Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Wet van 9 februari 2012 tot het geven aan gemeenten van de verantwoordelijkheid voor schuldhulpverlening (Wet gemeentelijke schuldhulpverlening)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is gemeenten een wettelijke taak te geven met betrekking tot schuldhulpverlening;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • cliënt: persoon aan wie op grond van deze wet schuldhulpverlening wordt gegeven;

  • college: college van burgemeester en wethouders;

  • inwoner: degene die als ingezetene in de basisregistratie personen is ingeschreven;

  • Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg.

Artikel 2. Plan

  • 1 De gemeenteraad stelt een plan vast dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening aan de inwoners van zijn gemeente.

  • 2 De gemeenteraad stelt het plan telkens voor een periode van ten hoogste vier jaren vast. Het plan kan tussentijds gewijzigd worden.

  • 3 Het plan bevat de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren beleid betreffende integrale schuldhulpverlening en het voorkomen dat inwoners schulden aangaan die ze niet kunnen betalen.

  • 4 In het plan wordt in ieder geval aangegeven:

    • a. welke resultaten de gemeente in de door het plan bestreken periode wenst te behalen;

    • b. welke maatregelen de gemeenteraad en het college nemen om de kwaliteit te borgen van de wijze waarop de integrale schuldhulpverlening wordt uitgevoerd;

    • c. hoe de samenwerking met schuldeisers, waaronder verhuurders van tot bewoning bestemde onroerende zaken, zorgverzekeraars, water- en energiebedrijven, wordt vormgegeven;

    • d. het maximaal aantal weken dat de gemeente nastreeft met betrekking tot de in artikel 4, eerste lid, genoemde periode, en

    • e. hoe schuldhulpverlening aan gezinnen met inwonende minderjarige kinderen wordt vormgegeven.

Artikel 3. Verantwoordelijkheid college

  • 1 Het college heeft tot taak en voert daarbij het plan, bedoeld in artikel 2, eerste lid, uit, om:

    • a. schuldhulpverlening aan de inwoners van zijn gemeente te geven;

    • b. een inwoner een aanbod te doen tot een eerste gesprek als bedoeld in artikel 4, eerste lid, als een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen signaal van schuldeisers is ontvangen door het college over betalingsachterstanden, dat een goede indicatie vormt voor meer schulden.

  • 2 Het college kan schuldhulpverlening in ieder geval weigeren in geval een inwoner al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening.

  • 3 Het college kan schuldhulpverlening in ieder geval weigeren in geval een inwoner fraude heeft gepleegd die financiële benadeling van een bestuursorgaan tot gevolg heeft en die inwoner in verband daarmee onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld of een onherroepelijke bestuurlijke sanctie, die beoogt leed toe te voegen, is opgelegd.

  • 5 In bijzondere omstandigheden kan het college, zo nodig in overleg met het college van een andere gemeente, ook schuldhulpverlening aan een persoon geven als die geen inwoner is. Voor de toepassing van deze wet wordt deze persoon gelijkgesteld met een inwoner.

Artikel 3a. Uitvoering van deze wet en mandatering

Het college kan de uitvoering van deze wet, behoudens de vaststelling van de rechten en plichten van de inwoner en de daarvoor noodzakelijke beoordeling van zijn omstandigheden, door derden laten verrichten. Het college kan bedoelde vaststelling en beoordeling mandateren aan een organisatie of instelling, die zich blijkens haar doelstelling of werkzaamheden richt op schuldhulpverlening.

Artikel 4. Wacht- en doorlooptijd

  • 1 Het eerste gesprek waarin de schriftelijke of mondelinge hulpvraag wordt vastgesteld, vindt plaats binnen vier weken nadat:

    • a. een inwoner zich tot het college wendt voor schuldhulpverlening; of

    • b. het college een signaal als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, heeft ontvangen, in het geval de inwoner het aanbod heeft geaccepteerd.

  • 2 Indien er sprake is van een bedreigende situatie vindt binnen drie werkdagen het eerste gesprek plaats waarin de hulpvraag wordt vastgesteld. Onder bedreigende situatie wordt verstaan gedwongen woningontruiming, beëindiging van de levering van gas, elektriciteit, stadsverwarming of water of opzegging dan wel ontbinding van de zorgverzekering.

  • 3 Het college geeft de inwoner inzicht in het aantal weken tussen het eerste gesprek waarin de hulpvraag wordt vastgesteld en het bereiken van het resultaat.

Artikel 4a. Beschikking tot schuldhulpverlening dan wel de afwijzing of beëindiging ervan

  • 1 Na het eerste gesprek, bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt een beschikking afgegeven, inhoudende:

    • a. het plan van aanpak; of

    • b. een weigering tot schuldhulpverlening.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan een beschikking achterwege blijven als in het eerste gesprek door de inwoner wordt aangegeven af te zien van verdere schuldhulpverlening.

  • 3 De beschikking, bedoeld in het eerste lid, wordt gegeven binnen een bij gemeentelijke verordening te bepalen termijn. Deze termijn bedraagt maximaal acht weken.

