Beleidsregel Ontheffingverlening exceptionele transporten RDW 2013

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-04-2013 t/m 31-12-2014

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 1. Definities

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voor de toepassing van deze beleidsregel worden de begripsbepalingen van de Regeling voertuigen overgenomen.

Voorts wordt verstaan onder:

  • a. autonome beslisruimte: de actuele, door de wegbeheerder voor een weg of weggedeelte opgegeven afmetingen en massa's tot welke de RDW zonder toestemming als bedoeld in artikel 149b, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 4 van het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten ontheffing mag verlenen onder de daarbij van toepassing zijnde beperkingen en voorschriften

  • b. begeleidingsvoertuig: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

  • c. digitale wegenkaart: elektronische weergave van de actuele autonome beslisruimte voor langlopende basis ontheffingen die door de Dienst Wegverkeer ten behoeve van de ontheffing houders ter beschikking wordt gesteld;

  • d. dieplader: voertuig als bedoeld in artikel 1, onder d van de Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten;

  • e. gedwongen besturing: besturing waarbij de stuurkrachten worden geleverd door een Europese Ruimte afgegeven voertuig technisch document dat gelijkwaardig is, wordt verandering van richting van het trekkende voertuig en waarbij de beweging van de bestuurde wielen van het getrokken voertuig is gekoppeld aan de onderlinge hoek tussen de lengteas van het trekkende en die van het getrokken voertuig (Richtlijn 70/311/EEG);

  • f. hulpbesturing: inrichting waarmee de besturing van een getrokken voertuig anders dan door verdraaiing van het stuurwiel van het motorrijtuig met de hand kan worden beïnvloed;

  • g. hulpbestuurder: degene die de hulpbesturing bij de uitvoering van een exceptioneel transport bedient;

  • h. konvooi: een samenstel van exceptionele transporten dat als één geheel wordt begeleid door transportbegeleiders;

  • i. transportbegeleider: persoon als bedoeld in artikel 1, onder h, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

  • j. semidieplader: hoogte laadvlak in onbeladen toestand en rijpositie ≤1,10 meter boven wegdek;

  • k. TMM: toegestane maximummassa van een voertuig;

  • l. TMMS: toegestane maximummassa van een samenstel van voertuigen;

  • m. voertuigdocumenten: de documenten bedoeld in artikel 1, onder g en h van de Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten

  • n. zelfsturende besturing: besturing waarbij de stuurkrachten geleverd worden door een verandering van richting van het trekkende voertuig en waarbij de beweging van de bestuurde wielen van het getrokken voertuig is gekoppeld aan de hoek tussen de lengteas van het aanhangwagenchassis of de last die deze vervangt en de lengteas van het onderstel waaraan de as(sen) bevestigd is (zijn) (Richtlijn 70/311/EEG).

Artikel 2. Toepassingsgebied

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze beleidsregel is van toepassing op de behandeling van aanvragen voor ontheffingen voor een exceptioneel transport op basis van artikel 149a, tweede lid Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 3. Soorten ontheffingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Ontheffingen worden onderscheiden in langlopende ontheffingen en incidentele ontheffingen.

Artikel 4. Langlopende ontheffing

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Een langlopende basisontheffing wordt verleend voor:

    • a. één voertuig of één samenstel van voertuigen voor exceptionele transporten,

    • b. een maximale geldigheidsduur van 1 jaar,

    • c. een verzameling van wegen die binnen de autonome beslisruimte van de RDW valt.

  • 2 Een langlopende basisontheffing kan worden verleend indien de aanvraag betrekking heeft op

    • a. een breedte die niet meer bedraagt dan 3,50 meter;

    • b. een lengte die niet meer bedraagt dan 27,50 meter;

    • c. een hoogte die niet meer bedraagt dan 4,25 meter

    • d. een maximale massa die niet meer bedraagt dan 100 ton;

    • e. een maximale aslast van 12 ton op wegen onder het beheer van het Rijk en een maximale aslast van 10 ton op overige wegen.

