Regeling vaststelling legitimatiebewijs buitengewoon opsporingsambtenaar

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 23-01-2013 t/m heden

Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 8 januari 2013, nr. 333234, houdende vaststelling van het legitimatiebewijs van de buitengewoon opsporingsambtenaar (Regeling vaststelling legitimatiebewijs buitengewoon opsporingsambtenaar)

De Minister van Veiligheid en Justitie;

Gelet op artikel 26, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

De buitengewoon opsporingsambtenaar draagt bij het uitoefenen van zijn functie een legitimatiebewijs bij zich volgens het model, opgenomen in de bijlage bij deze regeling, tenzij voor hem of voor de categorie van buitengewone opsporingsambtenaren waartoe hij behoort, een ander legitimatiebewijs is aangewezen.

Artikel 2

Een eerder afgegeven legitimatiebewijs blijft geldig tot de datum waarop de bijbehorende akte haar geldigheid verliest, maar uiterlijk tot 1 januari 2018.

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling legitimatiebewijs buitengewoon opsporingsambtenaar.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 8 januari 2013

De

Minister

van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten

Naar boven