van een opleider in een opleidingsinrichting.

Artikel D.8. Aanvraag beoordelingsstage

De arts dient tijdig voorafgaand aan de aanvang van de beoordelingsstage bij de MSRC een aanvraag in, vergezeld met de gegevens en bescheiden als genoemd in artikel D.4., eerste lid. De arts verschaft de MSRC de gegevens en bescheiden die de MSRC voor de beoordeling van de aanvraag nodig acht en waarover de arts redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De beoordelingsstage kan eerst aanvangen nadat de MSRC hiervoor toestemming heeft gegeven.

Artikel D.9. Toestemming MSRC

In het kader van het verlenen van toestemming voor de aanvang van de beoordelingsstage gaat de MSRC na of de arts voldoet aan de in artikel D.4., eerste lid, genoemde eisen. Indien de MSRC tot de vaststelling komt dat op verantwoorde wijze met de beoordelingsstage kan worden gestart, verleent de MSRC toestemming voor het volgen van de beoordelingsstage. In het geval de MSRC de arts toestemming verleent de beoordelingsstage aan te vangen, bepaalt de MSRC tevens conform artikel D.11., de tijdsduur hiervan.

Artikel D.10. Ontheffing beoordelingsstage

De MSRC kan in bijzondere gevallen besluiten ontheffing te verlenen van de beoordelingsstage, bedoeld in artikel D.7. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, kan worden verleend indien een arts die buiten Nederland een specialisatie heeft gevolgd en op grond van door hem verstrekte en door de MSRC geverifieerde inlichtingen over zijn opleiding en wetenschappelijke prestaties, blijkt te beschikken over bijzondere theoretische kennis en praktische bekwaamheid op het terrein van het betreffende medisch specialisme. De betreffende arts kan worden ingeschreven nadat hij met goed gevolg een taaltest heeft afgelegd en is ingeschreven in het artsregister als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG, inschrijven volgens artikel 26 van de Regeling.

Artikel D.11. Duur beoordelingsstage

De duur van de beoordelingsstage bedraagt 6 maanden bij een volledige werkweek. Bij deeltijd wordt de duur naar rato aangepast. In afwijking van het eerste lid kan de MSRC voorafgaande aan de beoordelingstage of in overleg met de opleider tussentijds bepalen dat gedurende een langere of een kortere periode een beoordelingsstage wordt gevolgd. De beoordelingsstage inclusief de eventuele verlenging genoemd in het tweede lid, duurt ten hoogste 12 maanden bij een volledige werkweek. Bij deeltijd wordt de duur naar rato aangepast.

Artikel D.12. Tussentijdse beëindiging beoordelingsstage

Om zwaarwegende redenen kan de MSRC op aangeven van de opleider besluiten de stage tussentijds te beëindigen. Van zwaarwegende redenen is in ieder geval sprake indien het gelet op de risico’s voor de volksgezondheid niet verantwoord is de stage voort te zetten.

Artikel D.13. Oordeel van de opleider

De opleider is verplicht de arts iedere drie maanden tussentijds te beoordelen, deze beoordelingen schriftelijk vast te leggen in door de MSRC vastgestelde formulieren en ter kennis te brengen van de MSRC en de arts. De opleider is verplicht zijn oordeel over de arts aan het eind van de beoordelingsstage ter kennis te brengen van de MSRC, nadat hij heeft nagegaan of diens kennis en kunde gelijkwaardig is aan die van in Nederland opgeleide medisch specialisten en of de arts in staat is het betreffende medisch specialisme in Nederland zelfstandig en naar behoren uit te oefenen. Indien de opleider een positieve beoordeling afgeeft, kan de arts conform artikel. D.5. een verzoek om inschrijving in het betreffende register van medisch specialisten indienen. Indien de opleider een negatieve beoordeling afgeeft, beoordeelt de MSRC op verzoek van de arts of aanleiding is voor het volgen van een individueel scholingsprogramma. Daarbij zijn de eisen, bedoeld in paragraaf II-C overeenkomstige toepassing.