  • 3 In afwijking van het vorige lid kan een langlopende gebiedsontheffing worden verleend voor een bepaald gebied indien de aanvraag de in het tweede lid genoemde waarden overschrijdt mits:

    • a. de aanvraag betrekking heeft op wegen of weggedeeltes van niet meer dan één wegbeheerder, en

    • b. de aanvraag géén betrekking heeft op het gebruik van autosnelwegen onder beheer van het Rijk.

Artikel 5. Incidentele ontheffing

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Een incidentele ontheffing kan worden verleend voor één bepaalde route en voor maximaal 4 voertuigen of 4 samenstellen van voertuigen, mits de kentekens van de voertuigen of samenstellen van voertuigen op het aanvraagformulier zijn vermeld.

  • 2 Incidentele ontheffingen kunnen worden verleend met een geldigheidsduur van:

    • a. maximaal twee weken, of

    • b. maximaal drie maanden, of

    • c. maximaal 1 jaar.

  • 3 Incidentele projectontheffingen als bedoeld in het tweede lid, onder b, kunnen slechts worden verleend indien meerdere identieke exceptionele transporten door dezelfde transporteur gedurende een bepaalde en beperkte periode over één bepaalde route moeten worden uitgevoerd. Een projectontheffing met een geldigheidsduur van zes weken of meer wordt slechts verleend voor een exceptioneel transport indien:

    • a. de breedte niet meer bedraagt dan 4,50 meter, of

    • b. de lengte niet meer bedraagt dan 60 meter, of

    • c. de hoogte niet meer bedraagt dan 4,50 meter.

  • 4 Incidentele ontheffingen als bedoeld in het tweede lid, onder c, kunnen voor een bepaalde bestemming slechts worden verleend indien:

    • a. de aanvrager in het bezit is van een langlopende basisontheffing als bedoeld in artikel 4, eerste lid,

    • b. de aangevraagde route, mits dit de meest doelmatige route is, niet meer dan 15 kilometer bedraagt en geen betrekking heeft op autosnelwegen onder beheer van het Rijk, en

    • c. de aanvraag de artikel 4, tweede lid, onder a tot en met e, genoemde maten en gewichten niet overschrijd.

  • 5 Incidentele ontheffingen als bedoeld in het tweede lid, onder c, kunnen tevens als opstapontheffing worden verleend indien de aangevraagde route:

    • a. geen betrekking heeft op autosnelwegen onder beheer van het Rijk, en

    • b. mits het de meest veilige en doelmatige route is, deze route niet meer dan 15 kilometer bedraagt, en

    • c. wegen of weggedeeltes onder beheer van niet meer dan twee wegbeheerders betreft.

Artikel 6. Ontheffingen voor lengte bij onbeladen voertuigen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 7. Ontheffingen voor lengte bij beladen voertuigen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 8. Ontheffingsdocument met bijlagen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Een langlopende basisontheffing bestaat uit:

    • a. een voorblad, waarop in ieder geval de gegevens van de aanvrager alsmede het kenteken, al dan niet in combinatie met het voertuig identificatienummer (VIN), van het voertuig of het samenstel van voertuigen zijn vermeld, de afmetingen en massa’s in beladen toestand, en in indien van toepassing de afmetingen en massa’s in onbeladen toestand;

    • b. diverse wegenbijlagen, ten minste bestaande uit – een afdruk van – de digitale wegenkaart

    • c. diverse bijlagen die beperkingen, algemene voorschriften en, indien van toepassing, bijzondere voorschriften bevatten;

    • d. een service bijlage die onder meer nadere gegevens omtrent kunstwerken en aanmelden en aanmeldlocaties bevat.

  • 2 De aanvrager van een langlopende basisontheffing ontvangt tevens een wijzigingsabonnement, waarbij gedurende en uitsluitend voor de resterende geldigheidsduur van de langlopende basisontheffing, de digitale wegenkaart moet worden vervangen in verband met de wijziging in de autonome beslisruimte dan wel het gebruik van de ontheffing.

