Bijlage 2. Criteria voor het in aanmerking nemen van uitgaven bij de indiening 2011
[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]
(VERORDENING (EG) NR. 1234/2007 VAN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN VERORDENING (EG)
NR. 1580/2007 VAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN)
Juli 2010
Inhoudsopgave:
A
|
Criteria subsidiabele uitgaven
|
3
|
|
1.
|
Personeelskosten
|
3
|
2.
|
Duurzame productiemiddelen
|
6
|
3.
|
Overige kosten
|
17
|
4.
|
Algemene kosten
|
19
|
5.
|
Overige opmerking
|
19
|
|
B
|
Criteria per maatregel/type actie/activiteit/subactiviteit:
|
20
|
|
|
Maatregel 1
|
20
|
|
Maatregel 2
|
24
|
|
Maatregel 3
|
33
|
|
Maatregel 4
|
42
|
|
Maatregel 5
|
46
|
|
Maatregel 6
|
51
|
|
Maatregel 7
|
55
|
|
Maatregel 8
|
72
|
|
C
|
Negatieve lijst volgens Verordening (EG) nr. 1580/2007
|
78
|
|
D
|
Niet limitatieve lijst van niet in aanmerking te nemen uitgaven en investeringen
|
83
|
|
E
|
GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimtes
|
84
|
F
|
Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuwen/ of verbouw
|
86
|
|
G
|
Afvalbeheer op het teeltbedrijf
|
90
|
|
Bijlage G-A Positieve-negatieve lijst
|
95
|
Bijlage G-B Wettelijk kader
|
97
|
H
|
Nationale Milieurichtsnoeren
|
99
|
A CRITERIA SUBSIDIABELE UITGAVEN
De hieronder opgenomen kostensoorten (exclusief BTW) komen (mits niet in strijd met
de van toepassing zijnde verordeningen) voor een financiële bijdrage in het kader
van de GMO-regeling in aanmerking:
1. Personeelskosten
-
1.1. De onder deze categorie opgenomen personeelskosten omvatten tevens kosten voor gedetacheerd
personeel en uitzendkrachten.
-
1.2. Personeelskosten kunnen, op grond van punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening
(EG) nr. 1580/2007 slechts in het operationeel programma worden opgenomen, indien
deze verband houden met maatregelen om een hoog niveau inzake kwaliteit of milieubescherming
te bereiken of te behouden, of om de afzet te verbeteren.
-
1.3. Op grond van punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007
kunnen slechts de kosten van vakbekwaam personeel in het operationeel programmaworden
opgevoerd. Onder vakbekwaam personeel moet worden verstaan een werk- en denkniveau
op minimaal MBO-niveau, verkregen door opleiding of ervaring en specifieke vakkennis
om de betreffende functie te kunnen uitoefenen. Voor specifieke eisen omtrent de vakbekwaamheid
van kwaliteitscontroleurs wordt verwezen naar deel B, activiteit kwaliteitscontrole,
nummers 203-18-61 en 203-18-62. Dit dient door middel van de in de organisatie gangbare
en door de directie/het bestuur geaccordeerde functieprofielen te worden gestaafd.
Deze functieprofielen dienen te zijn verankerd in de normale administratieve organisatie
(AO) en niet specifiek voor de GMO activiteiten te zijn geschreven.
Naast het genoemde functieprofiel dient in de onderbouwing in GMO Connection per (sub)activiteit uitgebreid te worden beschreven wat de betreffende functionaris concreet zal doen.
In deze beschrijving van circa een halve tot een hele pagina dient vooral ook aandacht
besteed te worden aan de bescheiden (rapporten, verslagen, planningen, etc.) die deze
functionaris zal opleveren. Indien de ruimte hiervoor in GMO Connection niet toereikend
is, kunt u hiervoor een bijlage toevoegen.
-
1.4. Op grond van punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007
kan slechts de tijd, die de opgevoerde eigen werknemers of aangesloten telers daadwerkelijk
besteden aan de in het operationeel programma beschreven werkzaamheden, in aanmerking
worden genomen. De tijdsbesteding dient duidelijk te blijken uit een volledige urenregistratie, welke minimaal éénmaal per maand door de betreffende medewerker
en de projectleider/direct leidinggevende (altijd door twee verschillende personen)
dient te worden geparafeerd. Onder volledige urenadministratie moet worden verstaan
dat alle gemaakte uren (dus ook niet-GMO uren) worden geregistreerd. Deze volledige
urenregistratie hoeft alleen over die kwartalen te worden bijgehouden, in welke de
betreffende medewerker ook daadwerkelijk in de kwartaalrapportage wordt opgevoerd.
Indien personeel binnen een project meerdere activiteiten/werkzaamheden verricht dient
dit duidelijk zichtbaar te zijn in de urenregistratie. Ook indien medewerkers worden
ingezet ten behoeve van niet GMO-producten of producten van niet-leden dient de splitsing
van de activiteiten naar wel- en niet-GMO duidelijk uit de urenregistratie te blijken.
Het is mogelijk om deze splitsing te maken aan de hand van een andere deugdelijke
onderbouwing (bijvoorbeeld de gebruiksadministratie). Een medewerker kan nooit volledig
ten laste van de GMO worden gebracht. Maximaal 90% van de werkelijk gemaakte uren
kunnen ten laste van de GMO worden gebracht.
Voor managers/leidinggevenden geldt dat niet meer dan 80% van de werkelijk gemaakte
uren ten laste van de GMO kunnen worden gebracht. Uit de urenregistratie van de telersvereniging
dient duidelijk te blijken dat managementen beheersmatige activiteiten (denk hierbij
vooral ook aan het opstellen van rapportages, evaluaties en verslagen ten behoeve
van de GMO) niet ten laste van de GMO worden gebracht.
Leden van de (hoofd)directie en/of Raad van Bestuur zijn niet subsidiabel. In beperkte
uitzonderingsgevallen kan van dit laatste na nadrukkelijke toestemming door het PT
worden afgeweken. Dit is slechts mogelijk indien er concrete en aantoonbare activiteiten
binnen het betreffende project worden verricht. Naast de genoemde percentages geldt
voor ieder personeelslid een absoluut maximum van 1.600 declarabele uren. Er dient
daarbij eerst naar het 80/90%-criterium gekeken te worden en vervolgens dient het
maximum van 1.600 uren te worden bepaald. Ter illustratie: een keurmeester heeft 2.400
uren geschreven. Allereerst wordt het 90% criterium toegepast. Dit komt uit op 2.160
uren. Dit aantal ligt boven de 1.600 uren. Het aantal te declareren uren wordt daarom
afgetopt op 1.600 uren.
In het geval van ICT-projecten kunnen slechts activiteiten van eigen medewerkers worden
opgevoerd die betrekking hebben op nieuwbouw of uitbreiding van applicaties, als bedoeld
in punt 2.15 en betrekking hebben op het handhaven of verbeteren van milieu, kwaliteit
of het verbeteren van de afzet. Het doen exploiteren (helpdesk, aanpassen aan gebruikerswensen,
updates, onderhoud, storingsdiensten, etc.) is niet subsidiabel. Naast de onderbouwing
van de activiteiten dient in dit geval ook een basisontwerp te worden toegevoegd.
Het is mogelijk dat uren (alleen van medewerkers van de telersvereniging) besteed
aan het volgen van cursussen worden opgenomen. Duidelijk dient in dit geval de link
van de cursus met het operationeel programma te worden beschreven. Cursussen om het
algemene kennisniveau te handhaven of te verbeteren (persoonlijke effectiviteit, management,
Windows, Word, Excel, talencursussen etc.) zijn niet subsidiabel. Ook cursussen om
gekwalificeerd te worden voor de in het functieprofiel omschreven werkzaamheden zijn
niet subsidiabel. Bijscholingscursussen om op de hoogte te blijven van recente ontwikkelingen
daarentegen zijn wel subsidiabel. De vereisten voor wat betreft het begrip gekwalificeerd
en het voeren van een urenregistratie etc. blijven ook bij cursussen onverminderd
van toepassing. In voorkomend geval mogen ook daadwerkelijk aan de werknemer uitgekeerde
kilometervergoedingen in het operationeel plan (onder de overige kosten) worden opgenomen,
dit met een maximum van € 0,37 per km (zie ook punt 3.4).
Bovenstaande is niet van toepassing voor opleidingen die op grond van artikel 103
quarter, lid 2, onder d) van Verordening (EG) nr. 1234/2007 ten behoeve van telers
worden opgevoerd onder opleidingsmaatregelen in het kader van crisispreventie. Zie
hiervoor onderdeel B, onder maatregel 6.
-
1.5. In de aanvraag voor 2011 kan in eerste instantie worden gewerkt met uurtarieven op
basis van het salaris van het voorafgaande jaar. Bij de jaardeclaratie dient te worden
gewerkt met werkelijk uitbetaalde salarissen.
Bij de bepaling van deze tarieven dient te worden uitgegaan van het betaalde contractueel
of bij CAO overeengekomen brutoloon van het voorafgaande jaar, in voorkomend geval
inclusief een contractueel en/of bij CAO overeengekomen (niet winstafhankelijke) dertiende
maand en eventuele onregelmatigheids- en ploegentoeslagen. Daarnaast mogen de volgende
elementen in de uurtarieven worden opgenomen (limitatieve lijst):
-
werkgeversdeel sociale verzekeringswetten;
-
voor rekening van de werkgever komende kosten voor de ziektekostenverzekering;
-
werkgeversdeel pensioen en/of vervroegde uittreding (inclusief dotaties aan pensioenvoorzieningen,
voor zover onderbouwd kan worden dat er rechtens afdwingbare uitkerings- c.q. betalingsverplichtingen
tegenover staan).
Om te komen tot een uurtarief moet bovenstaand brutoloon worden gedeeld door een aantal
van 1.600 werkbare uren bij een volledige dienstbetrekking. Voor werknemers die in
deeltijd werken, dient dit aantal naar rato te worden bijgesteld. Indien er overwerkvergoedingen
zijn inbegrepen in de werkelijk betaalde salarissen, dan dient het aantal gemaakte
overuren bij het aantal werkbare uren te worden opgeteld. Ter onderbouwing dient u
van één personeelslid een voorbeeld van de berekening van het uurtarief overleggen.
-
1.6. Bovenstaande punten (inclusief de verplichting tot het voeren van een volledige urenregistratie) zijn ook van toepassing indien leden van de telersvereniging of
hun personeelsleden onder de personeelskosten worden opgenomen. Voor aangesloten leden
wordt een uurtarief van € 40 gehanteerd. Voor personeel van aangesloten leden geldt
een uurtarief van € 25. Eisen omtrent vakbekwaamheid zijn ook voor leden van de telersvereniging
en hun personeel van toepassing. Personeelskosten voor de uitvoering van scoutingactiviteiten
zijn niet subsidiabel.
-
1.7. De tijd die daadwerkelijk wordt besteed aan het bijwonen van congressen, symposia
en seminars, alsmede de deelname aan studiereizen/excursies kan in het operationeel
jaarplan worden opgevoerd. De deelname aan deze activiteiten dient dan wel in relatie
te staan met in het betreffende project opgenomen andere subsidiabele activiteiten.
Ook hier blijven de vereisten voor wat betreft het begrip gekwalificeerd personeel
en het voeren van urenregistraties etc. onverminderd van toepassing.
Slechts de tijd die daadwerkelijk aan deze activiteiten wordt besteed is subsidiabel.
Per reis dient in dit geval een verslag gemaakt te worden, waarin naast duur, data
bezochte instellingen, streken, personen, het aantal deelnemers en de identiteitsgegevens
van hen; de doelstelling van de reis en een evaluatie essentieel zijn.
Bovenstaande is eveneens van toepassing voor opleidingen die op grond van artikel
103 quarter, lid 2, onder d) van Verordening (EG) nr. 1234/2007 worden opgevoerd onder
opleidingsmaatregelen in het kader van crisispreventie en -beheer. Zie hiervoor onderdeel
B, maatregel 6.
-
1.8. Personeelskosten en de daarbij behorende belastingen en sociale premies komen alleen
voor subsidie in aanmerking mits de telersvereniging of een minimaal 90%- dochter
de bedragen uiteindelijk tijdig via haar actiefonds heeft verrekend (zie hiervoor
hoofdstuk 2 van de handleiding).
2. Duurzame productiemiddelen
-
2.1. Slechts duurzame goederen welke worden aangeschaft gedurende het jaar van uitvoering
van het onderhavige operationeel jaarplan kunnen worden opgevoerd. Al deze investeringen
dienen binnen twaalf maanden na aanschaf in gebruik te zijn genomen. De daadwerkelijke
aanschaf dient (in voorkomend geval na oplevering) te worden aangetoond aan de hand
van factu(u)r(en).
Voor alle onder dit hoofdstuk opgenomen investeringen geldt dat de installatie en
montage van de betreffende investeringen in het investeringsbedrag kan zijn opgenomen.
Dit geldt ook voor bijkomende kosten, waarvan het fiscaal en bedrijfseconomisch gebruikelijk
is dat deze worden geactiveerd (bijvoorbeeld architecten). Uitgaven voor service en
onderhoud zijn niet subsidiabel, dit evenmin als wettelijke verplichtingen, zoals
leges, afvalverwijderingsbijdrage, etc.
-
2.2. De begrote kosten voor duurzame middelen dienen financieel te worden onderbouwd.
Dit dient bij voorkeur door middel van een offerte te geschieden. Indien dit niet
mogelijk is of omdat er recentelijk (in een tussentijdse wijziging op grond van artikel
67 van bijlage VIII van verordening (EG) nr. 1580/2007 of in de aanvraag voor het
lopende operationeel jaarplan) soortgelijke uitgaven voor duurzame middelen zijn gedaan,
kan worden volstaan met een recente factuur of een andere vorm van onderbouwing. Indien
er meerdere gelijksoortige investeringen worden gedaan (met uitzondering van grond
en bestaand onroerend goed) kan worden volstaan met één onderbouwing.
In het geval van aankoop van onbebouwde grond dient, op grond van punt 6 van bijlage
VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 te worden aangetoond dat deze aankoop noodzakelijk
is voor een in een operationeel programma opgenomen investering.
-
2.3. In het geval van de aankoop van onbebouwde grond mag het aandeel van de grond, op
grond van punt 6 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007, in de totale
investering (grond, gebouw en machines) niet meer dan 10% van de uitgaven voor de
totale GMO-waardige investering bedragen. Er wordt dus gekeken naar de totale investering
(dit kan over meerdere jaren, mits binnen de looptijd van het operationeel programma)
en niet naar de uitgaven voor de activiteit in enig jaar. Dit maximum van 10 % kan
op grond van punt 6 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 in het geval
van milieuacties worden overschreden, mits naar behoren gemotiveerd.
De grond moet binnen de looptijd van het operationeel programma worden aangewend voor
de realisatie van de betreffende investering. Slechts het aandeel dat daadwerkelijk
wordt aangewend voor de GMO-waardige investering is subsidiabel. Elementen in de nieuwbouw
die niet subsidiabel worden geacht (zie hiervoor ook 2.4 en deel E en F), dienen ook
voor het betreffende aantal vierkante meters uit de grondaanschaf te worden verwijderd.
Indien de nieuwbouw wordt voorzien van één of meer docks, is het toegestaan per dock
maximaal 200 m² grond bij het aantal vierkante meters te subsidiëren grond op te tellen,
mits deze vierkante meters ook daadwerkelijk in de grondaankoop zijn inbegrepen.
Het gedeelte bestemd voor parkeerplaatsen, erfverharding, groenvoorziening (inclusief
groen- en grindstroken rondom gebouwen), ontsluiting naar de openbare weg, fietsenstalling
etc. (dit is een niet-limitatieve opsomming) is niet subsidiabel. Eventuele vanuit
de overheid voorgeschreven bepalingen hieromtrent, doen aan voorgaande niets af. Een
en ander dient door middel van concrete bouwtekeningen en/of plattegronden te worden
aangetoond (zie ook 2.4 ).
Het is op grond van artikel 61, lid 3, derde alinea van Verordening (EG) nr. 1580/2007
niet mogelijk om de aanschafwaarde van grond over meerdere operationele programma’s
te spreiden.
-
2.4. In het geval van aanschaf of nieuw-/verbouw van gebouwen (zoals bijvoorbeeld koelcomplexen,
distributiecentra, sorteerhallen, etc.), kan slechts het gedeelte dat aan het eigen
GMO-product kan worden toegeschreven én in eigendom is van de telersvereniging, in
de aanvraag worden opgenomen. In deel E is een limitatieve lijst opgenomen van ruimtes
die als GMO-waardig kunnen worden beschouwd, alsmede een niet-limitatieve lijst van
de niet-GMO-waardige ruimtes. Het eigendom dient door de telersvereniging bij de jaardeclaratie
aangetoond te worden. Alleen de oppervlakte van de hiervoor aangegeven ruimtes mogen
meegenomen worden in de bepaling van de GMO-waardige oppervlakte.
Voor de bepaling van het te declareren bedrag dient het percentage GMO-waardige ruimtes
vastgesteld te worden. Dit gebeurt aan de hand van de oppervlakte van de GMO-waardige
ruimtes. Deze oppervlakte dient u middels een bouwtekening aan te tonen c.q. te onderbouwen.
Het percentage GMO-waardige ruimtes wordt bepaald ten opzichte van de totale oppervlakte.
Onder totale oppervlakte wordt verstaan het inpandig aantal vierkante meters (inclusief
eventuele verdiepingen) van het nieuw- of te verbouwen pand dat is weergeven op de
aangeleverde bouwtekening. De oppervlakte van de (eventueel) aan te bouwen docks dient
bij deze berekening buiten beschouwing gelaten te worden.
Het te declareren bedrag wordt bepaald door de totale aanneem- c.q. bouwsom minus
de niet-subsidiabele elementen te vermenigvuldigen met het percentage GMO-waardige
ruimtes. De aanneem- c.q. bouwsom dient u bij indiening middels offertes te onderbouwen.
Bij de jaardeclaratie dient u de aanneemsom te onderbouwen middels facturen welke
op naam staan van de telersvereniging. Deze kosten dienen ook daadwerkelijk door de
telersvereniging te worden gedragen. Het percentage GMO-waardige ruimtes wordt ook
toegepast op de externe diensten die op deze investering betrekking hebben.
Elementaire voorzieningen als afwateringssystemen, riolering, aansluiting op waterleiding,
elektriciteitsnet en aansluitingen op systemen voor datacommunicatie (zoals bijvoorbeeld
telefoon) worden gezien als onmisbare elementen en zijn daarom subsidiabel. Parkeerplaatsen,
groenvoorziening, bewegwijzering, etc. worden als niet subsidiabel beschouwd.
Het onderscheid tussen alle elementen c.q. ruimtes dient duidelijk uit de offerte
en een bouwtekening of plattegrond te blijken. In delen E en F is een niet-limitatieve
lijst van niet-subsidiabele elementen bij nieuw- /verbouw opgenomen.
Het bepaalde onder punt 2.7 is onverminderd ook op gebouwen van toepassing.
Het PT verzoekt u bij indiening van een dergelijke investering gebruik te maken van
het format wat is opgenomen in GMO Connection.
-
2.5. Duurzame middelen mogen gedurende de looptijd van het operationeel programma op generlei
wijze uit het eigendom van de telersvereniging verdwijnen en dienen voor de in het
operationeel programma beschreven activiteiten te worden aangewend. Voor investeringen
in het laatste jaar van een operationeel programma geldt een additionele vervreemdings-
en aanwendingstermijn van twaalf maanden na oplevering en/of ingebruikname van het
duurzame middel. Indien duurzame middelen toch worden vervreemd zal de restwaarde
op grond van artikel 61, lid 3, laatste alinea, eventueel verhoogd met een extra korting,
worden teruggevorderd.
Op grond van artikel 61, lid 3, tweede alinea van Verordening (EG) nr. 1580/2007 is
het wel mogelijk om een investering te vervangen. In dat geval dient de restwaarde
in mindering te worden gebracht op de vervangende investering of aan het actiefonds
van de telersvereniging te worden toegevoegd. Er moet hierbij sprake zijn van een
daadwerkelijke vervanging binnen dezelfde maatregel en doelstelling.
De restwaarde wordt bij vervreemding en vervanging bepaald, door een percentage van
20% pro rato per gebruiksjaar van de aanschafwaarde af te trekken. Indien er minder
dan de op deze manier bepaalde restwaarde ten laste van de GMO is gebracht, wordt
er uitgegaan van de ten laste van de GMO gebrachte bedragen.
Een uitzondering wordt gemaakt voor het tenietgaan van investeringen door bijvoorbeeld
brand of diefstal. In een dergelijk geval wordt de ontvangen verzekeringsuitkering
als restwaarde gehanteerd.
Indien gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om investeringen over meerdere operationele
programma’s te spreiden, zoals bedoeld in artikel 61, lid 3, eerste alinea van Verordening
(EG) nr. 1580/2007, worden alle regels ook van toepassing verklaard op het volgende
operationele programma. Dit betekent dan opnieuw een verbod om gedurende dat programma
te vervreemden en dat er opnieuw met een afschrijving van 20% pro rato per jaar op
de aanvangsboekwaarde van het overgebrachte duurzame middel vanuit het vorige operationele
programma wordt gewerkt.
-
2.6. Indien een tweedehands duurzaam goed wordt aangeschaft dient krachtens punt 10 van
bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 een verklaring van de verkopende partij
te worden overlegd. In deze verklaring dient te worden verklaard dat in de voorbije
zeven jaren voor de aankoop van het goed geen andere subsidie is ontvangen. Dit geldt
voor alle vormen van subsidies, zowel communautair als nationaal.
In het geval van aankoop van onroerend goed (inclusief grond) dient, op grond van
punt 19 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007, door de verkopende partij
te worden verklaard dat er in de voorbije tien jaren geen andere subsidie voor het
goed is ontvangen. Dit geldt voor alle vormen van subsidies, zowel communautair als
nationaal.
Het is niet toegestaan om een tweedehands duurzaam goed bij een aangesloten teler
aan te schaffen en dit goed vervolgens bij deze of een andere aangesloten teler te
laten staan/te plaatsen. Dit is ook van toepassing op huur- en leaseovereenkomsten
met/van telers. Tweedehandsinvesteringen kunnen slechts in aanmerking worden genomen,
indien het aanschafbedrag hoger is dan EUR 10.000. Deze alinea is ook van toepassing
op nieuwe leden die toetreden tot de telersvereniging.
-
2.7. Indien een duurzaam goed slechts gedeeltelijk wordt gebruikt voor de uitvoering van
het operationeel programma, mag alleen het op het operationeel programma betrekking
hebbende deel aan de betreffende maatregel worden toegerekend.
Op grond van artikel 61, lid 6 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 dient een investering
voor minimaal 50% te worden aangewend voor producten waarvoor de telersvereniging
is erkend en die afkomstig zijn van leden van de telersvereniging of van een andere
telersvereniging. Indien het gebruik in een vastgestelde piekperiode minder bedraagt
dan 50% kan de investering niet worden opgevoerd. Voor de verschillende producten
zijn de volgende piekperioden vastgesteld (in de praktijk kan met weeknummers gewerkt
gaan worden):
-
Glasgroenten (bijvoorbeeld tomaat, komkommer, paprika, aubergine, courgette, aardbeien)
en asperges: mei tot en met augustus
-
Zachtfruit (bijvoorbeeld bessen, bramen, frambozen, aardbeien vollegrond): juni tot
en met september
-
Kersen half mei tot en met half juli
-
Vollegrondsteelten (bijvoorbeeld ijsbergsla, broccoli, bonen, spruiten, prei, wortelen
en jaarrondteelten (bijvoorbeeld champignons en witlof): augustus tot en met november.
-
Hardfruit (bijvoorbeeld appelen en peren): oktober tot en met januari
Bovenstaande eis van 50% geldt per investering (met uitzondering van heftrucks). Dit
houdt in dat een nieuwe investering niet subsidiabel is, indien gedurende de piekperiode
de voorgaande investering(en) niet volledig wordt/worden benut. Dit houdt in dat in
het geval van bijvoorbeeld twee machines, deze twee een gezamenlijk gebruikspercentage
dienen te realiseren van 150 %. Bij 8 machines is dit percentage 750 %. Op centrale
locaties van de telersvereniging dient dit gebruik tijdens de piekperiode aan de hand
van een administratie op investeringsniveau te worden aangetoond. Voor investeringen
op locaties van aangesloten telers kan het PT om nadere verklaringen vragen.
Het PT houdt zich het recht voor om bij beschikking voor bepaalde investeringen en/of
producten van bovenstaande piekperioden af te wijken en een andere periode vast te
stellen. Ook kan een telersvereniging verzoeken om een andere piekperiode vast te
stellen. Voor investeringen die ten behoeve van meerdere productcategorieën worden
aangewend (bijvoorbeeld gebouwen) zal het PT op verzoek van een telersvereniging een
piekperiode vaststellen. Indien een investering wordt aangeschaft na de piekperiode,
begint de registratie in het daaropvolgende jaar. Dit is ook van toepassing, indien
de investering in het laatste jaar van een operationeel programma wordt gedaan.
Gedurende de piekperiode moet per investering een gebruiksadministratie worden bijgehouden
om aan te tonen dat het percentage tenminste 50 % bedraagt voor producten waarvoor
de telersvereniging is erkend en die afkomstig zijn van haar leden of een andere telersvereniging.
Deze administratie dient minimaal de volgende elementen te registreren:
-
Jaar
-
Project
-
Locatie
-
Soort investering
-
Aanschafdatum
-
Leverancier, merk, type, serie- of registratienummer
-
Hoeveelheid verwerkt GMO-product (conform de hieronder beschreven registratiewijze),
aangetoond moet kunnen worden dat dit inderdaad GMO-product is
-
Hoeveelheid verwerkt niet GMO-product
-
Totaal hoeveelheid verwerkt
Bovenstaande gebruiksadministratie moet per dag worden bijgehouden. Bij de jaardeclaratie
moeten de gegevens per maand (in voorkomend geval periode van vier weken) worden aangeleverd.
De achterliggende administraties en bewijsstukken moeten altijd beschikbaar zijn voor
het PT en/of andere controle-instanties en op verzoek worden toegezonden.
Voor verschillende soorten van investeringen, zijn er verschillende registratiewijzen.
Het PT schrijft de volgende registratiewijzen voor:
-
Op productstromen (op locatieniveau), deze cijfers dienen te worden gebruikt bij distributiecentra,
gebouwen, etc.
-
Palletregistraties, deze cijfers dienen te worden gebruikt bij koelcellen, etc.
-
Stuks, collie, kilogramregistraties, deze dienen te worden gebruikt bij sorteerlijnen,
verpakkingsmachines, etc.
Het PT houdt zich het recht voor om in voorkomend geval andere registratiewijzen voor
te schrijven of van bovenstaande voorschriften af te wijken. Ook kan een telersvereniging
een verzoek indienen om de registratie op een andere manier te laten plaatsvinden.
U dient altijd in de aanvraag op te nemen hoe u de gebruiksadministratie gaat voeren.
Bij de goedkeuring zal het PT u informeren omtrent de wijze van administreren.
Voor investeringen die al reeds voor 2008 in het operationeel programma waren opgevoerd
en ook nog in de aanvraag 2011 worden opgenomen, geldt de volgende overgangsbepaling:
Het uiteindelijk op te voeren gedeelte van de investering is een gewogen gemiddelde
van de werkelijke percentages over de jaren tot en met 2007 en 100% over de jaren
2008 en verder.
Ook product, waarover de telersvereniging of de individuele telers geen bedrijfseconomisch
risico meer lopen, wordt gezien als niet-GMO-product. Ter illustratie: indien product
inmiddels is verkocht, maar nog wel een toegevoegde waarde krijgt doordat het gesorteerd
en verpakt moet worden en het product gaat verloren door fouten bij het sorteren en
verpakken, zijn de betreffende sorteer- en verpakinstallaties slechts dan subsidiabel
indien de telersvereniging en/of de teler in het geval van verloren gaan van product
hierover het financiële risico draagt.
-
2.8. Het duurzame goed kan alleen worden aangeschaft door de telersvereniging of een minimaal
90% dochter. In het geval van een dochter waarin minimaal 90% van de aandelen wordt
gehouden, kan de investering (onder voorbehoud van de overige randvoorwaarden) volledig
worden opgevoerd. Investeringen door rechtspersonen waarin ook telers een belang hebben
van meer dan 10% van de aandelen, zijn niet mogelijk. Investeringen door een dochter
van meerdere erkende telersverenigingen zijn mogelijk. Deze investeringen moeten naar
rato van de aandelenverhouding over de betreffende telersverenigingen worden verdeeld.
-
2.9. De telersvereniging dient, naast het eigendomsrecht, gedurende de looptijd van het
operationeel programma altijd de zeggenschap over het gebruik van het duurzaam goed
te behouden. De investering dient toegankelijk te zijn voor alle leden.
-
2.10. Op grond van artikel 61, lid 3, derde alinea van Verordening (EG) nr. 1580/2007 is
het, binnen de voorwaarden zoals gesteld in punt 2.11 mogelijk om een duurzaam goed
te plaatsen op de locatie van een bij de telersvereniging aangesloten lid.
In een dergelijk geval dient de telersvereniging er zorg voor te dragen dat het eigendom
van het goed bij de telersvereniging blijft gedurende het operationeel programma.
Dit dient onder andere te blijken uit het feit dat het duurzaam goed op de balans
(met uitzondering van bomen en meerjarig plantgoed) van de telersvereniging of een
minimaal 90%-dochter van de telersvereniging is geactiveerd.
Indien het betreffende lid de telersvereniging verlaat kunnen zich twee situaties
voordoen:
-
a) de investering gaat terug naar de telersvereniging om herplaatst te worden bij een
ander lid,
-
b) de investering blijft staan bij het lid omdat die niet herplaatst kan worden. In de
tweede situatie is de investering niet meer in het eigendom van de telersvereniging
en is er sprake van vervreemding. De telersvereniging dient dan de restwaarde van
de investering te verhalen op de betreffende teler. Voor het bepalen van de restwaarde
zie punt 2.5. Deze restwaarde kan worden gebruikt om in mindering te brengen op de
kosten van een overeenkomstige investering bij een ander lid binnen dezelfde maatregel
en doelstelling binnen het lopende operationeel jaarplan. Mocht het niet haalbaar
zijn om deze investering voor 31 december te realiseren dan bestaat in dit geval de
mogelijkheid om gebruik te maken van de regeling uit artikel 70 lid 3 van Verordening
(EG) nr. 1580/2007 en kan deze termijn verlengd worden tot 30 april van het jaar dat
volgt op het operationeel jaarplan
De vervangingsinvestering moet in het operationele jaarplan worden opgenomen. De regels
voor tussentijdse wijzigingen zoals opgenomen in circulaire GMO-003 2010 zijn hierop
van toepassing.
De voorwaarden zoals genoemd in de circulaire GMO-013-2009 op pagina 12 punt 5 (nog
niet gerealiseerde acties) zijn hier ook van kracht.
Indien er geen vervangende investering wordt gerealiseerd zal het PT de restwaarde
eventueel verhoogd met een extra korting terugvorderen.
De telersvereniging kan zich niet beroepen op het begrip natrekking. Het is de verantwoordelijkheid
van de telersvereniging om dit bijvoorbeeld door middel van een recht van opstal te
regelen. Voor de afwijking hierop in het geval van aanschaf van plantgoed voor blijvende
gewassen wordt verwezen naar onderdeel B, nummers 101-2-331 en 102-5-5.
Op grond van punt 22 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 is het niet
mogelijk om investeringen of soortgelijke type acties in andere bedrijven te plaatsen,
dan die van de telersvereniging, een groepering van telersverenigingen, dochterondernemingen
daarvan of bij de aangesloten telers. Dit houdt in dat investeringen geplaatst in
bedrijven van derden niet subsidiabel zijn, ongeacht het gebruik van deze investeringen.
Bedrijven die volledig in eigendom zijn van rechtspersonen die bestaan uit aangesloten
telers, de telersvereniging, een groepering van telersverenigingen of dochterondernemingen
van de genoemde rechtspersonen worden niet als bedrijven van derden gezien. Voorgaande
is ook van toepassing als deze bedrijven worden gehuurd. Vanzelfsprekend gelden hierbij
wel de voorschriften omtrent het gebruik van de investeringen, het eigendom (zie 2.9)
en de vervreemding.
Naast bovenstaande voorwaarden dienen investeringen op grond van punt 23 van bijlage
VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 altijd geplaatst te worden op het grondgebied
van de Europese Unie.
-
2.11. In het geval investeringen op het bedrijf van een aangesloten teler worden geplaatst
dient het belang van de telersvereniging en de relatie met de verwezenlijking van
de doelstellingen van het operationeel programma te worden aangetoond.
Investeringen in de pré-oogstfase worden in het algemeen geacht geen relatie met de
verwezenlijking van de algemene doelstellingen te hebben en zijn derhalve niet subsidiabel.
Slechts in het geval van een vernieuwend experiment (onder experiment moet een voor
de sector vernieuwende pilot worden verstaan, welk een uitstralingseffect zal hebben
naar de telers en waarbij de telersvereniging een financieel risico loopt en waarvan
de telersvereniging de resultaten onder de eigen telers of de gehele sector bekend
maakt) of een zeer duidelijke relatie met milieu, kwaliteit en/of afzet in het zeer directe belang van de telersvereniging of de sector zijn dergelijke investeringen in het operationeel
programma mogelijk. In het geval van een experiment, is het bij succes niet mogelijk
om de betreffende investering vervolgens automatisch bij meerdere leden uit te voeren.
Het directe collectieve belang dient te worden onderbouwd.
-
2.12. De aanschafkosten voor duurzame goederen kunnen in één keer ten laste van het actiefonds
worden gebracht of er kan voor worden gekozen om het goed gedurende meerdere jaren
ten laste van het actiefonds te brengen. Dit laatste is niet mogelijk voor investeringen
onder de EUR 5.000. Indien er over meerdere jaren bedragen ten laste van het actiefonds
worden gebracht, dient er vanaf het kwartaal van aanschaf, ieder kwartaal een substantieel
bedrag (minimaal EUR 5.000) ten laste van het actiefonds te worden gebracht. Dit bedrag
dient dan gelijkmatig over de kwartalen te worden verdeeld. Hieromtrent zal het PT
met nader beleid komen.
Indien er gegronde economische redenen zijn en het fiscaal/bedrijfseconomisch gebruikelijk
is dat de afschrijfperiode meer dan vijf jaar bedraagt (dit is derhalve nooit het
geval bij grond) kan er voor worden gekozen om het restant van de investering ook
nog in een volgend operationeel programma op te nemen. Dit geldt ook voor investeringen
die reeds in eerdere jaren, onder de werking van Verordening (EG) nr. 1433/2003, in
een operationeel programma zijn opgenomen. Een zelfde duurzaam goed kan maximaal in
drie opeenvolgende operationele programma’s worden opgenomen. In een dergelijk geval
wordt de vervreemdingstermijn automatisch verlengd tot het laatste jaar van het operationeel
programma waarin er bedragen voor de betreffende investering ten laste van het actiefonds
zijn gebracht.
Bij de aanvraag dient te worden aangegeven hoe de uitgaven ten laste van het actiefonds
zullen worden gebracht.
Er kan nooit meer ten laste van het actiefonds worden gebracht dan de initiële investering.
-
2.13. Het is op grond van punt 12 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 mogelijk
om een duurzaam goed te huren. In een dergelijk geval kunnen krachtens punt 13 van
bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 alleen de werkelijk betaalde ‘kale’
huurbedragen in aanmerking worden genomen. Er dient dan gemotiveerd te worden aangetoond
(bijvoorbeeld door een offerte van de aanschafwaarde) dat dit economisch verantwoord
is. Gestelde voorwaarden voor wat betreft andere subsidies zijn ook hier van toepassing,
zie hiervoor punt 2.6.
-
2.14. Het is mogelijk om een duurzaam goed te leasen. In een dergelijk geval kunnen op grond
van punt 14 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 alleen de werkelijk
betaalde ‘kale’ huurbedragen in aanmerking worden genomen. Kosten voor rente, onderhoud,
servicecontracten, winstmarge e.d. zijn niet subsidiabel.
Gestelde voorwaarden voor wat betreft andere subsidies zijn ook hier van toepassing,
zie hiervoor punt 2.6.
In totaal kunnen er op grond van artikel 61, lid 3 van Verordening (EG) nr. 1580/2007
nooit meer leasetermijnen in aanmerking worden genomen dan de netto marktwaarde van
het geleasde goed. Een langlopend leasecontract kan ook over meerdere operationele
programma’s worden gespreid, mits daarvoor gegronde economische redenen bestaan en
in het bijzonder als het bedrijfseconomisch/fiscaal gebruikelijk is dat de afschrijvingsperiode
meer dan vijf jaar bedraagt. Ook hier geldt het maximum van drie opeenvolgende operationele
programma’s.
-
2.15. Voor uitgaven voor duurzame goederen op het gebied van ICT zijn de volgende richtlijnen
van toepassing:
-
ICT voorzieningen voor eigen personeel worden gezien als werkplek gerelateerde kosten
en zijn daarom niet subsidiabel. Een uitzondering hierop vormen portable pc’s (laptops,
notebooks) en de daarbij noodzakelijke randapparatuur. Deze zijn subsidiabel indien
zij daadwerkelijk noodzakelijk zijn voor de te verrichten activiteiten door medewerkers
van de telersvereniging die in het veld hun activiteiten verrichten. Voorwaarde daarbij
is dat deze activiteiten ook in het operationele plan zijn opgenomen. De aanschaf
van deze portable pc’s kan gerelateerd aan het aantal subsidiabele GMO-uren van de
betreffende medewerker in het operationeel plan worden opgenomen. Bijvoorbeeld als
van een buitendienstmedewerker 40% van de uren in de GMO-declaratie worden gebracht,
kan ook 40% van de aanschaf van de portable pc in de declaratie worden opgenomen.
-
Servers zijn slechts subsidiabel voor het deel van het geheugen dat daadwerkelijk
voor GMO-waardige applicaties wordt gebruikt. Daarom dient te worden aangetoond welke
applicaties via de server gebruikt worden en wat het capaciteitsbeslag en het gebruik
van de betreffende GMO-applicaties zijn op de server.
-
Als subsidiabele software kunnen slechts die applicaties worden opgenomen, die bijdragen
aan handhaving van de kwaliteit of de milieubescherming of de afzet vergroten. Algemene
applicaties zoals MS Office applicaties (bijvoorbeeld Word, Excel), boekhoud- en financiële
pakketten etc. zijn niet subsidiabel.
-
Slechts totaal nieuwe applicaties kunnen in de GMO-aanvraag worden opgenomen. Een
update (bijvoorbeeld aanpassingen als gevolg van gebruikerservaringen) van een reeds
bestaande applicatie is niet subsidiabel. Deze nieuwe applicatie dient binnen de telersvereniging
een andere manier van werken als effect te hebben. Uitbreiding is slechts subsidiabel
indien het een echt nieuwe module betreft en ook deze module een andere manier van
werken als effect heeft.
-
Software kan slechts onder de duurzame middelen worden opgenomen, indien deze in eigendom
komt. Wordt software slechts onder licentie uitgegeven, dan dienen deze kosten onder
overige kosten te worden opgenomen. Indien software wordt ontwikkeld door eigen personeel
of externe diensten, dan mogen de kosten hiervan GMO-technisch niet worden geactiveerd,
maar dienen ze gedurende het jaar als uitgaven voor personeel c.q. overige kosten
te worden verantwoord.
-
2.16. Van alle onder de GMO gebrachte investeringen in het lopende operationeel programma
moet een DPM-register worden bijgehouden. Dit register dient actueel te worden gehouden
en te allen tijde opvraagbaar te zijn voor het PT of andere controlerende instanties.
Het verplichte format detailstaat betalingen/afschrijvingen dat wordt gebruikt bij
de kwartaaldeclaraties en de jaardeclaratie en dat eerder door het PT ter beschikking
is gesteld kan worden gebruikt als DPM-register.
3 Overige kosten
-
3.1. De begrote kosten voor overige kosten dienen financieel te worden onderbouwd. Dit
dient bij voorkeur door middel van een offerte te geschieden. Indien dit niet mogelijk
is of omdat er recentelijk (in een tussentijdse wijziging of in de aanvraag voor het
lopende operationeel jaarplan) soortgelijke uitgaven voor overige kosten zijn gedaan,
kan worden volstaan met een recente factuur of een andere vorm van onderbouwing.
Indien er meerdere gelijksoortige uitgaven worden gedaan kan worden volstaan met één
onderbouwing.
-
3.2. Indien kennis of capaciteit bij de telersvereniging onvoldoende aanwezig is, kunnen
hiervoor externen worden ingezet. Ook deze dienen van een kwalitatief hoogstaand niveau
te zijn. Indien eigen personeelsleden voor deze activiteiten niet subsidiabel worden
geacht, is het op grond van punt 16 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007
ook niet mogelijk om dergelijke activiteiten onder overige kosten op te voeren.
-
3.3. In het algemeen hoeft de factuur voor een overige kostensoort niet te worden uitgesplitst.
Het gefactureerde bedrag kan in deze gevallen in de GMO declaratie van het betreffende
jaar worden opgenomen.
In het geval dochters van de telersvereniging worden opgevoerd als externe dienst
of in het geval dat kerntaken van de telersvereniging worden uitbesteed is de lijst
van niet subsidiabele acties ook op deze externe diensten van toepassing. In deze
gevallen dienen voor de externe diensten de uitgaven wel te worden uitgesplitst en
mogen niet subsidiabele uitgaven niet worden opgenomen. Ook zijn deze externe diensten
onderworpen aan de voorschriften van de EU-verordeningen en aan die van het PT. Het
PT zal na indiening beoordelen voor welke externe diensten dit van toepassing is en
dit in de beschikking opnemen. Met deze externe diensten dient ook een contract te
worden gesloten waarin bepalingen zijn opgenomen dat het PT, de Europese Commissie,
het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Europese en/of Algemene
Rekenkamer of diensten die namens deze instanties controleren, toegang tot het bedrijf
en de boekhouding van deze externe dienst verkrijgen.