Artikel D.14. Beheersing Nederlandse taal

Inschrijving in het register, bedoeld in de artikelen D.1. onder d, alsmede de aanvang van de beoordelingsstage, bedoeld in artikel D.4., vierde lid, kan eerst geschieden nadat de arts op een door de MSRC aangegeven wijze heeft aangetoond een zodanige kennis van de Nederlandse taal in woord en geschrift alsmede voldoende luistervaardigheid te hebben verworven, dat een goede communicatie met patiënten, collegae en andere werkers in de gezondheidszorg gewaarborgd is

Paragraaf II-C. Individueel scholingsprogramma

Artikel D.15. Individueel scholingsprogramma

  • 2 De duur van het individueel scholingsprogramma bedraagt ten minste één en ten hoogste twee jaar indien de werkzaamheden van de betreffende arts of medisch specialist een volledige werkweek omvatten. Bij deeltijd wordt deze periode naar rato van de deeltijd aangepast.

  • 3 Het individuele scholingsprogramma wordt gevolgd bij een opleider in een opleidingsinrichting.

Artikel D.16. Inhoud individueel scholingsprogramma

De opleider stelt het individueel scholingsprogramma, bedoeld in artikel D.15. op. Bij het opstellen van het individueel scholingsprogramma houdt de opleider rekening met de uitgangssituatie van de betreffende arts of medisch specialist en maakt daartoe gebruik van de voor de betreffende opleiding geldende toetsmethoden. Nadat de opleider het individueel scholingsprogramma heeft opgesteld vraagt hij ter zake goedkeuring aan de MSRC.

Artikel D.17. Beoordeling individueel scholingsprogramma

Gedurende het individueel scholingsprogramma beoordeelt de opleider iedere drie maanden de voortgang van de arts of medisch specialist. De conclusies van deze beoordelingen worden - voor gezien of akkoord meeondertekend door de arts of medisch specialist - schriftelijk vastgelegd. Aan het eind van het individueel scholingsprogramma beoordeelt de opleider of de betreffende arts geacht kan worden en in staat is de medische zorg in het betreffende medisch specialisme zelfstandig en op verantwoorde wijze uit te voeren. De opleider geeft over de beoordeling, bedoeld in het derde lid, een verklaring aan de arts of medisch specialist af voor de MSRC ten behoeve van de registratie.

Titel III. Herregistratie

Artikel D.20. Eisen herregistratie

  • 1 De MSRC herregistreert een medisch specialist in een specialistenregister als bedoeld in artikel 26 van de Regeling, als de medisch specialist in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de expiratie van de vigerende registratie heeft voldaan aan de volgende eisen:

    • a. hij heeft zijn medisch specialisme regelmatig uitgeoefend;

    • b. hij heeft in voldoende mate deelgenomen aan deskundigheidsbevordering op het terrein van het betreffende medisch specialisme;

    • c. hij heeft deelgenomen aan het visitatieprogramma van de betreffende wetenschappelijke medisch specialistenvereniging volgens de systematiek van die wetenschappelijke vereniging.

  • 2 De MSRC kan ontheffing verlenen van het eerste lid, onder c.

  • 3 Onvoorziene omstandigheden of verplichtingen, al dan niet vrijwillig aangegaan, waardoor de arts niet voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid, worden bij de beoordeling van het recht op hernieuwing van de inschrijving niet in aanmerking genomen.

  • 4 Indien de medisch specialist niet voldoet aan de in het eerste lid genoemde eisen, kan hij worden geherregistreerd onder de voorwaarde dat de medisch specialist direct na de expiratie van de vigerende registratie een individueel scholingsprogramma, bedoeld in titel I, paragraaf II-C, volgt en met goed gevolg afsluit.

  • 5 Zodra de medisch specialist, bedoeld in het vierde lid, niet voldoet aan de gestelde voorwaarde, wordt zijn inschrijving in het register doorgehaald.