  • 3 De Dienst Wegverkeer geeft op een door deze dienst bepaalde wijze de aangepaste digitale wegenkaart af voor zover zich wijzigingen in de autonome beslisruimte hebben voorgedaan dan wel voor het gebruik van de ontheffing noodzakelijk is.

  • 4 Een langlopende gebiedsontheffing bestaat uit:

    • a. een voorblad, waarop in ieder geval de gegevens van de aanvrager alsmede het kenteken, al dan niet in combinatie met het voertuig identificatienummer (VIN), van het voertuig of het samenstel van voertuigen zijn vermeld, de afmetingen en massa’s in beladen toestand, en in indien van toepassing de afmetingen en massa’s in onbeladen toestand;

    • b. een wegenbijlage;

    • c. diverse bijlagen die beperkingen, algemene voorschriften en, indien van toepassing, bijzondere voorschriften bevatten;

  • 5 Een incidentele ontheffing bestaat uit:

    • a. een voorblad, waarop in ieder geval de gegevens van de aanvrager alsmede de kentekens, al dan niet in combinatie met het voertuig identificatienummer (VIN), van het voertuig of het samenstel van voertuigen zijn vermeld, de ladingomschrijving, het laad- en los adres, de afmetingen en massa’s in beladen toestand, en in indien van toepassing de afmetingen en massa’s in onbeladen toestand;

    • b. een wegenbijlage die de route van aangeeft;

    • c. diverse bijlagen die beperkingen, algemene voorschriften en, indien van toepassing, bijzondere voorschriften bevatten.

§ 2. Aanvragen ontheffingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 9. Aanvraagformulier Ontheffing

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De aanvrager van een ontheffing dient zijn aanvraag te doen op het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde model aanvraagformulier.

  • 2 Het aanvraagformulier wordt schriftelijk beschikbaar gesteld.

Artikel 10. Wijze van indienen van de aanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indiening van aanvragen kan uitsluitend schriftelijk plaatsvinden.

Artikel 11. Intrekken van de aanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Een ontheffingsaanvraag kan uitsluitend schriftelijk door de indiener worden ingetrokken.

  • 2 Het annuleren van een ingediende aanvraag wordt uitsluitend conform de actuele Regeling tarieven Dienst Wegverkeer1 behandeld indien de intrekking binnen 24 uur na registratie van de aanvraag is gedaan en op dat moment nog geen ontheffingsbesluit is verzonden.

Artikel 12. Duur van de behandeling van de ontheffingsaanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Aanvragen die binnen de autonome beslisruimte van de RDW vallen, worden in beginsel afgehandeld binnen 2 werkdagen.

  • 2 Voor aanvragen die buiten de autonome beslisruimte van de RDW vallen, geldt in beginsel een termijn van meer dan 2 werkdagen.

  • 3 Uitsluitend op last van de politie kan een ontheffingsaanvraag met spoed worden behandeld.

Artikel 13. Beoordeling route aanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De RDW hanteert bij de beoordeling van aanvragen ten aanzien van de route bij in de route gelegen kunstwerken een speling van minimaal 0,15 meter ten opzichte van de hoogte van het exceptioneel transport.

  • 2 Van het eerste lid kan worden afgeweken, indien:

    • a. de aanvraag buiten de autonome beslisruimte valt, en

    • b. geen alternatieve route aanwezig is, en

    • c. geen andere wijze van vervoer mogelijk is, en

    • d. geen voertuig- of voertuig technische oplossingen mogelijk zijn.

Artikel 14. Beoordeling beperking rijtijden en voorschrift transportbegeleiding wegbeheerder Rijk

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Bij de beoordeling van de aanvraag of en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden en of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt ten aanzien van de breedte van het transport bij autosnelwegen, alsmede nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen, in beginsel het volgende toetsingskader:

    • a. indien de breedte meer niet bedraagt dan 4,00 meter, geen transportbegeleiders en geen rijtijdbeperking;

    • b. indien de breedte tussen de 4.00 meter en 4,50 meter bedraagt, ten minste 1 transportbegeleider, en een rijtijdbeperking tussen 06.00 uur en 10.00 uur en 15.00 uur tot 20.00 uur op werkdagen;

    • c. indien de breedte tussen de 4,50 meter en 5.00 meter bedraagt, ten minste 2 transportbegeleiders, en een rijtijdbeperking tussen 06.00 uur en 20.00 uur op werkdagen.