Tevens dienen deze externe diensten accountantsverklaringen, conform de richtlijnen
voor de accountantscontrole, bij de declaratie te overleggen. Afhankelijk van het
project zal het PT gedurende de beoordeling of bij de goedkeuring voorschrijven voor
welke externe diensten dit van toepassing is.
-
3.4. Het is mogelijk om met eigen auto gereden kilometers te vergoeden aan in het operationeel
programma opgenomen medewerkers en telers. Deze kilometers moeten dan zijn gemaakt
in het kader van een eveneens in de maatregel opgenomen activiteit. De vergoedingen
moeten daadwerkelijk aan de medewerker zijn uitbetaald. Er mag maximaal € 0,37 in
de GMO-aanvraag worden opgenomen. In een dergelijk geval dient er wel een deugdelijke
kilometeradministratie gevoerd te worden.
-
3.5. In het geval van dienstreizen, excursies etc., is het op grond van punt 7 van bijlage
VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 mogelijk om forfaitaire vergoedingen voor
reis- en verblijfkosten te verstrekken. Deze vergoedingen dienen daadwerkelijk aan
de medewerker te zijn uitbetaald en dienen binnen de maxima uit het Reiskostenbesluit
Rijksoverheid te blijven. Momenteel luidt dit besluit als volgt:
Vliegreizen
|
ticket in de economy/toeristen klasse (ticket en boardingpass moeten kunnen worden
overlegd)
|
Treinreizen
|
eerste klas ticket (ticket moet kunnen worden overlegd)
|
Reizen met eigen auto
|
EUR 0,37 per gereden kilometer (op grond van een deugdelijke kilometeradministratie)
|
Overnachting
|
EUR 83,01 (nota noodzakelijk)
|
Ontbijt
|
EUR 8,11 (nota noodzakelijk)
|
Lunch
|
EUR 12.94 (nota noodzakelijk)
|
Diner
|
EUR 19,57 (nota noodzakelijk)
|
Kosten dag
|
EUR 4,15
|
Kosten avond
|
EUR 12,41 (nota noodzakelijk)
|
Het bepaalde in dit punt is eveneens van toepassing op aangesloten telers, die activiteiten
in het kader van de betreffende maatregel verrichten.
-
3.6.
Acties kunnen krachtens punt 22 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007
niet worden uitgevoerd in andere bedrijven dan die van de telersvereniging, de groepering
van telersverenigingen, een dochteronderneming of de leden daarvan. Zie hiervoor ook
punt 2.10
-
3.7.
Op grond van punt 23 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 kunnen geen maatregelen worden
uitbesteed buiten het grondgebied van de Europese Unie. Dit houdt in dat uitgaven
gerealiseerd bij externe partijen buiten de Europese Unie niet subsidiabel zijn. Dit
betekent bijvoorbeeld dat de (eigen) personeelskosten van een studiereis buiten de
Europese Unie nog in aanmerking kunnen worden genomen, maar de aldaar gedane uitgaven
voor bijvoorbeeld logies en transport niet meer voor financiering in aanmerking komen
4. Algemene kosten
-
4.1. Het is op grond van punt 2, onder a) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007
mogelijk om over de totale begroting een forfaitair bedrag aan algemene kosten op
te nemen. Dit forfait bedraagt 2% van de totale projectkosten (inclusief maatregel
6) met een maximum van € 180.000. Deze 2% bestaat voor 1% (maximaal € 90.000) uit
subsidie en voor 1% (maximaal € 90.000) uit eigen bijdragen.
-
4.2. In het geval van een groepering van telersverenigingen, mag dit bedrag worden vermenigvuldigd
met het aantal telersverenigingen dat lid is van deze groepering met een maximum van
€ 1.250.000 (subsidie € 625.000, eigen bijdragen € 625.0000).
5. Overige opmerkingen
B. Criteria per maatregel/type actie/activiteit/subactiviteit:
|
Maatregel 1: Acties die gericht zijn op de productieplanning
|
|
Type acties: 101 Aankoop van vaste activa en 102 Andere vormen van verwerving van
vaste activa, zoals huur en leasing
Algemeen voorbehoud:
In geval van investeringen, huur en leasing geldt dat voldaan moet worden aan de aan
duurzame middelen gestelde eisen zoals vermeld in artikel 61, leden 3 (met name tweede
en derde alinea) en 6 en artikel 21 lid 1, punt f), onder i) en de punten 1, 6, 10
t/m 14, 19, 20, 22 en 23 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007. Ook
is interpretatieve nota 2008-07 van toepassing. Dit is nader uitgewerkt in onderdeel
A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen en onderdelen E GMO-waardige
en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw
en of verbouw.
|
Activiteit: Aanvoerprognose
|
101-1-253 en 102-4-257 ICT investeringen voor het ontwikkelen en verbeteren van aanvoerprognose
en areaalenquêtes (betreft teeltbedrijven en distributiecentra)
Kosten voor het ontwikkelen en verbeteren (niet het exploiteren, dat wil zeggen alle
activiteiten na ingebruikname) van aanvoerprognosesystemen zijn subsidiabel.
Bij jaarlijkse licenties voor aanvoermodules wordt 50 % van de kosten in aanmerking
genomen.
|
Activiteit: Aanbodplanning
|
101-2-2 en 102-5-5 Koelhuizen, koelcellen, koelinstallaties, voor lange bewaring,
inclusief trafovoorzieningen, (betreft teeltbedrijven en distributiecentra):
Kosten voor het ontwikkelen en verbeteren (niet het exploiteren, dat wil zeggen alle
activiteiten na ingebruikname) van aanvoerprognosesystemen zijn subsidiabel.
Bij jaarlijkse licenties voor aanvoermodules wordt 50 % van de kosten in aanmerking
genomen.
|
Activiteit: Aanbodplanning
|
101-2-2 en 102-5-5 Koelhuizen, koelcellen, koelinstallaties, voor lange bewaring,
inclusief trafovoorzieningen, (betreft teeltbedrijven en distributiecentra):
Investeringen ten behoeve van koeling voor lange bewaring en zijn subsidiabel. Hieronder
vallen cellenbouw, koel- en electrotechniek, ULO techniek (celtechniek, scrubber en
stikstofmachine), heetgasontdooiing, voorzieningen voor highspeed koeling, meet-en
regelapparatuur c.q hard- en software voor celsturing, monitoring en bewaking, DCS,
ozongenerator etc.
-
o In geval van meet-en regelapparatuur c.q hard- en software voor celsturing is uitsluitend
de eerste aanschaf subsidiabel.
-
o Onder deze begrotingsregel wordt ook energiebesparende apparatuur ten behoeve van
koeling in aanmerking genomen.
-
o Ook koelcellen voor koeling van witlofpennen bij de witloftrekker of centrale locatie
van de TV (niet de teler van de pennen) en koeling van frigoplanten (aardbei e.a.)
op het teeltbedrijf of centrale locatie van de TV (niet bij het opkweekbedrijf) worden
in aanmerking genomen.
-
o Kosten voor huur van koelcellen of koelkosten (per kg, m3 of pallet) zijn subsidiabel,
mits bij de calculatie van het GMO subsidiabele tarief de energie- en overige algemene
productiekosten buiten beschouwing blijven. Voorwaarde is, dat er bij de jaardeclaratie
een inslag/uitslag registratie wordt overlegd.
Zie ook 301-20-71 en 302-21-101
|
101-2-331 en 102-5-6 Aankoop bomen, inclusief INOVA rassen; meerjarige planten (asperge,
houtig kleinfruit):
-
o De aanschaf van plantgoed voor blijvende gewassen ( meerjarige planten, bomen, struiken)
is subsidiabel. In het geval van aanschaf van planten van blijvende gewassen, die
beschikbaar gesteld worden aan de leden, is het om bedrijfseconomische en juridische
redenen niet mogelijk dat deze in eigendom van de telersvereniging blijven. In plaats
daarvan dient de afzet van het gewas gedurende minimaal de looptijd van een operationeel
programma te zijn gegarandeerd. Hiertoe dient een contract tussen de telersvereniging
en de teler te worden afgesloten, waarin de leveringsplicht is vastgelegd.
-
o De telersvereniging dient uiterlijk bij de jaardeclaratie per teler op te geven: ras,
locatie(s) aangegeven op een bedrijfskaart, areaal en aantal planten. Het PT stelt
een format ter beschikking. Bij de jaardeclaratie dienen de afleverbonnen te kunnen
worden overlegd.
-
o De benodigde kruisbestuivers (ook indien deze niet productief zijn) als onderdeel
van een nieuwe in het operationeel plan op te nemen aanplant, worden in aanmerking
genomen.
-
o Meerjarige gewassen worden uitsluitend in aanmerking genomen, indien hiervan meerjarig
geoogst wordt. Uitsluitend de initiële aanschaf wordt in aanmerking genomen.
-
o In rekening gebrachte koelkosten zijn niet subsidiabel.
-
o NAK keurkosten zijn niet subsidiabel.
-
o De aanschaf van bomen mag gedurende meerdere jaren van de looptijd van het operationeel
programma ten laste van het actiefonds gebracht worden (zie ook onderdeel A Criteria
subsidiabele uitgaven, punt 2.12).
-
o Aankopen van bomen van Inova rassen dienen eveneens onder deze subactiviteit te worden
opgevoerd (Het percentage subsidie voor Inova rassen is eveneens 50 % (voorheen 60
%)).
|
102-5-317 Kosten voor verwerving van grond zijn onder voorbehoud van eventueel nader
door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel
Zie ook 302-21-318
|
Activiteit: Jaarrond produceren
|
101-3-3 en 102-6-7 Assimilatiebelichting, inclusief trafovoorzieningen:
Eenmalige investeringen in belichting (lampen, armaturen, bekabeling, trafovoorzieningen)
van glasgroentegewassen zijn subsidiabel. Het onderhoud en vervangen van lampen of
armaturen is niet subsidiabel. Verwijderingsbijdragen moeten in mindering worden gebracht.
Zie ook 301-20-86 en 302-21-107
|
Activiteit: Concentratie van het aanbod
|
101-52-256 en 102-53-260 Sorteer- en verpakcentra, distributiecentra, verwerkingscentra,
dockboards (inclusief grond, voor dockboards max 200 m2 per dockboard) (betreft teeltbedrijven
en distributiecentra).
Deze zijn subsidiabel indien voldaan wordt aan de bijlagen E GMO-waardige en niet
GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw e/o
verbouw.
Zie ook 201-10-19, 202-13-37, 301-20-79 en 302-21-100
|
Type actie: 103 Andere acties
Algemeen voorbehoud:
In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld
aan personeel in punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007,
nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.
In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van
punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 niet door eigen
personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage
ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria
subsidiabele kosten, 3. Overige kosten.
|
Activiteit: Aanvoerprognose
|
103-7-8 en 103-7-9 Personeelskosten en ICT dienstverlening ten behoeve van het ontwikkelen
en verbeteren van aanvoerprognosesystemen:
Personeelskosten en ICT diensten voor het ontwikkelen en verbeteren (niet het exploiteren,
dat wil zeggen alle activiteiten na ingebruikname) van aanvoerprognosesystemen zijn
subsidiabel. Bij jaarlijkse licenties voor aanvoermodules wordt 50 % van de kosten
in aanmerking genomen.
|
Activiteit: Aanbodplanning
103-8-10 Licenties voor het exclusieve recht op het gebruik van nieuwe rassen (licentiekosten
zaden e.d.):
Voor een periode van maximaal twee operationele programma’s aan zaadleveranciers betaalde
licentiekosten voor het exclusieve recht op het gebruik van zaden en plantgoed van
nieuwe (exclusieve) rassen welke bij aanvang van het project nog niet op de markt
geïntroduceerd zijn, zijn subsidiabel. Voorwaarde is dat de telersvereniging voor
het (exclusieve) ras een marketingplan ontwikkeld heeft, waarmee het product zich
in de markt kan onderscheiden. Voorts dient inzage gegeven te worden in de betaalde
prijzen voor het betreffende zaad. De telersvereniging dient uiterlijk bij de jaardeclaratie
per teler op te geven: ras, locatie(s) aangegeven op een bedrijfskaart, areaal en
aantal planten. Het PT stelt een format ter beschikking. Bij de jaardeclaratie dienen
de afleverbonnen te kunnen worden overlegd.
Zie ook 301-20-286, 302-21-288 en 304-24-320
|
103-8-11 Personeelskosten (koelchefs) ten behoeve van koeling (lange bewaring) zijn
subsidiabel.
|
103-8-261 en 103-8-262 Personeelskosten en Externe diensten ten behoeve van uitbreiding
en verbetering koelfaciliteiten (inclusief opstellen van bewaarprotocollen), alsmede
ICT-werkzaamheden ten behoeve van de koelfaciliteiten zijn subsidiabel.
|
103-8-12 Smart Fresh:
Uitgaven voor Smartfresh ter bevordering van de kwaliteit tijdens langdurige bewaring
zijn subsidiabel.
|
103-8-13 Personeelskosten voor teeltbegeleiding (teeltplan, tactische perceelsplanning,
oogstspreiding, nieuwe rassen) zijn subsidiabel. Hieronder valt ook de begeleiding
van teelten voor de verwerkende industrie. Zie Notitie vastgestelde percentages GMO
- begeleiding industrieteelten.
Zie ook 506-40-176
|
Activiteit: Jaarrond produceren
|
103-9-14 en 103-9-15 Personeelskosten en Externe diensten op het gebied van marketing
ten behoeve van jaarrond afzet zijn subsidiabel.
Het opstellen en aanpassen van gedetailleerde accountplannen (geef hierbij de wijzigingen
ten opzichte van vorig jaar aan) zijn subsidiabel. Te denken valt hierbij aan een
jaarrond offerte voor een retailer.
Categorymanagement c.q. volledig accountmanagement, alsmede activiteiten die daartoe
leiden (bijvoorbeeld compleet schapbeheer in de supermarkt) is subsidiabel.
Met name bij de inzet van marketingpersoneel is het van het grootste belang om de
activiteiten zo concreet mogelijk (inclusief functieprofielen) te beschrijven. Enkel
uren van personeel dat zich daadwerkelijk met de bovengenoemde activiteiten bezig
houdt, kunnen worden opgevoerd. Van groot belang is dat u hierbij de vernieuwende
aspecten aangeeft. Tevens dient u aan te geven welke administratieve bescheiden (rapporten,
verslagen, notulen, overzichten enz.) bij de jaardeclaratie zullen worden overlegd.
Voor wat betreft de activiteiten aan de afzetzijde geldt de volgende (niet-limitatieve)
lijst van niet subsidiabele activiteiten:
-
Het verkopen van producten op welke manier dan ook (per klok, bemiddeling, etc.)
-
Het opnemen van bestellingen
-
(Het zorgen voor) de levering van het product
-
Activiteiten in verband met de allocatie van het product
-
Het maken van prijsafspraken
-
Activiteiten voor producten van niet-leden (inclusief import en niet-GMO product)
Zie ook 103-9-16/17, 304-23-123/124 en 304-23-125/126
|
103-9-16 en 103-9-17 Personeelskosten, accountmanagement en Externe diensten ten behoeve
van langlopende afzetgaranties zijn subsidiabel.
Zie hierboven onder 103-9-14/15. Zie ook 304-23-123/124 en 304-23-125/126
|
Activiteit: Concentratie van het aanbod
|
103-54-263 Personeelskosten ten behoeve van de bouw van sorteer- en verpakcentra,
distributiecentra, verwerkingscentra, dockboards (inclusief grond) zijn subsidiabel.
|
Maatregel 2: Acties die gericht zijn op verbetering of behoud van de productkwaliteit
|
|
Type acties: 201 Aankoop van vaste activa en 202 Andere vormen van verwerving van
vaste activa, zoals huur en leasing
Algemeen voorbehoud:
In geval van investeringen, huur en leasing geldt dat voldaan moet worden aan de aan
duurzame middelen gestelde eisen zoals vermeld in artikel 61, leden 3 (met name tweede
en derde alinea) en 6 en artikel 21 lid 1, punt f), onder i) en de punten 1, 6, 10
t/m 14, 19, 20, 22 en 23 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007. Ook
is interpretatieve nota 2008-07 van toepassing. Dit is nader uitgewerkt in onderdeel
A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen en onderdelen E GMO-waardige
en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw
en of verbouw.
|
Activiteit: Kwaliteitsbehoud en optimalisering
|
201-10-18 en 202-13-36 Overkapping kleinfruit (regenkappen), hagelnetten en hagelkanonnen.
Investeringen in regenkappen zonder zijflap worden in aanmerking genomen. Subsidiabel
zijn de beugels, het steunmateriaal en het plastic van eenvoudige constructies, mits
deze semipermanent zijn. Teeltgoten als onderdeel van de constructie zijn niet subsidiabel.
Als maximum geldt € 7,50 per m2. Het genoemde maximum moet worden gezien als het maximale
bedrag per m2 van de totale investering. Het PT heeft via het stellen van een maximum
investeringsbedrag een geldelijke relatie gelegd met wat zij beschouwt als een eenvoudige
constructie.
In verband met de zwaardere constructie kan in afwijking hiervan voor overkappingen
van kersen een hoger bedrag in aanmerking worden genomen, mits voldoende onderbouwd.
|
201-10-xxx en 202-13-xxx Optimalisatie productkwaliteit door precisiebemestingtechnieken
Hieronder valt fertigatie in de fruitteelt, bestemd voor het gereguleerd doseren van
water en meststoffen aan gewassen ter bevordering van een efficiënt mineralengebruik
en instandhouding van de productkwaliteit. Subsidiabel zijn: een waterafgiftesysteem
(inclusief druppelleidingen), een regeleenheid, vochtmeetapparatuur en apparatuur
voor het bepalen van het mineralengehalte.
|
201-10-19 en 202-13-37 Sorteer- en verpakcentra, distributiecentra, verwerkingscentra,
dockboards (inclusief grond, voor dockboards max 200 m2 per dockboard) (betreft teeltbedrijven
en distributiecentra).
Deze zijn subsidiabel indien voldaan wordt aan de onderdelen E GMO-waardige en niet
GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw e/o
verbouw.
Zie ook 101-52-256, 102-53-260, 301-20-79 en 302-21-100
|
201-10-20 en 202-13-38 Investeringen in koelen, conditioneren, ijskoeling, hydrokoeling,
conditioneringswanden, luchtgordijnen (korte bewaring/koude keten) (betreft teeltbedrijven
en distributiecentra):
Investeringen ten behoeve van koelen / conditioneren voor korte bewaring zijn subsidiabel.
Hieronder vallen cellenbouw, koel- en electrotechniek, voorzieningen voor highspeed
koeling, ijskoeling, hydrokoeling meet- en regelapparatuur c.q. hard- en software
voor celsturing, monitoring en bewaking etc.
Daarnaast worden ook de installaties voor klimatisering / conditionering ("koude keten")
van sorteer- en expeditieruimten in aanmerking genomen.
In geval van meet-en regelapparatuur c.q hard- en software voor celsturing is uitsluitend
de eerste aanschaf subsidiabel.
Onder deze begrotingsregel wordt ook energiebesparende apparatuur ten behoeve van
koeling in aanmerking genomen.
Zie ook 301-20-71 en 302-21-101
|
201-10-266 en 202-13-39 Voorzieningen voor gekoeld- of geconditioneerd transport,
zijnde de koelinstallatie en koelvoorzieningen voor laadruimten (betreft teeltbedrijven
en distributiecentra):
Investeringen ten behoeve van gekoeld of CA-transport zijn subsidiabel. Alleen de
voorzieningen voor koeling / conditionering van de laadruimte of container worden
in aanmerking genomen.
Hieronder vallen naast het koelaggregaat en de voorzieningen voor de laadruimte ook
de meet- en regelapparatuur c.q. hard- en software voor sturing, monitoring en bewaking
(eerste aanschaf).
Bij de jaardeclaratie dient het kentekennummer van de vrachtauto te worden vermeld
in de detailstaat betalingen en afschrijvingen als onderdeel van de unieke identificatie
code.
|
201-10-22 en 202-13-275 Sorteer- en verpakkingslijnen / apparatuur, weegunits / weegbruggen
voor in- en uitgaand product, opvoerbanden, ontnesters, ombindmachines etc. zijn subsidiabel
(betreft teeltbedrijven en distributiecentra):
Onder deze subactiviteit kunnen eveneens worden opgevoerd:
-
Investeringen in snij- en wasapparatuur (bijvoorbeeld voor asperges, prei, witlof
en champignonvoetjes) Snij(oogst)machines voor de champignonteelt zijn niet subsidiabel,
slicers zie regel 301-20-77.
-
Investeringen in sorteerders van witlofpennen
Kosten voor huur van machines of machinekosten (per kg) zijn subsidiabel, mits bij
de calculatie van het GMO subsidiabele tarief de energie- en overige algemene productiekosten
buiten beschouwing blijven. Voorwaarde is, dat er bij de jaardeclaratie een huurcontract
wordt overlegd.
Zie ook 301-20-72 en 302-21-102
|
201-10-23 en 202-13-276 Kantelsystemen, waterdumpers zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven
en distributiecentra).
|
201-10-24 en 202-13-42 Gecombineerde oogst- sorteer- en verpakkingssystemen en andere
apparatuur voor vollegrondsteelten
Investeringen in (delen van) apparatuur die gebruikt wordt voor het reinigen, sorteren,
wegen en/of verpakken van in de grond geteelde gewassen direct na de oogstfase, in
het veld, zijn subsidiabel.
Oogstmachines en tractoren zijn niet subsidiabel. In geval van combinatie met een
onlosmakelijke oogstmachine worden de meerkosten van de toegevoegde functies ten opzichte
van een vergelijkbare oogstmachine zonder extra functies in aanmerking genomen. In
geval van zelfrijdende apparatuur (bijvoorbeeld bij mobiele pakstations) wordt de
aangedreven werktuigendrager volledig in aanmerking genomen.
Zie ook 301-20-78 en 302-21-99
|
201-10-25 en 202-13-43 Voor de champignonteelt plukliften:
Hydraulische plukliften / pluklorries zijn subsidiabel, mits hierbij ook sorteer-
en / of verpakkingsactiviteiten plaatsvinden.
|
201-10-26 en 202-13-44 Specifieke conditioneringsinstallaties / apparatuur voor champignoncellen
en witloftrekcellen zijn subsidiabel.
Meet- en regelapparatuur (bijvoorbeeld vochtdeficitregeling) wordt uitsluitend in
aanmerking genomen als onderdeel van de eerste aanschaf. Aanvullende investeringen
in meet-en regelapparatuur worden niet in aanmerking genomen.
Onder deze begrotingsregel wordt ook energiebesparende apparatuur ten behoeve van
conditionering in aanmerking genomen.
|
201-10-27 en 202-13-45 Interne transportsystemen, kettingbaansystemen en andere met
de sorteerlijn geïntegreerde aanvoersystemen:
Indien rechtstreeks aangesloten op een sorteer- of verpakkingslijn, is een aanvoersysteem
via kettingbaan of inductiedraad met robocars of met zelfrijdende lorries subsidiabel.
Dit systeem moet wel geïntegreerd zijn, dat wil zeggen echt aansluiten op c.q. passen
in het sorteersysteem. Daarom geldt het criterium dat de te sorteren of te verpakken
voorraad in containers, bakken, dozen of kisten (EPS- of eenmalig fust), hierna te
noemen containers, opgenomen kan worden van de lorries in de sorteer- of verpakkingsinstallatie
via een kantel, afschuif- of hefsysteem.
Indien de containers zijn bevestigd op oogstwagens op de buisrails en deze in hun
geheel worden overgebracht naar de sorteerinstallatie, zijn de betreffende oogstwagens
ook subsidiabel. Indien er sprake is van een combinatie van oogstwagens en transportlorries
op de buisrails zijn uitsluitend de transportlorries (incl. container) subsidiabel.
Indien de containers zijn bevestigd op oogstwagens op de buisrails, van deze oogstwagen
worden genomen en via aparte transportlorries worden overgebracht naar de sorteerinstallatie
zijn uitsluitend de betreffende transportlorries en de containers subsidiabel. Het
aanvoersysteem moet dus een aaneengesloten keten zijn, waarbij een container als koppelingscriterium
dient. Indien dit niet het geval is dan wordt het als intern transport beschouwd,
hetgeen niet subsidiabel is.
Hydraulische scharen als onderdeel van oogsttransportwagens zijn niet subsidiabel.
Boordcomputers voor o.a.Tracking & Tracing als onderdeel van oogsttransportwagens
zijn voor 50 % subsidiabel.
Bij twijfel in hoeverre een systeem voldoet aan genoemde voorwaarden, adviseert het
PT u om contact op te nemen.
De volgende investeringen op fruitteeltbedrijven kunnen eveneens onder deze subactiviteit
te worden opgevoerd:
|
202-13-46 Vogel en wildafweer:
Uitgaven aan voorzieningen voor vogel- en wildafweer zijn subsidiabel.
|
Activiteit: Kwaliteitszorgsystemen
Investeringen in voorzieningen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan voedselveiligheidseisen
in het kader van HACCP, BRC / IFS e.a. zijn subsidiabel. In aanmerking komen de onderstaande
subactiviteiten:
|
201-11-269 en 202-14-277 Investeringen in en aanpassingen van gebouwen op het gebied
van hygiëne zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra).
Het betreft bouwkundige voorzieningen als vlakke panelen, scheidingswanden, vloeren,
breukbestendige lampen / armaturen etc. (zie ook de onderdelen E GMO-waardige en niet
GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw e/o
verbouw). Alleen de eerste aanschaf wordt in aanmerking genomen.
|
201-11-270 en 202-14-278 Elektrische heftrucks, pallettrucks, veeg-, schrob- en zuigmachines,
alsmede stoomcleaners en hogedrukreinigers en andere reinigingsinstallaties zijn subsidiabel
(betreft teeltbedrijven en distributiecentra).
Onder deze activiteit valt ook de aanschaf van batterijen en oplaadpunten voor betreffende
machines. Gasheftrucks zijn niet subsidiabel.
Aanpassingen en uitbreidingen aan reeds aanwezige heftrucks en pallettrucks (bijvoorbeeld
meervoudige vorkverstellers, side-shiftapparatuur, verstelbare lastrekken, speciale
masten e.a.) en veeg-, borstel-, zuig- en schrobmachines worden niet in aanmerking
genomen. Deze zijn uitsluitend bij eerste aanschaf van de machines subsidiabel.
Bij de jaardeclaratie dienen het typenummer en het serienummer per investering te
worden vermeld in de detailstaat betalingen en afschrijvingen als onderdeel van de
unieke identificatie code.
|
201-11-30 en 202-14-49 Padregistratie, tracking & tracing:
In geval van investeringen ten behoeve van tracking & tracing zijn systemen die volledig
zijn toe te rekenen aan de registratie van productherkomst, registratie van ziekten,
plagen, middelen en meststoffen geheel subsidiabel. Modules die voornamelijk dienen
als managementinformatie (plukgegevens, ingezette arbeid, etc.) zijn niet subsidiabel.
(Jaarlijkse updates van modules zijn voor 50 % subsidiabel). De benodigde hardware
(computer, invoerkastjes, touchscreens, handhelds, etc.) is voor 50% van de aanschafwaarde
subsidiabel. Dit geldt ook voor hardware die onderdeel uitmaakt van oogstkarren, weeg-
of kantelinstallaties.
De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2.15 Uitgaven voor
duurzame goederen op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.
In voorkomende gevallen kan het PT in afwijking hiervan op grond van de voorgelegde
offerte besluiten 50 % van het totale offertebedrag in aanmerking te nemen.
|
201-11-271 en 202-14-279 Kunststof bakken, kunststof kuubskisten, kunststof bulkcontainers
en kunststof palletboxen alsmede palletboxen met verzinkte metaalhekken zijn subsidiabel,
mits deze benodigd zijn voor koeling of andere verwerkingsprocessen (betreft teeltbedrijven
en distributiecentra).
Het is absoluut niet toegestaan dat deze worden gebruikt bij de verkoop richting handel,
retail of consument.
Verenkelingsbakken voor witlof zijn eveneens subsidiabel op deze regel. Teeltbakken
zijn niet subsidiabel.
De bakken dienen duidelijk herkenbaar te zijn door het aanbrengen van uiterlijk kenmerken
(een bedrijfsnaam, logo of een specifieke kleur). In geval de bakken zich op meerdere
locaties bevinden, dient jaarlijks de voorraad per locatie te worden geregistreerd.
|
201-11-33 en 202-14-52 Investeringen in fustwasinstallaties zijn subsidiabel (betreft
teeltbedrijven en distributiecentra):
Betreft wasinstallaties voor (oogst)fust voor intern gebruik. In geval de waskosten
van het betreffende fust ook in het forfaitaire standaardtarief zijn opgenomen, komt
de investering niet in aanmerking voor subsidie.
|
201-11-34 en 202-14-53 Waskantelinstallaties voor vuilcontainers in sorteer- en pakstations
zijn subsidiabel.
|
Activiteit: Kwaliteitscontrole
|
201-12-35 en 202-15-54 Apparatuur voor het uitvoeren van kwaliteits- en fytosanitaire
controles, waaronder keurkarren, meet- en weegapparatuur is subsidiabel.
|
Type actie: 203 Andere acties
Algemeen voorbehoud:
In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld
aan personeel van punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007,
nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.
In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van
punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 niet door eigen
personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage
ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria
subsidiabele kosten, 3. Overige kosten.
|
Activiteit: Kwaliteitsbehoud en optimalisering
|
203-16-55 Uitgaven voor bevruchting door hommels en bijen zijn subsidiabel:
De uitgaven mogen niet onder dezelfde begrotingsregel als de biologische gewasbescherming
worden opgevoerd.
Bij de jaardeclaratie dienen de kosten van hommels/bijen ter onderbouwing en ten behoeve
van een nadere beoordeling door het PT, op de hierna beschreven wijze te worden uitgesplitst.
Het totaal gedeclareerde bedrag dient per teler/lid te worden uitgesplitst, waarbij
de volgende criteria dienen te worden genoemd:
-
naam en aanvoer-/lidnummer teler
-
soort gewas
-
areaal
-
totaalbedrag teler per gewas
-
bedrag in euro per m2 gewas
-
naam leverancier
Het PT zal voor dit doel een format toesturen.
|
Activiteit: Kwaliteitszorgsystemen
|
203-17-56 Begeleiding, audits, certificering en membershipfees van kwaliteitszorgsystemen
(HACCP, BRC, IFS, ISO e.a waaronder Nature’s Choice) zijn subsidiabel (zowel op het
niveau van telersvereniging als teeltbedrijven):
Hieronder vallen ook eenmalige kosten (anders dan bouwkundige voorzieningen) om aan
de certificeringseisen te kunnen voldoen. De uitgaven voor het schoonmaken van bedrijfsruimten
zijn eenmalig subsidiabel. De aanschaf van bedrijfskleding is niet subsidiabel.
De begrotingsregels voor begeleiding (onder maatregel 5) en membershipfees van kwaliteitszorgsystemen
zijn vervallen. De kosten voor deze onderdelen kunnen samen met de kosten voor audits
en certificering op één begrotingsregel worden opgevoerd.
Indien in geval van telers werkzaamheden door externen voor kwaliteitszorgsystemen
samen met werkzaamheden voor o.a. GlobalGAP worden uitgevoerd en ook als zodanig worden
geoffreerd en gefactureerd, behoeven deze niet te worden uitgesplitst en mogen deze
in zijn geheel worden opgevoerd onder 710-47-223 Milieuverantwoorde bedrijfsvoering
- Teeltbedrijf: Begeleiding, audits, certificering en membershipfees milieuzorgsystemen
o.a. GlobalGAP
Ter onderbouwing van de activiteiten op het gebied van deze zorgsystemen dienen er
bij de jaardeclaratie cijfers met betrekking tot de deelname van centrale telersvereniginglocaties
en telers aan dergelijke systemen te worden overlegd, te weten:
-
aantal deelnemers per zorgsysteem;
-
toe- en afname ten opzichte van het vorig jaar;
-
aantal gecertificeerde deelnemers;
-
percentage gecertificeerde productie ten opzichte van de verkochte productie.
Het PT zal voor dit doel een format toesturen.
|
203-17-57 Op TV-niveau en 203-17-58 Bij teeltbedrijven: Personeelskosten voor kwaliteitszorgsystemen
(HACCP, BRC, IFS, ISO e.a waaronder Nature’s Choice) zijn subsidiabel.
|
203-17-282 Uitgaven voor het ontwikkelen van materialen voor zorgsystemen HACCP, BRC,
IFS, ISO e.a waaronder Nature’s Choice (drukwerk van telersmappen, ontwikkeling van
hygiëneborden) zijn subsidiabel (zowel op het niveau van telersvereniging als teeltbedrijven).
|
203-17-329 Uitgaven ten behoeve van het wassen van fust, tenzij de waskosten van het
betreffende fust in het forfaitaire standaardtarief zijn opgenomen.
Betreft o.a. waskosten voor in de paddestoelensector gebruikte (blauwe) multikratten
met een tarief van € 0,056 per krat en 4 kg (groene) bakken met een tarief van € 0,0757
per bak. Uitsluitend door leden van de telersverening gebruikte kratten / bakken worden
in aanmerking genomen.
Bij de jaardeclaratie dient een registratie van het aantal gewassen kratten / bakken
per deelnemer te worden overlegd. Deze dient aan te sluiten bij het aantal geleverde
colli c.q. de hoeveelheid geleverd product.
|
203-17-xxx Tracking & Tracing
Uitgaven andere dan duurzame productiemiddelen ten behoeve van tracking & tracing
die volledig zijn toe te rekenen aan de registratie van productherkomst of registratie
van ziekten, plagen, middelen en meststoffen zijn subsidiabel. Uitgaven die betrekking
hebben op managementinformatie (bijvoorbeeld opbrengst, arbeid) en keteninformatie
andere dan de herkomst zijn niet subsidiabel.
Zie ook regel 201-11-30 en 202-14-49.
|
Activiteit: Kwaliteitscontrole
Eén van de bij punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007
gestelde eisen betreft het behouden of verbeteren van een bepaald hoog niveau inzake
de kwaliteit. Onder het behouden of verbeteren van de kwaliteit moet verstaan worden
het minimaal handhaven van de status-quo op kwaliteitsgebied. Handhaven van de status-quo
houdt in dat al het vakbekwaam personeel dat zich bezighoudt met de in het operationeel
programma opgenomen activiteiten met betrekking tot de technische kant van het product
mag worden opgevoerd. Te denken valt aan koelchefs, keurmeesters/kwaliteitscontroleurs.
Dit geldt zowel voor eigen personeel als voor ingezette externe diensten.
De telersvereniging beschikt over een gedocumenteerd kwaliteitscontrolesysteem (handboek
kwaliteitscontrole). Conform de procedure uit het handboek kwaliteitscontrole leggen
de keurmedewerkers de resultaten van de keur vast op een controleformulier. De controleformulieren
worden gearchiveerd.
In geval van zelfkeur op teeltbedrijven is de telersvereniging verantwoordelijk voor
de vastlegging van de zelfkeurprocedure in een handboek zelfkeur. Dit handboek maakt
deel uit van het handboek kwaliteit van de telersvereniging. Een actuele versie van
het handboek zelfkeur is op het teeltbedrijf aanwezig. De keuringen worden uitgevoerd
conform de procedure uit het handboek zelfkeur, vastgelegd op controleformulieren
en gearchiveerd. De kwaliteit van de uitvoering van het keurproces op teeltbedrijven
wordt aantoonbaar geborgd door middel van periodieke kwaliteitscontroles (audits).
Deze audits dienen uitgevoerd te worden door gekwalificeerde keurmeesters van de telersvereniging
of een gekwalificeerde dienstverlener in opdracht van de telersvereniging.
Bij de jaardeclaratie dient een opgave verstrekt te worden van het aantal gekeurde
partijen per product en het percentage afkeur. Het PT stelt een format ter beschikking.
|
203-18-61DC en 203-18-62 Teeltbedrijf: Personeelskosten ten behoeve van productcontrole
(keur) zijn subsidiabel.
Voor keurmeesters dient de vakbekwaamheid te blijken uit een erkend diploma of certificaat
keurmeester. Hieronder worden bijvoorbeeld verstaan de Opleidingen Kwaliteitsmedewerker
Groenten en Fruit en Keurmeester Groenten en Fruit van het AGF Groothandelsfonds (verzorgd
door N & S Quality Consultants: productmodules P1 tot en met P12 en P20), opleidingen
door Agrarische Onderwijs Centra (AOC’s) en opleidingen verzorgd door AQS (“in company”
opleidingen).
Medewerkers met een meer dan 10 jaar aantoonbare ervaring als keurmeester worden eveneens
beschouwd als gekwalificeerd, mits zij beschikken over certificaten voor één of meerdere
zogenaamde opfriscursussen of opfrismodules P1 tot en met P12 en P20 of in de loop
van dit jaar een dergelijke certificaat behalen. Dit houdt in dat zij in ieder geval
op de hoogte moeten zijn van de meest recente en geldende kwaliteitsvoorschriften.
De uitgaven voor deze opfriscursussen zijn subsidiabel. (Zie Maatregel 5 Opleidingsacties
en adviesdiensten).
In het geval van RIK gecertificeerde bedrijven zijn de keurmeesters altijd subsidiabel.
Keurmeesters op teeltbedrijven kunnen slechts worden opgevoerd indien de kwaliteit
van de uitvoering van het keurproces op teeltbedrijven aantoonbaar geborgd wordt door
middel van periodieke kwaliteitscontroles (audits). (Zie hierboven onder Activiteit
Kwaliteitscontrole). Eisen met betrekking tot vakbekwaamheid van keurmeesters en het
bijhouden van urenregistraties zijn ook op teeltbedrijven onverminderd van toepassing.
|
203-18-63 Teeltbedrijf en 203-18-283: DC Externe diensten ten behoeve van productcontrole
(keur) inclusief begeleiding en audits ten behoeve van thuiskeur (teeltbedrijf) zijn
subsidiabel. De dienstverlener dient gekwalificeerd te zijn.
|
203-18-284 Houdbaarheidscontroles en kwaliteitsanalyses zijn subsidiabel (betreft
teeltbedrijven en distributiecentra).
|
203-18-285 Certificeringen van meet- en weegapparatuur zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven
en distributiecentra):
De kosten van kalibreren en certificering zijn subsidiabel. Onderhoudskosten (justeren)
zijn niet subsidiabel.
|
Activiteit: Kwaliteits- en fytosanitaire acties
In het kader van een residumonitoringsprogramma zijn kosten voor monsternames / residu
analyses / analyses op microbiologische en / of fysische productkwaliteit, alsmede
voor beoordeling van het residumonitoringsysteem subsidiabel onder de volgende voorwaarden:
Aan de basis van de residucontroles dient een gedegen risico analyse ten grondslag
te liggen. Monsters dienen evenredig over de risicovolle gewassen/gewasgroepen en risico perioden te worden verdeeld. Residu analyses dienen uitgevoerd te worden volgens het in de
sector gangbare standaardpakket aan werkzame stoffen(GC- MS of LC- MS). (De combinatie
GC- MS en LC- MS is inmiddels meer gebruikelijk dan alleen GC- MS, omdat deze combinatie
een optimaal breed pakket middelen analyseert). Voorts kunnen afhankelijk van het
gewas en de risico analyse aanvullende analyses op extra werkzame stoffen noodzakelijk
zijn (bijvoorbeeld chloormequat, nitraat).
Ter onderbouwing dient bij indiening van het operationeel jaarplan het residumonitoringsplan
van 2010 en de risico analyse te worden overlegd. Bij de jaardeclaratie dient de volgende
onderbouwing te worden meegezonden:
-
opgave van het aantal uitgevoerde analyses; het PT stelt een format ter beschikking;
-
het uitgevoerde residumonitoringsplan (vermelding van datum - telernr - gewas - monsternemer
en nr monster - laboratorium en nr analyse - analysemethoden - uitslag analyse - waardering);
-
de uitkomsten van de uitgevoerde analyses: percentage onvolkomenheden;
-
de acties die de telersvereniging naar aanleiding van voorgaand punt heeft ondernomen
(calamiteitenplan, sanctiebeleid).
De kosten voor analyses op microbiologische en/of fysische productkwaliteit zijn eveneens
subsidiabel. De analyses dienen door bij de RvA geaccrediteerde laboratoria te worden
uitgevoerd.
De monstername is subsidiabel, mits de monsternemers gekwalificeerd zijn (monstername
conform de voorschriften van Richtlijn (EG) 2002/63).
|
203-19-67 Personeelskosten voor residu analyses / monsternames / analyses op microbiologische
en / of fysische productkwaliteit, alsmede voor beoordeling van het residumonitoringsysteem
en bovenwettelijke fytosanitaire controles zijn subsidiabel.
|
203-19-68 Externe diensten voor residu analyses / monsternames / analyses op microbiologische
en / of fysische productkwaliteit, alsmede audits en certificering van het residumonitoringsysteem
zijn subsidiabel.
|
203-19-69 Fytosanitaire controles (bovenwettelijk): De bovenwettelijke kosten van
fytosanitaire controles en monitoring voor derde landen (bijvoorbeeld Japan, USA)
zijn subsidiabel. Hieronder vallen ook de kosten van controle en monitoring van de
tomatenmineermot (Tuta absoluta) en de Afrikaanse fruitmot (Thaumatotibia leucotreta).
Voorwaarde hierbij is dat de uitgaven gedurende het jaar 2011 worden betaald, eventueel
door middel van een voorschotnota.
|
Maatregel 3: Acties die gericht zijn op verbetering van de afzet:
|
|
Type acties: 301 Aankoop van vaste activa en 302 Andere vormen van verwerving van
vaste activa, zoals huur en leasing
Algemeen voorbehoud:
In geval van investeringen, huur en leasing geldt dat voldaan moet worden aan de aan
duurzame middelen gestelde eisen zoals vermeld in artikel 61, leden 3 (met name tweede
en derde alinea) en 6 en artikel 21 lid 1, punt f), onder i) en de punten 1, 6, 10
t/m 14, 19, 20, 22 en 23 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007. Ook
is interpretatieve nota 2008-07 van toepassing. Dit is nader uitgewerkt in onderdeel
A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen en onderdelen E GMO-waardige
en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw
en of verbouw.
|
Activiteit: Marktgerichte investeringen in de naoogstfase
|
301-20-79 en 302-21-100 Sorteer- en verpakcentra / distributiecentra / verwerkingscentra
/ dockboards (inclusief grond, voor dockboards max 200 m2 per dockboard) (betreft
teeltbedrijven en distributiecentra)
Deze zijn subsidiabel indien voldaan wordt aan de bijlagen E GMO-waardige en niet
GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw en
of verbouw.