Artikel D.21. Regelmatige uitoefening specialisme

Van regelmatige uitoefening van het medisch specialisme, bedoeld in artikel D.20., eerste lid, onder a, is sprake indien de medisch specialist gemiddeld over vijf jaar ten minste zestien uur per week patiëntgebonden zorg verleent, waaronder worden begrepen klinische werkzaamheid, poliklinische werkzaamheid, consultatieve activiteiten, patiëntgebonden opleidingsactiviteiten en patiëntbesprekingen. In specifieke besluiten kunnen voor medisch specialismen, op voorstel van de betreffende wetenschappelijke medisch specialistenvereniging, het eerste lid aanvullende eisen worden gesteld.

Artikel D.22. Deskundigheidsbevordering

  • 2 In specifieke besluiten kunnen voor medisch specialismen, op voorstel van de betreffende wetenschappelijke medisch specialistenvereniging, het eerste lid aanvullende eisen worden gesteld.

Artikel D.23. Bewijsstukken

De medisch specialist legt ten behoeve van de herregistratie de schriftelijke bewijzen van het gevolgd hebben van deskundigheidsbevordering en van de regelmatige uitoefening van het specialisme over aan de MSRC.

Artikel D.24. Visitatieprogramma

De medisch specialist toont aan dat hij heeft deelgenomen aan het visitatieprogramma, bedoeld in artikel D.20., eerste lid, onder c, en verstrekt dit gegeven desgevraagd aan de MSRC ten behoeve van de individuele herregistratie.

Artikel D.25. Gelijkgestelde werkzaamheden

  • 1 In het geval dat de medisch specialist niet als zodanig werkzaam is kan de MSRC besluiten de medisch specialist te herregistreren indien ten minste zestien uur per week sprake is van gelijkgestelde werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid.

  • 2 De uitoefening van de volgende functies worden als gelijkgestelde werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, aangemerkt indien het behouden van de titel voor het betreffende medisch specialisme van belang is voor de beroepsuitoefening:

    • a. hoogleraar in een medisch specialisme;

    • b. beleids- of stafmedewerker bij een beroepsvereniging of wetenschappelijke medische specialistenvereniging;

    • c. docent in de geneeskunde bij een geneeskundige faculteit onderscheidenlijk een universitair medisch centrum;

    • d. wetenschappelijk onderzoeker op een relevant gebied van de geneeskunde;

    • e. managementfunctionaris op het terrein van de medisch specialistische geneeskunde;

    • f. inspecteur voor de gezondheidszorg.

  • 3 Bij herregistratie op grond van gelijkgestelde werkzaamheden zijn de eisen ten aanzien van het deelnemen aan deskundigheidsbevordering, bedoeld in artikel D.22., onverminderd van toepassing.

  • 4 De inschrijving als medisch specialist blijft in stand voor zolang de medisch specialist gelijkgestelde werkzaamheden verricht. De inschrijving wordt doorgehaald op het moment dat de gelijkgestelde werkzaamheden worden beëindigd.

  • 5 Indien de medisch specialist na het beëindigen van zijn gelijkgestelde werkzaamheden opnieuw zonder beperkingen als medisch specialist wenst te worden geherregistreerd volgt hij een individueel scholingsprogramma, bedoeld in titel I, paragraaf II-C. Artikel D.26., eerste, vierde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 6 Gedurende het individueel scholingsprogramma wordt de medisch specialist geherregistreerd indien het individueel scholingsprogramma direct na het staken van de gelijkgestelde werkzaamheden wordt gevolgd.

Artikel D.26. Herintreding

  • 1 Een arts die in één van de registers van de MSRC ingeschreven is geweest, maar van wie de inschrijving is doorgehaald, kan bij de MSRC een aanvraag indienen om opnieuw te worden ingeschreven.