    • d. indien de breedte meer dan 5,00 meter bedraagt, ten minste 2 transportbegeleiders, en een rijtijdbeperking tussen 06.00 uur en 22.00 uur op werkdagen.

  • 2 Bij de beoordeling van de aanvraag of en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden en of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt in beginsel ten aanzien van de lengte van het transport bij autosnelwegen, alsmede nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen het volgende toetsingskader:

    • a. indien de lengte van het transport niet meer bedraagt dan 40,00 meter geen transportbegeleiders en geen rijtijdbeperkingen;

    • b. indien de lengte van het transport tussen de 40,00 meter en 50,00 meter bedraagt, ten minste 1 transportbegeleider en een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur, op werkdagen;

    • c. indien de lengte van het transport meer bedraagt dan 50,00 meter, ten minste 2 transportbegeleiders en een rijtijdbeperking tussen 06.00 uur en 20.00 uur op werkdagen.

  • 3 Bij de beoordeling van de aanvraag of en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden en of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt bij autosnelwegen, alsmede nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen in beginsel ten aanzien van de massa van het transport het volgende toetsingskader:

    • a. bij een massa tot 100.000 kilogram en geen bijzondere verrichtingen vereist bij de uitvoering van het exceptionele transport geen transportbegeleiding en geen rijtijdbeperking;

    • b. bij een massa boven de 100.000 kilogram ten minste 2 transportbegeleiders en een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur, op werkdagen.

    • c. ter plaatse van een bijzondere verrichting geldt ten minste 2 transportbegeleiders en een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur, op werkdagen.

  • 4 Bij de beoordeling van de aanvraag of en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden en of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt in beginsel ten aanzien van de hoogte van het transport bij autosnelwegen, alsmede nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen het volgende toetsingskader:

    • a. indien geen bijzondere verrichtingen vereist zijn, geen transportbegeleiding en geen rijtijdbeperking;

    • b. ter plaatse van een bijzondere verrichting geldt ten minste 2 transportbegeleiders en een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur, op werkdagen.

  • 5 Indien sprake is van een aanvraag als bedoeld in artikel 13, tweede lid, wordt het voorschrift van ten minste 2 transportbegeleiders aan de ontheffing verbonden.

  • 6 Indien er sprake is van een aanvraag met een bijzondere voertuigconfiguratie kan het voorschrift transportbegeleiding uitgevoerd door 1 dan wel 2 transportbegeleiders aan de ontheffing worden verbonden.

Artikel 15. Beoordeling beperking rijtijden en voorschrift transportbegeleiding overige wegbeheerders en wegbeheerder Rijk voor N-wegen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Bij de beoordeling van de aanvraag of en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden en of als voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt in beginsel ten aanzien van de breedte van het transport bij wegen, niet zijnde autosnelwegen, alsmede nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen het volgende toetsingskader:

    • a. indien de breedte van het transport niet meer bedraagt dan 3,50 meter, geen transportbegeleiders en geen rijtijdbeperking;

    • b. indien de breedte van het transport tussen de 3,50 meter en 4,00 meter bedraagt, ten minste 1 transportbegeleider, en geen rijtijdbeperking;

    • c. de breedte van het transport tussen de 4.00 meter en 4,50 meter bedraagt, ten minste 2 transportbegeleiders, en een rijtijdbeperking tussen 06.00 uur en 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur op werkdagen;

    • d. indien de breedte tussen de 4,50 meter en 5.00 meter bedraagt, ten minste 2 transportbegeleiders, en een rijtijdbeperking tussen 06.00 uur en 20.00 uur op werkdagen.

    • e. indien de breedte meer dan 5,00 meter bedraagt, ten minste 2 transportbegeleiders, en een rijtijdbeperking tussen 06.00 uur en 22.00 uur op werkdagen.