Zie ook 101-52-256, 102-53-260, 201-10-19 en 202-13-37
|
301-20-71 en 302-21-101 Koelhuizen / koelcellen / koelinstallaties inclusief trafovoorzieningen.
Investeringen in conditioneren, conditioneringswanden, luchtgordijnen, ijskoeling,
hydrokoeling (betreft teeltbedrijven en distributiecentra):
Investeringen ten behoeve van koelen / conditioneren zijn subsidiabel. Hieronder vallen
cellenbouw, koel- en electrotechniek, ULO techniek (celtechniek, scrubber en stikstofmachine),
heetgasontdooiing, voorzieningen voor highspeed koeling, meet-en regelapparatuur c.q
hard- en software voor celsturing, monitoring en bewaking, DCS, ozongenerator etc.
Daarnaast worden ook de installaties voor klimatisering/conditionering ("koude keten")
van sorteer- en expeditieruimten, ijskoeling en hydrokoeling in aanmerking genomen.
In geval van meet-en regelapparatuur c.q hard- en software voor celsturing is uitsluitend
de eerste aanschaf subsidiabel.
Onder deze begrotingsregel wordt ook energiebesparende apparatuur ten behoeve van
koeling in aanmerking genomen.
Kosten voor huur van koelcellen of koelkosten (per kg, m3 of pallet) zijn subsidiabel,
mits bij de calculatie van het GMO subsidiabele tarief de energie- en overige algemene
productiekosten buiten beschouwing blijven. Voorwaarde is, dat er bij de jaardeclaratie
een inslag/uitslag registratie wordt overlegd.
Zie ook 101-2-2, 102-5-5, 201-10-20 en 202-13-38
|
301-20-72 en 302-21-102 Sorteer- en verpakkingslijnen en -apparatuur / flowpackmachines
/ weeg- prijs- en etiketteerapparatuur etc. zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven
en distributiecentra).
Onder deze subactiviteit kunnen eveneens worden opgevoerd:
-
Investeringen in snij- en wasapparatuur (bijvoorbeeld voor asperges, prei, witlof
en champignonvoetjes) Snij(oogst)machines voor champignons zijn niet subsidiabel,
slicers zie regel 301-20-77.
-
Investeringen in sorteerders van witlofpennen
Kosten voor huur van machines of machinekosten (per kg) zijn subsidiabel, mits bij
de calculatie van het GMO subsidiabele tarief de energie- en overige algemene productiekosten
buiten beschouwing blijven. Voorwaarde is, dat er bij de jaardeclaratie een huurcontract
wordt overlegd.
Zie ook 201-10-22 en 202-13-275
|
301-20-74 en 302-21-104 Palletiseersystemen en ombindmachines zijn subsidiabel (betreft
teeltbedrijven en distributiecentra).
|
301-20-75 en 302-21-105 Tray / dozenopzetmachines zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven
en distributiecentra).
|
301-20-77 en 302-21-106 Schilmachines / slicers zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven
en distributiecentra).
|
301-20-78 302-21-99 Gecombineerde oogst- sorteer- en verpakkingssystemen en andere
apparatuur voor vollegrondsteelten:
Investeringen in (delen van) apparatuur die gebruikt wordt voor het reinigen, sorteren,
wegen en/of verpakken van in de grond geteelde gewassen direct na de oogstfase, in
het veld, zijn subsidiabel.
Oogstmachines en tractoren zijn niet subsidiabel. In geval van combinatie met een
onlosmakelijke oogstmachine worden de meerkosten van de toegevoegde functies ten opzichte
van een vergelijkbare oogstmachine zonder extra functies in aanmerking genomen. In
geval van zelfrijdende apparatuur (bijvoorbeeld bij mobiele pakstations) wordt de
aangedreven werktuigendrager volledig in aanmerking genomen.
Zie ook 201-10-24 en 202-13-42
|
301-20-86 en 302-21-107 Assimilatiebelichting, inclusief trafovoorzieningen:
Eenmalige investeringen in belichting (lampen, armaturen, bekabeling, trafovoorzieningen)
van glasgroentegewassen zijn subsidiabel. Het onderhoud en vervangen van lampen of
armaturen is niet subsidiabel. Verwijderingsbijdragen moeten in mindering worden gebracht.
Zie ook 101-3-3 en 102-6-7
|
301-20-87 en 302-21-108 Aankoop klantenbestanden:
Investeringen in aan te kopen klantenbestanden zijn subsidiabel, mits er voorafgaand
aan de daadwerkelijke belevering van die klanten een deugdelijk marketingplan aanwezig
is en aan de betaling een contract ten grondslag ligt. De verkoop en belevering van
de nieuwe klanten moet daadwerkelijk door de telersvereniging of een minimaal 90%
dochter worden gedaan. Bepalingen omtrent GMO en niet GMO-product zoals omschreven
in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, punt 2 Duurzame middelen zijn onverminderd
ook op dit punt van toepassing.
|
301-20-88 en 302-21-109 Licenties ten behoeve van merken:
Deze merknaam of dit handelsmerk mag geen geografische verwijzing bevatten. Ook mag
er geen sprake zijn van gezamenlijke verkoopbevordering samen met bijvoorbeeld een
supermarkt. Het merk dient als merk te zijn geregistreerd of gedeponeerd en de telersvereniging
of een minimaal 90% dochter dient eigenaar te zijn van het merk.
|
301-20-286, 302-21-288 Licenties voor het exclusieve recht op het gebruik van nieuwe
rassen (licentiekosten zaden e.d.):
Voor een periode van maximaal twee operationele programma’s aan zaadleveranciers betaalde
licentiekosten voor het exclusieve recht op het gebruik van zaden en plantgoed van
nieuwe (exclusieve) rassen welke bij aanvang van het project nog niet op de markt
geïntroduceerd zijn, zijn subsidiabel. Voorwaarde is dat de telersvereniging voor
het (exclusieve) ras een marketingplan ontwikkeld heeft, waarmee het product zich
in de markt kan onderscheiden. Voorts dient inzage gegeven te worden in de betaalde
prijzen voor het betreffende zaad.
De telersvereniging dient uiterlijk bij de jaardeclaratie per teler op te geven: ras,
locatie(s) aangegeven op een bedrijfskaart, areaal en aantal planten. Het PT stelt
een format ter beschikking. Bij de jaardeclaratie dienen de afleverbonnen te kunnen
worden overlegd.
Zie ook 103-8-10 en 304-24-320
|
301-20-89 en 302-21-110 Duurzame / strategische investeringen in aandelen van bedrijven:
Onder de duurzame middelen kan ook het, aan de hand van bankstukken aan te tonen,
bedrag voor duurzame/strategische investeringen in aandelen van bedrijven (BV’s, NV’s
of buitenlandse gelijkwaardige rechtspersonen) worden opgenomen. Deze bedrijven moeten
rechtstreeks bijdragen aan de verkoop van producten (denk hierbij aan verpakkingsbedrijven
en snijderijen en niet aan laboratoria etc.) van de leden van de telersvereniging
in de categorie van de erkenning en bijdragen aan de doelstellingen van het operationeel
programma. De bijdrage van het bedrijf aan het operationeel programma mag niet vallen
onder de bijlage VIII van Verordening (EG) nr.1580/2007. Bepalingen omtrent het gebruik
van de investering (bijvoorbeeld niet GMO-product en niet-leden) en de vervreemding
zijn onverminderd van toepassing op de investering in aandelen.
Zie ook 801-49-228 en 802-50-229
|
301-20-90 en 302-21-111 Investeringen ten behoeve van Warehouse Management Systemen
zijn subsidiabel.
-
Alleen de kosten voor ontwerpen, bouwen en implementatie van geautomatiseerde systemen
voor WMS zijn subsidiabel. Alleen de initiële kosten kunnen worden gedeclareerd.
-
De uitgaven zijn subsidiabel voor zover deze als doel hebben kwaliteitsverbetering
van het proces (bijvoorbeeld leveringssnelheid), tracking & tracing van de producten,
koppeling van vraag en aanbod, alsmede efficiencyverbetering.
-
De interface met het aanvoerregistratiesysteem en de hiervoor benodigde aanpassingen
aan dit systeem zijn eveneens subsidiabel.
-
De interfaces van WMS met het verkoopsysteem - orderregistratiesysteem - facturatiesysteem
en verladingssystemen en de hiervoor benodigde aanpassingen aan deze systemen zijn
subsidiabel. Voornoemde systemen zelf zijn niet subsidiabel.
-
Daarnaast zijn uitgaven voor scanners, touchscreens, tags, punnets e.d. en RFID subsidabel.
-
Ook magazijnstellingen zijn subsidiabel.
De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2.15 Uitgaven voor
duurzame goederen op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.
De functionaliteit van de verschillende onderdelen dient door de leverancier gedetailleerd
te worden beschreven.
Zie ook regels 304-25-132 en 304-25-133.
|
301-20-287 en 302-21-289 Investeringen ten behoeve van thuiskoopmodules zijn onder
voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.
|
302- 21-318 Kosten voor verwerving van grond zijn onder voorbehoud van eventueel nader
door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.
Zie ook 102-5-317
|
|
Type actie: 303 Afzetbevorderings- en communicatieactiviteiten (behalve in verband
met crisispreventie en - beheer)
Algemeen voorbehoud:
In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld
aan personeel van punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007,
nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.
In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van
punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 niet door eigen
personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage
ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria
subsidiabele kosten, 3. Overige kosten
|
Activiteit: Afzetbevordering en communicatie:
|
In geval van promotiekosten is punt 15 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007
van toepassing.
Promotie voor individuele commerciële merken of merken met een geografische verwijzing is niet subsidiabel met uitzondering van:
-
Algemene verkoopbevordering en verkoopbevordering voor kwaliteitsmerken:
Dit betreft generieke promotie, bijvoorbeeld de algemene slogan eet meer groenten.
(In enkele gevallen is bij wijze van uitzondering het gebruik van geografische benamingen
wel toegestaan. Zie hiervoor punt 15 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007).
-
Merknamen/handelsmerken van producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties
en dochterondernemingen als bedoeld in artikel 52, lid 7:
Er mag geen sprake zijn van gezamenlijke verkoopbevordering samen met bijvoorbeeld
een supermarkt. Het merk dient als merk geregistreerd of gedeponeerd te zijn en de
telersvereniging of een minimaal 90% dochter dient eigenaar van het merk te zijn.
Op grond van interpretatieve nota 2008-21 is het niet mogelijk om promotie te maken
voor een merk dat men in licentie heeft. Zelfs niet, indien dit merk in licentie is
gegeven door een aangesloten teler.
Op grond van Verordening (EG) Nr. 1327/2008 van de Commissie van 19 december 2008,
Bijlage onder punt 1 is bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 als volgt
gewijzigd: De tweede alinea van punt 15 is vervangen door:
„Het voor algemene verkoopbevordering en verkoopbevordering voor kwaliteitsmerken bedoelde promotiemateriaal is voorzien van het logo van de Europese Gemeenschap (enkel
voor visuele media) en van de volgende vermelding: „Door de Europese Gemeenschap medegefinancierde
campagne”.
Producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en dochterondernemingen
als bedoeld in artikel 52, lid 7, mogen het logo van de Europese Gemeenschap onder geen beding gebruiken voor de bevordering van hun merknaam/handelsmerk.”
Het begrip visuele media wordt ruim geïnterpreteerd. Behalve posters, folders, tv-reclames,
websites etc., vallen ook stands op beurzen, open dagen, openingen, bedrukking van
opleggers, etc. onder deze verplichting.
Van groot belang is dat u de vernieuwende aspecten aangeeft. Tevens dient u aan te
geven welke administratieve bescheiden (rapporten, verslagen, notulen, overzichten
enz.) bij de jaardeclaratie zullen worden overlegd.
Indien u meerdere promotionele acties, verkoopbevordering e.d. uitvoert, raden wij
u met klem aan om deze in een apart dossier bij te houden. Hierbij kunt u denken aan
een voorbeeld (foto of advertentie) van de actie met daarbij een kopie van de bijbehorende
factu(u)r(en). Bij de jaardeclaraties dient de telersvereniging deze relatie aan te
kunnen tonen.
|
303-22-112 Personeelskosten voor promotie en communicatie zijn subsidiabel:
Met name bij de inzet van promotie en communicatie medewerkers is het van het grootste
belang om de activiteiten zo concreet mogelijk (inclusief functieprofielen) te beschrijven.
Enkel uren van personeel dat zich daadwerkelijk met de bovengenoemde activiteiten
bezig houdt, kunnen worden opgevoerd. Van groot belang is dat u hierbij de vernieuwende
aspecten aangeeft. Tevens dient u aan te geven welke administratieve bescheiden (rapporten,
verslagen, notulen, overzichten enz.) bij de jaardeclaratie zullen worden overlegd.
Personeelskosten voor het bouwen en updaten (content invullen) van websites in het
kader van promotie zijn subsidiabel: Mits ook de betreffende website onderdeel uitmaakt
van het operationeel programma. Ook als er speciale websites worden gebouwd, via welke
leden met de telersvereniging communiceren, kan dit subsidiabel zijn. Voorwaarde is
wel dat deze communicatie betrekking heeft op GMO-subsidiabele activiteiten, bijvoorbeeld
aanvoerprognose.
|
303-22-114 Uitgaven voor promotie en promotieartikelen:
Gadgets, uitdelen van product, belettering, deelname aan beurzen, kookdemonstraties,
bedrijfsrondleidingen, advertenties e.d. zijn subsidiabel. De bepalingen als genoemd
in punt 15 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn van toepassing.
(Zie ook hierboven onder Activiteit: Afzetbevordering en communicatie).
In het geval het uitdelen van product onderdeel uitmaakt van promotionele acties,
mag de marktprijs van het product in de week van de actie in aanmerking worden genomen.
Het uitdelen dient minimaal vier weken voor de actie te zijn gepland en mag in geen
geval een interventiemaatregel zijn.
|
303-22-115 Uitgaven voor websites zijn subsidiabel:
In het geval intra- of internet als verkoopbevordering in de aanvraag wordt opgenomen,
zijn de bepalingen als genoemd in punt 15 van bijlage VIII van Verordeningen (EG)
nr. 1580/2007 van toepassing.
De kosten voor het registreren van een domeinnaam zijn subsidiabel. Ook voor de domeinnaam
geldt dat deze geen geografische verwijzing mag bevatten.
Uitgaven voor abonnementen bij providers en de communicatie met het web (bijvoorbeeld
telefoonkosten) komen niet voor subsidie in aanmerking.
|
303-22-116 Uitgaven voor sponsoring zijn onder voorbehoud van eventueel nader door
het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.
|
303-22-117 Uitgaven voor magazines (geen telersmagazines):
Tijdschriften van de telersvereniging die voor meer dan 50% van de oplage aan externen
(dus niet voor meer dan 50% aan leden/telers) worden verzonden, zijn voor 50% van
de netto-uitgaven subsidiabel. Onder netto-uitgaven moet hier worden verstaan de totale
kosten minus de ontvangen (advertentie)opbrengsten.
|
303-22-119 Overige promotie-acties/activiteiten zijn onder voorbehoud van eventueel
nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.
|
303-22-120 Sectorpromotie / verbetering imago glastuinbouw / MVO is onder voorbehoud
van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.
|
303-22-xxx Uitgaven voor collectieve generieke promotieuitingen
Uitgaven voor collectieve generieke (dus zonder merkverwijzingen) promotieuitingen,
waaronder die door het Groenten Fruit Bureau zijn subsidiabel. De voorwaarden van
punt 15 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn hierop van toepassing,
te weten:
-
Het gebruik van geografische benamingen is slechts toegestaan indien: het een beschermde
oorspongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding betreft die onder Verordening
(EG) nr. 510/2006 valt, of in de overige gevallen mits deze ondergeschikt zijn aan
de hoofdboodschap.
-
In het geval van visuele media is het promotiemateriaal voorzien van het logo van
de Europese Gemeenschap en van de vermelding: “Door de Europese Gemeenschap medegefinancierde
campagne”.
|
|
Type actie: 304 Andere acties
Algemeen voorbehoud:
In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld
aan personeel van punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007,
nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.
In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van
punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 niet door eigen
personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage
ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria
subsidiabele kosten, 3. Overige kosten.
|
Activiteit: Marketing en verkoopbevordering
|
304-23-121 en 304-23-122 Personeelskosten en Externe diensten met betrekking tot IT-activiteiten
ten behoeve van marketing en verkoopbevordering van zijn subsidiabel.
|
304-23-123 en 304-23-124 Personeelskosten en Externe diensten categoriemanagers, accountmanagers,
productmanagers en marketingpersoneel, alsmede marketingactiviteiten door derden:
Het opstellen en aanpassen van gedetailleerde accountplannen (geef hierbij de wijzigingen
ten opzichte van vorig jaar aan) zijn subsidiabel. Te denken valt hierbij aan een
jaarrond offerte voor een retailer.
Categorymanagement c.q. volledig accountmanagement, alsmede activiteiten die daartoe
leiden (bijvoorbeeld compleet schapbeheer in de supermarkt) is subsidiabel.
Met name bij de inzet van marketingpersoneel is het van het grootste belang om de
activiteiten zo concreet mogelijk (inclusief functieprofielen) te beschrijven. Enkel
uren van personeel dat zich daadwerkelijk met de bovengenoemde activiteiten bezig
houdt, kunnen worden opgevoerd. Van groot belang is dat u hierbij de vernieuwende
aspecten aangeeft. Tevens dient u aan te geven welke administratieve bescheiden (rapporten,
verslagen, notulen, overzichten enz.) bij de jaardeclaratie zullen worden overlegd.
Voor wat betreft de activiteiten aan de afzetzijde geldt de volgende (niet-limitatieve)
lijst van niet subsidiabele activiteiten:
-
Het verkopen van producten op welke manier dan ook (per klok, bemiddeling, etc.)
-
Het opnemen van bestellingen
-
(Het zorgen voor) de levering van het product
-
Activiteiten in verband met de allocatie van het product
-
Het maken van prijsafspraken
-
Activiteiten voor producten van niet-leden (inclusief import en niet-GMO product)
|
304-23-125 en 304-23-126 Personeelskosten en Externe diensten op het gebied van marketing
ten behoeve van jaarrond afzet zijn subsidiabel.
Zie verder hierboven 304-23-123/124
|
304-23-127 Activiteiten op het gebied van acquisitie van klanten zijn subsidiabel.
Hieronder wordt verstaan het aantoonbaar aanboren en verkennen van nieuwe klanten/markten.
|
304-23-290 (50 % subsidie) Promotie gericht op schoolgaande kinderen is subsidiabel:
304-23-128 (60 % subsidie) Promotie gericht op schoolgaande kinderen is subsidiabel.:
De bepalingen als genoemd in punt 15 van bijlage VIII van Verordeningen (EG) nr. 1580/2007
zijn van toepassing. Zie ook bepalingen hierboven onder Activiteit: Afzetbevordering
en communicatie.
|
304-23-319 (60 % subsidie) Promotie en activatie INOVA rassen:
De kosten voor Promotie en activatie van het INOVA Jaarplan dienen op deze begrotingsregel
te worden opgevoerd en komen in aanmerking voor 60 % subsidie.
De bepalingen als genoemd in punt 15 van bijlage VIII van Verordeningen (EG) nr. 1580/2007
zijn van toepassing. Zie ook hierboven onder Activiteit: Afzetbevordering en communicatie.
Zie verder hierboven onder 304-23-123/124.
|
Activiteit: Marktonderzoeken/marktontwikkeling
|
304-24-129 Aankoop van paneldata is subsidiabel. De aangekochte paneldata dienen een
relatie hebben met het doel van marktonderzoek groenten en fruit.
|
304-24-130 Uitgaven voor marktonderzoeken en product-marktanalyses zijn subsidiabel.
|
304-24-131 Uitgaven voor productinnovatie:
Activiteiten op het gebied van productinnovatie zijn subsidiabel. Hieronder kan de
ontwikkeling van nieuwe producten, verpakkingen of toepassingen worden verstaan. De
vernieuwing of het vernieuwende aspect dient te worden aangetoond.
|
304-24-320 Licenties voor het exclusieve recht op het gebruik van nieuwe rassen (licentiekosten
zaden e.d.):
Voor een periode van maximaal twee operationele programma’s aan zaadleveranciers betaalde
licentiekosten voor het exclusieve recht op het gebruik van zaden en plantgoed van
nieuwe (exclusieve) rassen welke bij aanvang van het project nog niet op de markt
geïntroduceerd zijn, zijn subsidiabel. Voorwaarde is dat de telersvereniging voor
het (exclusieve) ras een marketingplan ontwikkeld heeft, waarmee het product zich
in de markt kan onderscheiden. Voorts dient inzage gegeven te worden in de betaalde
prijzen voor het betreffende zaad. De telersvereniging dient uiterlijk bij de jaardeclaratie
per teler op te geven: ras, locatie(s) aangegeven op een bedrijfskaart, areaal en
aantal planten. Het PT stelt een format ter beschikking. Bij de jaardeclaratie dienen
de afleverbonnen te kunnen worden overlegd.
Zie ook 103-8-10, 301-20-286 en 302-21-288
|
Activiteit: Warehouse Management Systeem
|
304-25-132 en 304-25-133 Personeelskosten en Externe diensten ten behoeve Warehouse
Management System zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen
voorwaarden subsidiabel.
-
Alleen de kosten voor ontwerpen, bouwen en implementatie van geautomatiseerde systemen
voor WMS zijn subsidiabel. Alleen de initiële kosten kunnen worden gedeclareerd.
-
De uitgaven zijn subsidiabel voor zover deze als doel hebben kwaliteitsverbetering
van het proces (bijvoorbeeld leveringssnelheid), tracking & tracing van de producten,
koppeling van vraag en aanbod, alsmede efficiencyverbetering.
-
De interface met het aanvoerregistratiesysteem en de hiervoor benodigde aanpassingen
aan dit systeem zijn eveneens subsidiabel.
-
De interfaces van WMS met het verkoopsysteem - orderregistratiesysteem - facturatiesysteem
en verladingssystemen en de hiervoor benodigde aanpassingen aan deze systemen zijn
subsidiabel. Voornoemde systemen zelf zijn niet subsidiabel.
De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2.15 Uitgaven voor
duurzame goederen op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.
De functionaliteit van de verschillende onderdelen dient door de leverancier gedetailleerd
te worden beschreven.
Zie ook regels 301-20-90/302-21-111.
|
|
Maatregel 4: Onderzoek en experimentele productie
|
|
Type acties: 401 Aankoop van vaste activa en 402 Andere vormen van verwerving van
vaste activa, zoals huur en leasing
Algemeen voorbehoud:
In geval van investeringen, huur en leasing geldt dat voldaan moet worden aan de aan
duurzame middelen gestelde eisen zoals vermeld in artikel 61, leden 3 (met name tweede
en derde alinea) en 6 en artikel 21 lid 1, punt f), onder i) en de punten 1, 6, 10
t/m 14, 19, 20, 22 en 23 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007. Ook
is interpretatieve nota 2008-07 van toepassing. Dit is nader uitgewerkt in onderdeel
A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen en onderdelen E GMO-waardige
en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw
en of verbouw.
|
Activiteit: Onderzoek en experimentele productie
|
401-26-134 en 402-27-136 Laboratoria:
Investeringen in laboratoria zijn subsidiabel, mits de in het laboratorium uit te
voeren onderzoeken betrekking hebben op in het Overzicht activiteiten en subactiviteiten
vermelde GMO waardige onderzoeken.
|
401-26-135 en 402-27-137 Ontwikkelingskosten van nieuwe machines (bijvoorbeeld oogstrobot)
zijn subsidiabel.
Hierbij geldt als voorwaarde, dat het een voor de sector vernieuwende machine betreft,
welk een uitstralingseffect zal hebben naar de telers en waarbij de telersvereniging
een financieel risico loopt en waarvan de telersvereniging de resultaten onder de
eigen telers of de gehele sector bekend maakt. Bij de indiening dient een ontwikkelingsvoorstel
te worden voorgelegd en bij de jaardeclaratie dient te worden gerapporteerd over de
resultaten.
Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen 2.11
De aanschaf van het eerste prototype is tevens subsidiabel.
|
401-26-xxx en 402-27-xxx Investeringen in innovatieve apparatuur in het kader van
praktijkonderzoek:
Hierbij geldt als voorwaarde, dat het een voor de sector vernieuwende machine betreft,
welk een uitstralingseffect zal hebben naar de telers en waarbij de telersvereniging
een financieel risico loopt en waarvan de telersvereniging de resultaten onder de
eigen telers of de gehele sector bekend maakt. Bij de indiening dient een onderzoeksvoorstel
te worden voorgelegd en bij de jaardeclaratie dient te worden gerapporteerd over de
resultaten.
Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen 2.11
Gedurende 2011 worden onder deze begrotingsregel in het kader van nader onderzoek
investeringen in apparatuur voor precisiebemesting in de vollegrond in aanmerking
genomen. Subsidiabel is een doseerunit met toebehoren voor het gelijktijdig met het
zaaien, planten, frezen, schoffelen of aanaarden gedoseerd toedienen van vloeibare
meststoffen in de grond, vlakbij het zaad of de plant (rijenbemesting)
Het onderzoek dient gericht te zijn op de beperking van het mineralenverbruik en de
uitspoeling van mineralen onder gelijktijdige instandhouding van de productkwaliteit.
|
|
Type actie: 403 Andere acties
Algemeen voorbehoud:
In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld
aan personeel van punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007,
nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.
In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van
punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 niet door eigen
personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage
ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria
subsidiabele kosten, 3. Overige kosten
|
Algemene opmerkingen:
Bij de indiening dient een onderzoeksvoorstel te worden voorgelegd en bij de jaardeclaratie
dient te worden gerapporteerd over de resultaten.
|
Activiteit: Onderzoek en experimentele productie
|
403-28-138 Kosten voor uitvoeren van een experiment:
Kosten voor uitvoeren van een experiment zijn subsidiabel, mits het een voor de sector
vernieuwende pilot betreft, welk een uitstralingseffect zal hebben naar de telers
en waarbij de telersvereniging een financieel risico loopt en waarvan de telersvereniging
de resultaten onder de eigen telers of de gehele sector bekend maakt.
|
Activiteit: Productieplanning
|
403-29-139 Onderzoek nieuwe rassen is subsidiabel.
|
403-29-321 (60 % subsidie) Onderzoek en introductie nieuwe rassen INOVA:
De kosten van de onderzoeksonderdelen van het Jaarplan INOVA Fruit komen in aanmerking
voor 60 % subsidie en dienen op deze begrotingsregel te worden opgevoerd. De door
INOVA Fruit BV gefactureerde personeelskosten kunnen eveneens op deze begrotingsregel
worden opgevoerd.
Het onderdeel Promotie en activatie valt onder Maatregel 3 Acties die gericht zijn
op verbetering van de afzet, Type actie 304, Andere acties, Activiteit Marketing en
verkoopbevordering, Subactiviteit Promotie en activatie INOVA rassen en komt in aanmerking
voor 60 % subsidie. Aankopen van bomen van INOVA rassen valt onder Maatregel 1 Acties
die gericht zijn op de productieplanning, Type actie 101/102 Aankoop van vaste activa
of Andere vormen van verwerving van vaste activa, Activiteit Aanbodplanning, Subactiviteit
Aankoop bomen, inclusief INOVA rassen en komt in aanmerking voor 50 % subsidie.
Teeltadvisering van telers INOVA rassen valt onder Maatregel 5 Opleidingsacties en/of
acties die gericht zijn op bevordering van de toegang tot adviesdiensten, Type actie
506 Andere kwesties, Activiteit Aanbodplanning, Subactiviteit Teeltbegeleiding/teeltvoorlichting/advisering
(o.a. nieuwe rassen) en komt in aanmerking voor 50 % subsidie.
|
403-29-140 Andere onderzoeken en experimenten op het gebied van productieplannen en
aanbod, niet zijnde investeringen zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het
PT te stellen voorwaarden subsidiabel.
|
Activiteit: Verbetering of behoud van de productkwaliteit
|
403-30-141 Aankoop van product voor proeven (bijvoorbeeld houdbaarheidsproeven) is
subsidiabel.
|
403-30-142 Rassenproeven ten behoeve van kwaliteit zijn subsidiabel.
|
403-30-143 Onderzoek naar kwaliteitsproblemen (bijvoorbeeld vruchtrot bij paprika);
Pluktijdstip onderzoek (appel, peer); Onderzoek naar schilvlekjes bij appel (Elstar);
Onderzoek naar dervingsreductie zijn subsidiabel.
|
403-30-144 Andere onderzoeken en experimentele productie op het gebied van kwaliteit,
niet zijnde investeringen zijn onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te
stellen voorwaarden subsidiabel.
|
Activiteit: Verbetering van de afzet
|
403-31-145 Rassenproeven op het gebied van smaak, functional foods en productinnovatie
zijn subsidiabel.
|
403-31-146 Onderzoek naar nieuwe verpakkingen:
Uitgaven op het gebied van productinnovatie zijn subsidiabel. Hier onder kan ook onderzoek
naar en ontwikkeling van nieuwe verpakkingen of toepassingen worden verstaan.
|
403-31-147 Onderzoek onderhouden schap/retailpositionering is onder voorbehoud van
eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.
|
403-31-148 Andere onderzoeken en experimentele productie op het gebied van afzet,
promotie en marketing, niet zijnde investeringen zijn onder voorbehoud van eventueel
nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.
|
Activiteit: Milieu
|
403-32-149 Onderzoek naar nuttig gebruik champignonvoetjes is subsidiabel.
|
403-32-150 Onderzoek waterbesparing is subsidiabel.
|
403-32-151 Onderzoek energiebesparing en onderzoek alternatieve energiebronnen is
subsidiabel.
|
403-32-152 Andere onderzoeken en experimentele productie op het gebied van milieu,
niet zijnde investeringen:
Hieronder vallen o.a. uitgaven voor milieu analyses. Deze zijn subsidiabel.
Gedurende 2011 worden onder deze begrotingsregel in het kader van nader onderzoek
uitgaven voor biologische grondontsmetting in kassen in aanmerking genomen. Subsidiabel
zijn: materialen (organische massa, folie voor luchtdichte afdekking), monitoring
(analyses en biotoets) en begeleiding. Er geldt als voorwaarde, dat het een voor de
sector vernieuwende methode betreft, welk een uitstralingseffect zal hebben naar de
telers en waarbij de telersvereniging een financieel risico loopt en waarvan de telersvereniging
de resultaten onder de eigen telers of de gehele sector bekend maakt.
Andere onderzoeken en experimentele productie op het gebied van milieu zijn onder
voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.
|
|
Maatregel 5: Opleidingsacties en/of acties die gericht zijn op bevordering van de
toegang tot adviesdiensten
|
|
Algemeen voorbehoud:
In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld
aan personeel van punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007,
nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.
In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van
punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 niet door eigen
personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage
ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria
subsidiabele kosten, 3. Overige kosten
|
|
Algemene opmerkingen
Standaard teeltbegeleiding
Mits naar behoren gemotiveerd, worden de uitgaven voor individuele adviezen aan telers
met betrekking tot maatregelen die mede van invloed zijn op kwaliteit en/of milieu
in aanmerking genomen. Het betreft adviezen op het gebied van: gewasbeoordeling, gewasbescherming,
watermanagement, bemesting en reduceren mineralengebruik, klimaataansturing en energiereductie.
Hierbij worden de totale kosten voor teeltbegeleiding voor 50 % in aanmerking genomen.
De adviezen (voor elke deelnemende teler) dienen op het gebied van kwaliteit en/of
milieu onderbouwd te worden door middel van jaarlijkse evaluatierapporten van de teeltbegeleiders.
Deze rapportages dienen een samenvatting te bevatten van de concreet gegeven adviezen,
de beoogde effecten en de resultaten met betrekking tot de onderdelen kwaliteitsverbetering
en milieureducties (gewasbeschermingsmiddelen, mineralen, energie). Bij de jaardeclaratie
wordt een selectie van rapportages opgevraagd (minimaal 1 per teeltbegeleider).
Zie type actie 502 Activiteit Geïntegreerde productie of geïntegreerde plaagbestrijding,
Subactiviteit Teeltbegeleiding / teeltvoorlichting / advisering: Standaardvoorlichting
mede betrekking hebben op kwaliteit en milieu (50 % van de kosten zijn subsidiabel).
Specifieke begeleiding:
Begeleiding van biologische teelt; begeleiding van geïntegreerde bestrijding en het
voorkomen van ziekten en plagen; begeleiding scouts; analyses en adviezen met betrekking
tot gewas, water en/of bodem, die gericht zijn op het vaststellen van ziekten en plagen
(microbiologisch onderzoek, aaltjesonderzoek); energiescan; begeleiding in geval van
specifieke kwaliteitsproblemen en begeleiding bij controle productkwaliteit kunnen
voor 100 % in aanmerking worden genomen. Zie betreffende activiteiten van Maatregel 5.
De adviezen (voor elke deelnemende teler) dienen gedetailleerd onderbouwd te worden
door middel van jaarlijkse evaluatierapporten van de adviseurs/begeleiders. Deze rapportages
dienen een samenvatting te bevatten van de concreet gegeven adviezen, de beoogde effecten
en de resultaten. Het PT stelt voor dit doel een format ter beschikking. Bij de jaardeclaratie
wordt een selectie van rapportages opgevraagd (minimaal 1 per adviseur/begeleider).
In het geval van individuele teeltbegeleiding door eigen personeel van de telersvereniging
geldt hetzelfde maximum als voor externe teeltbegeleiding.
Uitgaven van de telersvereniging op het gebied van de aansturing van de teeltbegeleiders,
opstellen van bedrijfsvergelijkingen met betrekking tot het verbruik en reductie van
mineralen, gewasbeschermings-middelen en energie, groepsbijeenkomsten over kwaliteit
en milieuthema’s worden voor 100 % in aanmerking genomen. Deze uitgaven dienen onderbouwd
te worden door middel van correspondentie, verslagen, publicaties, presentaties of
notulen.
N.B. Begeleiding bij reductie mineralenverbruik en reductie energieverbruik kunnen
niet meer als afzonderlijk subactiviteiten worden opgevoerd en vormen onderdeel van
de standaard teeltbegeleiding.
Begeleiding kwaliteit- en milieuzorgsystemen teeltbedrijven (GlobalGAP, Milieukeur)
en begeleiding kwaliteitszorgsystemen (HACCP, BRC, IFS, ISO e.a) vallen onder de begrotingsregels
voor Begeleiding, audits, certificering en membershipfees van zorgsystemen onder Maatregel
7 - 710 Milieuverantwoorde bedrijfsvoering resp. Maatregel 2 - 203 Kwaliteitszorgsystemen
Begeleiding bij koelen en conditioneren inclusief opstellen van bewaarprotocollen
valt onder de begrotingsregel Externe diensten t.b.v. koelfaciliteiten onder Maatregel
1 - 103 Aanbodplanning Educatieve bijeenkomsten - trainingen / cursussen etc. met
betrekking tot deze onderwerpen dienen wel onder Maatregel 5 opgenomen te worden.
Bij de jaardeclaratie dienen de kosten ter onderbouwing en ten behoeve van een nadere
beoordeling door het PT, op de hierna beschreven wijze te worden uitgesplitst.
Het totaal gedeclareerde bedrag dient per teler/lid te worden uitgesplitst, waarbij
de volgende criteria dienen te worden genoemd:
-
naam en aanvoer-/lidnummer te
-
naam teeltbegeleider
-
soort gewas
-
areaal
-
aantal bezoeken, duur per bezoek in uren, tarief per uur
-
totaalbedrag per teler per gewas
-
bedrag in euro per m2 gewas
-
percentage GMO (50 of 100 %)
Het PT stelt voor dit doel een format ter beschikking.
In geval van trainingen / cursussen etc. dient bij de jaardeclaratie een deelnemerslijst
en een aanwezigheidsregistratie per deelnemer per datum bijeenkomst, voorzien van
een handtekening van de deelnemer beschikbaar te zijn. Bij de declaratie kunnen slechts
kosten worden opgevoerd voor leden, medewerkers van leden en medewerkers van de telersvereniging
die daadwerkelijk aanwezig zijn geweest.
|
|
Type actie/activiteit: 501 Biologische productie
Onder deze activiteit opgenomen acties kunnen slechts worden goedgekeurd indien de
vereisten voor biologische productie in acht worden genomen, zoals opgenomen in Verordening
(EG) 834/2007 (vanaf 1 januari 2009). Uitsluitend door Skal (conform Verordening (EG)
nr. 834/2007) gecertificeerde biologische teeltbedrijven komen hiervoor in aanmerking.
Deelnemende telers dienen te beschikken over een geldig Skal certificaat of een bevestiging
van Skal, dat het bedrijf in omschakeling is naar biologische productie.
Deze actie/activiteit komt in aanmerking voor 60 % subsidie.
|
501-33-153 (60 % subsidie) Teeltbegeleiding / teeltvoorlichting / advisering: Uitgaven
voor specifieke adviezen voor biologische teelt, bodemvruchtbaarheid, biologische
bemesting, compostering, vruchtwisseling, rassenkeuze, biologische bestrijding en
biologisch evenwicht, biologische teelttechniek.
|
501-33-154 ((60 % subsidie) Educatieve bijeenkomsten, zoals trainingen / cursussen
/ seminars / symposia / congressen / studiegroepen
|
Type actie/activiteit: 502 Geïntegreerde productie of geïntegreerde plaagbestrijding
|
502-34-155 Teeltbegeleiding / teeltvoorlichting / advisering: Uitgaven voor specifieke
begeleiding van biologische of geïntegreerde bestrijding, begeleiding scouts en begeleiding
bij het voorkomen van ziekten en plagen, incl. gewas, water en/of bodemanalyses die
gericht zijn op het vaststellen van ziekten en plagen (microbiologisch onderzoek,
aaltjesonderzoek)
100 % van de kosten voor individuele adviezen zijn subsidiabel.
NB Water- en/of bodemanalyses om de hoeveelheid mineralen (N en P) te bepalen zijn
niet langer subsidiabel.
|
502-34-156 Educatieve bijeenkomsten, zoals trainingen / cursussen / seminars / symposia
/ congressen / studiegroepen op het gebied van geïntegreerde bestrijding, ziekten
en plagen en cursussen scouting
|
502-34-159 Educatieve bijeenkomsten, zoals trainingen / cursussen / seminars /symposia
/ congressen / studiegroepen: kwaliteit en milieuzorgsystemen teeltbedrijven. Betreft
GlobalGAP, Milieukeur (AMK) e.d.
|
502-34-333 Teeltbegeleiding / teeltvoorlichting / advisering: standaardvoorlichting
mede betrekking hebbend op kwaliteit en milieu:
50 % van de kosten voor individuele adviezen zijn subsidiabel.
100 % van de kosten voor uitgaven van de telersvereniging op het gebied van aansturing
van de teeltbegeleiders, opstellen van bedrijfsvergelijkingen met betrekking tot het
verbruik en reductie van mineralen / gewasbeschermingsmiddelen / energie en groepsbijeenkomsten
over kwaliteit en milieuthema’s zijn subsidiabel.
Onder deze begrotingsregel vallen ook IT modules voor bedrijfsbegeleiding en abonnementen
op mail- en webdiensten (50 % van de kosten).
Begeleiding voor de teelt van witlofpennen (akkerbouw) is niet subsidiabel.
|
Type actie/activiteit: 503 Andere milieukwesties
|
503-35-162 Energiescan
|
503-35-164 Advieskosten ten behoeve van andere milieu onderwerpen Onder voorbehoud
van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden.
|
503-35-165 Educatieve bijeenkomsten, zoals trainingen / cursussen / seminars / symposia
/ congressen / studiegroepen: andere milieu onderwerpen, zoals energiereductie, mineralenreductie
Gedurende 2011 worden onder deze begrotingsregel cursussen in het kader van het stimuleren
van kennisverwerving m.b.t. het geconditioneerde teelt / het “nieuwe telen” in aanmerking
genomen.
|
Type actie/activiteit: 505 Productkwaliteit
|
505-37-168 Advieskosten voor verbeteren productkwaliteit en controle productkwaliteit
inclusief residuen van bestrijdingsmiddelen en traceerbaarheid.
Uitgaven voor begeleiding ter verbetering van de productkwaliteit (aansturing bij
specifieke kwaliteitsproblemen) en de kwaliteitscontrole worden in aanmerking genomen.
|
505-37-170 Educatieve bijeenkomsten, zoals trainingen / cursussen / seminars / symposia
/ congressen / studiegroepen : productkwaliteit inclusief residuen van bestrijdingsmiddelen.
Opfriscursussen kwaliteitsmedewerkers en keurmeesters.
|
Type actie: 506 Andere kwesties
|
Activiteit: Aanbodplanning
|
506-40-176 Teeltbegeleiding / teeltvoorlichting / advisering (bijvoorbeeld teeltplan,
tactische perceelsplanning, oogstspreiding, nieuwe rassen):
Hieronder valt ook de begeleiding van teelten voor de verwerkende industrie. Zie Notitie
vastgestelde percentages GMO - begeleiding industrieteelten.
Teeltadvisering ten behoeve van telers INOVA rassen dient eveneens op deze begrotingsregel
te worden opgevoerd (50 % subsidie).
|
Activiteit: Andere kwesties
|
506-41-178 Educatieve bijeenkomsten, zoals trainingen / cursussen / seminars / symposia
/ congressen (niet gespecificeerd)
Onder voorbehoud van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden.
|
506-41-179 Uitgaven voor advieskosten op het gebied van onderzoek Onder voorbehoud
van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden
|
506-41-180 Uitgaven voor studiereizen en beursbezoek:
Op grond van punt 23 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 dient dit
beperkt te blijven tot het grondgebied van de Europese Gemeenschap. Onder voorbehoud
van eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden. Zie hiervoor ook het bepaalde
onder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 3 Overige kosten punt 3.5
|
Maatregel 6: Crisispreventie maatregelen:
|
Voor acties opgenomen onder deze maatregel geldt in het algemeen dat deze op grond
van artikel 103 quater, lid 2 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 niet meer dan één
derde van de uitgaven uit hoofde van het operationeel programma mogen uitmaken.