  • 2 De MSRC beoordeelt op grond van de door de arts overgelegde bewijsstukken of de arts in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de doorhaling tot het tijdstip van de aanvraag om opnieuw te worden ingeschreven, aan de eisen voor herregistratie heeft voldaan.

  • 3 Indien de MSRC vaststelt dat de arts aan de eisen voor herregistratie heeft voldaan kan hij opnieuw worden ingeschreven.

  • 4 Indien de MSRC vaststelt dat de arts niet aan de eisen voor herregistratie heeft voldaan, kan de arts opnieuw worden ingeschreven nadat hij met goed gevolg het individueel scholingsprogramma, bedoeld in titel I, paragraaf II-C, heeft voltooid.

  • 5 De MSRC gaat slechts over tot het opnieuw inschrijven in het betreffende register op grond van een verklaring van de opleider dat de arts in staat wordt geacht het betreffende medisch specialisme zelfstandig en naar behoren uit te kunnen oefenen.

Artikel D.27. Duur herregistratie

  • 1 Indien de medisch specialist voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel D.20., wordt de medisch specialist voor vijf jaar geherregistreerd.

  • 2 Indien de medisch specialist niet of niet volledig voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel D.20., kan de MSRC besluiten tot herregistratie voor een beperkte periode.

  • 3 De periode waarmee wordt geherregistreerd wordt bepaald aan de hand van artikel 31, vierde en vijfde lid, van de Regeling.

Artikel D.28. Herregistratie zenuw- en zielsziekten

  • 1 De medisch specialist voor zenuwen zielsziekten kan kiezen voor herregistratie in het register voor neurologen of herregistratie in het register voor psychiaters.

  • 2 Herregistratie in het register voor neurologen kan plaatsvinden indien voldaan is aan 16 uur patiëntgebonden zorgverlening per week in het specialisme neurologie en aan de overige bepalingen voor herregistratie in deze paragraaf.

  • 3 Herregistratie in het register voor psychiaters kan plaatsvinden indien voldaan is aan 16 uur patiëntgebonden zorgverlening per week in het specialisme psychiatrie en aan de overige bepalingen voor herregistratie in deze paragraaf.

  • 4 Herregistratie voor zowel neurologie als psychiatrie is slechts mogelijk wanneer de medisch specialist aan de herregistratie-eisen voor beide specialismen voldoet.

Artikel D.29. Herregistratie allergologen

Herregistratie in het register voor allergologie kan plaatsvinden indien voldaan is aan 16 uur patiëntgebonden zorgverlening per week in het specialisme interne geneeskunde aandachtsgebied allergologie, en aan de overige bepalingen voor herregistratie in deze paragraaf.

Artikel D.30. Herregistratie artsen voor klinische chemie

Herregistratie in het register voor artsen klinische chemie kan plaatsvinden indien voldaan is aan 16 uur patiëntgebonden zorgverlening per week in het betreffende vakgebied, en aan de overige bepalingen voor herregistratie in deze paragraaf.

Hoofdstuk E. Overige bepalingen

Artikel E.1. Overgangsbepalingen

  • 1 Eisen en verplichtingen te stellen aan de aios of de arts ten aanzien van de opleiding zijn verbindend op 1 januari 2005.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, blijven op de aios of de arts die de opleiding is aangevangen vóór 1 januari 2005, de artikelen B.5., B.6., B.7., B.8., B.9., B.14., B.18., alsmede de termijnen in de artikelen B.15., B.16. en B.17., buiten toepassing, voorzover de aios of de arts aantoont aan een of meer van die bepalingen of termijnen niet te kunnen voldoen. In dat geval blijven de dienaangaande bepalingen respectievelijk termijnen van toepassing die van kracht waren tot 1 januari 2005.

  • 3 Eisen en verplichtingen te stellen aan de opleider en de opleidingsinrichting aan wie een erkenning is verleend vóór 1 januari 2005 zijn verbindend vanaf de eerstvolgende datum waarop de erkenning als opleider of opleidingsinrichting opnieuw wordt verleend. Tot die datum blijven de bepalingen omtrent erkenning van toepassing die golden op het moment dat de oorspronkelijke erkenning werd verleend.