  • 2 Bij de beoordeling van de aanvraag of en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden en of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt in beginsel ten aanzien van de lengte van het transport bij wegen, niet zijnde autosnelwegen, alsmede nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen het volgende toetsingskader:

    • a. indien de lengte van het transport niet meer bedraagt dan 27,50 meter geen transportbegeleiders en geen rijtijdbeperkingen;

    • b. indien de lengte van het transport tussen de 27,50 meter en 32,00 meter bedraagt, ten minste 1 transportbegeleider en een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur, op werkdagen;

    • c. indien de lengte van het transport meer bedraagt dan 32,00 meter, ten minste 2 transportbegeleiders en een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur op werkdagen.

  • 3 Bij de beoordeling van de aanvraag of en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden en of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt in beginsel ten aanzien van de massa van het transport bij wegen, niet zijnde autosnelwegen, alsmede nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen, het volgende toetsingskader:

    • a. bij een massa tot 100.000 kilogram en geen bijzondere verrichtingen vereist bij de uitvoering van het exceptionele transport geen transportbegeleiding en geen rijtijdbeperking;

    • b. bij een massa boven de 100.000 kilogram ten minste 2 transportbegeleiders en een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur, op werkdagen.

    • c. indien een bijzondere verrichting vereist is, ter plaatse ten minste 2 transportbegeleiders en een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur, op werkdagen.

  • 4 Bij de beoordeling van de aanvraag of en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden en of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt in beginsel ten aanzien van de hoogte van het transport bij wegen, niet zijnde autosnelwegen, alsmede nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen het volgende toetsingskader:

    • a. indien geen bijzondere verrichtingen zijn vereist, geen transportbegeleiding en geen rijtijdbeperking;

    • b. indien een bijzondere verrichting vereist is, ter plaatse ten minste 2 transportbegeleiders en een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur, op werkdagen.

  • 5 Indien sprake is van een aanvraag als bedoeld in artikel 10, tweede lid, wordt het voorschrift van ten minste 2 transportbegeleiders aan de ontheffing verbonden.

  • 6 Indien er sprake is van een aanvraag met een bijzondere voertuigconfiguratie kan het voorschrift transportbegeleiding uitgevoerd door 1 dan wel 2 transportbegeleiders aan de ontheffing worden verbonden.

Artikel 16. Nadere gegevens ontheffingsaanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Naar aanleiding van een ontheffingsaanvraag kunnen nadere gegevens worden opgevraagd ten behoeve van de beoordeling van:

  • 2 Bij de beoordeling door de RDW van de geschiktheid van een trekkend motorrijtuig voor de uitvoering van een exceptioneel transport met een TMMS groter dan het wettelijk maximum, is het volgende van toepassing ten aanzien van het motorvermogen:

    TMMS motorvermogen

    ≤ 100 ton ≤ 2,94 kW/ton (4 pk/ton)

    > 100 ton ten minste 294 kW (400 pk)

  • 3 Het trekkende motorrijtuig dient zodanig te zijn belast dat ten minste 1/5 deel van de TMMS, dan wel een hogere waarde vermeld in het bijbehorende kentekenbewijs, onder de aangedreven assen rust, tot een maximum van 10.000 kilogram. (12.000 kilogram. op rijkswegen) per aangedreven as.

  • 4 Ten behoeve van de voertuigbeoordeling als bedoeld in het eerste lid, onder a, kan een technisch onderzoek van het voertuig noodzakelijk zijn naar:

    • a. het gedrag in bochten van het voertuig dan wel van het samenstel van voertuigen;

    • b. de geschiktheid op technische gronden van het voertuig dan wel van het samenstel van voertuigen voor het vervoer van de opgegeven lading.

    Deze onderzoeken vinden plaats bij de RDW. Het onder a genoemde onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van het bepaalde in artikel 13, eerste lid, onder a en c en tweede lid van de Beleidsregel ontheffing gerelateerde documenten.