Indien dergelijke acties deel uitmaken van het operationeel programma, kan het maximale
percentage EU-steun voor het operationele programma op grond van artikel 103 quinquis
van Verordening (EG) nr. 1234/2007 worden verhoogd tot 4,6% van de waarde van de verkochte
productie. Deze extra 0,5% mag uitsluitend worden aangewend voor acties in het kader
van deze maatregel.
Algemeen voorbehoud:
In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld
aan personeel in punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007,
nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.
In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van
punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 niet door eigen
personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage
ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria
subsidiabele kosten, 3. Overige kosten.
|
Type actie: 603 Afzetbevorderings- en communicatieactiviteiten
|
603-58-312 Afzetbevordering en communicatie
|
Onder dit punt kunnen marktstudies en uitgaven voor reclame worden opgevoerd.
Marktstudies kunnen inzicht geven waar in de markt zich bedreigingen voordoen en kunnen
alternatieve afzetkanalen in beeld brengen, waar in geval van een crisis product kan
worden afgezet. Derhalve kunnen dergelijke studies altijd onder crisispreventie worden
opgevoerd.
In het geval van een structurele crisis is het mogelijk om door middel van promotie
en reclame de vraag te stimuleren.
In het geval van een incidentele crisis is een onmiddellijke actie genoodzaakt. Promotie
en reclame dient dan onmiddellijk te worden ingezet. Daarom is het mogelijk om hiervoor
voorbereidende uitgaven in het operationeel programma, als maatregel van crisispreventie,
op te nemen. De daadwerkelijke uitgaven gedaan in het geval de crisis reeds is ontstaan,
zijn dan uitgaven in het kader van crisisbeheer en zijn derhalve niet op te voeren
onder deze maatregel.
Op grond van artikel 87, lid 2 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 moeten acties die
onder dit hoofd in het kader van crisispreventie worden uitgevoerd, aanvullend zijn
op acties die reeds door de betrokken telersverenigingen worden uitgevoerd. Dit houdt
in dat deze niet in strijd mogen zijn van het beleid dat de telersvereniging op het
gebied van promotie en reclame voert. Dit houdt echter niet in dat de betreffende
acties additioneel moeten zijn op acties die reeds werden uitgevoerd. Er mag ook sprake
zijn van nieuwe acties op het gebied van afzetbevordering en communicatie.
In het geval onder dit hoofd uitgaven voor promotie en reclame worden gedaan, gelden
de voorwaarden zoals opgenomen in punt 15 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr.
1580/2007.
|
603-58-316, 604-59-323, 605-60-324 en 606-61-325 Aflossing van kapitaal en renten van leningen bedoeld om maatregelen van crisispreventie
te financieren
|
Indien er commerciële leningen zijn aangegaan om acties in het kader van crisispreventie
te financieren, mag op grond van artikel 103 quater, lid 2, derde alinea van Verordening
(EG) nr. 1234/2007 de aflossing van deze lening en de rente daarvan in het operationeel
programma worden opgenomen. Deze aflossing en rente komt dan in de plaats van de werkelijke
uitgaven voor deze acties en mogen evenmin meer dan één derde van de totale uitgaven
uit hoofde van het totale operationele programma vormen.
Indien de hiervoor genoemde leningen een terugbetalingstermijn hebben die de looptijd
van het operationele programma overschrijdt, mogen deze op grond van artikel 75 van
Verordening (EG) nr. 1580/2007 om gegronde economische redenen worden overgeheveld
naar een volgend operationeel programma. Deze gegronde economische redenen worden
aanwezig geacht, mits de totale looptijd van de lening niet langer is dan maximaal
drie opeenvolgende operationele programma’s.
|
Type actie: 604 Opleidingsacties
|
604-59-313 Opleidingsacties
|
De algemene voorwaarden die van toepassing zijn op cursussen en opleidingen, zoals
die onder maatregel 5 zijn opgenomen, zijn eveneens van toepassing op opleidingsmaatregelen
die in het kader van crisispreventie worden opgenomen.
Opleidingen die als crisispreventie kunnen worden opgenomen dienen gericht te zijn
om tuinbouwondernemers inzicht te geven in de markt en in het (moderne) ondernemerschap.
|
604-59-323 Aflossing van kapitaal en renten van leningen bedoeld om maatregelen van crisispreventie
te financieren
Zie hierboven onder 603-58-316
|
|
Type actie: 605 Oogstverzekering
|
605-60-314 Betaalde premies voor oogstverzekeringen
|
De oogstverzekeringen dragen op grond van artikel 89 van Verordening (EG) nr. 1580/2007
bij tot het verzekeren van het producenteninkomen en het dekken van marktverliezen
die de telersvereniging en/of haar leden hebben geleden als gevolg van natuurrampen,
ongunstige klimaatomstandigheden en, in voorkomend geval ziekten en plagen.
Op grond van artikel 90, lid 4 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 j” artikel 2, lid
8 van Verordening (EG) nr. 1857/2006 wordt verstaan onder ongunstige weersomstandigheden
die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld: weersomstandigheden, zoals vorst,
hagel, ijs, regen of droogte, die voor een landbouwer leiden tot een verlies van meer
dan 30% van de gemiddelde jaarproductie in de laatste drie jaar of de gemiddelde productie
van drie jaren van de laatste vijf jaren, de hoogste en de laagste productie niet
meegerekend.
Op grond van bovenstaande punten zijn slechts verzekeringen gericht op productschade
subsidiabel. Premies voor verzekeringen ter dekking van schade aan opstallen (inclusief
glasschade), machines, transportmiddelen, etc. zijn niet subsidiabel.
Op grond van artikel 90, lid 3 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 mag het bij schade
uit te keren bedrag, inclusief het eventueel uit andere bronnen te ontvangen bedrag,
niet meer bedragen dan 100% van het door de teler geleden inkomensverlies. Is het
verzekerde risico hoger, dan is de premie niet subsidiabel.
Op grond van artikel 89 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 worden de oogstverzekeringen
beheerd door de telersvereniging. Dit houdt niet in dat de telersvereniging een (collectieve)
polis of overeenkomst moet afsluiten. Het is ook mogelijk om te werken met individuele
polissen. Indien telersverenigingen gebruik willen maken van deze actie in het kader
van crisispreventie dienen zij deze actie open te stellen voor alle leden. De leden
kunnen vervolgens een afschrift van hun polis en een betaalbewijs bij de telersvereniging
indienen. De telersvereniging dient te controleren of de polissen voldoen aan de vereisten
van de artikelen 89 en 90 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 en of de premies daadwerkelijk
betaald zijn. Polissen die in aanmerking komen voor deze actie in het kader van crisispreventie
worden door de telersvereniging geregistreerd. Indien een polis van een teler in deze
registratie van de telersvereniging is opgenomen, kan de betreffende teler de betaalde
premie bij de telersvereniging declareren. De door de telersvereniging aan de betreffende
telers uitgekeerde vergoedingen, kunnen als actie in het kader van crisispreventie
in de aanvraag worden opgenomen.
Assurantiebelasting en poliskosten komen niet voor financiële steun in aanmerking.
Telers die gebruik maken van de LNV regeling “brede weersverzekering” mogen niet tevens
gebruik maken van GMO.
De telersvereniging dient bij de jaardeclaratie een lijst van deelnemers te overleggen
met vermelding van NAW gegevens, gewas(sen), areaal, omschrijving verzekering, polisnr.
en verzekeraar, bedrag premie, bedrag niet-subsidiabel deel en gedeclareerd bedrag.
Het PT stelt een format ter beschikking.
|
605-60-324 Aflossing van kapitaal en renten van leningen bedoeld om maatregelen van crisispreventie
te financieren
Zie hierboven onder 603-58-316
|
|
Type actie: 606 Steun voor de administratieve kosten van de onderlinge fondsen
|
606-61-315 Administratieve kosten voor de oprichting van onderlinge fondsen
|
In dit kader worden onder onderlinge fondsen, fondsen bedoeld die in de plaats treden
van oogstverzekeringsmaatregelen als bedoeld in artikel 103 quater, lid 2, onder e)
van Verordening (EG) nr. 1234/2007. Voorwaarden die uit hoofde van de artikelen 89
en 90 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn gesteld en die hiervoor nader zijn uitgewerkt,
zijn eveneens van toepassing op deze onderlinge fondsen.
Onder deze actie van crisispreventie zijn slechts de administratieve kosten van de
oprichting van deze onderlinge fondsen subsidiabel. Onder administratieve kosten kan
worden verstaan de externe kosten voor adviesdiensten op juridisch en administratief
terrein voor de oprichting van deze onderlinge fondsen. Personeelskosten zijn op grond
van punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 uitgesloten.
De steun voor de administratieve kosten is op grond van artikel 91, lid 2 van Verordening
(EG) nr. 1580/2007 het eerste jaar beperkt tot 5%, het tweede jaar tot 4% en het derde
jaar tot 2% van de bijdrage van de telersvereniging in het onderlinge fonds
|
606-61-325 Aflossing van kapitaal en renten van leningen bedoeld om maatregelen van crisispreventie
te financieren
Zie hierboven onder 603-58-316
|
Maatregel 7: Milieuacties
|
Voor alle milieuacties geldt dat deze moeten voldoen aan de vereisten van de Nederlandse Milieurichtsnoeren en de daarin vermelde nadere voorwaarden. De Nederlandse Milieurichtsnoeren zijn
opgenomen in paragraaf 4.3. van de Nederlandse Nationale strategie. De Europese Commissie
heeft de versie van de richtsnoeren, zoals deze na een bilateraal met de diensten
van de Commissie op 7 augustus 2008 tot stand is gekomen op 9 oktober 2008 goedgekeurd.
De in onderstaande tekst opgenomen bepalingen uit de Nederlandse Milieurichtsnoeren
zijn cursief weergegeven.
Artikel 103quater, lid 3 van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 vereist dat de operationele
programma’s twee of meer milieuacties moeten bevatten of dat minimaal 10% van de uitgaven
in het kader van de operationele programma’s milieuacties betreft.
Op basis van artikel 103septies van de hierboven genoemde Raadsverordening en artikel
58 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 is een nationale kader voor de milieuacties
vastgesteld, welk bij de Commissie ter goedkeuring is ingediend. Deze richtsnoeren
geven op hoofdlijnen aan welke milieumaatregelen kunnen worden genomen. De Commissie
toetst deze aan de doelstelling van artikel 174 van het Verdrag en van het Zesde Milieuactieprogramma
van de Europese Gemeenschap.
Maatregelen die in het kader van de Gemeenschappelijke Marktordening voor Groenten
en Fruit met EU-gelden worden gefinancierd kunnen niet worden uitgevoerd indien zij
niet in overeenstemming zijn met de nationale voorschriften, waarin de volgende richtlijnen
zijn geïmplementeerd:
|
|
Type acties: 701 Aankoop van vaste activa en 702 Andere vormen van verwerving van
vaste activa, zoals huur en leasing
Algemeen voorbehoud:
In geval van investeringen, huur en leasing geldt dat voldaan moet worden aan de aan
duurzame middelen gestelde eisen zoals vermeld in artikel 61, leden 3 (met name tweede
en derde alinea) en 6 en artikel 21 lid 1, punt f), onder i) en de punten 1, 6, 10
t/m 14, 19, 20, 22 en 23 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007. Ook
is interpretatieve nota 2008-07 van toepassing. Dit is nader uitgewerkt in onderdeel
A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen en onderdelen E GMO-waardige
en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw
en of verbouw.
Nederlandse Milieurichtsnoeren:
In het geval van investeringen in vaste activa, dienen deze gebruikt te worden voor
de doeleinden waarvoor de investering is gedaan, gedurende de gehele bedrijfseconomische
levensduur (afschrijvingsperiode of looptijd leasecontract) van de betreffende activa.
Het is wel mogelijk om deze activa gedurende de bedrijfseconomische levensduur te
vervangen, mits de voorwaarden van artikel 61, lid 3 van Verordening (EG) nr. 1580/2007
in aanmerking worden genomen en er significante milieuvoordelen zijn.
Waar bij de specifieke voorwaarden om een investering in aanmerking te nemen een percentage
energie- of waterbesparing van 25% is genoemd, wordt de startsituatie bepaald aan
het begin van de looptijd van het betreffende operationeel programma. De besparing
wordt beoordeeld in het kader van de investering en/of actie. De besparing moet worden
berekend op het niveau van de investering en/of actie. Dit betekent dat alleen vervangingsinvesteringen
betrokken kunnen zijn. Indien de investeringen niet een minimum aan energie- of waterbesparing
van ten minste 25% kan genereren, kunnen deze investeringen niet worden gezien als
een milieuactie. Wel kan deze investering dan onder andere maatregelen, voorzien in
de Nationale Strategie, worden gebracht.
In uitzonderlijke gevallen kan een lagere drempel van minimaal 10% kan worden geaccepteerd,
mits de actie andere milieuvoordelen waarborgt (bijvoorbeeld vermindering van bodemerosie
en/of vermindering van het gebruik van chemicaliën in combinatie met waterbesparing,
vermindering van de luchtvervuiling en/of het gebruik van herbruikbare energiebronnen
in combinatie met energiebesparing).
De verwachte besparing per energiesysteem wordt bij de indiening van het operationeel
jaarplan (of bij indiening gedurende het operationele jaar) beoordeeld op basis van
een technische specificatie van de leverancier van het systeem of een energiedeskundige
en dient bij de jaardeclaratie door de telersvereniging te worden onderbouwd. Indien
de investering naar verwachting geen 25 % energiebesparing oplevert, verdient het
aanbeveling deze investeringen onder een andere maatregel te rubriceren. In de meeste
gevallen zal dit maatregel 8 (Andere acties, Activiteit Milieuacties niet voorkomende
in de milieurichtsnoeren) zijn.
Conform artikel 103quater, lid 3 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun
voor de investeringen in vaste activa de extra kosten en het inkomensverlies die uit
de investering voortvloeien.
|
Activiteit: Milieugerichte investeringen
|
701-42-181 en 702-43-194 Investeringen in innovatieve en emissiebeperkende gewasbeschermingsapparatuur, zoals
spuitapparatuur, UV-belichtingswagens ter bestrijding van schimmelziekten, thermische
apparatuur, elektromagnetische apparatuur en innovatieve mechanische onkruidbestrijding
zijn subsidiabel:
voor zover deze investeringen tot doel hebben om het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen
te verminderen.
In aanmerking komen:
-
spuitapparatuur (bijvoorbeeld tunnelspuitmachine voor de fruitteelt; spuitapparatuur
met luchtondersteuning);
-
UV-licht ter bestrijding van schimmelziekten;
-
thermische apparatuur (onkruidbranders, heteluchtapparatuur);
-
elektromagnetische apparatuur (bijvoorbeeld Agriton machine).
-
mechanische onkruidbestrijdingsapparatuur
-
GPS systemen in het kader van de precisielandbouwtechnieken
In geval van spuitapparatuur dient de emissiebeperking te worden aangetoond. Bij voorkeur
aan de hand van bij het betreffende merk of type spuitapparatuur uitgevoerd onafhankelijk
onderzoek. Indien geen onafhankelijk onderzoeksrapport beschikbaar is, mag de reductie
ook worden aangetoond door middel van een (eventueel meerjarige) spuitregistratie
(aantal bespuitingen per teelt en gebruik per middel in kg werkzame stof per hectare
bespuiting per jaar). De nulsituatie (eventueel gemiddelde over voorgaande jaren)
dient dan concreet te worden weergegeven.
In geval van spuitrobots wordt uitsluitend het spuitmechanisme in aanmerking genomen.
Het transportsysteem om de spuit te verplaatsen naar de volgende rij of afdeling is
niet subsidiabel. Ook in geval van UV belichtingswagens is dit transportsysteem niet
subsidiabel.
GPS systemen in het kader van de precisielandbouwtechnieken:
De koppeling met de mechanische onkruidbestrijding is vervallen. Voorwaarde is dat
de inzet van GPS systemen leidt tot aantoonbaar positieve effecten op milieu en/of
kwaliteit door middel van precisie zaaien en/of planten, precisietoediening van meststoffen
en gewasbeschermingsmiddelen en precisie mechanische onkruidbestrijding.
|
701-42-182 en 702-43--195 Investeringen in insectengaas (uitsluitend bij vollegrondsteelten) zijn subsidiabel:
Ter wering van insecten, niet voor vervroeging. Agryldoek is uitsluitend toegestaan
voor koolsoorten en wortelen.
|
701-42-184 en 702-43-197 Investeringen in duurzame energie, zoals zonnepanelen(- collectoren),
windmolens, biobranders, voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing (reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen) van tenminste 25% (indien van toepassing 10%) geeft.
Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering
gebracht te worden.
Onderbouwing energiebesparing: De verwachte energiebesparing per energiesysteem wordt
bij de indiening van het operationeel jaarplan (of bij indiening gedurende het operationele
jaar) beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier of een
energiedeskundige. Bij de jaardeclaratie dient voor elk deelnemend teeltbedrijf de
jaarafrekening van de energieleverancier (zodra beschikbaar) en een opgave van het
historisch energieverbruik te worden overlegd. De energiebesparing c.q. reductie van
het energieverbruik uit fossiele brandstoffen moet worden aangetoond door middel van
een berekening door een energiedeskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis
van modelberekeningen.
Zie ook 801-55-292 en 802-56-298
|
701-42-185 en 702-43-198 Investeringen in WKK installaties zijn subsidiabel:
voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing (reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen) van tenminste 25% (indien van toepassing 10%) geeft.
Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering
gebracht te worden.
Onderbouwing energiebesparing: Het verwachte energetisch rendement van de investering
wordt bij de indiening van het operationeel jaarplan (of bij indiening gedurende het
operationele jaar) beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier
of een energiedeskundige. Bij de jaardeclaratie dient voor elk deelnemend teeltbedrijf
de jaarafrekening van de energieleverancier (zodra beschikbaar) en een opgave van
het historisch energieverbruik te worden overlegd. De energiebesparing c.q. reductie
van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen moet worden aangetoond door middel
van een berekening door een energiedeskundige. Deze berekening mag worden gemaakt
op basis van modelberekeningen.
Zie ook 801-55-293 en 802-56-299
|
701-42-186 en 702-43-199 Investeringen in aardwarmte zijn subsidiabel:
voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing (reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen) van minstens 25% (indien van toepassing 10%) geeft.
Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering
gebracht te worden.
Onderbouwing energiebesparing: De verwachte energiebesparing per energiesysteem wordt
bij de indiening van het operationeel jaarplan (of bij indiening gedurende het operationele
jaar) beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier of een
energiedeskundige. Bij de jaardeclaratie dient voor elk deelnemend teeltbedrijf de
jaarafrekening van de energieleverancier (zodra beschikbaar) en een opgave van het
historisch energieverbruik te worden overlegd. De energiebesparing c.q. reductie van
het energieverbruik uit fossiele brandstoffen moet worden aangetoond door middel van
een berekening door een energiedeskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis
van modelberekeningen.
Zie ook 801-55-294 en 802-56-300
|
701-42-187 en 701-43-200 Investeringen in rookgasreinigers en bijbehorende meetapparatuur ter reductie van CO2 en Nox emissie zijn subsidiabel:
Rookgasreinigers worden ingezet om emissie van schadelijke stoffen te beperken en
CO2 af te vangen ten behoeve van dosering aan het gewas in de kassen. Vanaf 1-04-2010
zijn de wettelijke emissie eisen voor o.a. NOx aangescherpt (Besluit Emissie-eisen Middelgrote Stookinstallaties 21-12-2009). Hierdoor is het gebruik van rookgasreinigers bij nieuwe stookinstallaties
noodzakelijk geworden om aan de wettelijke emissie eisen te voldoen en dus niet meer
bovenwettelijk. Dit heeft gevolgen voor de subsidiabiliteit:
-
In geval van aanschaf ten behoeve van een bestaande stookinstallatie is de rookgasreiniger nog tot 1 januari 2017 bovenwettelijk en wordt
100 % van de kosten in aanmerking genomen.
-
In geval van aanschaf ten behoeve van een nieuwe stookinstallatie worden uitsluitend de meerkosten van de bovenwettelijke reductie
NOx emissie van een rookgasreiniger t.o.v. een standaardrookgasreiniger in aanmerking
genomen. Deze bovenwettelijke reductie dient te blijken uit de specificatie van de
leverancier (vooraf) en de (wettelijk verplichte) metingen van de emissieconcentratie
na ingebruikstelling).
-
Uitsluitend de rookgasreiniger zelf inclusief bijbehorende meet- en regelapparatuur
is subsidiabel. Bouwvoorzieningen en buitenomkasting van de WKK ruimte worden toegerekend
aan de WKK en worden derhalve bij de rookgasreiniger niet in aanmerking genomen. Voorzieningen
voor distributie van CO2 in de kas, alsmede voorzieningen voor de CO2 regeling in
de kas CO2 units) zijn niet subsidiabel.
Toelichting
Het Besluit Emissie-eisen Middelgrote Stookinstallaties (BEMS) is op 21 december 2009 in Staatsblad 547 gepubliceerd en is in werking getreden
op 1 april 2010. De in het besluit vastgestelde emissiegrenswaarden gelden direct
voor installaties die na de inwerkingtreding van dit besluit worden geplaatst en in
gebruik genomen. De bestaande installaties hebben een overgangstermijn tot 1 januari
2017 waarna zij ook aan de genoemde waarden moeten voldoen.
Voor gasgestookte zuigermotoren is de emissiegrenswaarde voor nieuwe installaties aangescherpt tot 30 gram NOx per gigajoule of 100 gram NOx per normaal kubieke meter.
Uitzonderingen, waarvoor in afwijking hiervan een emissiegrenswaarde van 100 gram NOx per gigajoule of 340 milligram NOx per normaal kubieke meter geldt, zijn:
Voor overige categorieën: zie BEMS artikel 2.1.1 t/m 2.1.5 en de Nota van toelichting.
|
701-42-188 en 702-43-201 Investeringen in aansluitingen op een CO2 netwerk zijn subsidiabel:
Betreft CO2 clustering tussen verschillende bedrijven en aansluitingen op CO2 netwerken
als OCAP. Daar de aansluiting op OCAP niet in eigendom komt, dienen de kosten hiervan
op 702 te worden opgevoerd.
Eventuele op het CO2 netwerk aangesloten voorzieningen voor CO2 opslag zijn eveneens
subsidiabel.
In geval van CO2 clustering zijn investeringen voor aansluitingen van belendende telers
eveneens subsidiabel, gerekend tot/vanaf de erfscheiding van de leverende en ontvangende
telers, mits lid van de telersvereniging (c.q. betrokken GMO erkende telersverenigingen).
Voorzieningen voor distributie van CO2 in de kas, alsmede voorzieningen voor de CO2
regeling in de kas (CO2 units) zijn niet subsidiabel.
|
701-42-189 en 702-43-202 Investeringen in warmtepompen, warmtewisselaars, warmte- en koudebuffering (aquifers, WOK/warmtebuffertank) zijn subsidiabel:
voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing van minstens 25%
(indien van toepassing 10%) geeft.
Deze begrotingsregel is bestemd voor bedrijven anders dan glastuinbouwbedrijven.
Glastuinbouwbedrijven: zie begrotingsregel 701-42-190 of 702-43-203 Investeringen
in het kader van het programma “Kas als Energiebron” - “Het nieuwe telen”
In geval van energieclustering zijn investeringen voor aansluitingen van belendende
telers eveneens subsidiabel, gerekend tot/vanaf de erfscheiding van de leverende en
ontvangende telers, mits lid van de telersvereniging (c.q. betrokken GMO erkende telersverenigingen).
Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering
gebracht te worden.
Onderbouwing energiebesparing: De verwachte energiebesparing per energiesysteem wordt
bij de indiening van het operationeel jaarplan (of bij indiening gedurende het operationele
jaar) beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier of een
energiedeskundige. Bij de jaardeclaratie dient voor elk deelnemend teeltbedrijf de
jaarafrekening van de energieleverancier (zodra beschikbaar) en een opgave van het
historisch energieverbruik te worden overlegd. De energiebesparing c.q. reductie van
het energieverbruik uit fossiele brandstoffen moet worden aangetoond door middel van
een berekening door een energiedeskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis
van modelberekeningen.
Zie ook 801-55-296 en 802-56-302
|
701-42-190 en 702-43-203 Investeringen in het kader van het programma “Kas als Energiebron”
- “Het nieuwe telen” (installaties voor een gesloten / semi-gesloten kas) zijn subsidiabel voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing van tenminste 25%
(indien van toepassing 10%) geeft:
Installaties zijn subsidiabel, uitsluitend als onderdeel van een totaalconcept. (Om aan de eis van 25 % energiebesparing te voldoen zullen systemen en installaties
gecombineerd moeten worden).
Hieronder vallen naast het semi-gesloten kassysteem de volgende te combineren systemen
en installaties:
-
Buitenluchtaanzuiging in combinatie met een tweede beweegbaar energiescherm;
-
Energiebesparend ventilatiesysteem met warmteterugwinning en/of voorverwarming;
-
Andere luchtbehandelingsystemen;
-
Hogedrukvernevelingsysteem (adiabatische koeling met een druppelgrootte 5 tot maximaal 15 micron);
-
Warmtewisselingsysteem;
-
Warmtepomp;
-
Seizoensopslagsysteem voor warmte en koude (aquifer);
-
Warmtebuffertank;
-
Tweede energiescherm*. De energiebesparing met het doek dicht is minimaal 45%. De
energiebesparing is een doekeigenschap.
-
Energie extensieve bedrijven (verbruik< 25 Nm3 aardgasequivalent/m2) tevens het eerste
energieschermscherm*. De energiebesparing met het doek dicht is minimaal 35%. De energiebesparing is een doekeigenschap.
-
Gevelscherm*. De energiebesparing met het scherm dicht is minimaal 40%. De energiebesparing is een doekeigenschap.
*) Dit mag geen (wettelijk verplicht) scherm voor lichtafscherming of (teeltkundig
vereist) gevelscherm zijn (d.w.z. scherm is lichtdoorlatend).
In geval van energieclustering zijn investeringen voor aansluitingen van belendende
telers eveneens subsidiabel, gerekend tot/vanaf de erfscheiding van de leverende en
ontvangende telers, mits lid van de telersvereniging (c.q. betrokken GMO erkende telersverenigingen).
Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering
gebracht te worden.
Onderbouwing energiebesparing: De verwachte energiebesparing per energiesysteem wordt
bij de indiening van het operationeel jaarplan (of bij indiening gedurende het operationele
jaar) beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier of een
energiedeskundige. Bij de jaardeclaratie dient voor elk deelnemend teeltbedrijf de
jaarafrekening van de energieleverancier (zodra beschikbaar) en een opgave van het
historisch energieverbruik te worden overlegd. De energiebesparing c.q. reductie van
het energieverbruik uit fossiele brandstoffen moet worden aangetoond door middel van
een berekening door een energiedeskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis
van modelberekeningen.
Zie ook 801-55-297 en 802-56-303
|
701-42-191 en 702-42-204 Investeringen in zelfpersende containers zijn subsidiabel:
Alleen de meerkosten ten opzichte van een normale container worden in aanmerking genomen.
|
|
Algemeen voorbehoud overige actietypen :
In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld
aan personeel van punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007,
nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.
In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van
punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 niet door eigen
personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage
ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria
subsidiabele kosten, 3. Overige kosten.
Nederlandse Milieurichtsnoeren:
De steun voor milieuacties, andere dan de verkrijging van vaste activa, moet worden
gelimiteerd tot de maximum bedragen voor agromilieubetalingen die zijn opgenomen in
de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1698/2005. Om rekening te houden met specifieke
omstandigheden die in de Nationale Strategie, als bedoeld in artikel 57 van Verordening
(EG) nr. 1580/2007, naar behoren zijn gemotiveerd, mogen deze bedragen worden verhoogd.
Indien van toepassing, zijn deze derogaties beschreven en gemotiveerd in de niet-limitatieve
lijst van acties.
Voor alle milieuacties, met uitzondering van de verkrijging van vaste activa, zoals
benoemd in de niet-limitatieve lijst van acties, geldt dat de telersvereniging of
haar leden de verplichting hebben om de subsidiabele technische middelen waarvoor
steun wordt verleend, te gebruiken voor de doeleinden zoals goedgekeurd in het operationele
programma. Telersverenigingen zijn verplicht om dit soort acties gedurende de gehele
looptijd van het operationeel programma te handhaven. Indien dit noodzakelijk is om
de looptijd te bereiken die van toepassing is voor soortgelijke agromilieumaatregelen
in het Plattelandsontwikkelingsprogramma, dient deze actie eveneens in een volgend
operationeel programma opgenomen te worden. (In het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma
is deze periode vastgesteld op zes jaar (2007-2013, na 2013 is het mogelijk dat nieuwe
termijnen worden vastgesteld). Deze vereisten zijn van toepassing op de volgende acties
die in deze Richtsnoeren zijn opgenomen: “biologische productie”, “geïntegreerde productie”
en “acties om de bodem te beschermen”.
In het geval personeel wordt ingezet voor de milieuacties, zijn de voorschiften van
punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 van toepassing.
(Zie verder onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten).
Het operationeel programma van de telersvereniging moet de specifieke taken van dit
personeel gedetailleerd beschrijven. Alleen de additionele werkelijke bestede tijd
aan de relevante taken en welke op urenstaten wordt bijgehouden komt in aanmerking
voor EU-financiering.
|
|
Type actie/activiteit: 703 Biologische productie
Nederlandse Milieurichtsnoeren:
Onder deze activiteit opgenomen acties kunnen slechts worden goedgekeurd indien de
vereisten voor biologische productie in acht worden genomen, zoals opgenomen in Verordening
(EG) nr. 834/2007 (vanaf 1 januari 2009). Vanwege het grote belang van dit type milieuacties,
de hoogte van de werkelijk uit de actie voortvloeiende additionele kosten en daarom
de noodzaak om zoveel mogelijk de reële kosten te honoreren, zodat zoveel mogelijk
telers de actie uitvoeren, is de derogatie als bedoeld in artikel 60, lid 2, vierde
alinea van Commissieverordening (EG) nr. 1580/2007 van toepassing. Daarom komen de
werkelijke uit de actie voortvloeiende additionele kosten in aanmerking voor steun.
Uitsluitend door Skal (conform Verordening (EG) nr. 834/2007) gecertificeerde biologische
teeltbedrijven komen hiervoor in aanmerking. Deelnemers dienen te beschikken over
een geldig Skal certificaat of een bevestiging van Skal, dat het bedrijf in omschakeling
is naar biologische productie.
Deze actie/activiteit komt in aanmerking voor 60 % subsidie.
|
703-44-207 (60 % subsidie) Composteringsplaatsen
Composteringsplaatsen voor zover de verkregen compost wordt aangewend in het betreffende
eigen bedrijf of voor gebruik wordt verkocht zijn subsidiabel. Verkregen additionele inkomsten en gerealiseerde kostenbesparingen moeten van de subsidiabele
uitgaven worden afgetrokken. Uitsluitend de bovenwettelijke kosten zijn subsidiabel.
|
703-44-208 (60 % subsidie) Uitgaven voor aankoop van mest en/of compost, afkomstig
van Skal gecertificeerde biologische landbouwbedrijven. Het gebruik van biologische mest en compost bij de biologische productie is subsidiabel.
Voor biologische mest bestaat een forfait van maximaal € 160 per ha (op basis van
vaste rundveemest maximaal. 20 ton per ha of rundveedrijfmest maximaal 30 ton/ha).
In geval van compost zijn de meerkosten ten opzichte van gangbare compost subsidiabel.
Door Skal op biologische bedrijven toegelaten groencompost, niet afkomstig van biologische
landbouwbedrijven wordt niet in aanmerking genomen.
De biologische oorsprong van de mest c.q. compost dient bij de jaardeclaratie te worden
aangetoond door middel van een factuur en een afleverbon met vermelding van Skalnummer
en “eko” of “bio” en het Skal certificaat van de leverancier. (In plaats van Skal
certificaten kan ook volstaan worden met een lijst van Skal gecertificeerde leveranciers
+ Skalnr. Deze kan op de Skal website geverifieerd worden).
Daarnaast dient per deelnemende teler een opgave te worden verstrekt van:
|
703-44-209 (60 % subsidie) Activering bodemleven door middel van toediening van micro-organismen
Activering bodemleven (het toedienen van micro-organismen, zogenoemde “starters” om
de juiste bacteriën en schimmels te enten), met de bedoeling de bodemvruchtbaarheid
te verbeteren is subsidiabel.
De betreffende middelen dienen vooraf aan het PT ter goedkeuring te worden voorgelegd.
|
703-44-291 Meerkosten voor biologische vermeerdering of opkweek van uitgangsmateriaal,
alsmede de meerkosten van niet-chemische behandeling bij zaden van gangbare oorsprong,
alleen indien gecertifceerd door Skal (forfait)
Additionele kosten voor Skal gecertificeerd zaai-, plant- en pootgoed in vergelijking
met conventioneel zaai-, plant- en pootgoed zijn subsidiabel. Dit punt is subsidiabel
op grond van punt 1, vierde streepje van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007.
Het zaai-, plant- en pootgoed moet daadwerkelijk voor de biologische productie worden
gebruikt.
Voor uitgangsmateriaal, dat door Skal is toegelaten op biologische teeltbedrijven
bestaat de mogelijkheid de meerkosten voor de biologische vermeerdering of opkweek,
alsmede de meerkosten van niet-chemische behandeling bij zaden van gangbare oorsprong
onder de GMO te brengen. Conformiteit met de Skal regelgeving dient aangetoond te
worden door middel van de verwijzingen op de factuur en afleverbon / plantenpaspoort
(vermelding van Skalnummer en “eko” of “bio” en indien van toepassing “niet-behandeld”
of “niet ontsmet”) en het Skal certificaat van de leverancier. De afleverbonnen /
plantenpaspoorten dienen bij de jaardeclaratie ter controle beschikbaar te zijn.
(In plaats van Skal certificaten kan ook volstaan worden met een lijst van Skal gecertificeerde
leveranciers + Skalnr. Deze kan op de Skal website geverifieerd worden).
De volgende forfaitaire tarieven gelden in 2011:
1) biologisch vermeerderd zaaizaad:
a) glas (vruchtgroenten): 25 % van de (kale) aankoopprijs
b) vollegrond en glas (overige gewassen): 45 % van de (kale) aankoopprijs
c) industrieteelten: 40 % van de (kale) aankoopprijs
2) niet-chemisch behandeld zaaizaad 12 % van de (kale) aankoopprijs
exclusief glas (vruchtgroenten)
exclusief industrieteelten
3) biologisch opgekweekt poot- en plantgoed: 25 % van de (kale) aankoopprijs
exclusief enten
4) biologisch geteelde witlofpennen: 50 % van de (kale) aankoopprijs
Het PT zal voor de onderbouwing bij de jaardeclaratie een format toesturen.
|
|
Type actie/activiteit: 704 Geïntegreerde productie
Nederlandse Milieurichtsnoeren:
Gebaseerd op artikel 103quater, lid 3 van Verordening (EG) nr. 1234/2007, betreft
dit de additionele kosten. Bovendien moeten kostenbesparingen in aanmerking worden
genomen. Vanzelfsprekend moeten deze boven hetgeen gaan wat nationaal en communautair
wettelijk is geregeld.
De kosten voor geïntegreerde productie komen op grond van punt 1, vierde streepje
van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 in aanmerking voor financiële
steun. In Nederland zijn er geen nationale of regionale regels voor geïntegreerde
productie. Vanwege het grote belang van dit type milieuacties, de hoogte van de werkelijk
uit de actie voortvloeiende additionele kosten en daarom de noodzaak om zoveel mogelijk
de reële kosten te honoreren, zodat zoveel mogelijk telers de actie uitvoeren, is
de derogatie als bedoeld in artikel 60, lid 2, vierde alinea van Commissieverordening
(EG) nr. 1580/2007 van toepassing. Daarom komen de werkelijke uit de actie voortvloeiende
additionele kosten in aanmerking voor steun.
|
704-45-216 Meerkosten voor zaaizaad van rassen met extra resistentie(s) en virusvrij
zaaizaad (forfait):
Uitgaven voor resistent zaad, mits additionele inkomsten en kostenbesparingen van
de subsidiabele uitgaven worden afgetrokken.
-
er dient gedetailleerd onderbouwd te worden dat er sprake is van een extra (nieuwe)
resistentie ten opzichte van standaardrassen (algemeen gebruikte rassen). Hiertoe
dient documentatie overlegd te worden waarin een vergelijking gemaakt wordt tussen
de belangrijkste standaardrassen en het ras met de extra resistentie. Dit dient bij
voorkeur te gebeuren aan de hand van rasbeschrijvingen van de NAK.
-
uitsluitend meerkosten ten opzichte van een gangbaar standaardras zijn subsidiabel.
In geval er geen forfait is vastgesteld, dient een prijsvergelijking te worden gemaakt
tussen de standaardrassen en het ras met de extra resistentie. Uitgaven voor gecoat
zaaizaad dienen hierbij buiten beschouwing te worden gelaten.
de volgende forfaitaire tarieven gelden in 2011:
-
paprika resistentie tabaksmozaiekvirus TM3 € 70 per 1000 zaden;
-
komkommer tolerantie echte meeldauw Sf (Sphaerotheca fusca) (Sf fuliginea) € 40 per
1000 zaden;
-
radijs resistentie Fusarium oxysporum € 50 per 100.000 zaden;
-
tomaat resistentie echte meeldauw On (Oïdium lycopersicum) (vooralsnog) werkelijke
meerkosten;
-
ijsbergsla resistentie bladluis Nasanovia (vooralsnog) werkelijke meerkosten.
Bij de jaardeclaratie dienen de meerkosten van plantmateriaal en zaden ter onderbouwing
en ten behoeve van een nadere beoordeling door het PT, op de hierna beschreven wijze
te worden uitgesplitst.
Het totaal gedeclareerde bedrag dient per teler/lid te worden uitgesplitst, waarbij
de volgende criteria dienen te worden genoemd:
-
naam en aanvoer-/lidnummer teler
-
soort gewas
-
areaal
-
aantal planten/zaden per teler per gewas
-
aantal planten/zaden per m2 gewas
-
totaalbedrag teler per gewas
-
bedrag in euro per m2 gewas
-
naam leverancier
Het PT zal voor dit doel een format toesturen.
Bij de jaardeclaratie dienen afleverbonnen / plantenpaspoorten ter controle beschikbaar
te zijn.
|
704-45-217 Uitgaven voor geënt plantmateriaal (forfait)
Uitgaven voor enten van plantmateriaal, met het doel minder chemische middelen te
gebruiken. Op basis van punt 1 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007
is hier in Nederland een forfaitair tarief voor vastgesteld. Dit punt is subsidiabel
op grond van punt 1, vierde streepje van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007.
-
Het volgende forfaitaire tarief geldt in 2011:
voor tomaten, aubergines, paprika’s, courgettes en komkommers € 0,75 per plant (inclusief
zaadkosten onderstam).
-
In alle andere gevallen gelden de werkelijke meerkosten ten opzichte van een niet-geënte
plant met een maximum van € 0,75 per plant.
Bij de jaardeclaratie dienen de meer kosten van plantmateriaal en zaden ter onderbouwing
en ten behoeve van een nadere beoordeling door het PT, op de hierna beschreven wijze
te worden uitgesplitst.
Het totaal gedeclareerde bedrag dient per teler/lid te worden uitgesplitst, waarbij
de volgende criteria dienen te worden genoemd:
-
naam en aanvoer-/lidnummer teler
-
soort gewas en type plant (al dan niet getopt)
-
areaal
-
aantal planten/zaden per teler per gewas
-
aantal planten/zaden per m2 gewas
-
totaalbedrag teler per gewas
-
bedrag in euro per m2 gewas
-
naam leverancier
Het PT zal voor dit doel een format toesturen.
Bij de jaardeclaratie dienen afleverbonnen / plantenpaspoorten ter controle beschikbaar
te zijn.
|
704-45-218 Uitgaven voor biologische gewasbescherming, signaalplaten en - als onderdeel
van het totaalpakket - specifieke begeleiding ten behoeve van biologische gewasbescherming
Uitgaven voor biologische bestrijding zijn subsidiabel, mits additionele inkomsten
en kostenbesparingen van de subsidiabele uitgaven worden afgetrokken.
De volgende uitgaven voor biologische gewasbescherming zijn subsidiabel:
-
1. Natuurlijke vijanden: macrobiologische bestrijders (voornamelijk insecten en mijten)
en aaltjes, mits toegelaten op grond van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet (Wijziging Regeling van 25 januari 2005, Stcrt 2005, 23 : Artikel 1b vijfde lid, Artikel 1c en Bijlagen 5, 6 en 7 en eventueel volgende besluiten);
-
2. Natuurlijke vijanden: microbiologische bestrijders (schimmels, bacteriën, virussen),
mits toegelaten in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;
-
3. Overige biologische middelen (ook wel Gewasbeschermingsmiddelen van Natuurlijke Oorsprong
– GNO’s), mits toegelaten in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden Zie hiervoor www.ctb.agro.nl;
-
4. Middelen voor feromoonverwarring, mits toegelaten in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;
-
5. Feromonen als lokstof in vallen of op rollertraps (inclusief vallen) en vangplaten;
-
6. Middelen waarvan het wettelijk toegestaan gebruik gemotiveerd wordt met verwijzing
naar de Regeling Uitzondering Bestrijdingsmiddelen (RUB) worden niet in aanmerking genomen. In afwijking hierop is het middel kalkmelk voor de fruitteelt
wel subsidiabel.