  • 4 Medisch specialisten die in een register van medisch specialisten zijn geregistreerd vóór 1 januari 2005, behouden deze registratie tot de eerstvolgende datum waarop de registratie opnieuw moet worden aangevraagd. Tot die datum blijven de bepalingen omtrent herregistratie van toepassing die golden voor 1 januari 2005.

  • 6 De titel ‘allergoloog’, verbonden aan het medisch specialisme ‘allergologie’, blijft als medische specialistentitel gelden voor degene die op 1 januari 2005 in het register van allergologen zijn ingeschreven.

  • 7 De titel ‘internist-allergoloog’, verbonden aan het medische specialisme ‘interne geneeskunde-allergologie’, blijft als medische specialistentitel gelden voor degene die op 1 januari 2005 in opleiding tot internist-allergoloog waren en vervolgens in het register van internist-allergologen worden ingeschreven alsmede voor degenen die op dat moment reeds in het register van internist-allergologen waren ingeschreven.

  • 8 De titel ‘zenuwarts’ verbonden aan het medisch specialisme ‘zenuw- en zielsziekten’ blijft als medische specialistentitel gelden voor degenen op 1 januari 2005 in het register van zenuwartsen waren ingeschreven.

  • 9 De titel ‘arts klinische chemie’, verbonden aan het medische specialisme ‘klinische chemie’, blijft als medische specialistentitel gelden voor degene die op 1 januari 2005 reeds in het register van artsen klinische chemie waren ingeschreven.

Artikel E.2. Intrekking besluiten

  • 1 1. De volgende besluiten worden ingetrokken:

    • a. CCMS no. 2-1998 (gedeeltelijke) opleiding buiten Nederland;

    • b. CCMS no. 3-1998 assistent-geneeskundige in opleiding tot klinisch onderzoeker (AGIKO);

    • c. CCMS no. 1-1999 titelaanduiding medisch-specialistische geneeskunde;

    • d. CCMS no. 5-1999 algemene eisen voor de opleiding van medisch specialisten;

    • e. CCMS no. 2-2000 basiscursus heelkundig specialismen;

    • f. CCMS no. 9-2000 inschrijving in een medisch specialistenregister van in het buitenland opgeleide medisch specialisten;

    • g. CCMS no. 23-2000 buitenlandse artsen in opleiding tot medisch specialist;

    • h. CCMS no. 28-2000 kwantitatieve eisen en voorwaarden inzake de herregistratie van medisch specialisten;

    • i. CCMS no. 3-2001 eisen en voorwaarden voor de erkenning van opleiders en opleidingsinrichtingen;

    • j. CCMS no. 2-2002 meetellen van specialistische kennis en ervaring verkregen buiten het kader van de opleiding.

  • 2 2. Besluit CCMS no. 3-2000 detachering van assistent-geneeskundigen wordt met ingang van 1 januari 2006 ingetrokken.

  • 3 3. De volgende specifieke besluiten worden ingetrokken:

    • a. CCMS no. 4-1998 opleidingseisen radiotherapie;

    • b. CCMS no. 5-1998 opleidingseisen oogheelkunde;

    • c. CCMS no. 2-1999 opleidingseisen cardiologie;

    • d. CCMS no. 3-1999 opleidingseisen cardio-thoracale chirurgie;

    • e. CCMS no. 6-1999 aanpassing opleidingseisen inwendige geneeskunde;

    • f. CCMS no. 8-1999 opleidingseisen klinische geriatrie;

    • g. CCMS no. 5-2000 opleidingseisen pathologie;

    • h. CCMS no. 7-2000 opleidingseisen psychiatrie;

    • i. CCMS no. 11-2000 opleidingseisen dermatologie en venerologie;

    • j. CCMS no. 12-2000 opleidingseisen heelkunde;