  • 5 Ten behoeve van de route als bedoeld in het eerste lid, onder b, kunnen worden opgevraagd:

    • a. een tekening van het exceptionele transport in beladen toestand;

    • b. een gedetailleerde routebeschrijving van wegen of weggedeeltes indien:

      • 1°. sprake is van omstandigheden die inzet van meer dan twee transportbegeleiders of politie vereisen;

      • 2°. sprake is van wegnemen en terugplaatsen van wegmeubilair of andere fysieke maatregelen die noodzakelijk zijn om passage mogelijk te maken;

      • 3°. meer dan 5 minuten vertraging op een wegvak voor weggebruikers kan ontstaan, doordat manoeuvreren dan wel een lagere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid noodzakelijk is.

§ 3. Voorschriften verbonden aan ontheffingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 17. Voorschriften verbonden aan de ontheffing

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De Dienst Wegverkeer verbindt aan iedere incidentele ontheffing algemene voorschriften, zoals opgenomen in bijlage A, die onder meer betrekking hebben op:

    • a. aanmelden bij wegbeheerder,

    • b. konvooien,

    • c. markering,

    • d. hulpbesturing,

    • e. bijplaatsen lading,

    • f. modulaire voertuigen,

    • g. dollycombinaties,

    • h. afmetingen voertuig in onbeladen toestand,

    • i. vervangend voertuig.

  • 2 De Dienst Wegverkeer verbindt aan iedere langlopende ontheffing de in bijlage A opgenomen algemene voorschriften, die betrekking hebben op de in het vorige lid, onder a tot en met h genoemde onderwerpen.

  • 3 De Dienst Wegverkeer kan aan iedere langlopende ontheffing bijzondere voorschriften verbinden die verband houden met de voertuigconfiguratie.

§ 4. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 18. Overgangsbepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De voor inwerkingtreding van deze beleidsregel aangevraagde en verleende ontheffingen behouden hun geldigheid voor de geldigheidsduur van de desbetreffende ontheffing.

Artikel 20. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 april 2013.

Artikel 21. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Ontheffingverlening exceptionele transporten RDW 2013.

Deze beleidsregel zal met bijlagen en de toelichting in de Staatcourant worden geplaatst.

De Directie van de RDW,

J.G. Hakkenberg,

Algemeen Directeur.

Bijlage A. bij artikel 17, eerste en tweede lid

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Algemene voorschriften

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 1. Voertuigdocumenten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. De voor het voertuig of de voertuigen ten behoeve van het exceptionele transport afgegeven en voor de ontheffing vereiste voertuigdocumenten moeten bij gebruik van de ontheffing aanwezig zijn.

    Deze documenten moeten bij de ontheffing getoond kunnen worden.

  • 2. In afwijking van het eerste lid mag de actuele geldende digitale wegenkaart van de langlopende basisontheffing aanwezig zijn op een elektronische gegevensdrager.

Artikel 2. Passagemogelijkheden

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Voor gebruik van de ontheffing moet de aanvrager zich vooraf overtuigen van de mogelijkheid van transport over de te berijden wegen.

  • 2. Indien wegmeubilair moet worden verwijderd en teruggeplaatst ten behoeve van de uitvoering van het transport, moet vroegtijdig voor het gebruik van de ontheffing contact worden opgenomen met de wegbeheerder.

Artikel 3. Buitengewone omstandigheden

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Van de ontheffing mag geen gebruik worden gemaakt bij gladheid van het wegdek en bij weersomstandigheden die het zicht beperken tot minder dan 200 m, en

  • 2. Indien zich dergelijke omstandigheden voordoen moet zo spoedig mogelijk het gebruik van de ontheffing worden beëindigd.

Artikel 4. Plaats op de rijbaan

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Bij de uitvoering van het exceptionele transport op dubbelbaans wegen mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van de rechterrijstrook, tenzij in de ontheffing anders bepaald.

  • 2. In afwijking van het eerste lid mag op aanwijzing van de politie, transportbegeleider of verkeersregelaar bij incidentele ontheffingen worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3, eerste lid en artikel 43 RVV 1990.