-
7. Overige biologische middelen (wettelijk toegelaten GNO’s) dienen voor de goedkeuring
van het operationeel jaarplan door het PT te zijn beoordeeld. Hiertoe dient uiterlijk
bij de definitieve indiening van het operationeel jaarplan een lijst ter goedkeuring
aan het PT te worden voorgelegd.
-
8. Het effect van biologische bestrijding dient onderbouwd te worden met betrekking tot
het terugdringen van het gebruik van werkzame stof uit chemische gewasbeschermingsmiddelen.
Hiertoe is het noodzakelijk, dat de telersverenigingen jaarlijks aan de hand van registraties
van de teeltbedrijven het totale gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare
opgeven, uitgesplitst naar gewas(groep). De verbruikscijfers 2010 dienen als startsituatie
voor het operationeel jaarplan 2011. Deze verbruikscijfers dienen uiterlijk op 1 mei
2011 aan het PT te worden overlegd. (Deze dienen tevens ter onderbouwing van de jaardeclaratie
2010).
-
9.
Naast de inzet van bovenstaande biologische gewasbeschermingsmiddelen zijn tevens
de uitgaven van specifieke begeleiding ten behoeve van biologische gewasbescherming
subsidiabel. Als onderdeel van een totaalpakket is splitsing van de factuur naar daadwerkelijke
inzet van biologische gewasbeschermingsmiddelen en begeleiding niet noodzakelijk.
Bij de jaardeclaratie dienen de kosten van biologische gewasbeschermingsmiddelen ter
onderbouwing en ten behoeve van een nadere beoordeling door het PT, op de hierna beschreven
wijze te worden uitgesplitst.
Het totaal gedeclareerde bedrag dient per teler/lid te worden uitgesplitst, waarbij
de volgende criteria dienen te worden genoemd:
-
naam en aanvoer-/lidnummer teler
-
soort gewas
-
areaal
-
totaalbedrag teler per gewas
-
bedrag in euro per m2 gewas
-
naam leverancier
Het PT zal voor dit doel een format toesturen.
Tevens dient een overzicht van de ingezette biologische gewasbeschermingsmiddelen
op niveau van de telersvereniging te worden overlegd.
|
704-45-334 Overige uitgaven voor biologische of geïntegreerde gewasbescherming en
voorkomen van ziekten en plagen (Agri Hot Knife messen ter voorkoming van verspreiding
van virussen in het komkommergewas, vliegenlampen, sporefilters, afdichtingsmateriaal
champignoncellen e.a.)
Deze uitgaven zijn subsidiabel onder dezelfde voorwaarden als gesteld bij begrotingsregel
704- 45-218 punt 8. en 9.
|
Uitgaven voor gewas-, water- en bodemanalyses zijn subsidiabel, voor zover dit is
opgenomen in de geïntegreerde productie en wordt gecombineerd met andere in deze Richtlijnen
opgenomen milieuacties, die als doel hebben om het gebruik van chemische middelen
te verminderen.
Kosten voor gewas-, water- en bodemanalyses kunnen worden opgevoerd onder Maatregel
5, Actie 502 Activiteit Geïntegreerde productie of geïntegreerde plaagbestrijding
|
|
Type actie: 705 Beter gebruik en/of beheer van water, zoals waterbesparing en drainage
Momenteel niet van toepassing.
|
Type actie: 706 Acties voor bodemonderhoud
Momenteel niet van toepassing.
|
Type actie: 707 Acties voor de aanleg of het behoud van habitats die gunstig zijn
voor de diversiteit
Niet van toepassing
|
Type actie: 708 Energiebesparingsacties
Zie Maatregel 4 Onderzoek en Experimentele Productie, Actie 403, Activiteit Milieu
en Maatregel 5 Opleidingsacties en Advies diensten, Actie 503, Activiteit Andere milieukwesties.
|
|
Type actie: 709 Acties om de afvalproductie te verminderen en het afvalbeheer te verbeteren
|
Activiteit: Afvalverwerking en recycling afvalstromen
|
709-46-219 Uitgaven voor recycling van afval (inclusief compostering en stomen van
substraat), mits bovenwettelijk en biologisch afbreekbaar folie voor onkruidbestrijding:
Recycling van afval (inclusief compostering) in overeenstemming met de voorwaarden
van bijlage 2 (is deel G) van de milieurichtsnoeren. De vereisten uit bijlage 2 (is
deel G) zijn van toepassing.
-
De uitgaven dienen bovenwettelijk te zijn.
-
Subsidiabel zijn de verwerkingskosten en uitgaven voor recycling en compostering van
afval dat achterblijft na een teelt of verwerking (bijvoorbeeld groenafval, substraten
etc., maar bijvoorbeeld geen bouw- en sloopafval). Naast recycling en compostering
worden ook de verwerkingskosten voor vergisting gericht op het produceren van biogas
en verbranden met energieterugwinning (biomassacentrale, opwekking electriciteit)
in aanmerking genomen.
-
De fractie bedrijfsafval/agrarisch afval/niet composteerbaar tuinbouwafval (voorheen
met een maximum van € 33,50 per ton) is niet meer subsidiabel.
-
Voor de subsidiabele kosten is een maximum per ha bepaald. Het maximum bedrag per
ha geldt per teeltbedrijf afzonderlijk en niet voor het gehele deelnemend areaal.
De per teeltbedrijf gemaakte subsidiabele kosten mogen worden opgevoerd met in achtneming
van onderstaande maxima:
-
€ 3.500 per ha voor tomaat, paprika, aubergine en peper;
-
€ 2.000 per ha per teeltwisseling voor komkommer, komkommer / nateelt tomaat, courgette,
augurk en aardbei;
-
Voor de overige gewassen onder glas geldt per teeltbedrijf dat 50 % van de subsidiabele
kosten mag worden opgevoerd tot een maximum van € 3.500 per ha;
-
Voor de vollegrondsgroenten geldt per teeltbedrijf dat 50 % van de subsidiabele kosten
mag worden opgevoerd.
-
Externe diensten ten aanzien van afvalverwerking en recycling afvalstromen en uitgaven
voor stomen van substraat vallen ook onder het maximum per hectare.
-
Onder deze subactiviteit vallen ook de meerkosten van biologisch afbreekbaar folie
voor onkruidbestrijding in vollegrondsteelten. Deze kosten vallen evenwel niet onder
het maximum per hectare.
-
Transportkosten zijn niet subsidiabel.
Zie verder deel G Afvalbeheer op het teeltbedrijf.
Voor de onderbouwing bij de jaardeclaratie zal het PT een format toesturen.
Bij de jaardeclaratie dienen de transportbegeleidingsbrieven/PMV formulieren behorende
bij de gedeclareerde facturen ter controle beschikbaar te zijn.
|
709-46-220 Uitgaven voor meermalig fust en pallets (exclusief aanschafkosten) (forfait)
zijn subsidiabel:
Hergebruik van meermalige verpakkingen en pallets
Dit betreft de huurkosten met betrekking tot de roulatie van meermalige verpakkingen
en pallets. De aanschaf/afschrijving hiervan is niet subsidiabel op grond van punt
1 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007. Op basis van onderzoek is bepaald
dat 75% van de totale huurkosten van meermalige verpakkingen (EPS) bestaat uit roulatiekosten
en 25% betrekking heeft op de door de verhuurder doorberekende afschrijving/aanschaf.
Daarom is 75% van de huurprijs subsidiabel. In navolging van interpretatieve nota
nr. 22-20008 van juli 2008 zal voor dit forfaitaire tarief een nieuwe berekening worden
gemaakt. Gebaseerd op de huidige praktijk kunnen de totale subsidiabel uitgaven voor
acties met betrekking tot verpakkingen, inclusief het hergebruik van meermalige verpakkingen,
niet meer dan 20% van het totale actiefonds uitmaken.
-
De kosten voor meermalig fust (o.a. EPS, IFCO) kunnen in de declaratie worden opgenomen.
Het is echter niet mogelijk om afschrijvings- c.q. aanschafkosten voor meermalig poolfust
in de declaratie op te nemen. Daarom heeft het PT een forfaitair standaardtarief van
75% van de huurkosten van meermalig poolfust vastgesteld. (Het forfait is opnieuw
vastgesteld en blijft ongewijzigd). Voorwaarde is wel dat dit poolfust gebruikt wordt
richting de retail. De telersvereniging sluit een contract af met de poolorganisatie,
bijvoorbeeld EPS.
-
De uitgaven mogen maximaal 20 % van het actiefonds bedragen.
-
Bij de jaardeclaratie dient u aan te geven of u declareert op ingaande of uitgaande
fuststromen. Ook dient de verhouding tussen ingaande en uitgaande fuststromen te worden
aangegeven.
-
Bij de jaardeclaratie dient u een overzicht van roulaties per type fust (aantal x
tarief x forfait 75 %) te overleggen. Het PT stelt een format ter beschikking.
|
|
Type actie: 710 Andere acties
|
Activiteit: Milieuverantwoorde bedrijfsvoering
|
710-47-223 Teeltbedrijf en 710-47-322 DC: Begeleiding, audits, certificering en membershipfees
van (inter)nationaal maatschappelijk aanvaarde milieuzorgsystemen (Teeltbedrijf: GlobalGAP,
Milieukeur (AMK) en DC: ISO 14001) zijn subsidiabel:
Deelname aan (inter)nationaal maatschappelijk aanvaarde milieuzorgsystemen (inclusief
Gobal/GAP). Deze systemen moeten open staan voor alle groenten- en fruittelers. Het
milieuzorgsysteem moet bindende specificaties omvatten met betrekking tot productiemethoden
en, voor wat betreft de milieubescherming, moet het verder gaan dan wat is beschreven
in artikel 30, lid 3, van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005. De naleving van de
voorwaarden moet onderwerp zijn van een onafhankelijke controle door gekwalificeerde
personen/organen.
De begrotingsregels voor begeleiding (onder maatregel 5) en membershipfees van kwaliteits-
en milieuzorgsystemen zijn vervallen. De kosten voor deze onderdelen kunnen met ingang
van OJ 2010 samen met de kosten voor audits en certificering op deze begrotingsregel
worden opgevoerd.
Indien in geval van telers werkzaamheden door externen voor kwaliteitszorgsystemen
(HACCP, BRC/IFS, Tesco’s Nature’s Choice) samen met werkzaamheden voor GlobalGAP worden
uitgevoerd en ook als zodanig worden geoffreerd en gefactureerd, behoeven deze niet
te worden uitgesplitst en mogen deze in zijn geheel worden opgevoerd op deze begrotingsregel
Ter onderbouwing dienen er bij de jaardeclaratie cijfers met betrekking tot de deelname
van telers aan deze systemen te worden overlegd, te weten:
-
aantal deelnemers per zorgsysteem;
-
toe- en afname ten opzichte van het vorig jaar;
-
aantal gecertificeerde deelnemers;
-
percentage gecertificeerde productie ten opzichte van de verkochte productie.
Het PT stelt een format ter beschikking.
|
710-47-224 Uitgaven voor het ontwikkelen van materialen voor milieuzorgsystemen (drukwerk
van telersmappen, ontwikkeling van borden met bezoekersregels, hygiëneregels). Betreft
o.a. GlobalGAP, Milieukeur (AMK) en ISO 14001.
|
710-47-223 Personeelskosten voor milieuzorgsystemen, zoals GlobalGAP, Milieukeur (AMK)
en ISO 14001
Personeelskosten voor milieuzorgsystemen zijn subsidiabel, voor zover ze benodigd
zijn voor de deelname in de milieuzorgsystemen (inclusief Global/GAP).
|
710-47-335 Registratie modules ten behoeve van milieuzorgsystemen (GlobalGAP e.a.)
Op deze begrotingsregel kunnen kosten voor het ontwikkelen en verbeteren (niet het
exploiteren, dat wil zeggen alle activiteiten na ingebruikname) van ICT en registratiemodules
ten behoeve van milieuzorgsystemen (GlobalGAP) worden opgevoerd.
Bij jaarlijkse licenties voor registratiemodules wordt 50 % van de kosten in aanmerking
genomen.
De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2.15 Uitgaven voor
duurzame goederen op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.
|
Stomen van substraten
Zie onder Actietype 709 Acties om de afvalproductie te verminderen en het afvalbeheer
te verbeteren - Activiteit Afvalverwerking en recycling afvalstromen - Subactiviteit
Uitgaven voor recycling van afval
|
|
|
Type actie/activiteit: 711 Vervoer
|
Extra vervoerkosten bij vervoer per spoor/schip als onderdeel van een milieubeschermingsmaatregel
Extra externe vervoerskosten voor vervoer over het spoor of water, vergeleken met
de kosten voor vervoer over de weg. Dit voor vervoer over het spoor/water in plaats
van over de weg, als onderdeel van de milieubeschermingsmaatregel.
Momenteel niet van toepassing.
|
|
Type actie/activiteit: 712 Afzet
Momenteel niet van toepassing.
|
Type actie/activiteit: 712 Afzet
Momenteel niet van toepassing.
|
Maatregel 8: Andere acties
|
|
Type acties: 801 Aankoop van vaste activa en 802 Andere vormen van verwerving van
vaste activa, zoals huur en leasing
Algemeen voorbehoud:
In geval van investeringen, huur en leasing geldt dat voldaan moet worden aan de aan
duurzame middelen gestelde eisen zoals vermeld in artikel 61, leden 3 (met name tweede
en derde alinea) en 6 en artikel 21 lid 1, punt f), onder i) en de punten 1, 6, 10
t/m 14, 19, 20, 22 en 23 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007. Ook
is interpretatieve nota 2008-07 van toepassing. Dit is nader uitgewerkt in onderdeel
A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2 Duurzame middelen en onderdelen E GMO-waardige
en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw
en of verbouw.
|
Activiteit: Andere acties
|
801-49-228 en 802-50-229 Duurzame/strategische investeringen in aandelen van bedrijven:
Onder de duurzame middelen kan ook het, aan de hand van bankstukken aan te tonen,
bedrag voor duurzame/strategische investeringen in aandelen van bedrijven (BV’s, NV’s
of buitenlandse gelijkwaardige rechtspersonen) worden opgenomen. Deze bedrijven moeten
rechtstreeks bijdragen aan de verkoop van producten (denk hierbij aan verpakkingsbedrijven
en snijderijen en niet aan laboratoria etc.) van de leden van de telersvereniging
in de categorie van de erkenning en bijdragen aan de doelstellingen van het operationeel
programma. De bijdrage van het bedrijf aan het operationeel programma mag niet vallen
onder de bijlage VIII van Verordening (EG) nr.1580/2007. Bepalingen omtrent het gebruik
van de investering (bijvoorbeeld niet GMO-product en niet-leden) en de vervreemding
zijn onverminderd van toepassing op de investering in aandelen.
Zie ook 301-20-89 en 302-21-110
|
Activiteit: Internationale samenwerking
|
802-62-330 (60 % subsidiabel) Internationale samenwerking:
Acties die in samenwerking met in andere EU lidstaten gevestigde GMO erkende telersverenigingen
worden uitgevoerd.
|
Activiteit: Milieuacties niet voorkomende in de milieurichtsnoeren
Onder deze activiteit mogen de onderstaande milieuacties opgenomen worden, die geen
onderdeel uitmaken van de Nederlandse Milieurichtsnoeren. N.B. Betreffende acties zijn subsidiabel, maar worden buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling of het operationeel jaarplan voldoet aan het minimum van
2 milieuacties of het minimum van 10 % in het operationeel jaarplan op te nemen uitgaven
aan milieuacties.
|
801-55-292 en 802-56-298 Investeringen in duurzame energie, zoals zonnecollectoren,
windmolens, biobranders, waarbij minder dan 25% energiebesparing (reductie van het
energieverbruik uit fossiele brandstoffen) wordt behaald, zijn subsidiabel.
De energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen
dient minimaal 15 % te zijn.
Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering
gebracht te worden.
Onderbouwing energiebesparing: De verwachte energiebesparing per energiesysteem wordt
bij de indiening van het operationeel jaarplan (of bij indiening gedurende het operationele
jaar) beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier of een
energiedeskundige. Bij de jaardeclaratie dient voor elk deelnemend teeltbedrijf de
jaarafrekening van de energieleverancier (zodra beschikbaar) en een opgave van het
historisch energieverbruik te worden overlegd. De energiebesparing c.q. reductie van
het energieverbruik uit fossiele brandstoffen moet worden aangetoond door middel van
een berekening door een energiedeskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis
van modelberekeningen.
Opmerking: Rookgascondensors worden in aanmerking genomen onder 801-55-297 of 802-56-
303.
|
801-55-293 en 802-56-299 Investeringen in WKK installaties waarbij minder dan 25%
energiebesparing wordt behaald, zijn subsidiabel.
Voorwaarde is, dat de opgewekte energie (warmte en elektriciteit) voor een substantieel
deel binnen het teeltbedrijf wordt aangewend. Dit is nader uitgewerkt voor investeringen
in WKK op bedrijven die reeds belichten of in het jaar van investering gaan belichten
: Per MW van de capaciteit van de WKK dient er reeds één hectare belicht te worden
of dient er tegelijkertijd in één hectare belichting te worden geïnvesteerd. Hierbij
wordt ervan uitgegaan, dat de opgewekte warmte volledig binnen het teeltbedrijf wordt
aangewend.
Andere vormen van substantiële aanwending van elektriciteit binnen het teeltbedrijf
zullen door het PT per geval beoordeeld worden. Hiervoor dient bij de indiening van
het operationeel jaarplan (of bij indiening gedurende het operationele jaar) een gedetailleerde
berekening van de energiestromen binnen het teeltbedrijf overlegd te worden.
Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering
gebracht te worden.
Onderbouwing energiebesparing: Het verwachte energetisch rendement van de investering
wordt bij de indiening van het operationeel jaarplan (of bij indiening gedurende het
operationele jaar) beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier
of een energiedeskundige. Bij de jaardeclaratie dient voor elk deelnemend teeltbedrijf
de jaarafrekening van de energieleverancier (zodra beschikbaar) en een opgave van
het historisch energieverbruik te worden overlegd. De energieefficiëntie c.q. reductie
van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen moet worden aangetoond door middel
van een berekening door een energiedeskundige. Deze berekening mag worden gemaakt
op basis van modelberekeningen.
|
801-55-294 en 802-56-300 Investeringen in aardwarmte waarbij minder dan 25% energiebesparing
wordt behaald, zijn subsidiabel.
De energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen
dient minimaal 15 % te zijn.
Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering
gebracht te worden.
Onderbouwing energiebesparing: De verwachte energiebesparing per energiesysteem wordt
bij de indiening van het operationeel jaarplan (of bij indiening gedurende het operationele
jaar) beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier of een
energiedeskundige. Bij de jaardeclaratie dient voor elk deelnemend teeltbedrijf de
jaarafrekening van de energieleverancier (zodra beschikbaar) en een opgave van het
historisch energieverbruik te worden overlegd. De energiebesparing c.q. reductie van
het energieverbruik uit fossiele brandstoffen moet worden aangetoond door middel van
een berekening door een energiedeskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis
van modelberekeningen.
|
801-55-296 en 802-56-302 Investeringen in warmtepompen, warmtewisselaars, warmte-
en koudebuffering (aquifers) waarbij minder dan 25% energiebesparing wordt behaald,
zijn subsidiabel.
Deze begrotingsregel is bestemd voor bedrijven anders dan glastuinbouwbedrijven. Glastuinbouwbedrijven: zie begrotingsregel 801-55-297 of 802-56-303 Investeringen
in het kader van het programma “Kas als Energiebron” - “Het nieuwe telen”
De energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen
dient minimaal 15 % te zijn.
Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering
gebracht te worden.
In geval van energieclustering zijn investeringen voor aansluitingen van belendende
telers eveneens subsidiabel, gerekend tot/vanaf de erfscheiding van de leverende en
ontvangende telers, mits lid van de telersvereniging (c.q. betrokken GMO erkende telersverenigingen).
Onderbouwing energiebesparing: De verwachte energiebesparing per energiesysteem wordt
bij de indiening van het operationeel jaarplan (of bij indiening gedurende het operationele
jaar) beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier of een
energiedeskundige. Bij de jaardeclaratie dient voor elk deelnemend teeltbedrijf de
jaarafrekening van de energieleverancier (zodra beschikbaar) en een opgave van het
historisch energieverbruik te worden overlegd. De energiebesparing c.q. reductie van
het energieverbruik uit fossiele brandstoffen moet worden aangetoond door middel van
een berekening door een energiedeskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis
van modelberekeningen.
|
801-55-297 en 802-56-303 Investeringen in het kader van het programma “Kas als Energiebron”
- “Het nieuwe telen” (installaties nodig voor energiebesparende kassen - gesloten
/ semigesloten kas) waarbij minder dan 25% energiebesparing wordt behaald:
Hieronder vallen de volgende systemen en installaties:
-
Buitenluchtaanzuiging in combinatie met een tweede beweegbaar energiescherm, mits
minimaal 15 % energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen;
-
Energiebesparend ventilatiesysteem met warmteterugwinning en/of voorverwarming; mits
minimaal 15 % energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen;
-
Andere luchtbehandelingsystemen, mits minimaal 15 % energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen;
-
Hogedrukvernevelingsysteem (adiabatische koeling met een druppelgrootte 5 tot maximaal 15 micron);
-
Warmtewisselingsysteem, mits minimaal 15 % energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen;
-
Warmtepomp, mits minimaal 15 % energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen;
-
Seizoensopslagsysteem voor warmte en koude (aquifer), mits minimaal 15 % energiebesparing c.q. reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen;
-
Warmtebuffersysteem (warmtebuffertank);
-
Tweede energiescherm*. De energiebesparing met het doek dicht is minimaal 45%. De energiebesparing is een doekeigenschap.
-
Energie extensieve bedrijven (energieverbruik< 25 Nm3 aardgasequivalent/m2) tevens
het eerste energieschermscherm*. De energiebesparing met het doek dicht is minimaal 35%. De energiebesparing is een doekeigenschap.
-
Gevelscherm*. De energiebesparing met het scherm dicht is minimaal 40%. De energiebesparing is een doekeigenschap.
*) Dit mag geen (wettelijk verplicht) scherm voor lichtafscherming of (teeltkundig
vereist) gevelscherm zijn (d.w.z. scherm is lichtdoorlatend).
In geval van energieclustering zijn investeringen voor aansluitingen van belendende
telers eveneens subsidiabel, gerekend tot/vanaf de erfscheiding van de leverende en
ontvangende telers, mits lid van de telersvereniging (c.q. betrokken GMO erkende telersverenigingen).
Onder deze subactiviteit worden ook rookgascondensors (met het doel warmte terug te
winnen) in aanmerking genomen.
Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering
gebracht te worden.
Onderbouwing energiebesparing: De verwachte energiebesparing per energiesysteem wordt
bij de indiening van het operationeel jaarplan (of bij indiening gedurende het operationele
jaar) beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier of een
energiedeskundige. Bij de jaardeclaratie dient voor elk deelnemend teeltbedrijf de
jaarafrekening van de energieleverancier (zodra beschikbaar) en een opgave van het
historisch energieverbruik te worden overlegd. De energiebesparing c.q. reductie van
het energieverbruik uit fossiele brandstoffen moet worden aangetoond door middel van
een berekening door een energiedeskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis
van modelberekeningen.
|
801-55-304 en 802-56-307 Investeringen in meetapparatuur voor geleidebestrijding (o.a.
weerstations) zijn subsidiabel.
|
801-55-305 en 802-56-308 Investeringen in installaties ten behoeve van waterzuivering
(mits bovenwettelijk) zijn subsidiabel.
De installaties dienen een verdergaande zuivering te bereiken dan de wettelijke normen.
Uitsluitend de meerkosten van de bovenwettelijke zuivering t.o.v. een standaardzuiveringsinstallatie
worden in aanmerking genomen. Deze bovenwettelijke reductie dient te blijken uit de
specificatie van de leverancier (vooraf) en de (wettelijk verplichte) metingen van
de emissieconcentratie na ingebruikstelling).
|
801-55-306 en 802-56-309 Investeringen in helofytenfilters zijn subsidiabel.
|
|
Type actie: 803 Andere acties
Algemeen voorbehoud:
In geval van personeelskosten geldt dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld
aan personeel van punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007,
nader uitgewerkt in onderdeel A Criteria subsidiabele kosten, 1. Personeelskosten.
In geval van externe diensten geldt, dat indien dergelijke activiteiten op grond van
punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 niet door eigen
personeel mogen worden uitgevoerd, deze op grond van punt 16 van genoemde bijlage
ook niet door externe diensten kunnen worden uitgevoerd. Zie verder onderdeel A Criteria
subsidiabele kosten, 3. Overige kosten.
|
Activiteit: Andere acties
|
803-51-230 Uitgaven voor het lidmaatschap (contributies) van DPA, P8, A8, etc.:
-
De contributie aan DPA is voor 50% subsidiabel.
-
De contributie aan P8, A8, K8 is voor 40 % subsidiabel.
|
803-51-231 Uitgaven ten behoeve van fusies en overnames zijn onder voorbehoud van
eventueel nader door het PT te stellen voorwaarden subsidiabel.
Juridische kosten en administratiekosten gemaakt door externen in verband met fusie
of overnames van telersverenigingen, alsmede juridische kosten en administratiekosten
gemaakt door externen in verband met de oprichting van transnationale telersverenigingen
of transnationale groeperingen van telersverenigingen en met het oog hierop in opdracht
van telersverenigingen verrichte haalbaarheidsstudies en geformuleerde voorstellen
zijn subsidiabel tot aan het moment van het besluit dat de fusie al dan geen doorgang
zal hebben.
Personeelskosten in verband hiermee zijn niet subsidiabel. Ook de oprichting van groeperingen
van telersverenigingen (APO’s) is niet subsidiabel.
|
803-51-332 Overige ICT-voorzieningen die niet aan een specifieke maatregel zijn toe
te kennen.
Uitgaven voor hardware en softwarepakketten, die subsidiabele onderdelen bevatten,
maar niet aan één specifieke begrotingsregel zijn toe te kennen en die moeilijk uit
te splitsen zijn, mogen op deze begrotingsregel worden opgevoerd.
Het PT zal op grond van de voorgelegde offerte besluiten welk deel van het totale
offertebedrag in aanmerking wordt genomen.
De bepalingen uit onderdeel A Criteria subsidiabele uitgaven, punt 2.15 Uitgaven voor
duurzame goederen op het gebied van ICT zijn eveneens van toepassing.
|
|
Activiteit: Milieuacties niet voorkomende in de milieurichtsnoeren
Onder deze activiteit mogen de onderstaande milieuacties opgenomen worden, die geen
onderdeel uitmaken van de Nederlandse Milieurichtsnoeren. N.B. Betreffende acties zijn subsidiabel, maar worden buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling of het operationeel jaarplan voldoet aan het minimum van
2 milieuacties of het minimum van 10 % in het operationeel jaarplan op te nemen uitgaven
aan milieuacties.
|
803-57-310 Uitgaven voor geleide bestrijding, zoals waarschuwingsdiensten
Onder deze subactiviteit worden ook abonnementen op regionale landbouwkundige weerdiensten
in aanmerking genomen.
|
C NIET SUBSIDIABELE KOSTEN
Acties en uitgaven in de hieronder opgenomen (niet limitatieve) lijst (opgenomen in
bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn niet subsidiabel:
LIJST VAN IN ARTIKEL 61, LID 8, BEDOELDE NIET-SUBSIDIABELE ACTIES EN UITGAVEN IN HET
KADERVAN OPERATIONELE PROGRAMMA'S ALS BEDOELD IN ARTIKEL 61
-
1. Algemene productiekosten, en met name: gewasbeschermingsproducten, met inbegrip van
middelen voor geïntegreerde bestrijding, meststoffen en andere productiemiddelen;
verpakkings-, opslag- en opmaakkosten, zelfs in het kader van nieuwe procedés, en
kosten van verpakkingen; ophaalkosten en vervoerskosten (intern en extern); exploitatiekosten
(met name elektriciteit, brandstoffen en onderhoud), met uitzondering van:
- -
Specifieke kosten voor maatregelen ter verbetering van de kwaliteit. Kosten voor mycelium,
zaaizaad en niet blijvende teelten komen alleszins niet voor steun in aanmerking (zelfs
niet indien gecertificeerd);
- -
Specifieke kosten voor biologische gewasbeschermingsmiddelen (zoals lokstoffen en
predatoren) die bij de biologische, geïntegreerde of conventionele productie worden
gebruikt;
- -
Specifieke kosten voor milieuacties, inclusief kosten als gevolg van het milieubeheer
van verpakkingen. Het milieubeheer van verpakkingen moet naar behoren worden gemotiveerd
en in overeenstemming zijn met de criteria in bijlage II bij Richtlijn 94/62/EG van het
Europees Parlement en de Raad betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365
van 31.12.1994, blz. 10);
- -
Specifieke kosten voor de biologische, geïntegreerde of experimentele productie. Voor
experimentele productie moet de bevoegde nationale autoriteit, rekening houdend met
het innoverende karakter van de werkwijze of het concept en het daaraan verbonden
risico, bepalen aan welke criteria een maatregel moet voldoen om voor steun in aanmerking
te komen;
- -
Specifieke kosten voor het toezicht op de inachtneming van de in titel II van deze
verordening bedoelde normen, van de fytosanitaire voorschriften en van de maximumresidugehalten.
Met specifieke kosten worden de aanvullende kosten bedoeld, berekend als het verschil
tussen de traditionele en de werkelijk gemaakte kosten.
Voor elke categorie van de hierboven bedoelde subsidiabele specifieke kosten kunnen
de lidstaten, met het oog op de berekening van de aanvullende kosten in vergelijking
met de traditionele kosten, op naar behoren gemotiveerde wijze forfaitaire standaardtarieven
vaststellen.
-
2. Administratie- en personeelskosten, exclusief uitgaven voor de uitvoering van actiefondsen
en operationele programma's, omvatten:
-
a. overheadkosten die specifiek betrekking hebben op het actiefonds of het operationele
programma, inclusief beheers- en personeelskosten, kosten voor verslagen en evaluatiestudies
en kosten voor het voeren en beheren van de boekhouding, waarvoor een forfaitaire
standaardtarief ten belope van 2 % van het goedgekeurde bedrag van het actiefonds,
met een maximum van 180 000 EUR, wordt toegekend. Deze 2 % bestaat uit 1 % communautaire
steun plus 1 % van de producentenorganisatie.
Voor een erkende unie van producentenorganisaties mag het forfaitaire standaardtarief
worden vermenigvuldigd met het aantal leden van de bij de unie aangesloten producentenorganisaties,
tot een maximum van 1 250 000 EUR.
De lidstaten mogen de financiering beperken tot de werkelijke kosten, in welk geval
zij de subsidiabele kosten dienen vast te stellen;
-
b. personeelskosten (inclusief lasten in verband met lonen en salarissen, wanneer deze
door de producentenorganisatie zelf worden gedragen) die verbonden zijn aan maatregelen
om:
De uitvoering van deze maatregelen dient hoofdzakelijk de inschakeling van vakbekwaam
personeel te behelzen. Wanneer de producentenorganisatie hiervoor eigen werknemers
of aangesloten producenten inschakelt, moet de door hen gewerkte tijd met bewijsstukken
worden gestaafd.
Indien een lidstaat de financiering van alle bovenbedoelde subsidiabele personeelskosten
op een andere manier wil beperken tot de werkelijke kosten, stelt hij vooraf en op naar
behoren gemotiveerde wijze forfaitaire standaardtarieven tot maximaal 20 % van het
goedgekeurde actiefonds vast. Dit percentage mag in naar behoren gemotiveerde gevallen
worden verhoogd.
Bij het aanvragen van die forfaitaire standaardtarieven leveren de producentenorganisaties
ten genoegen van de lidstaat het bewijs van de uitvoering van de actie.
-
c. juridische kosten en administratiekosten in verband met fusies of overnames van producentenorganisaties,
alsmede juridische kosten en administratiekosten in verband met de oprichting van
transnationale producentenorganisaties of transnationale unies van producentenorganisaties;
met het oog hierop in opdracht van producentenorganisaties verrichte haalbaarheidsstudies
en geformuleerde voorstelle
-
3. Inkomens- of prijstoeslagen buiten crisisbeheer en -preventie.
-
4. Verzekeringskosten buiten crisisbeheer en -preventie.
-
5. Aflossing van kredieten die zijn opgenomen voor een concrete actie die reeds is uitgevoerd
vóór de aanvang van het operationele programma, met uitzondering van de in artikel
75 bedoelde kredieten.
-
6. Aankoop van onbebouwde terreinen (voor een bedrag dat hoger is dan 10 % van de totale
subsidiabele uitgaven voor de betrokken actie. In uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde
gevallen kan een hoger percentage worden vastgesteld voor acties ten behoeve van milieubehoud)
tenzij de aankoop van het terrein nodig is voor een in het operationele programma
opgenomen investering.
-
7. Kosten voor vergaderingen en opleidingsprogramma's, tenzij deze verband houden met
het operationele programma, met inbegrip van dagvergoedingen en reis- en verblijfkosten
(in voorkomend geval op forfaitaire basis).
-
8. Acties of kosten betreffende de hoeveelheden die door de leden van de producentenorganisatie
buiten de Gemeenschap worden geproduceerd.
-
9. Acties die bij de andere economische activiteiten van de producentenorganisatie tot
concurrentievervalsing kunnen leiden.
-
10. Tweedehands materiaal dat in de zeven voorafgaande jaren met communautaire of nationale
steun is aangekocht.
-
11. Investeringen in vervoermiddelen voor de afzet of distributie door de producentenorganisatie,
met uitzondering van extra truckvoorzieningen voor koeltransport of CA-vervoer
-
12. Huur als alternatief voor aankoop, tenzij ten genoegen van de lidstaat wordt aangetoond
dat dit economisch verantwoord is.
-
13. Kosten voor het gebruik van gehuurde goederen.
-
14. Uitgaven in verband met een leaseovereenkomst (belastingen, rente, verzekeringskosten,
enz.) en de desbetreffende exploitatiekosten, behalve de leasing zelf binnen de grenzen
van de nettomarktwaarde van het goed, voor zover de in artikel 55, lid 1, eerste alinea,
onder b), van Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie (1) vastgestelde voorwaarden
in acht worden genomen.
-
15. Reclame voor individuele commerciële merken of merken met een geografische verwijzing,
behalve:
- -
merknamen/handelsmerken van producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties
en dochterondernemingen als bedoeld in artikel 52, lid 7;
- -
algemene verkoopbevordering en verkoopbevordering voor kwaliteitsmerken. Het gebruik
van geografische benamingen is slechts toegestaan indien:
-
a) het een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding betreft
die onder Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad valt, of
-
b) deze geografische benamingen in alle gevallen waarin het bepaalde onder a) niet van
toepassing is, ondergeschikt zijn aan de hoofdboodschap.
Het promotiemateriaal is voorzien van het logo van de Europese Gemeenschap (enkele
voor visuele media) en van de volgende vermelding: „Door de Europese Gemeenschap medegefinancierde
campagne”.
Wijziging
VERORDENING (EG) Nr. 1327/2008 VAN DE COMMISSIE van 19 december 2008 (Bijlage onder punt 1)
De bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 worden als volgt gewijzigd: In bijlage
VIII, wordt de tweede alinea van punt 15 vervangen door:
„Het voor algemene verkoopbevordering en verkoopbevordering voor kwaliteitsmerken
bedoelde promotiemateriaal is voorzien van het logo van de Europese Gemeenschap (enkel
voor visuele media) en van de volgende vermelding: „Door de Europese Gemeenschap medegefinancierde
campagne”. Producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en dochterondernemingen
als bedoeld in artikel 52, lid 7, mogen het logo van de Europese Gemeenschap onder
geen beding gebruiken voor de bevordering van hun merknaam/handelsmerk.”.
-
16. Toeleverings- of uitbestedingscontracten betreffende de acties of uitgaven die in
deze lijst als niet-subsidiabel zijn aangemerkt.
-
17. Btw, behalve niet-terugvorderbare btw, als bedoeld in artikel 71, lid 3, onder a),
van Verordening (EG) nr.1698/2005.
-
18. Debetrente, tenzij de bijdrage wordt verleend in een andere vorm dan niet-terugvorderbare
rechtstreekse bijstand.
-
19. Onroerend goed dat in de tien voorafgaande jaren met communautaire of nationale steun
is aangekocht.
-
20. Beleggingen in aandelen van bedrijven, behalve indien de belegging rechtstreeks bijdraagt
tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het operationele programma.
-
21. Kosten die gemaakt zijn door een andere partij dan de producentenorganisatie of haar
leden.
-
22. Investeringen of soortgelijke types acties in andere bedrijven dan die van de producentenorganisatie,
de unie van producentenorganisaties, de dochteronderneming als bedoeld in artikel
52, lid 7, of de leden daarvan.
-
23. Maatregelen die de producentenorganisatie buiten de Gemeenschap heeft uitbesteed.
D. Niet limitatieve lijst van niet in aanmerking te nemen uitgaven en investeringen
Behoudens de eerder genoemde punten, zijn de volgende uitgaven en investeringen niet
subsidiabel:
-
1. investeringen in kassen en tunnels;
-
2. investeringen in substraat;
-
3. investeringen in teeltgoten en teeltbakken;
-
4. investeringen in dekwassers;
-
5. investeringen in diamantglas;
-
6. investeringen in verduisteringsschermen en zonwerende materialen;
-
7. investeringen in vervroegingsdoek;
-
8. investeringen in waterbassins;
-
9. investeringen in uv-ontsmetters of ozonontsmetters ten behoeve van de recirculatie
van water in de pré-oogstfase;
-
10. investeringen in oogstmachines;
-
11. investeringen in klimaatcomputers, meet- en regelapparatuur, tenzij deze op grond
van andere punten specifiek subsidiabel zijn verklaard;
-
12. investeringen in vernevelingsinstallaties; tenzij deze op grond van andere punten
specifiek subsidiabel zijn verklaard;
-
13. investeringen in watergoten;
-
14. investeringen in bladzuigers;
-
15. uitgaven voor water en bodemanalyses voor bepaling hoeveelheid N en P;
-
16. afvalbeheer: zie bijlage Ga positieve - negatieve lijst.
E. GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimtes
GMO-waardige ruimtes
|
1
|
Dock – inpandige ruimte 1)
|
2
|
Dozenopzetruimte
|
3
|
Fustopslag / Fustloods
|
4
|
Goederenlift van en naar ruimtes waar GMO-activiteiten plaatsvinden
|
5
|
Jassenstraat
|
6
|
Kantine i.h.k.v. HACCP 2)
|
7
|
Keuken i.h.k.v. HACCP
|
8
|
Keurruimte voor GMO-product
|
9
|
Koelcellen + ruimte voor de koelinstallatie
|
10
|
Kratten- c.q. fustwasserij
|
11
|
Laad- c.q. loodskantoor
|
12
|
Label- en stickerruimte
|
13
|
Luchtbrug / Entresol / Galerij/ Balustrade
|
14
|
Machinekamer / CV-ruimte
|
15
|
Noodstroomaggregaat
|
16
|
Noodtrap c.q. vluchttrappenhuis van en naar ruimtes waar GMO-activiteiten plaatsvinden
|
17
|
Opslagruimte voor verpakkingsmateriaal en fust
|
18
|
Ruimte voor bewaarproeven / shelve life room
|
19
|
Sanitaire ruimten i.h.k.v. HACCP (toiletruimte, kleedruimte en wasgelegenheid) 3)
|
20
|
Traforuimte
|
21
|
Verladings- c.q. Expeditieruimte
|
22
|
Verpak- en/of sorteerruimte
|
1)
|
De oppervlakte van het dock wordt niet meegerekend in de berekening van de GMO-waardige
oppervlakte. Bij berekening van de oppervlakte m.b.t. de aankoop van de grond kan
voor een dock een oppervlakte van 200 m² berekend worden.
|
2)
|
Kantines en lunchruimten zijn slechts subsidiabel indien het personeel geen alternatief
op de locatie kan worden geboden en dergelijke ruimten in het kader van maatregelen
hygiëne en voedselveiligheid noodzakelijk zijn.
|
3)
|
Sanitair, wasgelegenheden, kleedruimten, toiletten die bestemd zijn voor het personeel
dat werkzaam is in het sorteer- en verpakproces zijn subsidiabel i.h.k.v. hygiëne
en voedselveiligheid. Deze ruimten dienen zo gesitueerd te zijn dat aannemelijk is
dat het sorteer- en verpakpersoneel hier gebruik van maakt.
|
Niet GMO-waardige ruimtes
|
Inpandig
|
A
|
Archief
|
B
|
Berging / Werkkasten / Schoonmaakkasten
|
C
|
BHV/EHBO-ruimte
|
D
|
Chauffeursruimte
|
E
|
Dealingroom / Afmijnzaal
|
F
|
Excursiebordes
|
G
|
Gang / Hal
|
H
|
Kantoor
|
I
|
Kledingwasserij
|
J
|
Ontspanningsruimte
|
K
|
Ontvangsthal c.q. entree c.q. receptie
|
L
|
P&O-faciliteiten
|
M
|
Paspoortcontrole
|
N
|
Presentatieruimte / Projectieruimte / Exclusieve ruimte
|
O
|
Rookruimte
|
P
|
Serverruimte
|
Q
|
Spreekkamer
|
R
|
Technische Dienst / Technische ruimte
|
S
|
Terras / Patio
|
T
|
Toiletten, met uitzondering van punt 19
|
U
|
Vergaderruimte / Overlegruimte
|
Buiten het gebouw
|
V
|
Erfverharding
|
W
|
Groenvoorziening (inclusief groen- en grindstroken rondom gebouwen),
|
X
|
Ontsluiting op de openbare weg
|
Y
|
Parkeerterrein / Parkeergarage
|
Z
|
Fietsenstalling
|
Overige
|
AA
|
Verhuurde ruimtes
|
BB
|
Ruimtes die niet in eigendom zijn van de Telersvereniging
|
F. Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw e/o verbouw
Subsidiabele kosten
|
Niet-subsidiabele kosten
|
1.0
|
Voorbereidingen en overdracht
|
1.0
|
Voorbereidingen en overdracht
|
1.1
|
grondonderzoek
|
1.1
|
bouwaanvragen (bij gemeente)
|
1.2
|
bodemonderzoek
|
1.2
|
milieu-aanvragen (bij gemeente)
|
1.3
|
sondering
|
1.3
|
CAR-verzekering
|
1.4
|
teken- en constructiewerk (staal- en fundering)
|
1.4
|
rentekosten
|
1.5
|
bouwkundig advies /
|
1.5
|
bankgaranties
|
1.6
|
deskundigenkosten
|
1.6
|
leges, kadastrale tarieven
|
1.7
|
directievoering / bouwbegeleiding / toezicht notariële kosten
|
|
|
|
|
|
|
2.0
|
Bouwplaatsvoorzineingen
|
2.0
|
Bouwplaatsvoorzineingen
|
2.1
|
loodsen en keten
|
2.1
|
afsluitingen
|
2.2
|
beschikbaarstelling personeel
|
2.2
|
reclame voor de aannemer
|
2.3
|
schoonmaak en preventief onderhoud
|
2.3
|
vuilafvoer
|
2.4
|
inrichting werkterrein
|
|
|
2.5
|
tijdelijke terreinverharding
|
|
|
2.6
|
(peil) uitzetten c.q. maatvoering
|
|
|
2.7
|
bouwstroom en -water
|
|
|
2.8
|
tijdelijke elektriciteitsvoorzieningen
|
|
|
2.9
|
overige tijdelijke voorzieningen bij de bouw
|
|
|
|
|
|
|
3.0
|
Grondwerk – bouwrijp maken
|
3.0
|
Grondwerk – bouwrijp maken
|
3.1
|
ontgraven van de grond
|
3.1
|
sloopwerkzaamheden (o.a. hak, breek en graafwerk van betonresten / asfalt / bestaande
bebouwing)
|
3.2
|
verwerken van grond en grondvervangende materialen
|
3.2
|
rooiwerkzaamheden
|
3.3
|
verdichten van grond
|
3.3
|
demontagemkosten, tenzij de onderdelen voor de betreffende investering worden hergebruikt
|
3.4
|
aanvulwerkzaamheden
|
|
|
|
|
|
|
4.0
|
Buitenriolering en drainage
|
|
|
|
|
|
|
5.0
|
Terreinverharding
|
5.0
|
Terreinverharding
|
5.1
|
kantopsluiting met banden
|
5.1
|
niet GMO-waardige voorzieningen zoals
|
5.2
|
straatsteenbestrating
|
5.2
|
parkeerplaatsen en (openbare) weg bewegwijzering
|
5.3
|
bedrijfsvloerplaat bestrating
|
|
|
5.4
|
beton- of asfaltverharding
|
|
|
5.5
|
verhardingslagen van steenmengsel
|
|
|
5.6
|
geleidingscontructies
|
|
|
|
|
|
|
6.0
|
Funderingspalen
|
|
|
|
|
|
|
7.0
|
Betonwerk
|
|
|
|
|
|
|
8.0
|
Metselwerk
|
|
|
|
|
|
|
9.0
|
Vooraf vervaardigde steenachtige elementen
|
|
|
|
|
|
|
10.0
|
Metaalconstructiewerk
|
|
|
|
|
|
|
11.0
|
Kozijnen, ramen en deuren
|
|
|
|
|
|
|
12.0
|
Systeembekleding
|
|
|
|
|
|
|
13.0
|
Trappen en balustrade
|
13.0
|
Trappen en balustrade
|
13.1
|
vaste trappen naar GMO-waardige
|
13.1
|
naar niet GMO-waardige ruimtes, bijvoorbeeld kantoren
|
13.2
|
ruimtes balustraden
|
|
|
|
|
|
|
14.0
|
Beglazing
|
|
|
|
|
|
|
15.0
|
Stukadoorwerk
|
|
|
|
|
|
|
16.0
|
Tegelwerk
|
|
|
|
|
|
|
17.0
|
Dekvloeren en vloersystemen
|
|
|
|
|
|
|
18.0
|
Metaal- en kunststofwerk
|
|
|
|
|
|
|
19.0
|
Plafond- en wandsystemen
|
|
|
|
|
|
|
20.0
|
Afbouwtimmerwerk
|
|
|
|
|
|
|
21.0
|
Schilderwerk
|
|
|
|
|
|
|
22.0
|
Dakgoten en hemelwaterafvoeren
|
|
|
|
|
|
|
23.0
|
Binnenriolering
|
|
|
|
|
|
|
24.0
|
Waterinstallaties
|
|
|
|
|
|
|
25.0
|
Binneninrichting (i.h.k.v. hygiëne en voedselveiligheid)
|
25.0
|
Binneninrichting
|
25.1
|
een verzoek om een voorschot en
|
25.1
|
in niet GMO-waardige ruimtes
|
25.2
|
mengkraan banken, kapstokken, lockers voor kleedkamer
|
25.2
|
kasten
|
|
|
25.3
|
werk- en buffetbladen
|
|
|
25.4
|
stelposten
|
|
|
25.5
|
geluidsinstallatie/telefoon e.d.
|
|
|
25.6
|
entree, receptie, ontvangstruimte (incl. sanitair)
|
|
|
|
|
26.0
|
Behangwerkt vloerbedekking en stoffering
|
26.0
|
Behangwerkt vloerbedekking en stoffering
|
|
|
26.1
|
behang
|
|
|
26.2
|
vloerbedekking
|
|
|
26.3
|
stoffering
|
|
|
|
|
27.0
|
Sanitair (alleen i.h.k.v. hygiëne en voedselveiligheid)
|
27.0
|
Sanitair
|
27.1
|
douchecombinaties
|
27.1
|
niet in GMO-waardige ruimtes
|
27.2
|
closet- en urinoircombinaties
|
27.2
|
toebehoren sanitair
|
27.3
|
wastafel- en wastrogcombinaties
|
|
|
27.4
|
kranen en kraan-afvoercombinateis
|
|
|
27.5
|
wateraanvoer
|
|
|
|
|
|
|
28.0
|
Brandbestrijdingsinstallaties
|
|
|
28.1
|
brandblustoestellen / bluswatervoorziening
|
|
|
28.2
|
sprinklerinstallatie
|
|
|
28.3
|
brandwand c.q. gordijn
|
|
|
29.0
|
Brand, toegang- en inbraakbeveiliging
|
29.0
|
Brand, toegang- en inbraakbeveiliging
|
29.1
|
brand- toegangs- en inbraaksysteem
|
29.1
|
aansluiting meldkamer / bewakingsdienst voorzieningen in bestaande panden
|
29.2
|
toegangcontrole-installatie
|
|
|
29.3
|
camera observatiesysteem
|
|
|
29.4
|
codesloten voorzieningen in bestaande panden
|
|
|
30.0
|
Verwarmingsinstallaties
|
|
|
|
|
|
|
31.0
|
Ventilatie- en luchtbehandelingsinstallaties
|
|
|
|
|
|
|
32.0
|
Koeling
|
|
|
|
|
|
|
G. Afvalbeheer op het teeltbedrijf
Doelstelling.
Willen projecten, welke betrekking hebben op het milieu, in aanmerking komen voor
GMO-subsidie dan dienen deze bovenwettelijk te zijn. Het programma afvalbeheer vereist
dus een extra inspanning en een toegevoegde waarde. De doelstellingen van het project
afvalbeheer zijn:
-
Afval van de teeltbedrijven gescheiden aanleveren.
-
Gesloten keten garanderen van het teeltbedrijf tot afvalverwerker tot eindproduct.
-
Afval wordt aangeboden aan erkende afvalverwerkers met adequate milieuvergunning.
-
Nuttig gebruik stimuleren door subsidie verwerkingskosten.
-
Inzichtelijk en transparant beeld van afvalstromen op niveau van teeltbedrijf en telersvereniging.
-
Preventie van afvalstromen.
Door deze activiteiten op het niveau van de telersvereniging te organiseren kan een
wezenlijke bijdrage worden geleverd aan het milieuvriendelijker maken de productie.
De GMO doelstelling B5 is van toepassing.
Wettelijk kader.
Zoals bekend dienen milieuprojecten bovenwettelijk te zijn. Per 1 april 2002 is het
Besluit glastuinbouw in werking getreden. Hierin is geregeld dat afvalstoffen gescheiden dienen te worden
en gescheiden dienen te worden afgegeven (tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden
verlangd). Bij tijdelijke opslag op het teeltbedrijf dienen nadelige gevolgen voor
het milieu te worden voorkomen en gescheiden afgifte dient mogelijk te blijven.( Voor
complete weergave van het betreffende artikel zie Bijlage Gb).
Daarnaast dient het tuinbouwbedrijf regelmatig te worden schoongemaakt en de binnen
het glastuinbouwbedrijf vrijkomende afvalstoffen regelmatig te worden afgevoerd.(Hoofdstuk
3 bijzondere voorschriften met betrekking tot de bedrijfsvoering van het glastuinbouwbedrijf
, paragraaf 3.1 onderhoud en schoonmaak).
Per 6 december 2006 is het Besluit landbouw milieubeheer van kracht geworden. Dit
besluit is o.a. van toepassing voor witloftrekkerijen, teeltbedrijven met eetbare
paddenstoelen en tuinbouwbedrijven met open grondteelt. De regelgeving over afvalstoffen
is nagenoeg gelijk aan die in het Besluit glastuinbouw.( zie ook Bijlage Gb).
Algemene Opmerking.
De telersverenigingen worden geacht zelf op de hoogte te zijn van de milieu wetgeving
en hun Operationele Programma’s daar op af te stemmen.
Voorwaarden.
Verwijzend naar het Besluit glastuinbouw en Besluit landbouw kan worden gesteld dat
alleen de verwerkingskosten subsidiabel zijn en dus niet de kosten van het scheiden
van de afvalstromen, scheiding op het teeltbedrijf en de kosten van transport. Milieubelastingen
en heffingen zijn eveneens niet subsidiabel.
Uitgangspunten.
Het uitgangspunt van de projecten afvalbeheer welke worden ingediend voor GMO subsidie
dienen te zijn.
-
a. scheiden van afvalstromen bij de bron voor zover mogelijk is.
-
b. slechts de verwerkingskosten t.b.v. nuttige toepassingen zijn subsidiabel.
-
c. afval moet afkomstig zijn of relatie hebben met de teelt of naoogstbehandeling.
-
d. afvalstromen moeten inzichtelijk en controleerbaar zijn.
Ad a. scheiden van afvalstromen bij de bron voor zover mogelijk is
In principe dienen afvalstoffen bij de bron gescheiden te worden. Het Besluit glastuinbouw/
landbouw geeft aan dat in sommige gevallen uit technisch of financieel oogpunt gekozen
kan worden voor nascheiding in een scheidingsinstallatie. Een van de doelstellingen
van het GMO project afvalbeheer is om nagenoeg al het afval op het teeltbedrijf gescheiden
aan te bieden
De volgende afvalstromen op het teeltbedrijf worden onderscheiden. In het kader van
GMO worden ze onderverdeeld in de categoriën subsidiabel, beperkt subsidiabel en niet
subsidiabel.
A. subsidiabel (gerelateerd aan teelt /naoogstbewerking):
Groenafval:
-
Schoon versnipperd loof, vrij van ander afval
-
Loof met steenwolpot, zonder plastic wikkels en clipsen, zonder plastic touw, jute
touw wel toegestaan.
-
Loof met steenwolpot, zonderplastic wikkels en clipsen, met plastic touw.
-
Loof met steenwolpot, met plastic wikkels en clipsen, met plastic touw en trosbeugels.
-
Versnipperd loof zonder plastic wikkels en clipsen.
-
Steenwol (en andere substraten indien deze te recyclen zijn zoals cocos en perlite)
-
Loopfolie (schoon en vuil) en andere folies.
-
Regenleidingen en druppelslangen (teeltgoten, CO2 darmen, scherm voor zover te recyclen)
-
Papier/Karton
-
Glas
-
Landbouwfolie
B. niet subsidiabel (gerelateerd aan teelt/naoogstbewerking):
C. niet subsidiabel (niet direct gerelateerd aan teelt/naoogstbewerking):
-
Bouw en sloopafval
-
Klein chemisch afval
-
Hout
-
Metalen
Ad b. slechts de verwerkingskosten t.b.v. nuttige toepassingen zijn subsidiabel
Het scheiden van de afvalstromen is niet subsidiabel. Ook het gescheiden houden is
een verplichting. De huur van containers is daarom niet subsidiabel. Ook de kosten
van uitruimen van kassen is niet subsidiabel.
De kosten die een afvalverwerker in rekening brengt bestaan uit:
Onder verwerkingskosten worden verstaan de kosten van recycling en compostering. Verbranden
met nuttige toepassing wordt ook als subsidiabel beschouwd. Verbranden als zodanig
en storten komen niet in aanmerking. De deelstromen worden als volgt verwerkt:
-
I. Groenafval wordt verwerkt tot compost, ingezet voor vergisting gericht op het produceren
van biogas of ingezet voor energieproductie in een biomassacentrale.
-
II. Steenwol wordt verwerkt tot granulaat en wordt gebruikt in de baksteen industrie
-
III. Loopfolie wordt verbrand als bijstook in de industrie
-
IV. Regenleidingen en druppelslangen wordt vermalen tot granulaat voor nieuwe toepassingen
-
V. Papier en karton is grondstof papierfabricage
-
VI. Glas is grondstof voor glasfabricage
-
VII. Landbouwfolie wordt overwegend verbrand als bijstook in de industrie
Versnipperen op het teeltbedrijf.
Loof wordt in sommige gevallen reeds versnipperd op het teeltbedrijf. De kosten hiervan
kunnen worden gedeclareerd indien aangetoond kan worden dat het betreffende loof aan
een eindverwerker ter compostering is aangeboden. De kosten van in de bodem brengen
van versnipperd loof t.b.v. grondverbetering zijn niet subsidiabel. Met dit beleid
wordt gestreefd naar een transparante en gesloten keten.
Ad c. afval moet afkomstig zijn of relatie hebben met de teelt.
Het afval hoeft niet alleen afkomstig te zijn van de teeltwisseling. Het mag gedurende
het gehele jaar worden aangeboden. Het moet echter wel een directe relatie hebben
met de teelt of naoogstbehandeling zoals sorteren en verpakken.
Afval dat vrijkomt bij sloop- en bouwwerkzaamheden kunnen niet worden opgevoerd. De
telersvereniging dient ook te waken dat het afval dat aangeboden wordt slechts van
eigen bedrijf afkomstig is. Dit kan o.a. op basis van controle van de hoeveelheid
aangeboden afval/ha. per teeltbedrijf.
Ad d. Afvalstromen moeten inzichtelijk en controleerbaar zijn.
De telersvereniging is verantwoordelijk voor een duidelijke registratie van de afvalstromen.
Afval dient naar hoeveelheid en soort bekend te zijn.
De telersvereniging dient erop toe te zien dat slechts wordt gewerkt met erkende afvalverwerkers.
De telersvereniging dient uitsluitend in zee te gaan met afvalverwerkers welke beschikken
over een adequate milieuvergunning voor het soort afval dat hij verwerkt. De telersvereniging
houdt hiervan een lijst bij.
Tevens dient ook van overige schakels in de keten aangegeven te worden wat hun functie
is, b.v. transporteur, loonwerker.
Inzamelaars dienen vermeld te staan op de zogenaamde “VIHB-lijst” (vervoerders, inzamelaars,
handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen).
Indien gebruik wordt gemaakt van transporteurs / inzamelaar dient ook aangetoond te
worden dat het afval bij een „erkende” afvalverwerker is ingeleverd.
Op de factuur dient duidelijk te zijn uitgesplitst welke kosten voor transport, verwerking
en evt. heffingen zijn. Bij de factuur dient tevens een transport begeleidingsbrief
te worden afgegeven. Het begeleidingsformulier wordt beschouwd als attest van hergebruik.
Het formulier dient volledig te zijn ingevuld.
De kosten van steenwolcertificaten voor de verwerking van steenwol zijn ook subsidiabel.
De factuur van de certificaten dient aan de telersvereniging gericht te zijn en door
de telersvereniging betaald.
Organisatie van projecten afvalbeheer.
-
De telersvereniging verzorgt de centrale inkoop van de afvalverwerking. Verwacht mag
worden dat de telersvereniging op basis van schaalgrootte kortingen kan bedingen bij
de contracten.
-
De offertes gaan naar de telersvereniging en de facturen worden betaald door de telersvereniging
en niet door de individuele telers.
-
De telersvereniging maakt de verschillende kosten inzichtelijk zodat duidelijk is
welke kosten GMO-waardig zijn.
-
De telersvereniging maakt een actieplan met daarin opgenomen maatregelen om tot reductie
van afval te komen of verbetering van het afvalbeheer. De resultaten zullen bij de
declaratie worden beoordeeld.
Maximalisatie declaratie.
De declaratie van de projectkosten afvalbeheer voor de glasteelt is beperkt tot een
maximum per ha.
Het maximum bedrag per ha geldt per teeltbedrijf afzonderlijk en niet voor het gehele deelnemend areaal. De per teeltbedrijf gemaakte subsidiabele
kosten mogen worden opgevoerd met in achtneming van onderstaande maxima:
-
€ 3.500 per ha voor tomaat, paprika, aubergine en peper
-
€ 2.000 per ha per teeltwisseling voor komkommer, komkommer / nateelt tomaat, courgette,
augurk en aardbei
-
Voor de overige gewassen geldt per teeltbedrijf dat 50 % van de subsidiabele kosten
mag worden opgevoerd tot een maximum van € 3.500 per ha.
Indien kosten voor stomen van substraten worden gedeclareerd dienen deze te worden
meegenomen in de totaaltelling. Het maximum per ha is uitdrukkelijk geen forfait.
Slechts werkelijk betaalde uitgaven kunnen worden gedeclareerd.
Voor de vollegrond zullen gezien de aard van de bedrijfsvoering geringe afvalstromen
vrijkomen en zullen de kosten per ha laag zijn. Voor de vollegrondsgroenten geldt
per teeltbedrijf dat 50 % van de subsidiabele kosten mag worden opgevoerd.
Toepassing.
De bijlage is van toepassing op het operationeel jaarplan 2010 en heeft betrekking
op zowel de glastuinbouw als de open teelt, inclusief witloftrekkerijen en eetbare
paddenstoelen.
Investeringen door de telersvereniging op locatie van de telersvereniging zelf zoals
b.v. inrichting van “vuileilanden” of “milieustraat” vallen buiten het kader deze
notitie. De telersverenigingen dienen zelf te bepalen in hoeverre deze projecten bovenwettelijk
zijn.
Bijlage Ga. : Positieve – Negatieve lijst Afvalverwerking
Bijlage Gb.: Wettelijk Kader – Besluit glastuinbouw, Bijlage 2, Hoofdstuk 1. Algemene Voorschriften, paragraaf 1.2 Afvalstoffen.
Bijlage Ga. Positieve – Negatieve lijst
Positieve lijst.
Verwerkingskosten ( recycling) glasteelten vallend onder het maximum per ha ( exclusief volle grond)
-
Verwerkingskosten nuttig hergebruik; composteren, recyclen, vergisting gericht op
het produceren van biogas, verbranden met energie terugwinning (biomassacentrale,
opwekking electriciteit, bijstook)
-
Groenafval (verwerkingskosten)
-
Steenwol, perlite, cocos (verwerkingskosten)
-
Folie ( verwerkingskosten)
-
Regenleidingen/ druppelslangen (verwerkingskosten)
-
Glas (verwerkingskosten)
-
Papier (verwerkingskosten)
-
Versnipperen op teeltbedrijf indien versnipperde loof wordt aangeleverd aan eindverwerker
ter compostering.
-
Stomen van substraten.
Investeringen/uitgaven die niet onder het maximum per ha vallen.
Verwerkingskosten ( recycling) vollegronds teelten, witlof en paddestoelen
Negatieve lijst.
-
Stortkosten
-
Kosten van verbranden, met uitzondering van verbranden met energie terugwinning (biomassacentrale,
opwekking electriciteit, bijstook)
-
Transportkosten
-
Plaatsen en ledigen containers
-
Afzetkosten afvalverwerker.
-
milieubelasting/ heffingen
-
uitruimen kassen
-
versnipperen indien het versnipperde loof direct wordt ingezet als bodemverbeteraar.
-
huur en aanschaf van containers, zakken etc.
-
bedrijfsafval/agrarisch afval/niet composteerbaar tuinafval
-
Sloop- bouwafval
-
Chemisch afval
-
Hout
-
Metaal
-
Restafval
Investeringen/uitgaven:
Bijlage Gb. Wettelijk kader.
Algemeen.
Milieuprojecten komen slechts voor GMO subsidie in aanmerking indien deze bovenwettelijk
zijn.
Glastuinbouw.
Het wettelijk kader voor de glastuinbouw is het Besluit glastuinbouw.
Bijlage 2 Hoofdstuk 1. Algemene voorschriften
paragraaf 1.2 Afvalstoffen.
-
1.2.1 Het onstaan van afvalstoffen wordt zoveel mogelijk voorkomen of beperkt. Degene die
het glastuinbouwbedrijf drijft:
-
a. treft maatregelen of voorzieningen die ertoe bijdragen dat binnen het glastuinbouwbedrijf
het ontstaan van afvalstoffen wordt voorkomen of beperkt en
-
b. geeft op het verzoek van het Wm-bevoegd gezag aan welke maatregelen of voorzieningen
hij heeft getroffen of zal treffen.
-
1.2.2 Afvalstoffen worden van elkaar gescheiden, gescheiden gehouden, gecomposteerd of gescheiden
afgegeven, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd. Dit geldt in ieder geval
voor:
-
1.2.3 Gevaarlijke afvalstoffen die behoren tot verschillende categoriën van gevaarlijke
afvalstoffen, worden van andere afvalstoffen gescheiden, gescheiden gehouden en gescheiden
afgegeven.
-
1.2.4 De binnen het glastuinbouw aanwezige afvalstoffen worden zodanig opgeslagen dat nadelige
gevolgen voor het milieu worden voorkomen. Voorzover voorkomen niet mogelijk is, worden
zij zodanig opgeslagen dat nadelige gevolgen voor het milieu zoveel mogelijk worden
beperkt en gescheiden afgifte mogelijk blijft.
-
1.2.5 Afvalstoffen worden niet verbrand.
In de toelichting van de paragraaf betreffende afvalstoffen staat samengevat o.a. nog het volgende:
-
verplichting tot preventie
-
In principe scheiding van afvalstoffen bij de bron. Uit technisch of financieel oogpunt
kan gekozen worden voor nascheiding in een scheidingsinstallatie.
-
Bij tijdelijke opslag op het bedrijf geuroverlast voorkomen en regelmatig afvoeren
van afvalstoffen. Zodanig opslaan dat met latere hergebruiksmogelijkheden rekening
wordt gehouden.
Open Teelt (Vollegrond).
Het wettelijk kader voor de open teelt, eetbare paddestoelen en witlof is het Besluit landbouw en milieu. Voor wetgeving over afvalstoffen zie Bijlage ad B “Voorschriften”Hoofdstuk 1 paragraaf 1.3 Afvalstoffen en afvalwater”. Daarin
is t.a.v. afvalstoffen dezelfde wetgeving opgenomen als in het Besluit glastuinbouw.
Alleen is de categorie land- en tuinbouwfolie toegevoegd. In de toelichting staat
tevens beschreven wat onder groenafval wordt verstaan.
H Nationale Milieurichtsnoeren
Artikel 103quater, lid 3 van Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007 vereist dat de operationele
programma’s twee of meer milieuacties moeten bevatten of dat minimaal 10% van de uitgaven
in het kader van de operationele programma’s milieuacties betreft. Op basis van artikel
103septies van de hierboven genoemde Raadsverordening en artikel 58 van Verordening
(EG) nr. 1580/2007 dient een nationale kader voor de milieuacties worden vastgesteld,
welk bij de Commissie ter goedkeuring moet worden ingediend. Deze richtsnoeren geven
op hoofdlijnen aan welke milieumaatregelen kunnen worden genomen. De Commissie toetst
deze aan de doelstelling van artikel 174 van het Verdrag en van het Zesde Milieuactieprogramma
van de Europese Gemeenschap.
Kenmerken van de Nederlandse tuinbouw in relatie tot het milieu
Voor de tuinbouw en het milieu in Nederland zijn de volgende uitgangspunten belangrijk:
-
Een kritische houding van de maatschappij en de politiek richting de economische tuinbouwactiviteiten
en de invloed daarvan op het milieu.
-
De verwachting van de overheid dat ieder bedrijf zijn eigen verantwoordelijkheid neemt
inzake milieuproblemen.
Voor de Nederlandse tuinbouw leidt dit tot de volgende milieuagenda:
-
De promotie van de duurzaamheid en het imago van de tuinbouw door de afhankelijkheid
van duur en zeldzaam (Nederlands) aardgas, respectievelijk fossiele energie, te verminderen
en tevens het gebruik daarvan terug te brengen.
-
Om redenen van leveringsgarantie (uitputten van de huidige aanwezige energiebronnen),
kostprijs, CO2 emissie en imago, moet energiebesparing en de toepassing van duurzame
energie een hoge prioriteit behouden.
-
Een streven naar onafhankelijkheid van energiebronnen door middel van de ontwikkeling
en het gebruik van herbruikbare energie ter bescherming van de continuïteit van de
Nederlandse tuinbouwsector.
-
Maatschappelijke verantwoordelijkheid, wat betekent dat producten geproduceerd en
afgeleverd worden op een maatschappelijk verantwoorde wijze.
-
Het optimaliseren van logistieke processen, waardoor het transport van groenten en
fruit minder schadelijk voor het milieu wordt.
-
Verminderen van verpakkings- en product afval.
-
Het creëren van een structureel aanbod van biologisch geteelde producten.
Vanwege de relatieve kleinschaligheid (vergeleken met de industrie), kiest de Nederlandse
tuinbouw voor een gezamenlijke aanpak. De telersverenigingen moeten hier een belangrijke
rol in spelen. Het basis principe is de proactieve verantwoordelijkheid van de bedrijven
als een drijfveer om (verplicht) activiteiten te ontwikkelen om inhoud te geven aan
deze milieuagenda. In dit kader kan de marktordening voor groenten en fruit hier een
belangrijke rol in spelen.
Milieurichtsnoeren
De volgende milieurichtsnoeren zijn belangrijk voor Nederland:
-
1. Maatregelen gericht op vermindering van de uitstoot van broeikasgassen: bijvoorbeeld
besparing op het gebruik van fossiele energie, het bevorderen van het gebruik van
hernieuwbare energiebronnen, het bevorderen van het gebruik van restwarmte door derden,
het gebruik van biobrandstoffen in transport en het bevorderen van collectief vervoer.
-
2. Maatregelen gericht op het hergebruik van afvalstoffen, zoals het bevorderen van het
gebruik van biomassa voor energieproductie, het bevorderen van recycling van organische
en niet-organische stoffen en het meermalig gebruik van verpakkingsmateriaal.
-
3. Maatregelen gericht op het voorkomen van emissie naar lucht, water en bodem: bijvoorbeeld
het bevorderen van het gebruik van biologische middelen, het bevorderen van precisietoedieningstechnieken
en beslissingsondersteunende systemen, het bevorderen van het gesloten maken van teeltsystemen,
waar mogelijk en het bevorderen van het gebruik van emissiearme spuitapparatuur.
-
4. Maatregelen gericht op het bevorderen van productie volgens Milieukeur of gelijkwaardige
milieukwaliteitssystemen.
-
5. Maatregelen gericht op het bevorderen van geïntegreerd telen of omschakeling naar
een biologische productiewijze.
Op grond van bovenstaande kaders en de knelpunten ten aanzien van milieueffecten zoals
die opgenomen zijn in het bij Beschikking C(2007)3464 door de Europese Commissie goedgekeurde
Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) 2 2007-2013 voor Nederland van 20 juli 2007
en in hoofdstuk 3 en 4 benoemd zijn, is het nodig om de kaders voor milieumaatregelen
verder uit te werken.
Algemene eisen voor in de operationele programma’s opgenomen milieuacties
-
Milieuacties dienen, waar van toepassing, de vereisten voor agromilieubetalingen,
zoals bedoeld in artikel 39, lid 3 van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005, in acht
te nemen. Bijvoorbeeld de verplichting om verder te gaan dan andere door de Gemeenschap
en nationale wetgeving voorgeschreven relevante wettelijke verplichtingen.
-
Milieuacties dienen in overeenstemming te zijn met deze milieurichtsnoeren.
-
Milieuacties kunnen worden gebundeld en aanvullend op andere milieuacties in het operationeel
programma worden opgenomen en indien van toepassing ook in agromilieumaatregelen in
het Plattelandsontwikkelings Programma, uitgevoerd door de leden van de telersvereniging.
-
Indien een operationeel programma leidt tot de mogelijk om verschillende milieuacties
te combineren en/of indien de onder het operationeel programma geselecteerde milieuacties
kunnen worden gecombineerd met agromilieumaatregelen ondersteund door het Plattelandsontwikkelings
Programma, dan moet bij het bepalen van het niveau van de steun rekening worden gehouden
met de extra kosten en het inkomensverlies die uit deze combinatie voortvloeien.
-
De steun voor de in het operationele programma opgenomen milieuacties, die is bedoeld
om extra kosten en het inkomensverlies wat uit de acties voortkomt te dekken, kan
worden aangepast in het geval van wijzigingen van het relevante referentieniveau (bijvoorbeeld
het standaardniveau waarboven een milieuverbintenis moet gaan).
Er moet op gewezen worden, dat in relatie tot het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma
(POP), agromilieubetalingen gebaseerd op vrijwillige agromilieuverbintenissen, zoals
bedoeld in artikel 39 van Verordening (EG) nr. 1698/2005, niet voorkomen in de Nederlandse
GMO programma’s. In Nederland zijn deze alleen van toepassing op POP maatregel 214.
Dit betreft acties voor de aanleg of het behoud van de biodiversiteit of voor het
behoud van het landschap, waaronder het behoud van historische elementen. In Nederland
zijn dergelijke maatregelen niet opgenomen in de operationele programma’s. Indien
van toepassing en zonder afbreuk te doen aan de voorschriften van de artikelen 103quinquies,
leden 1 en 3 en 103sexies van Verordening (EG) nr. 1234/2007, zal het niveau van de
steun voor de agromilleubetalingen, opgenomen in deze Nationale Strategie, niet het
niveau overschrijden dat van toepassing is op het Plattelandsontwikkelingsprogramma.
De steun voor milieuacties, andere dan de verkrijging van vaste activa, moet worden
gelimiteerd tot de maximum bedragen voor agromilieubetalingen die zijn opgenomen in
de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1698/2005. Om rekening te houden met specifieke
omstandigheden die in de Nationale Strategie, als bedoeld in artikel 57 van Verordening
(EG) nr. 1580/2007, naar behoren zijn gemotiveerd, mogen deze bedragen worden verhoogd.
Indien van toepassing, zijn deze derogaties beschreven en gemotiveerd in onderstaande
niet-limitatieve lijst van acties.
Voor alle milieuacties, met uitzondering van de verkrijging van vaste activa, zoals
benoemd in onderstaande niet-limitatieve lijst van acties, geldt dat de telersvereniging
of haar leden de verplichting hebben om de subsidiabele technische middelen waarvoor
steun wordt verleend, te gebruiken voor de doeleinden zoals goedgekeurd in het operationele
programma. Conform artikel 39, lid 3 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 zullen agromilieuverbintenissen
worden uitgevoerd over een vastgestelde periode. In het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma
is deze periode vastgesteld op zes jaar (2007-2013, na 2013 is het mogelijk dat nieuwe
termijnen worden vastgesteld). In navolging hiervan geldt dat telersverenigingen verplicht
zijn om dit soort acties gedurende de gehele looptijd van het operationeel programma
te handhaven. Indien dit noodzakelijk is om de looptijd te bereiken die van toepassing
is voor soortgelijke agromilieumaatregelen in het Plattelandsontwikkelingsprogramma,
dient deze actie eveneens in een volgend operationeel programma opgenomen te worden.
Wanneer er naar behoren gemotiveerde redenen zijn en in het bijzonder gebaseerd op
de tussentijdse evaluatie van de operationele programma’s, als bedoeld in artikel
127, lid 3 van Commissieverordening (EG) nr. 1580/2007 kan hiervan worden afgeweken.
Deze vereisten zijn van toepassing op de volgende acties die in deze Richtsnoeren
zijn opgenomen: “biologische productie”, “geïntegreerde productie” en “acties om de
bodem te beschermen”.
In het geval van investeringen in vaste activa, dienen deze gebruikt te worden voor
de doeleinden waarvoor de investering is gedaan, gedurende de gehele bedrijfseconomische
levensduur (afschrijvingsperiode of looptijd leasecontract) van de betreffende activa.
Het is wel mogelijk om deze activa gedurende de bedrijfseconomische levensduur te
vervangen, mits de voorwaarden van artikel 61, lid 3 van Verordening (EG) nr. 1580/2007
in aanmerking worden genomen en er significante milieuvoordelen zijn.
In het geval personeel wordt ingezet voor de milieuacties, zijn de voorschiften van
punt 2, onder b) van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 van toepassing.
Dit betekent dat het personeel gekwalificeerd moet zijn. In Nederland geldt als gekwalificeerd
een minimum werk- en denkniveau op MBO-niveau, verkregen door opleiding of ervaring
of personeel met specifieke professionele kennis om de betreffende functie te kunnen
uitoefenen. Het operationeel programma van de telersvereniging moet de specifieke
taken van dit personeel gedetailleerd beschrijven. Alleen de additionele werkelijke
bestede tijd aan de relevante taken en welke op urenstaten wordt bijgehouden komt
in aanmerking voor EU-financiering.
Maatregen die in het kader van de Gemeenschappelijke Marktordening voor Groenten en
Fruit met EU-gelden worden gefinancierd kunnen niet worden uitgevoerd indien zij niet
in overeenstemming zijn met de nationale voorschriften, waarin de volgende richtlijnen
zijn geïmplementeerd:
Waar bij de specifieke voorwaarden om een investering in aanmerking te nemen een percentage
energie- of waterbesparing van 25% is genoemd, wordt de startsituatie bepaald aan
het begin van de looptijd van het betreffende operationeel programma. De besparing
wordt beoordeeld in het kader van de investering en/of actie. De besparing moet worden
berekend op het niveau van de investering en/of actie. Dit betekent dat alleen vervangingsinvesteringen
betrokken kunnen zijn. Indien de investeringen niet een minimum aan energie- of waterbesparing
van ten minste 25% kan genereren, kunnen deze investeringen niet worden gezien als
een milieuactie. Wel kan deze investering dan onder andere maatregelen, voorzien in
de Nationale Strategie, worden gebracht. In uitzonderlijke gevallen kan een lagere
drempel van minimaal 10% kan worden geaccepteerd, mits de actie andere milieuvoordelen
waarborgt (bijvoorbeeld vermindering van bodemerosie en/of vermindering van het gebruik
van chemicaliën in combinatie met waterbesparing, vermindering van de luchtvervuiling
en/of het gebruik van herbruikbare energiebronnen in combinatie met energiebesparing).
Om acties en investeringen in aanmerking te kunnen nemen, zullen de milieumaatregelen
ook worden gecontroleerd op mogelijke dubbele financiering. Zie in dit kader ook paragraaf
6.4. van de Nederlandse Nationale Strategie. In het bijzonder voor milieumaatregelen
hebben de Nederlandse autoriteiten de volgende maatregelen genomen:
-
Gebaseerd op artikel 62, onder c) van Verordening (EG) nr. 1580/2007, ondertekent
de voorzitter van een telersvereniging een schriftelijk verbintenis, waarin wordt
verklaard dat de telersvereniging geen directe of indirecte overlappende financiering
voor de betreffende maatregelen heeft ontvangen of zal ontvangen. In dit verband wordt
er geen onderscheid gemaakt tussen nationale of communautaire financiering.
-
Alle aanvragen voor financiële steun uit hoofde van de Verordeningen (EG) nrs. 1234/2007
en 1580/2007 moeten vergezeld gaan van een accountantsverklaring. Deze accountants
worden geïnstrueerd door middel van door de bevoegde autoriteiten opgestelde controleprotocollen.
Deze controleprotocollen wijzen expliciet op de verplichting om te controleren op
de aanwezigheid van mogelijke dubbele financiering.
-
Alle betalingen voor de GMO groenten en fruit en het Nederlandse Plattelandsontwikkelings-
programma worden door het zelfde betaalorgaan (Dienst Landelijk Gebied) gedaan. Onder
de verantwoordelijkheid van dit betaalorgaan, verrichten de betreffende bevoegde autoriteiten
controles. Indien betalingen uit hoofde van verschillende verordeningen aan dezelfde
begunstigden worden gedaan, wordt dit geverifieerd om dubbele financiering te voorkomen.
Gebaseerd op paragraaf 6.5. wordt het nationale Nederlandse beleid door middel van
circulaires en verordeningen van het Productschap Tuinbouw bepaald en naar de telersverenigingen
gecommuniceerd. De uitvoeringsmodaliteiten (checklists, werkinstructies, etc.) garanderen
dat de nadere voorwaarden worden nageleefd. Vervolgens wordt de implementatie van
de regeling geaudit.
Niet-limitatieve lijst van milieuacties
Indien nadere voorwaarden voor de in de hiernavolgende niet-limitatieve lijst opgenomen
acties zijn gesteld, zijn deze in de lijst opgenomen. De motivering van deze acties,
zoals bedoeld in artikel 58, lid 2, onder b) van Verordening (EG) nr. 1580/2007 is
opgenomen in bijlage 1 bij deze milieurichtsnoeren.
A. Aankoop van vaste activa
Conform artikel 103quater, lid 3 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 betreft de steun
voor de investeringen in vaste activa de extra kosten en het inkomensverlies die uit
de investering voortvloeien
-
Energiebesparende investeringen, voor zover de specificatie van de investering een
energiebesparing van tenminste 25% (indien van toepassing 10%) geeft
-
Investeringen in innovatieve emissiebeperkende spuitapparatuur, voor zover deze investering
een vermindering van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen tot doel heeft.
-
Investeringen in thermische of elektromagnetische apparatuur, voor zover deze investering
een verminder van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen tot doel heeft.
-
Investeringen in rookgasreinigers
-
Investeringen in aansluitingen op een CO2-netwerk
-
Investering in UV-belichtingswagens
-
Investeringen in WKK installaties, voor zover de specificatie van de investering een
energiebesparing van tenminste 25% (indien van toepassing 10%) geeft.
-
Investeringen in warmtewisselaars, voor zover de specificatie van de investering een
energiebesparing van tenminste 25% (indien van toepassing 10%) geeft.
-
Investeringen in installaties die nodig zijn voor een gesloten/semi-gesloten kas,
voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing van tenminste 25%
(indien van toepassing 10%) geeft.
-
Investeringen ten behoeve van innovatieve mechanische onkruidbestrijding, voor zover
deze investeringen tot doel hebben om het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen
te verminderen.
-
Investeringen in insectengaas (uitsluitend bij vollegrondsteelten)
-
Investeringen in zelfpersende containers
-
Investering in zonnepanelen, voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing
van minstens 25% (indien van toepassing 10%) geeft.
-
Investeringen in windmolens, voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing
van minstens 25% (indien van toepassing 10%) geeft.
-
Investering in WOK/warmtebuffertanks, voor zover de specificatie van de investering
een energiebesparing van minstens 25% (indien van toepassing 10%) geeft.
-
Investeringen in aardwarmte, voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing
van minstens 25% (indien van toepassing 10%) geeft.
-
Investeringen in biobranders, voor zover de specificatie van de investering een energiebesparing
van minstens 25% (indien van toepassing 10%) geeft.
-
Investeringen in aquifers (vervanging van bestaande irrigatiesystemen), voor zover
de specificatie van de investering een waterbesparing van minstens 25% (indien van
toepassing 10%) geeft.
B. Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing
C. Andere acties
-
1)
Productie
-
i)
Biologische productie
Onder dit punt opgenomen acties kunnen slechts worden goedgekeurd indien de vereisten
voor biologische productie in acht worden genomen, zoals opgenomen in Raadsverordening
(EG) nr. 2092/91 (834/2007 vanaf 1 januari 2009).
-
Composteringsplaatsen, voor zover de verkregen compost wordt aangewend in het betreffende
eigen bedrijf of voor gebruik wordt verkocht. Verkregen additionele inkomsten en gerealiseerde
kostenbesparingen moeten van de subsidiabele uitgaven worden afgetrokken.
-
Activering bodemleven (het toedienen van micro-organismen, zogenoemde “starters” om
de juiste bacteriën en schimmels te enten), met de bedoeling de bodemvruchtbaarheid
te verbeteren.
-
Additionele kosten voor SKAL gecertificeerd zaai-, plant- en pootgoed in vergelijking
met conventioneel zaai-, plant- en pootgoed. Dit punt is subsidiabel op grond van
punt 1, vierde streepje van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007. Het zaai-,
plant- en pootgoed moeten daadwerkelijk voor de biologische productie worden gebruikt.
-
Het gebruik van biologische mest en compost bij de biologische productie.
Vanwege het grote belang van dit type milieuacties, de hoogte van de werkelijk uit
de actie voortvloeiende additionele kosten en daarom de noodzakelijk om zoveel mogelijk
de reële kosten te honoreren, zodat zoveel mogelijk telers de actie uitvoeren, is
de derogatie als bedoeld in artikel 60, lid 2, vierde alinea van Commissieverordening
(EG) nr. 1580/2007 van toepassing. Daarom komen de werkelijke uit de actie voortvloeiende
additionele kosten in aanmerking voor steun.
-
ii)
Geïntegreerde productie
Gebaseerd op artikel 103quater, lid 3 van Verordening (EG) nr. 1234/2007, betreft
dit de additionele kosten. Bovendien moeten kostenbesparingen in aanmerking worden
genomen. Vanzelfsprekend moeten deze boven hetgeen gaan wat nationaal en communautair
wettelijk is geregeld.