    • k. CCMS no. 14-2000 opleidingseisen kindergeneeskunde;

    • l. CCMS no. 16-2000 opleidingseisen longziekten en tuberculose;

    • m. CCMS no. 17-2000 opleidingseisen medische microbiologie;

    • n. CCMS no. 18-2000 opleidingseisen neurochirurgie;

    • o. CCMS no. 20-2000 opleidingseisen radiologie;

    • p. CCMS no. 21-2000 opleidingseisen revalidatiegeneeskunde;

    • q. CCMS no. 22-2000 opleidingseisen verloskunde en gynaecologie;

    • r. CCMS no. 24-2000 opleidingseisen leer van maag-darm-leverziekten;

    • s. CCMS no. 26-2000 opleidingseisen reumatologie;

    • t. CCMS no. 27-2000 opleidingseisen urologie;

    • u. CCMS no. 1-2001 opleidingseisen neurologie;

    • v. CCMS no. 2-2001 opleidingseisen nucleaire geneeskunde;

    • w. CCMS no. 1-2002 opleidingseisen anesthesiologie;

    • x CCMS no. 6-2002 opleidingseisen interne geneeskunde;

    • y. CCMS no. 7-2002 opleidingseisen plastische chirurgie;

    • z. CCMS no. 10-2002 opleidingseisen orthopedie;

    • aa. CCMS no. 3-2003 opleidingseisen keel-neus-oorheelkunde;

    • bb. CCMS no. 4-2003 opleidingseisen klinische genetica.

  • 4 Ingeval de datum van inwerkingtreding van een specifiek besluit, bedoeld in het derde lid, ligt na 1 januari 2005, prevaleren de bepalingen van het kaderbesluit die een nadere uitwerking in het betreffende specifieke besluit voorschrijven of toestaan.

Artikel E.3. Publicatie

  • 1 Dit besluit wordt gelijktijdig met het besluit van de Minister, inhoudende de goedkeuring van dit besluit, gepubliceerd in de Staatscourant

  • 2 In het officiële orgaan van de KNMG wordt mededeling gedaan van dit besluit.

Artikel E.4. Inwerkingtreding

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

  • 2 Indien de Staatscourant waarin dit besluit en het goedkeuringsbesluit, bedoeld in artikel E.3., eerste lid, worden geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2004, treedt dit besluit in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2005.

Utrecht, 26 mei 2004.

C.M.T. Plasmans,

voorzitter CCMS.

V.J. Schelfhout-van Deventer,

secretaris colleges.

Bijlage 1. Aanvullende voorschriften bij hoofdstuk B, titel II Geschillen

1. Termijn benoeming

1. De leden en plaatsvervangend leden worden voor een periode van vier jaar benoemd. Zij zijn aansluitend eenmaal herbenoembaar.

2. Een benoeming van een lid of plaatsvervangend lid op een plaats die vacant komt terwijl de zittingstermijn van het te vervangen lid nog niet verstreken is geschiedt voor de volle, in het eerste lid genoemde termijn.

2. Einde lidmaatschap

De benoeming van de leden van de CvG en de plaatsvervangend leden eindigt door:

a. het verstrijken van de benoemingstermijn, overlijden van het lid of het plaatsvervangend lid, onder curatele stelling of onder bewindstelling van het lid of het plaatsvervangend lid telkens een dag nadat een van de voornoemde omstandigheden zich heeft voorgedaan;

b. door schriftelijke opzegging door het lid of het plaatsvervangende lid tegen het einde van een kalenderjaar met inachtneming van een opzegtermijn van minimaal een maand.

3. Intrekking en schorsing benoeming

1. Gedurende diens benoemingstermijn kan de benoeming van een lid of plaatsvervangend lid van de CvG ingetrokken of geschorst worden vanwege: a. diens beëindiging van de actieve beroeps- of functie-uitoefening; b. verandering van functie, indien deze functie mede ten grondslag lag aan de voordracht tot benoeming; c. het in diskrediet brengen van de medische stand door of vanwege zijn persoonlijke gedragingen.