Artikel 5. Aanmelden bij wegbeheerder

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien als voorschrift aanmelding bij de wegbeheerder aan de ontheffing is verbonden, moet tijdig vóór het feitelijk gebruik van de ontheffing de wegbeheerder of wegbeheerders hierover worden geïnformeerd op de in de ontheffing voorgeschreven wijze.

Artikel 6. Konvooien

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Indien aan de ontheffing het voorschrift transportbegeleiding is verbonden, mag het exceptionele transport tot een konvooi worden samengesteld, indien:

    • a. dit plaatsvindt op autosnelwegen, en

    • b. het konvooi uit ten hoogste twee exceptionele transporten bestaat.

  • 2. Indien de som van de netto lengtes van de afzonderlijke exceptionele transporten, inclusief de lading niet meer bedraagt dan 50 meter wordt als voorschrift aan de ontheffing verbonden dat het konvooi door ten minste één (1) transportbegeleider moet worden begeleid.

  • 3. Indien de som van de netto lengtes van de afzonderlijke transporten, inclusief de lading niet meer bedraagt dan 120 meter wordt als voorschrift aan de ontheffing verbonden dat het konvooi door ten minste drie transportbegeleiders moet worden begeleid.

Artikel 7. Markering

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Bij een exceptioneel transport met in de breedte of in de lengte uitstekende lading, moet deze van een markering zijn voorzien overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 130 tot en met 133 van Bijlage VIII, van de Regeling voertuigen.

  • 2. Bij een exceptioneel transport met een breedte van meer dan 3,00 meter moet een deugdelijk geel en werkend zwaai- flits- of knipperlicht aanwezig zijn.

  • 3. Bij een lengte van het exceptioneel transport van meer dan 27,00 meter moet aan de achterzijde van het transport een geel bord zijn aangebracht, waarop in zwarte tekens goed leesbaar moet zijn vermeld: ‘LET OP’, met daarachter vermeld de totale transportlengte in meters.

  • 4. Bij een exceptioneel transport met een totale lengte of voertuiglengte groter dan 22,00 meter moet een retro reflecterende lijnmarkering op de zijkant van het voertuig aanwezig zijn, waarvan:

    • a. het toegepaste materiaal voldoet aan ECE-Reglement nr. 104 klasse C,

    • b. het goedkeuringsmerk aanwezig is, waarbij ieder afzonderlijk deel van het markeringsmateriaal voorzien is van dit goedkeuringsmerk, en

    • c. de lijnmarkering op de volgende wijze dient te zijn geïnstalleerd:

      • 1. de markering mag ononderbroken of onderbroken zijn aangebracht; in geval van onderbroken markering mag de afstand tussen de afzonderlijke delen niet groter zijn dan 50% van de lengte van het kortste deel;

      • 2. de lijnmarkering dient parallel of zo veel mogelijk parallel aan het wegdek te zijn aangebracht en over ten minste 80% van de totale lengte van de voertuigcombinatie, gerekend vanaf de achterkant van de stuurcabine;

      • 3. de lijnmarkering dient op een hoogte van minimaal 250 millimeter en maximaal 1500 millimeter boven het wegdek te zijn aangebracht, dan wel, indien dit in verband met de constructie van het voertuig niet anders mogelijk is, maximaal 2100 millimeter boven het wegdek te zijn aangebracht, ten minste indien ingevolge artikel 32 en 33 van het RVV 1990 de voorgeschreven verlichting moet worden gevoerd.

Artikel 8. Hulpbesturing

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien in het voertuig hulpbesturing aanwezig is, geldt ten aanzien van het gebruik van de hulpbesturing dat:

  • a. de hulpbesturing op het getrokken voertuig uitsluitend mag worden gebruikt bij stapvoets rijden;

  • b. de hulpbesturing volledig buiten gebruik moet zijn gesteld bij een snelheid groter dan 20 km/h;

  • c. indien hinder of gevaar voor het overige verkeer kan ontstaan de hulpbesturing onder toezicht van een gecertificeerde transportbegeleider-verkeersregelaar moet plaatsvinden;

  • d. bij een transportlengte groter dan 30,00 meter er telefonisch of radiocontact tussen de bestuurder en de hulpbestuurder moet zijn;

  • e. na gebruik het voertuig goed in het spoor moet lopen van het trekkende motorrijtuig.