De kosten voor geïntegreerde productie komen op grond van punt 1, vierde streepje
van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007 in aanmerking voor financiële
steun. In Nederland zijn er geen nationale of regionale regels voor geïntegreerde
productie. Vanwege het grote belang van dit type milieuacties, de hoogte van de werkelijk
uit de actie voortvloeiende additionele kosten en daarom de noodzakelijk om zoveel
mogelijk de reële kosten te honoreren, zodat zoveel mogelijk telers de actie uitvoeren,
is de derogatie als bedoeld in artikel 60, lid 2, vierde alinea van Commissieverordening
(EG) nr. 1580/2007 van toepassing. Daarom komen de werkelijke uit de actie voortvloeiende
additionele kosten in aanmerking voor steun.
-
Uitgaven voor gewas-, water- en bodemanalyses, voor zover dit is opgenomen in de geïntegreerde
productie en wordt gecombineerd met andere in deze Richtlijnen opgenomen milieuacties,
die als doel hebben om het gebruik van chemische middelen te verminderen.
-
Uitgaven voor enten van plantmateriaal, met het doel minder chemische middelen te
gebruiken. Op basis van punt 1 van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/2007
is hier in Nederland een forfaitair tarief voor vastgesteld. Dit punt is subsidiabel
op grond van punt 1, vierde streepje van bijlage VIII van Verordening (EG) nr. 1580/200
-
Uitgaven voor biologische bestrijding, mits additionele inkomsten en kostenbesparingen
van de subsidiabele uitgaven worden afgetrokken.
-
Uitgaven voor resistent zaad, mits additionele inkomsten en kostenbesparingen van
de subsidiabele uitgaven worden afgetrokke
-
iii)
Beter gebruik en/of beheer van water, zoals waterbesparing en drainage
-
iv)
Acties voor bodembehoud (bijvoorbeeld grondbewerkingstechnieken om bodemerosie te
voorkomen/te verminderen, plantendek, beheerslandbouw, bodembetrekking)
-
v)
Acties voor de aanleg of het behoud van habitats die gunstig zijn voor de biodiversiteit
(bijvoorbeeld natte gronden) of voor het behoud van het landschap, waaronder het behoud
van historische elementen (bijvoorbeeld stapelmuurtjes, terrassen, bosjes)
-
vi)
Energiebesparingsacties
-
vii)
Acties om de afvalproductie te verminderen en het afvalbeheer te verbeteren
-
Het hergebruik van meermalige verpakkingen en pallets. Dit betreft de huurkosten met
betrekking tot de roulatie van meermalige verpakkingen en pallets. De aanschaf/afschrijving
hiervan is niet subsidiabel op grond van punt 1 van bijlage VIII van Verordening (EG)
nr. 1580/2007. Op basis van onderzoek is bepaald dat 75% van de totale huurkosten
van meermalige verpakkingen (EPS) bestaat uit roulatiekosten en 25% betrekking heeft
op de door de verhuurder doorberekende afschrijving/aanschaf. Daarom is 75% van de
huurprijs subsidiabel. In navolging van interpretatieve nota nr. 22-20008 van juli
2008 zal voor dit forfaitaire tarief een nieuwe berekening worden gemaakt. Gebaseerd
op de huidige praktijk kunnen de totale subsidiabel uitgaven voor acties met betrekking
tot verpakkingen, inclusief het hergebruik van meermalige verpakkingen, niet meer
dan 20% van het totale actiefonds uitmaken.
-
Recycling van afval (inclusief compostering) in overeenstemming met de voorwaarden
van bijlage 2 van deze milieurichtsnoeren. De vereisten uit bijlage 2 zijn van toepassing.
-
viii)
Andere acties
-
Deelname aan (inter)nationaal maatschappelijk aanvaarde milieuzorgsystemen (inclusief
Gobal/GAP). Deze systemen moeten open staan voor alle groenten- en fruittelers. Het
milieuzorgsysteem moet bindende specificaties omvatten met betrekking tot productiemethoden
en, voor wat betreft de milieubescherming, moet het verder gaan dan wat is beschreven
in artikel 30, lid 3, van Raadsverordening (EG) nr. 1698/2005. De naleving van de
voorwaarden moet onderwerp zijn van een onafhankelijke controle door gekwalificeerde
personen/organen.
-
Personeelskosten voor milieuzorgsystemen, voor zover ze benodigd zijn voor de deelname
in de milieuzorgsystemen (inclusief Global/GAP).
-
Stomen van substraten.
-
2)
Vervoer
-
Extra externe vervoerskosten voor vervoer over het spoor of water, vergeleken met
de kosten voor vervoer over de weg. Dit voor vervoer over het spoor/water in plaats
van over de weg, als onderdeel van de milieubeschermingsmaatregel.
-
3)
Afzet
In het geval telersverenigingen milieuacties of investeringen in hun operationele
programma’s opnemen, welke niet in bovenstaande niet-limitatieve lijst zijn opgenomen,
zal de bevoegde autoriteit deze acties of investeringen analyseren in het kader van
zowel Raadsverordening (EG) nr. 1234/2007, als Commissieverordening (EG) nr. 1580/2007
en hun milieuvoordelen. Volgend op deze analyse en indien noodzakelijk zullen deze
acties of investeringen in de volgende herziening van deze richtsnoeren worden meegenomen.
Bijlage 1 Motivering van de milieuacties, zoals bedoeld in artikel 58, lid 2, onder
b) van Commissieverordening (EG) nr. 1580/2007
In het algemeen heeft de Nederlandse tuinbouw tot 2020 de volgende ambities op het
gebied van milieu:
-
Klimaatneutrale (nieuwgebouwde) kassen
-
30% lagere uitstoot van CO2
-
Leverancier van duurzame warmte en energie
-
Een sterk verminderd gebruik van fossiele energie
-
Geïntegreerde productie, de Nederlandse tuinbouw streeft naar een 100% gecertificeerde
teelt
Voorts blijven de volgende ambities onverkort van kracht:
-
Continue inzet voor beperking van emissie naar lucht, water en bodem
-
Beperking product- en verpakkingsafval
Alle investeringen en acties zoals opgenomen op de niet-limitatieve lijst, vallen
onder bovenstaande ambities. Dit aangevuld met het streven naar een verhoging van
het aantal producten dat biologisch, conform Verordening (EG) nr. 2092/91 (Verordening
(EG) nr. 834/2007 vanaf 1 januari 2009), wordt geteeld. De betreffende motiveringen
zijn in onderstaande lijst aan de betreffende investeringen en acties gekoppeld. Daarnaast
moeten de investeringen en de acties worden bezien in relatie tot de maatschappelijke
verantwoordelijkheid van de telersvereniging en haar leden.
Als indicator om de voortgang van de milieuprojecten te monitoren, gelden de indicatoren
zoals opgenomen in bijlage XIV van Verordening (EG) nr. 1580/2007.
A. Aankoop van vaste activa
|
Actie
|
Motivering
|
Energiebesparende investeringen
|
Om het gebruik van fossiele brandstoffen te verminderen, om zo te reageren op de problemen
veroorzaakt door de klimaatverandering. Zie in dit kader ook het convenant “Schone
en Zuinige Agrosectoren”.
In het Nederlandse programma “De kas als energiebron” (www.kasalsenergiebron.nl) zijn
er zeven transitiepaden benoemd die moeten leiden tot een aanzienlijke reductie van
de CO2-emissie en sterk verminderde afhankelijkheid van fossiele energie voor de glastuinbouw
in 2020. Dit soort investeringen draagt in belangrijke mate bij aan deze doelstelling.
|
Investeringen in innovatieve emissiebeperkende spuitapparatuur
|
Dit als een alternatieve vorm van ziekte- en ongediertebestrijding om het gebruik
van chemische middelen te kunnen beperken, om zo de kwaliteit van het water, de bodem
en het landschap te beschermen en de biodiversiteit te behouden of te bevorderen.
Alle Nederlandse telersverenigingen ondernemen acties in het kader van Global/GAP.
Eén van de doelstellingen van deze wereldwijde inter-branche organisatie is om de
inzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen te minimaliseren. (zie ook: http://www.globalgap.org/cms/front_content.php
?idart=25&idcat=4&lang=1&client=1)
Deze investeringen dragen bij aan dat mondiale doel en helpen de telersverenigingen
om te voldoen aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.
|
Investeringen in thermische of elektromagnetische apparatuur
|
Dit als een alternatieve vorm van ziekte- en ongediertebestrijding om het gebruik
van chemische middelen te kunnen beperken, om zo de kwaliteit van het water, de bodem
en het landschap te beschermen en de biodiversiteit te behouden of te bevorderen.
Alle Nederlandse telersverenigingen ondernemen acties in het kader van Global/GAP.
Eén van de doelstellingen van deze wereldwijde inter-branche organisatie is om de
inzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen te minimaliseren. (zie ook: http://www.globalgap.org/cms/front_content.php
?idart=25&idcat=4&lang=1&client=1)
Deze investeringen dragen bij aan dat mondiale doel en helpen de telersverenigingen
om te voldoen aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.
|
Investeringen in rookgasreinigers
|
Om de uitstoot van CO2 en NoX te verminderen.
In het Nederlandse programma “De kas als energiebron” (www.kasalsenergiebron.nl) zijn
er zeven transitiepaden benoemd die moeten leiden tot een aanzienlijke reductie van
de CO2-emissie en sterk verminderde afhankelijkheid van fossiele energie voor de glastuinbouw
in 2020. Dit soort investeringen dragen in belangrijke mate bij aan deze doelstelling.
|
Investeringen in aansluitingen op een CO2-netwerk
|
Om de uitstoot van CO2 en NoX te verminderen.
In het Nederlandse programma “De kas als energiebron” (www.kasalsenergiebron.nl) zijn
er zeven transitiepaden benoemd die moeten leiden tot een aanzienlijke reductie van
de CO2-emissie en sterk verminderde afhankelijkheid van fossiele energie voor de glastuinbouw
in 2020. Dit soort investeringen dragen in belangrijke mate bij aan deze doelstelling.
|
Investeringen UV-belichtingswagens.
|
Dit als een alternatieve vorm van ziekte- en ongediertebestrijding om het gebruik
van chemische middelen te kunnen beperken, om zo de kwaliteit van het water, de bodem
en het landschap te beschermen en de biodiversiteit te behouden of te bevorderen.
Alle Nederlandse telersverenigingen ondernemen acties in het kader van Global/GAP.
Eén van de doelstellingen van deze wereldwijde inter-branche organisatie is om de
inzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen te minimaliseren. (zie ook: http://www.globalgap.org/cms/front_content.php
?idart=25&idcat=4&lang=1&client=1)
Deze investeringen dragen bij aan dat mondiale doel en helpen de telersverenigingen
om te voldoen aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.
|
Investeringen in WKK installaties
|
Dit met de motivering om een vermindering van het energieverbruik te realiseren om
zo te kunnen reageren op de problemen veroorzaakt door de klimaatverandering.
In het Nederlandse programma “De kas als energiebron” (www.kasalsenergiebron.nl) zijn
er zeven transitiepaden benoemd die moeten leiden tot een aanzienlijke reductie van
de CO2-emissie en sterk verminderde afhankelijkheid van fossiele energie voor de glastuinbouw
in 2020. Dit soort investeringen dragen in belangrijke mate bij aan deze doelstelling
|
Investeringen in warmtewisselaars
|
Dit met de motivering om een vermindering van het energieverbruik te realiseren om
zo te kunnen reageren op de problemen veroorzaakt door de klimaatverandering.
In het Nederlandse programma “De kas als energiebron” (www.kasalsenergiebron.nl) zijn
er zeven transitiepaden benoemd die moeten leiden tot een aanzienlijke reductie van
de CO2-emissie en sterk verminderde afhankelijkheid van fossiele energie voor de glastuinbouw
in 2020. Dit soort investeringen dragen in belangrijke mate bij aan deze doelstelling
|
Investeringen in installaties die nodig zijn voor een gesloten/semi-gesloten kas.
Dit is een systeem waar zonne-energie wordt verkregen en bewaard voor een minimum
periode van twee maanden om het op een later moment of een andere locatie te gebruiken.
|
Dit met de motivering om een vermindering van het energieverbruik te realiseren om
zo te kunnen reageren op de problemen veroorzaakt door de klimaatverandering.
In het Nederlandse programma “De kas als energiebron” (www.kasalsenergiebron.nl) zijn
er zeven transitiepaden benoemd die moeten leiden tot een aanzienlijke reductie van
de CO2-emissie en sterk verminderde afhankelijkheid van fossiele energie voor de glastuinbouw
in 2020. Dit soort investeringen dragen in belangrijke mate bij aan deze doelstelling
|
Investeringen ten behoeve van innovatieve mechanische onkruidbestrijding
|
Dit als een alternatieve vorm van ziekte- en ongediertebestrijding om het gebruik
van chemische middelen te kunnen beperken, om zo de kwaliteit van het water, de bodem
en het landschap te beschermen en de biodiversiteit te behouden of te bevorderen.
Alle Nederlandse telersverenigingen ondernemen acties in het kader van Global/GAP.
Eén van de doelstellingen van deze wereldwijde inter-branche organisatie is om de
inzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen te minimaliseren. (zie ook: http://www.globalgap.org/cms/front_content.php
?idart=25&idcat=4&lang=1&client=1)
Deze investeringen dragen bij aan dat mondiale doel en helpen de telersverenigingen
om te voldoen aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.
|
Investeringen in insectengaas (uitsluitend bij vollegrondsteelten)
|
Dit draagt bij aan het verminderen van het verbruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen
om zo de kwaliteit van het water, de bodem en het landschap te beschermen en de biodiversiteit
te behouden of te bevorderen.
|
Investeringen in zelfpersende containers
|
Dit met het oogmerk om de hoeveelheid afval te beperken om zo de kwaliteit van het
water, de bodem en het landschap te beschermen en de biodiversiteit te behouden of
te bevorderen.
|
Investeringen in zonnepanelen
|
Dit draagt bij aan het verminderen van het verbruik van fossiele bronnen en is zo
een reactie op de problemen met betrekking tot de klimaatverandering.
In het Nederlandse programma “De kas als energiebron” (www.kasalsenergiebron.nl) zijn
er zeven transitiepaden benoemd die moeten leiden tot een aanzienlijke reductie van
de CO2-emissie en sterk verminderde afhankelijkheid van fossiele energie voor de glastuinbouw
in 2020. Dit soort investeringen dragen in belangrijke mate bij aan deze doelstelling.
|
Investeringen in windmolens.
|
Dit draagt bij aan het verminderen van het verbruik van fossiele bronnen en is zo
een reactie op de problemen met betrekking tot de klimaatverandering.
In het Nederlandse programma “De kas als energiebron” (www.kasalsenergiebron.nl) zijn
er zeven transitiepaden benoemd die moeten leiden tot een aanzienlijke reductie van
de CO2-emissie en sterk verminderde afhankelijkheid van fossiele energie voor de glastuinbouw
in 2020. Dit soort investeringen dragen in belangrijke mate bij aan deze doelstelling.
|
Investeringen in WOK/warmtebuffertanks
|
Dit draagt bij aan het verminderen van het verbruik van fossiele bronnen en is zo
een reactie op de problemen met betrekking tot de klimaatverandering.
In het Nederlandse programma “De kas als energiebron” (www.kasalsenergiebron.nl) zijn
er zeven transitiepaden benoemd die moeten leiden tot een aanzienlijke reductie van
de CO2-emissie en sterk verminderde afhankelijkheid van fossiele energie voor de glastuinbouw
in 2020. Dit soort investeringen dragen in belangrijke mate bij aan deze doelstelling.
|
Investeringen in aardwarmte
|
Dit draagt bij aan het verminderen van het verbruik van fossiele bronnen en is zo
een reactie op de problemen met betrekking tot de klimaatverandering.
In het Nederlandse programma “De kas als energiebron” (www.kasalsenergiebron.nl) zijn
er zeven transitiepaden benoemd die moeten leiden tot een aanzienlijke reductie van
de CO2-emissie en sterk verminderde afhankelijkheid van fossiele energie voor de glastuinbouw
in 2020. Dit soort investeringen dragen in belangrijke mate bij aan deze doelstelling.
|
Investeringen in biobranders
|
Dit draagt bij aan het verminderen van het verbruik van fossiele bronnen en is zo
een reactie op de problemen met betrekking tot de klimaatverandering.
In het Nederlandse programma “De kas als energiebron” (www.kasalsenergiebron.nl) zijn
er zeven transitiepaden benoemd die moeten leiden tot een aanzienlijke reductie van
de CO2-emissie en sterk verminderde afhankelijkheid van fossiele energie voor de glastuinbouw
in 2020. Dit soort investeringen dragen in belangrijke mate bij aan deze doelstelling.
|
Investeringen in aquifers (vervanging van bestaande irrigatiesystemen
|
Dit met de motivering om het verbruik van water te verminderen.
|
B. Andere vormen van verwerving van vaste activa, zoals huur en leasing
|
Actie
|
Motivering
|
Alle investeringen, opgenomen onder A)
|
Zie onder A)
|
C. Andere acties
|
1. Productie
|
i) Biologische productie
|
Actie
|
Motivering
|
Composteringsplaatsen
|
Dit met het oogmerk op het gebruik van chemicaliën en niet-herbruikbare energiebronnen
te beperken en de kwaliteit van het water, de bodem en het landschap te beschermen
en de biodiversiteit te behouden of te bevorderen.
In het derde convenant marktontwikkeling biologische landbouw zijn de Nederlandse
autoriteiten en de relevante marktpartijen overeengekomen om naar een stijging van
de omzet van biologische productie van 10% te streven. (Zie: http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,1
640321&_dad=portal&_schema=PORTAL&p_file_i d=24885) De subsidiabiliteit van dit soort
acties ondersteunt dit convenant.
|
Activering bodemleven
|
Dit met het oogmerk op het gebruik van chemicaliën en niet-herbruikbare energiebronnen
te beperken en de kwaliteit van het water, de bodem en het landschap te beschermen
en de biodiversiteit te behouden of te bevorderen.
In het derde convenant marktontwikkeling biologische landbouw zijn de Nederlandse
autoriteiten en de relevante marktpartijen overeengekomen om naar een stijging van
de omzet van biologische productie van 10% te streven. (Zie: http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,1
640321&_dad=portal&_schema=PORTAL&p_file_i d=24885) De subsidiabiliteit van dit soort
acties ondersteunt dit convenant.
|
Additionele kosten voor SKAL gecertificeerd zaai- plant- en pootgoed
|
Dit met het oogmerk op het gebruik van chemicaliën en niet-herbruikbare energiebronnen
te beperken en de kwaliteit van het water, de bodem en het landschap te beschermen
en de biodiversiteit te behouden of te bevorderen.
In het derde convenant marktontwikkeling biologische landbouw zijn de Nederlandse
autoriteiten en de relevante marktpartijen overeengekomen om naar een stijging van
de omzet van biologische productie van 10% te streven. (Zie: http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,1
640321&_dad=portal&_schema=PORTAL&p_file_i d=24885) De subsidiabiliteit van dit soort
acties ondersteunt dit convenant.
|
Het gebruik van biologische mest en compost bij de biologische productie
|
Het gebruik van biologische meststoffen draagt bij aan de kwaliteit van de bodem.
|
C. Overige acties
|
1. Productie
|
ii) Geïntegreerde productie
|
Uitgaven voor gewas-, water- en bodemanalyses
|
Deze actie draagt bij aan het verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen,
met als doel de kwaliteit van het water, de bodem en het landschap te beschermen en
de biodiversiteit te behouden of te bevorderen.
Alle Nederlandse telersverenigingen ondernemen acties in het kader van Global/GAP.
Eén van de doelstellingen van deze wereldwijde inter-branche organisatie is om de
inzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen te minimaliseren. (zie ook: http://www.globalgap.org/cms/front_content.php
?idart=25&idcat=4&lang=1&client=1)
Deze acties dragen bij aan dat mondiale doel en helpen de telersverenigingen om te
voldoen aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.
|
Uitgaven voor het enten van plantmateriaal
|
Deze actie draagt bij aan het verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen,
met als doel de kwaliteit van het water, de bodem en het landschap te beschermen en
de biodiversiteit te behouden of te bevorderen.
Alle Nederlandse telersverenigingen ondernemen acties in het kader van Global/GAP.
Eén van de doelstellingen van deze wereldwijde inter-branche organisatie is om de
inzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen te minimaliseren. (zie ook: http://www.globalgap.org/cms/front_content.php
?idart=25&idcat=4&lang=1&client=1)
Deze acties dragen bij aan dat mondiale doel en helpen de telersverenigingen om te
voldoen aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.
|
Uitgaven voor biologische bestrijding
|
Dit om ziektes en plagen te voorkomen en het gebruik van chemische middelen te beperken
om zo de kwaliteit van het water, de bodem en het landschap te beschermen en de biodiversiteit
te behouden of te bevorderen.
Alle Nederlandse telersverenigingen ondernemen acties in het kader van Global/GAP.
Eén van de doelstellingen van deze wereldwijde inter-branche organisatie is om de
inzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen te minimaliseren. (zie ook: http://www.globalgap.org/cms/front_content.php
?idart=25&idcat=4&lang=1&client=1)
Deze acties dragen bij aan dat mondiale doel en helpen de telersverenigingen om te
voldoen aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.
|
Uitgaven voor resistent zaad
|
Dit om ziektes en plagen te voorkomen en het gebruik van chemische middelen te beperken
om zo de kwaliteit van het water, de bodem en het landschap te beschermen en de biodiversiteit
te behouden of te bevorderen.
Alle Nederlandse telersverenigingen ondernemen acties in het kader van Global/GAP.
Eén van de doelstellingen van deze wereldwijde inter-branche organisatie is om de
inzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen te minimaliseren. (zie ook: http://www.globalgap.org/cms/front_content.php
?idart=25&idcat=4&lang=1&client=1)
Deze acties dragen bij aan dat mondiale doel en helpen de telersverenigingen om te
voldoen aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.
|
C. Andere acties
|
1. Productie
|
iii) Beter gebruik en/of beheer van water, zoals waterbesparing en drainage
|
Actie
|
Motivering
|
Niet van toepassing
|
|
C. Andere acties
|
1. Productie
|
iv) acties voor bodembehoud (bijvoorbeeld grondbewerking technieken om bodemerosie
te voorkomen/te verminderen, plantendek, beheerslandbouw, bodembedekking)
|
Actie
|
Motivering
|
Het gebruik van biologische mest en compost in niet-biologische productie
|
Om te komen tot een vermindering van het verbruik van minerale messtoffen en om de
kwaliteit van de bodem te verbeteren.
|
C. Andere acties
|
1. Productie
|
vi) energiebesparingsacties
|
Actie
|
Motivering
|
Niet van toepassing
|
|
C. Andere acties
|
1. productie
|
vii) acties om de afvalproductie te verminderen en het afvalbeheer te verbeteren
|
Actie
|
Motivering
|
Het hergebruik van meermalige verpakkingen en pallets.
|
Dit met het oogmerk om de hoeveelheid geproduceerd afval te verminderen.
|
Recycling van afval (inclusief compostering)
|
Dit met het oogmerk om de hoeveelheid geproduceerd afval te verminderen.
|
C. Andere acties
|
1. productie
|
viii) acties om de afvalproductie te verminderen en het afvalbeheer te verbeteren
|
Actie
|
Motivering
|
Het hergebruik van meermalige verpakkingen en pallets.
|
Dit met het oogmerk om de hoeveelheid geproduceerd afval te verminderen.
|
Recycling van afval (inclusief compostering)
|
Dit met het oogmerk om de hoeveelheid geproduceerd afval te verminderen.
|
C. Andere acties
|
· productie
|
ix) andere acties
|
Actie
|
Motivering
|
Deelname aan (inter)nationaal maatschappelijk aanvaarde milieuzorgsystemen (inclusief
Gobal/GAP).
|
Dit met het oogmerk om het gebruik van chemische middelen te verminderen om zo de
kwaliteit van het water, de bodem en het landschap te beschermen end e biodiversiteit
te behouden of te bevorderen.
|
Personeelskosten voor milieuzorgsystemen, voor zover ze benodigd zijn voor de deelname
in de milieuzorgsystemen (inclusief Global/GAP).
|
Dit met het oogmerk om het gebruik van chemische middelen te verminderen om zo de
kwaliteit van het water, de bodem en het landschap te beschermen end e biodiversiteit
te behouden of te bevorderen.
|
Stomen van substraten.
|
Dit om het gebruik van chemicaliën te verminderen en zo de kwaliteit van het water
en de bodem te beschermen.
|
C. Andere acties
|
· transport
|
Actie
|
Motivering
|
Extra externe vervoerskosten voor vervoer over het spoor of water, vergeleken met
de kosten voor vervoer over de weg.
|
Dit met het oogmerk om het gebruik van fossiele brandstoffen te verminderen om rekening
te houden met de problemen veroorzaakt door de klimaatverandering.
|
C. Andere acties
|
· afzet
|
Actie
|
Motivering
|
Niet van toepassing
|
|
Bijlage 4. Herziene criteria voor het in aanmerking nemen van uitgaven 2011
[Regeling vervallen per 21-09-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2014]
(VERORDENING (EG) NR. 1234/2007 VAN DE RAAD EN UITVOERINGSVERORDENING (EU) NR. 543/2011
VAN DE COMMISSIE
9 september 2011
Inhoudsopgave:
B
|
Criteria per maatregel/type actie/activiteit/subactiviteit:
|
|
|
Maatregel 1
|
3
|
|
Maatregel 2
|
5
|
|
Maatregel 3
|
7
|
|
Maatregel 4
|
9
|
|
Maatregel 5
|
9
|
|
Maatregel 6
|
10
|
|
Maatregel 7
|
11
|
|
Maatregel 8
|
16
|
|
D
|
Niet limitatieve lijst van niet in aanmerking te nemen uitgaven en investeringen
|
17
|
|
E
|
GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimtes
|
18
|
|
F1
|
Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw- en/of verbouw
|
21
|
F2
|
Format indiening nieuw- en verbouwobjecten
|
24
|
Aanvullingen en wijzigingen op de Criteria uitgaven 2011 van juli 2010.
n.b.1 Alleen de begrotingsregels en bijlagen met wijzigingen zijn volledig in deze
bijlage opgenomen. De wijzigingen zijn in de bijlage gemarkeerd. De niet opgenomen
begrotingsregels zijn ongewijzigd gebleven.
n.b. 2 Voor zover nog niet vermeld in de Criteria 2012 zullen onderstaande wijzigingen
tevens nog opgenomen worden in de Herziene Criteria 2011).
B. Criteria per maatregel/type actie/activiteit/subactiviteit:
Maatregel 1: Acties die gericht zijn op de productieplanning
101-2-2 en 102-5-5 Koelhuizen, koelcellen, koelinstallaties voor lange bewaring, inclusief
trafo-voorzieningen (betreft teeltbedrijven en distributiecentra): Investeringen ten
behoeve van koeling voor lange bewaring zijn subsidiabel. Hieronder vallen cellenbouw,
koel- en electrotechniek, ULO techniek (celtechniek, scrubber en stikstofmachine),heetgasontdooiing,
voorzieningen voor highspeed koeling, meet-en regelapparatuur c.q hard- en software
voor celsturing, monitoring en bewaking, DCS, ozongenerator etc.
-
o In geval van meet-en regelapparatuur c.q hard- en software voor celsturing is uitsluitend
de eerste aanschaf subsidiabel.
-
o Onder deze begrotingsregel wordt ook energiebesparende apparatuur ten behoeve van
koeling in aanmerking genomen.
-
o Ook investeringen in koelcellen voor koeling van witlofpennen bij de witloftrekker
of op de centrale locatie van de TV en voor koeling van frigoplanten (aardbei e.a.)
op het teeltbedrijf of centrale locatie van de TV worden in aanmerking genomen.
(Investeringen bij de teler van de witlofpennen of de frigoplanten zijn niet subsidiabel).
Het huren bij derden van koelcellen voor bewaring van witlofpennen en frigoplanten
is wel subsidiabel (zie volgend punt).
-
o Kosten voor huur van koelcellen of koelkosten (per kg, m3 of pallet) zijn subsidiabel,
mits bij de calculatie van het GMO subsidiabele tarief de in- en uitslagkosten, de
energie- en overige algemene productiekosten buiten beschouwing blijven. Voorwaarde
is, dat er bij de jaardeclaratie een inslag/uitslag registratie wordt overlegd.
Zie ook 301-20-71 en 302-21-101
101-2-331 en 102-5-6 Aankoop bomen, meerjarige planten (asperge, houtig kleinfruit):
-
o De aanschaf van plantgoed voor blijvende gewassen ( meerjarige planten, bomen, struiken)
is subsidiabel. In het geval van aanschaf van planten van blijvende gewassen, die
beschikbaar gesteld worden aan de leden, is het om bedrijfseconomische en juridische
redenen niet mogelijk dat deze in eigendom van de telersvereniging blijven. In plaats
daarvan dient de afzet van het gewas gedurende minimaal de looptijd van een operationeel
programma te zijn gegarandeerd. Hiertoe dient een contract tussen de telersvereniging
en de teler te worden afgesloten, waarin de leveringsplicht is vastgelegd.
-
o De telersvereniging dient uiterlijk bij de jaardeclaratie per teler op te geven: ras,
locatie(s) aangegeven op een bedrijfskaart, areaal en aantal planten. Het PT stelt
een format ter beschikking. Bij de jaardeclaratie dienen de afleverbonnen te kunnen
worden overlegd.
-
o De benodigde kruisbestuivers (ook indien deze niet productief zijn) als onderdeel
van een nieuwe in het operationeel plan op te nemen aanplant, worden in aanmerking
genomen.
-
o Meerjarige gewassen worden uitsluitend in aanmerking genomen, indien hiervan meerjarig
geoogst wordt.
-
o Uitsluitend de initiële aanplant wordt in aanmerking genomen. Dit houdt in dat “inboeters”
in een bestaande aanplant niet subsidiabel zijn.
-
o In rekening gebrachte koelkosten zijn niet subsidiabel.
-
o In rekening gebrachte NAK keurkosten zijn niet subsidiabel.
-
o In rekening gebrachte kosten voor chemisch ontsmetten van de meerjarige planten zijn
niet subsidiabel.
-
o De aanschaf van bomen mag gedurende meerdere jaren van de looptijd van het operationeel
programma ten laste van het actiefonds gebracht worden (zie ook onderdeel A Criteria
subsidiabele uitgaven, punt 2.12).
101-3-3 en 102-6-7 Assimilatiebelichting, inclusief trafovoorzieningen:
Investeringen in belichtingsinstallaties (lampen, armaturen, bekabeling, trafovoorzieningen)
van glasgroentegewassen zijn subsidiabel (zowel de eerste investering als de vervanging
van economisch of technisch afgeschreven installaties). Het onderhoud en het in het
kader van onderhoud tussentijds vervangen van lampen of armaturen is niet subsidiabel.
Verwijderingsbijdragen moeten in mindering worden gebracht. Eventuele aansluitkosten
van een extern trafostation van het energiebedrijf zijn subsidiabel onder regel 102-6-7.
103-8-13 Personeelskosten voor teeltbegeleiding (teeltplan, tactische perceelsplanning,
oogstspreiding, nieuwe rassen) zijn subsidiabel.
Hieronder valt ook de begeleiding van teelten voor de verwerkende industrie: Subsidiabel
zijn de kosten voor opstellen teeltplan (inclusief aaltjes beheersings strategie),
perceelsbeoordeling, perceelsplanning, zaaibegeleiding, monitoring teelt (inclusief
proefrooiïngen en bemonstering eindproduct). Nadrukkelijk niet subsidiabel zijn: contracteren,
oogstbegeleiding.
Maatregel 2: Acties die gericht zijn op verbetering of behoud van de productkwaliteit
201-10- 342 en 202-13-343 Optimalisatie productkwaliteit door precisiebemestingtechnieken:
Hieronder valt fertigatie in de fruitteelt, bestemd voor het gereguleerd doseren van
water en meststoffen aan gewassen ter bevordering van een efficiënt mineralengebruik
en instandhouding van de productkwaliteit. Subsidiabel zijn een waterafgiftesysteem
(inclusief de voor de fertigatie benodigde waterpomp of aanpassingen aan de bestaande
pomp, verdeelleidingen op het perceel en de druppelleidingen), een regeleenheid, vochtmeetapparatuur
en apparatuur voor het bepalen van het mineralengehalte en pH. Daarnaast komen voorzieningen
voor dosering en menging van de meststoffen in aanmerking. Nadrukkelijk uitgesloten
van subsidie zijn: kosten in verband met de aanleg van een waterbron of aanvoerleidingen
naar het te fertigeren perceel. De kosten voor druppelleidingen worden eenmalig bij
de initiële investering in aanmerking genomen. Fertigatie is subsidiabel gesteld voor
de fruitteelt in de vollegrond. Systemen los van de grond (bijvoorbeeld containerteelt)
worden uitgesloten van subsidie.
201-10-20 en 202-13-38 Investeringen in koelen, conditioneren, ijskoeling, hydrokoeling,
conditioneringswanden, luchtgordijnen (korte bewaring/koude keten) (betreft teeltbedrijven
en distributiecentra):
Investeringen ten behoeve van koelen / conditioneren voor korte bewaring zijn subsidiabel.
Hieronder vallen cellenbouw, koel- en electrotechniek, voorzieningen voor highspeed
koeling, ijskoeling, hydrokoeling, vacuümkoeling, evacueerinstallaties (ten behoeve
van champignons), meet- en regelapparatuur c.q. hard- en software voor celsturing,
monitoring en bewaking, installaties voor klimatisering / conditionering ("koude keten")
van sorteer- en expeditieruimten. Onder deze begrotingsregel wordt ook energiebesparende
apparatuur ten behoeve van koeling in aanmerking genomen. In geval van meet- en regelapparatuur
c.q hard- en software voor celsturing is uitsluitend de eerste aanschaf subsidiabel.
Zie ook 301-20-71 en 302-21-101
201-10-22 en 202-13-275 Sorteer- en verpakkingslijnen / apparatuur, weegunits / weegbruggen
voor in en uitgaand product, ontstapelaars, opvoerbanden, ontnesters, ombindmachines
etc. zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra): Onder deze subactiviteit
kunnen eveneens worden opgevoerd:
-
Investeringen in snij- en wasapparatuur (bijvoorbeeld voor asperges, prei, witlof
en champignonvoetjes) Snij(oogst)machines voor de champignonteelt zijn niet subsidiabel,
slicers zie regel 301-20-77.
-
Investeringen in sorteerders van witlofpennen (exclusief benodigde vulstations). Verenkelingsrekken
voor witlof zijn eveneens subsidiabel op deze regel. Kosten voor huur van machines
of machinekosten (per kg) zijn subsidiabel, mits bij de calculatie van het GMO subsidiabele
tarief de energie- en overige algemene productiekosten buiten beschouwing blijven.
Voorwaarde is, dat er bij de jaardeclaratie een huurcontract wordt overlegd.
Zie ook 301-20-72 en 302-21-102.
201-11-269 en 202-14-277 Investeringen in en aanpassingen van gebouwen op het gebied
van hygiëne zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven en distributiecentra):
Voor sorteer- en pakstations betreft het bouwkundige voorzieningen als vlakke panelen,
scheidingswanden, vloeren, breukbestendige lampen / armaturen etc. Ook sanitaire ruimten
in het kader van voedselveiligheid, zoals toilet-, kleed- en wasgelegenheid zijn subsidiabel
(zie ook de onderdelen E GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimte en F Subsidiabele
en niet-subsidiabele elementen bij nieuw e/o verbouw). Alleen de eerste aanschaf wordt
in aanmerking genomen.
203-17-56 Begeleiding, audits, certificering en membershipfees van kwaliteitszorgsystemen
(HACCP, BRC, IFS, ISO e.a waaronder Nature’s Choice) zijn subsidiabel (zowel op het
niveau van telersvereniging als teeltbedrijven):
Ter onderbouwing van de activiteiten op het gebied van deze zorgsystemen dienen er
bij de jaardeclaratie cijfers met betrekking tot de deelname van centrale telersvereniginglocaties
en telers aan dergelijke systemen te worden overlegd, te weten:
-
aantal deelnemers per zorgsysteem;
-
toe- en afname ten opzichte van het vorig jaar;
-
aantal gecertificeerde deelnemers;
-
aantal en percentage gecertificeerde lidbedrijven en centrale lokaties van de TV (percentage
t.o.v. het totaal van de TV).
Het PT zal voor dit doel een format toesturen.
203-17-338 Tracking & Tracing:
Uitgaven andere dan duurzame productiemiddelen ten behoeve van tracking & tracing
die volledig zijn toe te rekenen aan de registratie van productherkomst of registratie
van ziekten, plagen, middelen en meststoffen zijn subsidiabel. Uitgaven die betrekking
hebben op managementinformatie (bijvoorbeeld opbrengst, arbeid) en keteninformatie
andere dan de herkomst zijn niet subsidiabel. Een jaarlijkse update van modules is
voor 50% subsidiabel.
Zie ook regel 201-11-30 en 202-14-49.
Activiteit 19 Kwaliteits- en fytosanitaire acties
De monstername is subsidiabel, mits de monsternemers gekwalificeerd zijn (monstername
conform de voorschriften van Richtlijn 2002/63/EG). Dit houdt tevens in dat analyses
van een onbevoegd genomen monster niet subsidiabel zijn.
203-19-68 Externe diensten voor residu analyses / monsternames / analyses op microbiologische
en / of fysische productkwaliteit, alsmede audits en certificering van het residumonitoringsysteem
zijn subsidiabel.
Dit is inclusief de extra kosten van het verstrekken van een residucertificaat of
een voedselveiligheidscertificaat.
Maatregel 3: Acties die gericht zijn op verbetering van de afzet
301-20-71 en 302-21-101 Koelhuizen / koelcellen / koelinstallaties inclusief trafovoorzieningen.
Investeringen in conditioneren, conditioneringswanden, luchtgordijnen, ijskoeling,
hydrokoeling (betreft teeltbedrijven en distributiecentra): Investeringen ten behoeve
van koelen / conditioneren zijn subsidiabel. Hieronder vallen cellenbouw, koel- en
electrotechniek, ULO techniek (celtechniek, scrubber en stikstofmachine), heetgasontdooiing,
voorzieningen voor highspeed koeling, vacuümkoeling, evacueerinstallaties (ten behoeve
van champignons), meet-en regelapparatuur c.q hard- en software voor celsturing, monitoring
en bewaking, DCS, ozongenerator, installaties voor klimatisering/conditionering ("koude
keten") van sorteer- en expeditieruimten, ijskoeling en hydrokoeling. Onder deze begrotingsregel
wordt ook energiebesparende apparatuur ten behoeve van koeling in aanmerking genomen.
In geval van meet-en regelapparatuur c.q hard- en software voor celsturing is uitsluitend
de eerste aanschaf subsidiabel.
Kosten voor huur van koelcellen of koelkosten (per kg, m3 of pallet) zijn subsidiabel,
mits bij de calculatie van het GMO subsidiabele tarief de energie- en overige algemene
productiekosten buiten beschouwing blijven. Voorwaarde is, dat er bij de jaardeclaratie
een inslag/uitslag registratie wordt overlegd.
301-20-72 en 302-21-102 Sorteer- en verpakkingslijnen en -apparatuur / flowpackmachines
/ weeg- prijs- en etiketteerapparatuur etc. zijn subsidiabel (betreft teeltbedrijven
en distributiecentra).
Onder deze subactiviteit kunnen eveneens worden opgevoerd:
-
Investeringen in snij- en wasapparatuur (bijvoorbeeld voor asperges, prei, witlof
en champignonvoetjes). Snij(oogst)machines voor de champignonteelt zijn niet subsidiabel,
slicers zie regel 301-20-77.
-
Investeringen in sorteerders van witlofpennen (exclusief benodigde vulstations).
Kosten voor huur van machines of machinekosten (per kg) zijn subsidiabel, mits bij
de calculatie van het GMO subsidiabele tarief de energie- en overige algemene productiekosten
buiten beschouwing blijven. Voorwaarde is, dat er bij de jaardeclaratie een huurcontract
wordt overlegd.
301-20-74 en 302-21-104 Palletiseersystemen en ombindmachines zijn subsidiabel (betreft
teeltbedrijven en distributiecentra). Ook stapelaars zijn subsidiabel.
301-20-89 en 302-21-110 Duurzame / strategische investeringen in aandelen van bedrijven:
Onder de duurzame middelen kan ook het, aan de hand van bankstukken aan te tonen,
bedrag voor duurzame/strategische investeringen in aandelen van bedrijven (BV’s, NV’s
of buitenlandse gelijkwaardige rechtspersonen) worden opgenomen. Deze bedrijven moeten
rechtstreeks bijdragen aan de verkoop van producten (denk hierbij aan verpakkingsbedrijven
en snijderijen en niet aan laboratoria etc.) van de leden van de telersvereniging
in de categorie van de erkenning en bijdragen aan de doelstellingen van het operationeel
programma. De bijdrage van het bedrijf aan het operationeel programma mag niet vallen
onder de bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr.543/2011. Bepalingen omtrent
het gebruik van de investering (bijvoorbeeld niet GMO-product en niet-leden) en de
vervreemding zijn onverminderd van toepassing op de investering in aandelen.
Alvorens het overnamebedrag te honoreren zal dit door middel van een accountantsonderzoek
onderbouwd moeten worden. Pas daarna zal het subsidiabele bedrag definitief vastgesteld
worden.
Zie ook 801-49-228 en 802-50-229 .
303-22-114 Uitgaven voor promotie en promotieartikelen:
Gadgets, uitdelen van product, belettering, deelname aan beurzen, kookdemonstraties,
bedrijfsrondleidingen, advertenties e.d. zijn subsidiabel. De bepalingen als genoemd
in punt 15 van bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn van toepassing.
(Zie ook onder Activiteit: Afzetbevordering en communicatie). De specifieke kosten
van reclamedrukwerk op verpakkingen of etiketten, in het kader van een specifieke
reclame voor merknamen/handelsmerken van producentenorganisaties en dochterondernemingen
en reclame in het kader van algemene verkoopbevordering en verkoopbevordering van
kwaliteitsmerken zijn subsidiabel. Steekkaarten en of wikkels die gebruikt worden
als reclame en die niet noodzakelijk zijn als verpakking zijn subsidiabel. Niet subsidiabel
zijn de verpakkingen, etiketten of wikkelfolie zelf.