2. Intrekking vindt schriftelijk plaats met inachtneming van een termijn van ten minste een maand.

3. Schorsing vindt plaats met onmiddellijke ingang voor een termijn van maximaal een jaar.

4. Zitting van de CvG

1. De CvG houdt zitting met zeven leden.

2. In afwijking van het eerste lid kan de voorzitter, indien de zaak hem daartoe geschikt voorkomt, bepalen dat de zitting wordt gehouden door de voorzitter en twee dan wel vier door hem aan te wijzen leden.

5. Verzoek

1. Alvorens de partij die een geschil heeft als bedoeld in artikel B.28. een verzoek indient bij de CvG legt hij het geschil binnen vier weken na het ontstaan hiervan schriftelijk aan de centrale opleidingscommissie van het betreffende ziekenhuis voor, voorzover het de competentie van de centrale opleidingscommissie, bedoeld in artikel C.13., betreft . Bij overschrijding van deze termijn neemt de centrale opleidingscommissie het geschil niet in behandeling.

2. De centrale opleidingscommissie kan gebruik maken van een mediator. In dat geval worden de kosten van de mediation gezamenlijk en voor gelijke delen door partijen gedragen, tenzij bij de mediation anders is overeengekomen. De centrale opleidingscommissie tracht het geschil binnen zes weken nadat het geschil aan haar is voorgelegd in der minne te schikken.

3. Het verzoek wordt binnen twee weken na het verstrijken van de termijn van zes weken, bedoeld in het tweede lid, bij de CvG ingediend in de vorm van een verzoekschrift. Bij overschrijding van deze termijn neemt de CvG het verzoekschrift niet in behandeling.

4. Voorzover het geschil betrekking heeft op een genomen besluit, hebben de volgende omstandigheden opschortende werking ten aanzien van dat besluit: a. het voorleggen van het geschil aan de centrale opleidingscommissie, bedoeld in het eerste lid; b. de mediation, bedoeld in het tweede lid; c. het indienen van een verzoekschrift bij de CvG; d. het binnen twee weken na het besluit van de CvG vragen om een voorlopige voorziening aan dan wel starten van een kort geding bij de rechter.

5. Een verzoekschrift kan mondeling worden ingetrokken tijdens een hoorzitting. Totdat de CvG uitspraak doet kan een verzoekschrift schriftelijk worden ingetrokken.

6. De inhoud van het verzoekschrift

1. Het verzoekschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het geschil waarop het verzoekschrift zich richt; d. de gronden van het verzoek.

2. Bij het verzoekschrift worden voorzover mogelijk alle relevante stukken waarop het geschil betrekking heeft overgelegd.

7. Termijn indienen verzoekschrift

1. Een verzoekschrift is tijdig ingediend indien het voor de termijn, bedoeld in de artikel 5., derde lid is ontvangen door de CvG.

2. Bij verzending per post is een verzoekschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn per post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

8. Behandeling verzoekschrift

De secretaris van de CvG informeert alle betrokken partijen onverwijld omtrent de behandeling van het verzoekschrift verzoekschrift en stuurt aan hen de op het verzoekschrift betrekking hebbende stukken toe.

9. Niet-ontvankelijkheid

1. Indien niet is voldaan aan de in dit besluit gestelde eisen voor het in behandeling nemen van het verzoekschrift, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe door de CvG gestelde termijn.

2. Ten aanzien van een verzoekschrift dat is ingediend na afloop van de termijn bedoeld in het eerste lid, blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

10. Hoorzitting

1. De voorzitter van de CvG bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin partijen in de gelegenheid worden gesteld zich door de CvG te doen horen.

2. Van het horen van partijen kan worden afgezien indien: a. het verzoekschrift kennelijk nietontvankelijk is; b. het verzoekschrift kennelijk ongegrond is; c. partijen hebben verklaard geen gebruik te willen maken van het recht om te worden gehoord.