Artikel 9. Bijplaatsen lading

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het bijplaatsen van lading is toegestaan, indien deze lading:

  • 1. de plaatsing van de ondeelbare lading in de meest gunstige positie niet nadelig beïnvloedt, en de afmetingen van het exceptioneel transport niet beïnvloed;

  • 2. bij TMM(S) ≤ wettelijk maximum door het bijplaatsen van lading de geldende wettelijke maxima ten aanzien van laadvermogen en maximum massa niet wordt overschreden;

  • 3. bij TMM(S) > wettelijk maximum maximaal 10% van de massa van de totale lading bestaat uit toebehoren van de ondeelbare lading.

Artikel 10. Modulaire voertuigen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien het een ontheffing voor modulaire voertuigen betreft geldt dat:

  • 1. het modulair samengestelde voertuig het kenteken van het voor het achterste asstel afgegeven kenteken moet voeren;

  • 2. op het modulair samengestelde voertuig met opgegeven voertuigdocument de bepalingen van afdeling 12 en 18 van hoofdstuk 5 van de Regeling voertuigen van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 11. Dollycombinatie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Indien de uitvoering van het exceptioneel transport plaatsvindt met een dollycombinatie, waarbij een deel van de in lengte ondeelbare lading wordt gedragen door de dolly en de koppeling tussen het trekkende motorrijtuig dan wel de voertuigcombinatie en de dolly wordt gevormd door de lading, geldt het volgende:

    • a. de bevestiging van de lading is zodanig dat alle rij- en remkrachten in alle richtingen kunnen worden opgevangen; het uit elkaar geraken van de voertuigcombinatie wordt voorkomen en er geen gevaar bestaat dat de lading van het voertuig valt;

    • b. tussen voertuigen die door de lading met elkaar zijn verbonden moet een extra verbinding aanwezig zijn die een kracht kan opnemen van ten minste 0,6 x de beladen massa van de dolly;

    • c. de dolly loopt goed in het spoor van het trekkende motorrijtuig;

  • 2. Bij dollycombinaties geldt, onverminderd het bepaalde in artikel 7 van deze bijlage, dat het gedeelte tussen de beide schamels voorzien is van markeringsbanden, die voorzien zijn van naar buiten gerichte zijmarkering afwisselend in de kleuren rood/ambergeel of rood/wit.

Artikel 12. Afmetingen voertuig in onbeladen toestand

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het voertuig of samenstel van voertuigen moet bij gebruik in onbeladen toestand altijd tot de kleinst mogelijke afmetingen zijn teruggebracht.

Artikel 13. Vervangend voertuig of samenstel van voertuigen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien een ander, vervangend, voertuig of samenstel van voertuigen dan in de ontheffing is vermeld bij de uitvoering van het exceptioneel transport wordt gebruikt, geldt onverminderd het bepaalde in artikel 1 van deze bijlage, het volgende:

  • 1. Het kentekenbewijs van het vervangende voertuig is tenaamgesteld op de transporteur aan wie de ontheffing is verleend.

  • 2. Het aantal voertuigen of samenstellen van voertuigen zoals vermeld in de ontheffing wordt niet overschreden.

  • 3. De voor de vervangende voertuigen afgegeven voertuig technische documenten moeten in het voertuig aanwezig zijn indien:

    • a. de TMM of TMMS meer bedraagt dan het geldende wettelijke maximum voor het in de ontheffing opgenomen voertuig of samenstel van voertuigen, of

    • b. de lengte van het exceptionele transport meer dan 22,00 meter bedraagt, of

    • c. de aslasten hoger zijn dan het maximum volgens de Regeling voertuigen.

  1. De Regeling tarieven Dienst Wegverkeer wordt jaarlijks in de Staatscourant gepubliceerd. ^ [1]
Naar boven