In het geval het uitdelen van product onderdeel uitmaakt van promotionele acties,
mag de marktprijs van het product in de week van de actie in aanmerking worden genomen.
Het uitdelen dient minimaal vier weken voor de actie te zijn gepland en mag in geen
geval een interventiemaatregel zijn.
304-23-123 en 304-23-124 Personeelskosten en Externe diensten categoriemanagers, accountmanagers,
productmanagers en marketingpersoneel, alsmede marketingactiviteiten door derden:
Ten behoeve van activiteiten die nodig zijn om te komen tot een plan voor afzetbevordering, te weten samenwerking in de keten, promotie, innovatie en
planning van het productaanbod zijn de kosten van het inhuren van een externe deskundige
subsidiabel onder begrotingsregel 304-23-124. Personeelskosten van eigen medewerkers
voor deze activiteit zijn niet subsidiabel. Dat neemt niet weg dat voor de praktische uitvoering van de plannen, zoals tot nu toe gebruikelijk andere begrotingsregels, inclusief
eigen personeelskosten kunnen worden opgenomen.
Het opstellen en aanpassen van gedetailleerde accountplannen (geef hierbij de wijzigingen
ten opzichte van vorig jaar aan) zijn subsidiabel. Te denken valt hierbij aan een
jaarrond offerte voor een retailer.
Categorymanagement c.q. volledig accountmanagement, alsmede activiteiten die daartoe
leiden (bijvoorbeeld compleet schapbeheer in de supermarkt) is subsidiabel. Met name
bij de inzet van marketingpersoneel is het van het grootste belang om de activiteiten
zo concreet mogelijk (inclusief functieprofielen) te beschrijven. Enkel uren van personeel
dat zich daadwerkelijk met de bovengenoemde activiteiten bezig houdt, kunnen worden
opgevoerd. Van groot belang is dat u hierbij de vernieuwende aspecten aangeeft. Tevens
dient u aan te geven welke administratieve bescheiden (rapporten, verslagen, notulen,
overzichten enz.) bij de jaardeclaratie zullen worden overgelegd. Voor wat betreft
de activiteiten aan de afzetzijde geldt de volgende (niet-limitatieve) lijst van niet subsidiabele activiteiten:
-
Het verkopen van producten op welke manier dan ook (per klok, bemiddeling, etc.)
-
Het opnemen van bestellingen
-
(Het zorgen voor) de levering van het product
-
Activiteiten in verband met de allocatie van het product
-
Het maken van prijsafspraken
Activiteiten voor producten van niet-leden (inclusief import en niet-GMO product)
Maatregel 4: Onderzoek en experimentele productie
403 Andere acties
Algemene opmerkingen:
Bij de indiening dient een onderzoeksvoorstel te worden voorgelegd en bij de jaardeclaratie
dient te worden gerapporteerd over de resultaten.
Een onderzoeksvoorstel dient de volgende beschrijvingen te bevatten:
Begrotingsregel, naam onderzoeksproject, looptijd onderzoek, gewas, probleemstelling,
doel van het onderzoek, bestaande kennis, zowel binnen als buiten de eigen organisatie,
plan van aanpak (onderzoeksopzet, onderzoeksmethode, eventueel fasering), te bereiken
resultaten, plan voor kennisoverdracht onder de eigen telers of de gehele sector,
uitvoerder(s), begroting, externe advisering, onderbouwing van de kosten (met verwijzing
naar overlegde offertes).
Maatregel 5: Opleidingsacties en/of acties die gericht zijn op bevordering van de
toegang tot adviesdiensten
Algemene opmerkingen
Bij de jaardeclaratie dienen de kosten ter onderbouwing en ten behoeve van een nadere
beoordeling door het PT, op de hierna beschreven wijze te worden uitgesplitst.
Het totaal gedeclareerde bedrag dient per teler/lid te worden uitgesplitst, waarbij
de volgende criteria dienen te worden genoemd:
-
naam en aanvoer-/lidnummer teler
-
naam teeltbegeleider
-
soort gewas
-
areaal
-
conform de overeenkomst tussen telersvereniging en teeltbegeleider: aantal bezoeken,
gemiddelde duur per bezoek in uren en totaalbedrag per teler per gewas (in geval van
declaratie van extra bezoeken moet tevens het aantal en het bedrag aan extra in rekening
gebrachte bezoeken worden vermeld)
-
percentage GMO (50 of 100%)
506-40-176 Teeltbegeleiding / teeltvoorlichting / advisering (bijvoorbeeld teeltplan,
tactische perceelsplanning, oogstspreiding, nieuwe rassen):
Hieronder valt ook de begeleiding van teelten voor de verwerkende industrie. Subsidiabel
zijn de kosten voor opstellen teeltplan (inclusief aaltjes beheersings strategie),
perceelsbeoordeling, perceelsplanning, zaaibegeleiding, monitoring teelt (inclusief
proefrooiïngen en bemonstering eindproduct). Nadrukkelijk niet subsidiabel zijn: contracteren,
oogstbegeleiding.
Maatregel 6: Crisispreventie maatregelen:
Algemene opmerkingen
Bij de uitvoering van maatregelen in het kader van een crisis wordt onderscheid gemaakt
tussen een incidentele en een structurele crisis. Een structurele crisis is een langdurige
periode met lage prijzen, die onder de kostprijs liggen. Een incidentele crisis is
een crisis veroorzaakt door een aanwijsbaar incident dat een belangrijke invloed heeft
op de prijsvorming gedurende een kortere periode. Het Productschap Tuinbouw stelt
vast of er sprake is van een crisis en wat de aard van de crisis is. Voor het jaar
2011 heeft het PT vastgesteld dat de afzet van glasgroenten, witlof en champignons
in een structurele crisis verkeren.
Bij een structurele crisis zijn activiteiten subsidiabel die effect op korte en lange
termijn kunnen sorteren.
Bij een incidentele crisis zijn onder deze maatregel alleen activiteiten subsidiabel
als het effect gericht is op het oplossen van de crisis op korte termijn.
603-58-312 Afzetbevordering en communicatie
Onder dit punt kunnen marktstudies en uitgaven voor reclame worden opgevoerd. In het
geval van een incidentele crisis is marktonderzoek subsidiabel wanneer het doel is
om inzicht te krijgen welke acties op korte termijn het meest effectief zijn om de
crisis op te lossen. Afzetbevorderings- en communicatiemaatregelen zijn subsidiabel
voor zover de actie gericht is op het oplossen van de crisis op korte termijn. Ook
voorbereidende uitgaven in het operationeel programma, als maatregel van crisispreventie,
zijn subsidiabel.
Op grond van artikel 86, lid 2 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 moeten
acties die onder dit hoofd in het kader van crisispreventie worden uitgevoerd, aanvullend
zijn op acties die reeds door de betrokken telersverenigingen worden uitgevoerd. Dit
houdt in dat zowel een uitbreiding van de al geplande activiteiten als nieuwe activiteiten
subsidiabel zijn.
In geval van een structurele crisis kunnen marktstudies inzicht geven in de marktsituatie
en kunnen daarmee de juiste marketingmaatregelen worden ingezet die de prijsvorming
kunnen verbeteren.
Afzetbevorderings- en communicatiemaatregelen, zoals de introductie van een nieuwe
verpakkingswijze, een merk, promotie en reclame zijn subsidiabel.
In het geval onder dit hoofd uitgaven voor Afzetbevorderings- en communicatiemaatregelen
worden gedaan, gelden de voorwaarden zoals opgenomen in punt 15 van bijlage IX van
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011.
604-59-313 Opleidingsacties
De algemene voorwaarden die van toepassing zijn op cursussen en opleidingen, zoals
die onder maatregel 5 zijn opgenomen, zijn eveneens van toepassing op opleidingsmaatregelen
die in het kader van crisispreventie worden opgenomen.
Opleidingen ten tijde van een structurele crisis zijn subsidiabel en dienen gericht
te zijn op het verwerven van inzicht in de mogelijkheden om de marktpositie te verbeteren.
Maatregel 7: Milieuacties
Type acties: 701 Aankoop van vaste activa en 702 Andere vormen van verwerving van
vaste activa, zoals huur en leasing
Algemeen voorbehoud - Nederlandse milieurichtsnoeren
(Energiebesparende systemen)
(Energiebesparende systemen) De verwachte besparing per energiesysteem wordt bij de
indiening van het operationeel jaarplan (of bij indiening gedurende het operationele
jaar) beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier van het
systeem of een energiedeskundige en dient bij de jaardeclaratie door de telersvereniging
te worden onderbouwd. Bij de jaardeclaratie dient voor elk deelnemend teeltbedrijf
de jaarafrekening van de energieleverancier (zodra beschikbaar) en een opgave van
het historisch energieverbruik te worden overlegd. De energiebesparing c.q. reductie
van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen moet worden aangetoond door middel
van een berekening door een energiedeskundige. Deze berekening mag worden gemaakt
op basis van modelberekeningen.
Indien de investering naar verwachting geen 25% energiebesparing oplevert, verdient
het aanbeveling deze investeringen onder een andere maatregel te rubriceren. In de
meeste gevallen zal dit maatregel 8 (Andere acties, Activiteit Milieuacties niet voorkomende
in de milieurichtsnoeren) zijn:
Bij energiebesparende investeringen, zoals WKK en aardwarmte (in maatregelen 7 en
8), geldt dat opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden
in mindering gebracht moeten worden. De verrekening dient plaats te vinden over een
periode van 5 jaar. In het kader van de verrekening is het niet toegestaan om in het
eerste begrotingsjaar het volledige investeringsbedrag op te voeren, maar dient het
investeringsbedrag in gelijke termijnen over een periode van 5 jaar te worden gedeclareerd
onder aftrek van de genoten opbrengsten.
701-42-181 en 702-43-194 Investeringen in innovatieve en emissiebeperkende gewasbeschermingsapparatuur, zoals spuitapparatuur, UV-belichtingswagens ter bestrijding van schimmelziekten, thermische apparatuur en innovatieve mechanische onkruidbestrijding zijn subsidiabel: voor zover deze investeringen tot doel hebben om het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen
te verminderen.
In aanmerking komen:
-
spuitapparatuur (bijvoorbeeld tunnelspuitmachine voor de fruitteelt;
spuitapparatuur met luchtondersteuning);
-
UV-licht ter bestrijding van schimmelziekten;
-
thermische apparatuur (onkruidbranders, heteluchtapparatuur);
-
mechanische onkruidbestrijdingsapparatuur;
-
GPS systemen in het kader van de precisielandbouwtechnieken;
-
apparatuur voor het elektrochemisch activeren van een zwakke oplossing van natriumchloride
in onthard water (handelsnaam Aquanox) in combinatie met een vernevelaar ter bestrijding
van micro organismen (virussen, bacteriën en schimmels);
-
Doekenreiniger, te weten apparatuur om looftrekdoeken te ontsmetten.
In geval van spuitapparatuur dient de emissiebeperking te worden aangetoond. Bij voorkeur
aan de hand van bij het betreffende merk of type spuitapparatuur uitgevoerd onafhankelijk
onderzoek. Indien geen onafhankelijk onderzoeksrapport beschikbaar is, mag de reductie
ook worden aangetoond door middel van een (meerjarige) spuitregistratie (aantal bespuitingen
per teelt en gebruik per middel in kg werkzame stof per hectare bespuiting per jaar).
De nulsituatie (gemiddelde over voorgaande jaren) dient dan concreet te worden weergegeven.
In geval van spuitrobots en UV belichtingswagens is het transportsysteem om de apparatuur
te verplaatsen naar de volgende rij of afdeling niet subsidiabel. In geval van opgebouwde
(zelfrijdende) landbouwspuitmachines wordt uitsluitend het spuitsysteem in aanmerking
genomen (drager, motorblok, cabine inclusief accessoires zijn niet subsidiabel).
GPS systemen in het kader van de precisielandbouwtechnieken:
Voorwaarde is dat de inzet van GPS systemen leidt tot positieve effecten op milieu
en/of kwaliteit door aantoonbaar toepassen van precisie zaaien en/of planten, precisietoediening
van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en precisie mechanische onkruidbestrijding.
701-42-187 en 701-43-200 Investeringen in rookgasreinigers en bijbehorende meetapparatuur ter reductie van CO2 en Nox emissie zijn subsidiabel:
Rookgasreinigers worden ingezet om emissie van schadelijke stoffen te beperken en
CO2 af te vangen ten behoeve van dosering aan het gewas in de kassen. Vanaf 1-04-2010
zijn de wettelijke emissie eisen voor o.a. NOx aangescherpt (Besluit Emissie-eisen Middelgrote Stookinstallaties 21-12-2009). Hierdoor is het gebruik van rookgasreinigers bij nieuwe stookinstallaties
noodzakelijk geworden om aan de wettelijke emissie eisen te voldoen en dus voor NOx
reductie niet meer bovenwettelijk. Dit heeft gevolgen voor de subsidiabiliteit:
-
In geval van aanschaf ten behoeve van een bestaande stookinstallatie (voor 1 april
2010) is de rookgasreiniger nog tot 1 januari 2017 bovenwettelijk en wordt 100% van
de kosten in aanmerking genomen.
-
In geval van aanschaf ten behoeve van een nieuwe stookinstallatie (na 1 april 2010)
worden uitsluitend de meerkosten voor de afvang van CO2 in aanmerking genomen, onder
voorwaarde, dat de afgevangen CO2 wordt aangewend voor dosering aan het gewas in de
kassen van het betreffende teeltbedrijf of een cluster van teeltbedrijven (zie hiervoor
regel 701-42-188). De meerkosten van een COdiNOx installatie ten opzichte van een
DeNOx installatie worden in aanmerking genomen, waardoor de rookgasreiniger voor 50%
subsidiabel gesteld wordt.
-
De emissie na rookgasreiniging dient te blijken uit de specificatie van de leverancier
(vooraf) en de (wettelijk verplichte) metingen van de emissieconcentratie (na ingebruikstelling).
-
Uitsluitend de rookgasreiniger zelf inclusief bijbehorende meet- en regelapparatuur
(inclusief TCS CO2 besturing) is subsidiabel. Bouwvoorzieningen en buitenomkasting
van de WKK ruimte worden toegerekend aan de WKK en worden derhalve bij de rookgasreiniger
niet in aanmerking genomen.
Voorzieningen voor distributie van CO2 in de kas, alsmede voorzieningen voor de CO2
regeling in de kas CO2 units) zijn niet subsidiabel.
Toelichting
Het Besluit Emissie-eisen Middelgrote Stookinstallaties (BEMS) is op 21 december 2009 in Staatsblad 547 gepubliceerd en is in werking getreden
op 1 april 2010. De in het besluit vastgestelde emissiegrenswaarden gelden direct
voor installaties die na de inwerkingtreding van dit besluit worden geplaatst en in
gebruik genomen. De bestaande installaties hebben een overgangstermijn tot 1 januari
2017 waarna zij ook aan de genoemde waarden moeten voldoen.
Voor gasgestookte zuigermotoren is de emissiegrenswaarde voor nieuwe installaties
aangescherpt tot 30 gram NOx per gigajoule of 100 gram NOx per normaal kubieke meter.
Uitzonderingen, waarvoor in afwijking hiervan een emissiegrenswaarde van 100 gram NOx per gigajoule of 340 milligram NOx per normaal kubieke meter geldt, zijn:
Voor overige categorieën: zie BEMS artikel 2.1.1 t/m 2.1.5 en de Nota van toelichting.
704-45-216 Meerkosten voor zaaizaad van rassen met extra resistentie(s) (forfait):
Uitgaven voor resistent zaad, mits additionele inkomsten en kostenbesparingen van
de subsidiabele uitgaven worden afgetrokken.
-
er dient gedetailleerd onderbouwd te worden dat er sprake is van een extra (nieuwe)
resistentie ten opzichte van standaardrassen (algemeen gebruikte rassen). Hiertoe
dient documentatie overlegd te worden waarin een vergelijking gemaakt wordt tussen
de belangrijkste standaardrassen en het ras met de extra resistentie. Dit dient bij
voorkeur te gebeuren aan de hand van rasbeschrijvingen van de NAK.
-
uitsluitend meerkosten ten opzichte van een gangbaar standaardras zijn subsidiabel.
In geval er geenforfait is vastgesteld, dient een prijsvergelijking te worden gemaakt
tussen de standaardrassen en het ras met de extra resistentie. Uitgaven voor gecoat
zaaizaad dienen hierbij buiten beschouwing te worden gelaten.
De volgende forfaitaire tarieven gelden in 2011:
-
paprika resistentie tabaksmozaiekvirus TM3 € 70,- per 1000 zaden;
-
komkommer tolerantie echte meeldauw Sf (Sphaerotheca fusca) (Sf fuliginea) € 40,-
per 1000 zaden;
-
radijs resistentie Fusarium oxysporum € 50,- per 100.000 zaden;
-
tomaat resistentie echte meeldauw On (Oïdium lycopersicum) € 70,- per 1000 zaden;
-
ijsbergsla resistentie bladluis Nasanovia € 4,50 per 1000 zaden.
Bij de jaardeclaratie dienen de meerkosten van plantmateriaal en zaden ter onderbouwing
en ten behoeve van een nadere beoordeling door het PT, op de hierna beschreven wijze
te worden uitgesplitst.
Het totaal gedeclareerde bedrag dient per teler/lid te worden uitgesplitst, waarbij
de volgende criteria dienen te worden genoemd:
-
naam en aanvoer-/lidnummer teler
-
soort gewas
-
areaal
-
aantal planten/zaden per teler per gewas
-
aantal planten/zaden per m2 gewas
-
totaalbedrag teler per gewas
-
naam leverancier
Het PT zal voor dit doel een format toesturen.
Bij de jaardeclaratie dienen afleverbonnen / plantenpaspoorten ter controle beschikbaar
te zijn.
704-45-218 Uitgaven voor biologische gewasbescherming, signaalplaten en - als onderdeel
van het totaalpakket - specifieke begeleiding ten behoeve van biologische gewasbescherming.
Uitgaven voor biologische bestrijding zijn subsidiabel, mits additionele inkomsten
en kostenbesparingen van de subsidiabele uitgaven worden afgetrokken.
De volgende uitgaven voor biologische gewasbescherming zijn subsidiabel:
Als referentie gebruikt het PT de GNO lijst van maart 2009 (project GENOEG). Deze
lijst is geactualiseerd. Zie separaat verstuurde bijlage In aanmerking te nemen toegelaten
GNO’s geactualiseerde versie PT 31 augustus 2011. Deze lijst geldt met ingang van
10 september 2011.
-
4. Middelen voor feromoonverwarring, mits toegelaten in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;
-
5. Feromonen als lokstof in vallen of op rollertraps (inclusief vallen) en vangplaten;
-
6. Middelen waarvan het wettelijk toegestaan gebruik gemotiveerd wordt met verwijzing
naar de Regeling Uitzondering Bestrijdingsmiddelen (RUB) worden niet in aanmerking
genomen.
In afwijking hierop is het middel kalkmelk voor de fruitteelt wel subsidiabel.
-
7. Overige biologische middelen (wettelijk toegelaten GNO’s) dienen voor de goedkeuring
van het operationeel jaarplan door het PT te zijn beoordeeld. Hiertoe dient uiterlijk
bij de definitieve indiening van het operationeel jaarplan een lijst ter goedkeuring
aan het PT te worden voorgelegd.
-
8. Uitgaven ter ondersteuning van de biologische gewasbescherming (ondersteunende organismen,
voeding, middelen voor dosering).
-
9. Het effect van biologische bestrijding dient onderbouwd te worden met betrekking tot
het terugdringen van het gebruik van werkzame stof uit chemische gewasbeschermingsmiddelen.
Hiertoe is het noodzakelijk,dat de telersverenigingen jaarlijks aan de hand van registraties
van de teeltbedrijven het totale gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare
opgeven, uitgesplitst naar gewas(groep). De verbruikscijfers 2010 dienen als startsituatie
voor het operationeel jaarplan 2011. Deze verbruikscijfers dienen uiterlijk op 1 mei
2011 aan het PT te worden overlegd. (Deze dienen tevens ter onderbouwing van de jaardeclaratie2010).
-
10. Naast de inzet van bovenstaande biologische gewasbeschermingsmiddelen zijn tevens
de uitgaven van specifieke begeleiding ten behoeve van biologische gewasbescherming
subsidiabel. Als onderdeel van een totaalpakket is splitsing van de factuur naar daadwerkelijke
inzet van biologische gewasbeschermingsmiddelen en begeleiding niet noodzakelijk.
Bij de indiening van het jaarplan en bij de declaratie dient van de natuurlijke vijanden
en de feromonen in elk geval de wetenschappelijke naam (Latijnse naam) te worden opgegeven.
Bij de jaardeclaratie dienen de kosten van biologische gewasbeschermingsmiddelen ter
onderbouwing en ten behoeve van een nadere beoordeling door het PT, op de hierna beschreven
wijze te worden uitgesplitst.
Het totaal gedeclareerde bedrag dient per teler/lid te worden uitgesplitst, waarbij
de volgende criteria dienen te worden genoemd:
-
naam en aanvoer-/lidnummer teler
-
soort gewas
-
areaal
-
totaalbedrag teler per gewas
-
bedrag in euro per m2 gewas
-
naam leverancier
Het PT zal voor dit doel een format toesturen.
Tevens dient een overzicht van de ingezette biologische gewasbeschermingsmiddelen
op niveau van de telersvereniging te worden overlegd.
704-45-334 Overige uitgaven voor biologische of geïntegreerde gewasbescherming en
voorkomen van ziekten en plagen (Agri Hot Knife messen ter voorkoming van verspreiding
van virussen in het komkommergewas, vliegenlampen, sporefilters, afdichtingsmateriaal
champignoncellen e.a.)
Deze uitgaven zijn subsidiabel onder dezelfde voorwaarden als gesteld bij begrotingsregel
704-45-218 punt 9. en 10.
Op deze begrotingsregel worden onderstaande uitgaven eveneens subsidiabel gesteld:
-
Hygiënesluizen/hygiënestations ter voorkoming van insleep van ziekten in kassen door
medewerkers en bezoekers worden in aanmerking genomen.
-
Het stomen van materialen in de kas om de volgende teelt schoon te kunnen starten.
-
Verblazingsapparatuur voor het effectief doseren van natuurlijke vijanden.
709-46-219 Uitgaven voor recycling van afval (inclusief compostering en stomen van
substraat), mits bovenwettelijk en biologisch afbreekbaar folie voor onkruidbestrijding:
Recycling van afval (inclusief compostering) in overeenstemming met de voorwaarden
van bijlage 2 (is deel G) van de milieurichtsnoeren. De vereisten uit bijlage 2 (is
deel G) zijn van toepassing.
-
De uitgaven dienen bovenwettelijk te zijn.
-
Subsidiabel zijn de verwerkingskosten en uitgaven voor recycling en compostering van
afval dat achterblijft na een teelt of verwerking (bijvoorbeeld groenafval, substraten
etc., maar bijvoorbeeld geen bouw- en sloopafval). Naast recycling en compostering
worden ook de verwerkingskosten voor vergisting gericht op het produceren van biogas
en verbranden met energieterugwinning (biomassacentrale, opwekking electriciteit)
in aanmerking genomen. Substraat polyurethaanschuim is subsidiabel mits er sprake
is van nuttig hergebruik (recyclen of verbranden met energieterugwinning).
-
De fractie bedrijfsafval/agrarisch afval/niet composteerbaar tuinbouwafval is niet
subsidiabel.
-
Voor de subsidiabele kosten is een maximum per ha bepaald. Het maximum bedrag per
ha geldt per teeltbedrijf afzonderlijk en niet voor het gehele deelnemend areaal.
De per teeltbedrijf gemaakte subsidiabele kosten mogen worden opgevoerd met in achtneming
van onderstaande maxima:
-
€ 3.500 per ha voor tomaat, paprika, aubergine en peper;
-
€ 2.000 per ha per teeltwisseling voor komkommer, courgette, augurk en aardbei;
-
Bij meerdere teeltwisselingen (inclusief nateelten van een ander gewas) geldt het
maximum per gewas én een maximum per jaar voor alle teelten samen van € 6.000 per
ha.
-
Voor de overige gewassen onder glas geldt per teeltbedrijf dat 50% van de subsidiabele
kosten mag worden opgevoerd tot een maximum van € 3.500 per ha;
-
Voor de vollegrondsgroenten geldt per teeltbedrijf dat 50% van de subsidiabele kosten
mag worden opgevoerd.
-
Externe diensten ten aanzien van afvalverwerking en recycling afvalstromen en uitgaven
voor stomen van substraat (al of niet in substraatbakken) vallen ook onder het maximum
per hectare.
-
Onder deze subactiviteit vallen ook de meerkosten van biologisch afbreekbaar folie
voor onkruidbestrijding in vollegrondsteelten. Deze kosten vallen evenwel niet onder
het maximum per hectare.
-
Transportkosten zijn niet subsidiabel.
Zie verder deel G Afvalbeheer op het teeltbedrijf.
Voor de onderbouwing bij de jaardeclaratie zal het PT een format toesturen.
Bij de jaardeclaratie dienen de transportbegeleidingsbrieven/PMV formulieren behorende
bij de gedeclareerde facturen ter controle beschikbaar te zijn.
710-47-223 Teeltbedrijf en 710-47-322 DC: Begeleiding, audits, certificering en membershipfees
van (inter)nationaal maatschappelijk aanvaarde milieuzorgsystemen (Teeltbedrijf: GlobalGAP,
Milieukeur (AMK) en DC: ISO 14001) zijn subsidiabel:
Ter onderbouwing dienen er bij de jaardeclaratie cijfers met betrekking tot de deelname
van telers aan deze systemen te worden overlegd, te weten:
-
aantal deelnemers per zorgsysteem;
-
toe- en afname ten opzichte van het vorig jaar;
-
aantal gecertificeerde deelnemers;
-
aantal en percentage gecertificeerde lidbedrijven van de TV ( percentage t.o.v. het
totaal aantal lid bedrijven).
Het PT stelt een format ter beschikking.
Maatregel 8: Andere acties
801-49-228 en 802-50-229 Duurzame/strategische investeringen in aandelen van bedrijven:
Onder de duurzame middelen kan ook het, aan de hand van bankstukken aan te tonen,
bedrag voor duurzame/strategische investeringen in aandelen van bedrijven (BV’s, NV’s
of buitenlandse gelijkwaardige rechtspersonen) worden opgenomen. Deze bedrijven moeten
rechtstreeks bijdragen aan de verkoop van producten (denk hierbij aan verpakkingsbedrijven
en snijderijen en niet aan laboratoria etc.) van de leden van de telersvereniging
in de categorie van de erkenning en bijdragen aan de doelstellingen van het operationeel
programma.. De bijdrage van het bedrijf aan het operationeel programma mag niet vallen
onder de bijlage IX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011.
Bepalingen omtrent het gebruik van de investering (bijvoorbeeld niet GMO-product en
niet-leden) en de vervreemding zijn onverminderd van toepassing op de investering
in aandelen.
Alvorens het overnamebedrag te honoreren zal dit door middel van een accountantsonderzoek
onderbouwd moeten worden. Pas daarna zal het subsidiabele bedrag definitief vastgesteld
worden.
Activiteit: Milieuacties niet voorkomende in de milieurichtsnoeren
Algemene opmerkingen energiebesparende investeringen
Opbrengsten van netto warmte- en elektriciteitsleveringen aan derden dienen in mindering
gebracht te worden. De verrekening dient plaats te vinden over een periode van 5 jaar.
In het kader van de verrekening is het niet toegestaan om in het eerste begrotingsjaar
het volledige investeringsbedrag op te voeren, maar dient het investeringsbedrag in
gelijke termijnen over een periode van 5 jaar te worden gedeclareerd onder aftrek
van de genoten opbrengsten.
Onderbouwing energiebesparing: De verwachte energiebesparing per energiesysteem wordt
bij de indiening van het operationeel jaarplan (of bij indiening gedurende het operationele
jaar) beoordeeld op basis van een technische specificatie van de leverancier of een
energiedeskundige. Bij de jaardeclaratie dient voor elk deelnemend teeltbedrijf de
jaarafrekening van de energieleverancier (zodra beschikbaar) en een opgave van het
historisch energieverbruik te worden overlegd. De energiebesparing c.q. reductie van
het energieverbruik uit fossiele brandstoffen moet worden aangetoond door middel van
een berekening door een energiedeskundige. Deze berekening mag worden gemaakt op basis
van modelberekeningen.
D. Niet limitatieve lijst van niet in aanmerking te nemen uitgaven en investeringen
Behoudens de eerder genoemde punten, zijn de volgende uitgaven en investeringen niet
subsidiabel:
-
1. investeringen in kassen en tunnels;
-
2. investeringen in substraat;
-
3. investeringen in teeltgoten en teeltbakken;
-
4. investeringen in dekwassers;
-
5. investeringen in diamantglas;
-
6. investeringen in verduisteringsschermen en zonwerende materialen;
-
7. investeringen in vervroegingsdoek;
-
8. investeringen in waterbassins;
-
9. investeringen in uv-ontsmetters of ozonontsmetters ten behoeve van de recirculatie
van water in de pré-oogstfase;
-
10. investeringen in oogstmachines;
-
11. investeringen in klimaatcomputers, meet- en regelapparatuur, tenzij deze op grond
van andere punten specifiek subsidiabel zijn verklaard;
-
12. investeringen in vernevelingsinstallaties; tenzij deze op grond van andere punten
specifiek subsidiabel zijn verklaard;
-
13. investeringen in watergoten;
-
14. investeringen in bladzuigers;
-
15. uitgaven voor water en bodemanalyses voor bepaling hoeveelheid N en P;
-
16. afvalbeheer: zie bijlage Ga positieve - negatieve lijst.
-
17. uitgaven voor verpakkingsmateriaal en werkzaamheden ten behoeve van het verpakken
en marktklaarmaken van producten.
E. GMO-waardige en niet GMO-waardige ruimtes
GMO-waardige ruimtes
|
1
|
Dock – inpandige ruimte 1)
|
2
|
Dozenopzetruimte
|
3
|
Fustopslag / Fustloods
|
4
|
Goederenlift van en naar ruimtes waar GMO-activiteiten plaatsvinden
|
5
|
Jassenstraat
|
6
|
Kantine in het kader van voedselveiligheid (minimaal HACCP eisen) 2) 4)
|
7
|
Keuken in het kader van voedselveiligheid (minimaal HACCP eisen) 4)
|
8
|
Keurruimte voor GMO-product
|
9
|
Koelcellen + ruimte voor de koelinstallatie
|
10
|
Kratten- c.q. fustwasserij
|
11
|
Laad- c.q. loodskantoor
|
12
|
Label- en stickerruimte
|
13
|
Luchtbrug / Entresol / Galerij/ Balustrade
|
14
|
Machinekamer / CV-ruimte
|
15
|
Noodstroomaggregaat
|
16
|
Noodtrap c.q. vluchttrappenhuis van en naar ruimtes waar GMO-activiteiten plaatsvinden
|
17
|
Opslagruimte voor verpakkingsmateriaal en fust
|
18
|
Ruimte voor bewaarproeven / shelve life room
|
19
|
Sanitaire ruimten in het kader van voedselveiligheid (minimaal HACCP eisen) (toiletruimte,
kleedruimte en wasgelegenheid 3) 4)
|
20
|
Traforuimte
|
21
|
Verladings- c.q. Expeditieruimte
|
22
|
Verpak- en/of sorteerruimte
|
1)
|
De oppervlakte van het dock wordt niet meegerekend in de berekening van de GMO-waardige
oppervlakte. Bij berekening van de oppervlakte m.b.t. de aankoop van de grond kan
voor een dock een oppervlakte van 200 m² berekend worden.
|
2)
|
Kantines en lunchruimten zijn slechts subsidiabel indien het personeel geen alternatief
op de locatie kan worden geboden en dergelijke ruimten in het kader van maatregelen
hygiëne en voedselveiligheid noodzakelijk zijn.
|
3)
|
Sanitair, wasgelegenheden, kleedruimten, toiletten die bestemd zijn voor het personeel
dat werkzaam is in het sorteer- en verpakproces zijn subsidiabel in het kader van
hygiëne en voedselveiligheid. Deze ruimten dienen zo gesitueerd te zijn dat aannemelijk
is dat het sorteer- en verpakpersoneel hier gebruik van maakt.
|
4)
|
HACCP waardigheid dient te worden aangetoond door middel van een certificaat voor
HACCP, BRC of IFS of een gelijkwaardig kwaliteitszorgsysteem.
|
Niet GMO-waardige ruimtes
|
Inpandig
|
A
|
Archief
|
B
|
Berging / Werkkasten / Schoonmaakkasten
|
C
|
BHV/EHBO-ruimte
|
D
|
Chauffeursruimte
|
E
|
Dealingroom / Afmijnzaal
|
F
|
Excursiebordes
|
G
|
Gang / Hal
|
H
|
Kantoor
|
I
|
Kledingwasserij
|
J
|
Ontspanningsruimte
|
K
|
Ontvangsthal c.q. entree c.q. receptie
|
L
|
P&O-faciliteiten
|
M
|
Paspoortcontrole
|
N
|
Presentatieruimte / Projectieruimte / Exclusieve ruimte
|
O
|
Rookruimte
|
P
|
Serverruimte
|
Q
|
Spreekkamer
|
R
|
Technische Dienst / Technische ruimte
|
S
|
Terras / Patio
|
T
|
Toiletten, met uitzondering van punt 19
|
U
|
Vergaderruimte / Overlegruimte
|
Buiten het gebouw
|
V
|
Terreinverharding
|
W
|
Groenvoorziening (inclusief groen- en grindstroken rondom gebouwen),
|
X
|
Ontsluiting op de openbare weg
|
Y
|
Parkeerterrein / Parkeergarage
|
Z
|
Fietsenstalling
|
Overige
|
AA
|
Verhuurde ruimtes
|
BB
|
Ruimtes die niet in eigendom zijn van de Telersvereniging
|
F.1 Subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuw e/o verbouw
Subsidiabele kosten
|
Niet-subsidiabele kosten
|
1.0
|
Voorbereidingen en overdracht
|
1.0
|
Voorbereidingen en overdracht
|
1.1
|
grondonderzoek
|
1.1
|
bouwaanvragen (bij gemeente)
|
1.2
|
bodemonderzoek
|
1.2
|
milieu-aanvragen (bij gemeente)
|
1.3
|
sondering
|
1.3
|
CAR-verzekering
|
1.4
|
teken- en constructiewerk (staal- en fundering)
|
1.4
|
rentekosten
|
1.5
|
bouwkundig advies /
|
1.5
|
bankgaranties
|
1.6
|
deskundigenkosten
|
1.6
|
leges, kadastrale tarieven
|
1.7
|
directievoering / bouwbegeleiding / toezicht notariële kosten
|
|
|
|
|
|
|
2.0
|
Bouwplaatsvoorzieningen
|
2.0
|
Bouwplaatsvoorzieningen
|
2.1
|
loodsen en keten
|
2.1
|
afsluitingen
|
2.2
|
beschikbaarstelling personeel
|
2.2
|
reclame voor de aannemer
|
2.3
|
schoonmaak en preventief onderhoud
|
2.3
|
vuilafvoer
|
2.4
|
inrichting werkterrein
|
|
|
2.5
|
tijdelijke terreinverharding
|
|
|
2.6
|
(peil) uitzetten c.q. maatvoering
|
|
|
2.7
|
bouwstroom en -water
|
|
|
2.8
|
tijdelijke elektriciteitsvoorzieningen
|
|
|
2.9
|
overige tijdelijke voorzieningen bij de bouw
|
|
|
|
|
|
|
3.0
|
Grondwerk – bouwrijp maken
|
3.0
|
Grondwerk – bouwrijp maken
|
3.1
|
ontgraven van de grond
|
3.1
|
sloopwerkzaamheden (o.a. hak, breek en graafwerk van betonresten / asfalt / bestaande
bebouwing)
|
3.2
|
verwerken van grond en grondvervangende materialen
|
3.2
|
rooiwerkzaamheden
|
3.3
|
verdichten van grond
|
3.3
|
demontagekosten, tenzij de onderdelen voor de betreffende investering worden hergebruikt
|
3.4
|
aanvulwerkzaamheden
|
|
|
|
|
|
|
4.0
|
Buitenriolering en drainage
|
|
|
|
|
|
|
5.0
|
Terreinverharding (inpandig)
|
5.0
|
Terreinverharding
|
5.1
|
beton- of asfalt verharding
|
5.1
|
niet GMO-waardige voorzieningen zoals
|
5.2
|
verhardingslagen van steenmengsel
|
5.2
|
parkeerplaatsen en (openbare) weg
|
5.3
|
geleidingscontructies
|
5.3
|
bewegwijzering
stoplichten
|
5.4
|
vloercoating
|
|
|
|
|
|
|
6.0
|
Funderingspalen
|
|
|
|
|
|
|
7.0
|
Betonwerk
|
|
|
|
|
|
|
8.0
|
Metselwerk
|
|
|
|
|
|
|
9.0
|
Vooraf vervaardigde steenachtige elementen
|
|
|
|
|
|
|
10.0
|
Metaalconstructiewerk
|
|
|
|
|
|
|
11.0
|
Kozijnen, ramen en deuren
|
|
|
|
|
|
|
12.0
|
Systeembekleding
|
|
|
|
|
|
|
13.0
|
Trappen en balustrade
|
13.0
|
Trappen en balustrade
|
13.1
|
vaste trappen naar GMO-waardige ruimtes
|
13.1
|
naar niet GMO-waardige ruimtes, bijvoorbeeld kantoren
|
13.2
|
balustraden
|
|
|
|
|
|
|
14.0
|
Beglazing
|
|
|
|
|
|
|
15.0
|
Stukadoorwerk
|
|
|
|
|
|
|
16.0
|
Tegelwerk
|
|
|
|
|
|
|
17.0
|
Dekvloeren en vloersystemen
|
|
|
|
|
|
|
18.0
|
Metaal- en kunststofwerk
|
|
|
|
|
|
|
19.0
|
Plafond- en wandsystemen
|
|
|
|
|
|
|
20.0
|
Afbouwtimmerwerk
|
|
|
|
|
|
|
21.0
|
Schilderwerk
|
|
|
|
|
|
|
22.0
|
Dakgoten en hemelwaterafvoeren
|
|
|
|
|
|
|
23.0
|
Binnenriolering
|
|
|
|
|
|
|
24.0
|
Waterinstallaties
|
|
|
|
|
|
|
25.0
|
Binneninrichting (i.h.k.v. hygiëne en voedselveiligheid)
|
25.0
|
Binneninrichting
|
25.1
|
keukenblok met blad, spoelbak en
|
25.1
|
in niet GMO-waardige ruimtes
|
25.2
|
mengkraan banken, kapstokken, lockers voor kleedkamer
|
25.2
|
kasten
|
|
|
25.3
|
werk- en buffetbladen
|
|
|
25.4
|
stelposten
|
|
|
25.5
|
geluidsinstallatie/telefoon e.d.
|
|
|
25.6
|
entree, receptie, ontvangstruimte (incl. sanitair)
|
|
|
|
|
26.0
|
Behangwerkt vloerbedekking en stoffering
|
26.0
|
Behangwerkt vloerbedekking en stoffering
|
|
|
26.1
|
behang
|
|
|
26.2
|
vloerbedekking
|
|
|
26.3
|
stoffering
|
|
|
|
|
27.0
|
Sanitair (alleen i.h.k.v. hygiëne en voedselveiligheid)
|
27.0
|
Sanitair
|
27.1
|
douchecombinaties
|
27.1
|
niet in GMO-waardige ruimtes
|
27.2
|
closet- en urinoircombinaties
|
27.2
|
toebehoren sanitair
|
27.3
|
wastafel- en wastrogcombinaties
|
|
|
27.4
|
kranen en kraan-afvoercombinateis
|
|
|
27.5
|
wateraanvoer
|
|
|
|
|
|
|
28.0
|
Brandbestrijdingsinstallaties
|
|
|
28.1
|
brandblustoestellen
|
|
|
28.2
|
bluswatervoorziening
|
|
|
28.3
|
sprinklerinstallatie brandwand c.q. gordijn
|
|
|
29.0
|
Brand, toegang- en inbraakbeveiliging
|
29.0
|
Brand, toegang- en inbraakbeveiliging
|
29.1
|
brand- toegangs- en inbraaksysteem
|
29.1
|
aansluiting meldkamer / bewakingsdienst voorzieningen in bestaande panden
|
29.2
|
toegangcontrole-installatie
|
|
|
29.3
|
camera observatiesysteem
|
|
|
29.4
|
codesloten voorzieningen in bestaande panden
|
|
|
|
|
|
|
30.0
|
Verwarmingsinstallaties
|
|
|
|
|
|
|
31.0
|
Ventilatie- en luchtbehandelingsinstallaties
|
|
|
|
|
|
|
32.0
|
Koeling
|
|
|
F.2 Bijlage bij de aanvraag 2011 (Zie Criteria paragraaf 2.4 en Hfst E)
Format t.b.v. indiening nieuw- of verbouwobject
|
Omschrijving ruimte
|
Nr. op de tekening
|
Oppervlakte
|
GMO-waardig
|
Niet-GMO-waardig
|
|
|
m²
|
m²
|
m²
|
|
|
m²
|
m²
|
m²
|
|
|
m²
|
m²
|
m²
|
|
|
m²
|
m²
|
m²
|
|
|
m²
|
m²
|
m²
|
|
|
m²
|
m²
|
m²
|
|
|
m²
|
m²
|
m²
|
|
|
m²
|
m²
|
m²
|
|
|
m²
|
m²
|
m²
|
|
Totale oppervlakte GMO-waardige ruimten
|
m²
|
Totale oppervlakte nieuwbouw/verbouw pand
|
m²
|
Percentage GMO-waardige ruimte
|
m²
|
|
Totale aanneemsom
|
€
|
Niet subsidiabele elementen
|
|
|
€
|
|
€
|
|
€
|
Subsidiabele aanneemsom
|
€
|
Te declareren bedrag
|
(= aanneemsom × percentage GMO-waardige ruimte)
|
|
Gebruikspercentage (percentage GMO-product)
|
%
|