3. De CvG deelt de partijen ten minste drie weken voor de zitting schriftelijk mee, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich tijdens de zitting te doen horen.

4. Partijen kunnen zich tijdens de zitting laten bijstaan of vertegenwoordigen. De vertegenwoordiger is bij de behandeling van het verzoekschrift bij de hoorzitting voorzien van een schriftelijke lastgeving, tenzij de advocaat of procureur is ingeschreven dan wel de betreffende partij zelf met hem op de hoorzitting verschijnt.

5. De CvG hoort de partijen binnen vier weken na ontvangst van het verzoekschrift en doet vervolgens binnen zes weken een uitspraak.

6. De CvG kan de uitspraak voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan partijen.

11. Horen van partijen en getuigen en deskundigen

1. Tot tien dagen voor het horen kunnen de bij het geschil betrokken partijen nadere stukken indienen.

2. Partijen worden in elkaars aanwezigheid gehoord, waarbij hoor en wederhoor wordt toegepast.

3. Van het horen wordt een verslag gemaakt.

4. Op verzoek van de bij het geschil betrokken partijen kunnen door hen meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord. De wederpartij wordt hiervan ten minste vijf dagen voor de zitting op de hoogte gesteld.

5. De voorzitter van de CvG kan uit eigen beweging of op verlangen van de CvG bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en deze zonodig uitnodigen daartoe ter zitting te verschijnen. Partijen worden hiervan ten minste vijf dagen voor de zitting op de hoogte gesteld.

12. Openbaarheid hoorzitting

1. De zitting van de CvG is openbaar.

2. Indien de voorzitter van de CvG of één van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een gemotiveerd verzoek doet kan de voorzitter bepalen dat de zitting achter gesloten deuren plaatsvindt.

13. Verslag van de hoorzitting

1. In het verslag, bedoeld in artikel 11., derde lid, worden de namen vermeld van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

2. Het verslag houdt een korte beschrijving in van hetgeen over en weer is gezegd en ter zitting is voorgevallen.

3. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

4. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de CvG.

14. Nader onderzoek

1. Na afloop van de zitting kan de voorzitter van de CvG uit eigen beweging of op verzoek van de CvG nader onderzoek houden.

2. De uit het onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de CvG, aan de indiener van het verzoekschrift en de andere betrokken partijen gezonden.

3. De leden van de CvG, de indiener van het verzoekschrift en de andere partijen kunnen binnen een week na verzending van de informatie, bedoeld in het tweede lid, aan de voorzitter van de CvG een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist omtrent een dergelijk verzoek.

4. Op een nieuwe hoorzitting als bedoeld in het derde lid, zijn de artikelen 10. tot en met 13. van overeenkomstige toepassing.

5. Indien de voorzitter een verzoek als bedoeld in het derde lid afwijst, stelt de CvG partijen in de gelegenheid binnen twee weken schriftelijk te reageren op de uit het onderzoek verkregen informatie. De secretaris van de CvG verzendt de schriftelijke reacties in afschrift aan de leden van de CvG en de bij het geschil betrokken partijen.

15. Nadere informatie

Wanneer na het horen aan de CvG feiten en omstandigheden bekend worden die voor de uitspraak van aanmerkelijk belang kunnen zijn, wordt dit aan de indiener van het verzoekschrift en de andere betrokken partijen meegedeeld en worden partijen in de gelegenheid gesteld daarover te worden gehoord.

16. Bevindingen van de CvG

1. De CvG beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren en doet uitspraak.

2. De CvG beslist bij meerderheid van stemmen over de door haar uit te brengen uitspraak.

3. De uitspraak naar aanleiding van het verzoekschrift berust op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de uitspraak wordt vermeld.

4. De uitspraak wordt door de voorzitter en de secretaris van de CvG ondertekend.

5. De indiener van het verzoekschrift en andere betrokken partijen ontvangen een exemplaar van de uitspraak.

Naar boven