  • 4 Aan een beschikking als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 6 Als er redenen zijn om de schuldhulpverlening tussentijds te beëindigen, wordt een beschikking tot beëindiging van de schuldhulpverlening afgegeven.

Artikel 5. Moratorium

  • 1 Het college kan de rechtbank verzoeken een afkoelingsperiode af te kondigen, waarin elke bevoegdheid van de schuldeiser tot verhaal op de goederen van de cliënt en tot opeising van goederen die zich in de macht van de cliënt bevinden niet kan worden uitgeoefend, voor een periode van maximaal zes maanden.

  • 2 Een afkoelingsperiode als bedoeld in het eerste lid wordt slechts afgekondigd indien deze periode noodzakelijk is in het kader van schuldhulpverlening en indien is voldaan aan bij algemene maatregel van bestuur gestelde nadere voorwaarden.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen verplichtingen worden aangewezen die door de cliënt tijdens de afkoelingsperiode, bedoeld in het eerste lid, worden nagekomen.

Artikel 6. Inlichtingenplicht

De cliënt doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de op hem van toepassing zijnde schuldhulpverlening of voor de uitvoering van deze wet, voor zover gegevens over deze feiten en omstandigheden niet door het college kunnen worden verkregen.

Artikel 7. Medewerkingsplicht

  • 1 De cliënt is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.

  • 3 Een ieder is verplicht aan het college desgevraagd een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht terstond ter inzage te verstrekken, voor zover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.

Artikel 8. Gegevensuitwisseling

  • 1 Bestuursorganen en andere bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen en instanties verstrekken onder te bepalen voorwaarden aan het college de gegevens en inlichtingen waarvan kennisneming van belang kan zijn voor de uitvoering van deze wet.

  • 2 Het college verstrekt onder bij algemene maatregel van bestuur te bepalen voorwaarden aan bestuursorganen en aan bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen instanties gegevens voortvloeiende uit de uitvoering van deze wet, die deze bestuursorganen en instanties behoeven in verband met uitoefening van hun taak en dienstverlening.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze van gegevensuitwisseling en de kosten, die daarbij in rekening kunnen worden gebracht.

Artikel 8a. Verwerking persoonsgegevens schuldhulpverlening

Het college is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens over gezondheid als bedoeld in artikel 4, onderdeel 15, van de Algemene verordening gegevensbescherming en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a.

Artikel 8b. Verwerking persoonsgegevens wanneer college uit eigen beweging een gesprek aanbiedt

  • 1 Het college is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens van de inwoner voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b.

  • 2 Onder noodzakelijke gegevens wordt verstaan de gegevens uit de basisregistratie personen en gegevens die noodzakelijk zijn om de signalen, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, onderdeel b, of 10, te verwerken.

Artikel 8c. Gebruik burgerservicenummer

Het college gebruikt het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer van een inwoner bij het verwerken van persoonsgegevens als bedoeld in de artikelen 8a en 8b met het doel te waarborgen dat de in het kader van de uitvoering van deze wet te verwerken persoonsgegevens op die inwoner betrekking hebben.

Artikel 8d. Gebruik gegevens sociaal domein

Het college is bevoegd persoonsgegevens van de inwoner, die het college heeft verkregen voor de uitvoering van de taken die bij of krachtens de Jeugdwet, de Participatiewet of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 aan het college zijn opgedragen, ook te verwerken als dat noodzakelijk is voor de uitvoering van deze wet.

Artikel 9. Informatievoorziening

  • 1 Het college verstrekt Onze Minister, kosteloos, de gegevens en inlichtingen die hij voor de statistiek, informatievoorziening en beleidsvorming met betrekking tot deze wet nodig heeft.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de informatie die het college verstrekt en de wijze waarop het college de gegevens verzamelt en verstrekt, waarbij kan worden bepaald dat categorieën van gemeenten bepaalde gegevens en inlichtingen niet hoeven te verzamelen en te verstrekken.

Artikel 10. Tijdelijke regeling

  • 1 In afwijking van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, kan bij ministeriële regeling voor de duur van maximaal vijf jaren een signaal van een schuldeiser over betalingsachterstanden, die een betere indicatie vormen voor meer schulden, worden aangewezen, waarna bij ontvangst daarvan door bij die regeling aangewezen gemeenten, het college uit eigen beweging een eerste gesprek aanbiedt als bedoeld in artikel 4, eerste lid.

  • 2 Als toepassing is gegeven aan het eerste lid kunnen in afwijking van artikel 8, eerste lid, bij ministeriële regeling personen en instanties worden aangewezen die een signaal over betalingsachterstanden aan het college verstrekken en zijn artikel 8, tweede tot en met vierde lid van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat waar « bij algemene maatregel van bestuur» staat gelezen wordt «bij ministeriële regeling».

Artikel 12. Evaluatie

Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 13. Inwerkingtreding

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 14. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 9 februari 2012

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom

Uitgegeven de negenentwintigste februari 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven