Regeling experimenten prestatiebeloning onderwijs

[Regeling vervallen per 22-06-2012.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 31-03-2012 t/m 21-06-2012

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 16 november 2011, nr. DL/345940, houdende regels voor het verstrekken van subsidie aan scholen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, het (voortgezet) speciaal onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs voor het experimenteren met enkele varianten van prestatiebeloning in de schoolorganisatie en voor het meten van de effecten van deze prestatiebeloning op de verbetering van de onderwijskwaliteit (Regeling experimenten prestatiebeloning onderwijs)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Wet overige OCW-subsidies en gelet op de Regeling OCW-subsidies;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voor zover het betreft het onderwijs op het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving, de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

  • b. po: het basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs,

  • c. vo: het voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs,

  • d. mbo: het middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet Educatie Beroepsonderwijs,

  • e. (v)so: het (voortgezet) speciaal onderwijs zoals bedoeld in de Wet op de expertisecentra,

  • f. school: een uit ’s Rijks kas bekostigde basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, een uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs en een uit ’s Rijks kas bekostigde instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 onder b van de Wet educatie beroepsonderwijs, een instituut als bedoeld in artikel 12.3.8, dan wel een hogeschool als bedoeld in artikel 12.3.9 van de WEB dan wel door rechtsopvolgers,

  • g. bevoegd gezag: het bevoegd gezag van een school of instelling, als bedoeld in artikel 1 van de WPO, Artikel 1 van de WEC dan wel artikel 1 van de WVO, van een school of het bevoegd gezag, als bedoeld in artikel 1.1. onderdeel w van de WEB, van een instelling,

  • h. CAOP: Centrum Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel;

  • i. onderzoeker prestatiebeloning: onderzoeker die een experiment begeleidt door het wetenschappelijk onderzoeksdesign aan te reiken, de effectmeting uit te voeren en het eindrapport op te stellen;

  • j. Wetenschappelijke Begeleidingscommissie: de commissie bedoeld in artikel 15,

  • k. prestatiebeloning: de extra beloning die afhankelijk wordt gemaakt van de mate waarin een prestatie wordt geleverd;

  • l. effectmeting: het onderzoek naar de effecten van de prestatiebeloning op de kwaliteit van het onderwijs;

  • m. experimentgroep: het deel van het personeel binnen de scholen van het aanvragende bevoegd gezag dat gedurende de experimenten de prestatieafhankelijke beloning kan ontvangen en de effectmeting ondergaat;

  • n. controlegroep: dat deel van het personeel binnen de scholen van het aanvragende bevoegd gezag dat gedurende de experimenten de prestatieafhankelijke beloning niet kan ontvangen en de effectmeting ondergaat identiek aan de effectmeting van de experimentgroep;

  • o. experimenteerjaar: betreft een schooljaar. Dit loopt van 1 augustus tot en met 31 juli;

  • p. experimentvariant: de variant van prestatiebeloning waar gedurende de experimenteerperiode door een of meerdere bevoegde gezagsorganen mee wordt geëxperimenteerd;

  • q. projectplan: het plan voor de uitvoering van een experiment prestatiebeloning dat een bevoegd gezag samen met een onderzoeker prestatiebeloning opstelt en dat de basis vormt van de subsidieaanvraag.

Artikel 2. Te subsidiëren activiteiten

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken aan het bevoegd gezag om te experimenteren met prestatiebeloning. Hiertoe definieert het bevoegd gezag de te meten prestatie, stelt op basis hiervan voor een afgebakende groep personeelsleden (experimentgroep) een beloning in het vooruitzicht en meet in samenwerking met de onderzoeker prestatiebeloning de effecten hiervan op de kwaliteit van het onderwijs.

  • 2 Een experiment kent een voorbereidingsfase (1e tranche) en één of meerdere schooljaren waarin de prestatiebeloning wordt aangekondigd en uitgekeerd.

Artikel 3. Subsidieaanvrager

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

Subsidie kan aangevraagd worden door het bevoegd gezag.

Artikel 4. Besteding subsidie

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

De activiteiten uit het projectplan moeten uiterlijk zijn uitgevoerd op 31 december 2015. Het eventueel niet aangewende deel van de subsidie kan, mits de activiteiten volledig zijn uitgevoerd, worden besteed aan andere activiteiten van de school waarvoor bekostiging wordt verstrekt.De wetenschappelijke begeleidingscommissie beoordeelt op basis van de voortgangsrapportage of de activiteiten volledig zijn uitgevoerd en adviseert de Minister.

Hoofdstuk 2. Subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

Artikel 5. Subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

  • 1 De subsidieaanvraag voor een experiment omvat een projectplan, een projectbegroting en een samenwerkingsovereenkomst tussen het bevoegd gezag en de onderzoeker prestatiebeloning betreffende de begeleiding van het project.

  • 2 De Wetenschappelijke Begeleidingscommissie, zoals bedoeld in artikel 15 beoordeelt de subsidieaanvraag en adviseert de minister over toekenning. Bij de beoordeling zal worden gekeken op welke wijze het projectplan antwoord geeft op de in bijlage 1 opgenomen ontwerpeisen.

  • 3

    • a. Het projectplan als bedoeld in lid 1 bevat een duidelijke beschrijving van de experimentvariant, de voorgenomen prestatie-indicatoren en prestatiebeloning en een overzicht van de te ondernemen activiteiten.

    • b. De begroting bevat een overzicht van de per schooljaar geraamde uitgaven voor de prestatiebeloning binnen het experiment. De uitgaven voor projectkosten staan vast en worden begroot conform artikel 8, lid 4.

  • 4 De mogelijkheid tot het doen van een subsidieaanvraag voor een experiment prestatiebeloning vervalt na 1 april 2014. Aanvragen ontvangen na 1 april 2014 worden afgewezen.

  • 5

    • a. Tussen 1 september en 1 april van enig jaar dient het bevoegd gezag bij DUO een subsidieaanvraag in. De datum van ontvangst van de subsidieaanvraag door DUO geldt hierbij als datum van indiening. Indien de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb in de gelegenheid wordt gesteld om zijn aanvraag aan te vullen, dient deze aanvulling uiterlijk op 15 mei van het betreffende jaar door DUO te zijn ontvangen.

    • b. De subsidieaanvraag dient altijd in overleg met het CAOP te worden opgesteld. Aanvragen die zonder voorafgaand overleg met de CAOP worden ingediend, worden afgewezen. De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop het CAOP bij de totstandkoming van de aanvraag wordt betrokken.

    • c. Bij de subsidieaanvraag wordt verklaard dat de personeelgeleding van de MR van het bevoegd gezag heeft ingestemd met de subsidieaanvraag.

    • d. Na toekenning start de subsidieaanvrager de voorbereidingsfase en bij aanvang van het daaropvolgende schooljaar start de aanvrager met de aankondiging van de prestatiebeloning.

    • e. De indiener van een tussenrapportage kan geen nieuwe subsidieaanvraag voor een andere vorm van prestatiebeloning indienen.

  • 6 Het CAOP verleent ondersteuning bij het opstellen van het projectplan. Om een deugdelijk experiment te garanderen faciliteert het CAOP de beschikbare en noodzakelijke wetenschappelijke deskundigheid, zowel bij het opstellen van het projectplan (design van het experiment) als het wetenschappelijke onderzoek gedurende de experimentele periode. Er wordt daarbij zoveel mogelijk gebruik gemaakt van gestandaardiseerde projectplannen. Informatie zal ook worden gepubliceerd op www.prestatiebeloninginhetonderwijs.nl.

  • 7 In afwijking van het vijfde lid loopt de aanvraag termijn voor het schooljaar 2011/2012 van 1 november 2011 tot 1 april 2012.

Artikel 6. Tussentijdse projectbewaking

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

  • 1 Uiterlijk 1 juli van ieder jaar, gedurende de loop van het experiment zendt de subsidieontvanger aan DUO een beknopte inhoudelijke tussenrapportage over de in het projectplan beschreven activiteiten. Er wordt daarbij zoveel mogelijk gebruik gemaakt een gestandaardiseerde tussenrapportage. Een format hiervoor zal worden gepubliceerd op www.prestatiebeloninginhetonderwijs.nl.

  • 2 De Wetenschappelijke Begeleidingscommissie zal op basis van de tussenrapportage de minister adviseren over de voortzetting van de subsidiëring. Een negatief advies wordt kenbaar gemaakt aan de indiener van de tussenrapportage. Bij een negatief advies wordt de indiener in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze daaromtrent aan de commissie kenbaar te maken alvorens de minister besluit over het beëindigen van de subsidiëring, conform artikel 4:48 van Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 7. Subsidieplafonds

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

  • 1 Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is in totaal een bedrag van € 144 miljoen beschikbaar voor de jaren 2012–2015.

  • 2 Voor subsidieverlening in het kader van deze regeling geldt dat maximaal 30% van het totale budget beschikbaar is voor experimenten met individuele prestatiebeloning en 70% beschikbaar voor experimenten met teambeloning. De Minister kan besluiten deze percentages aan te passen.

  • 3 Voor subsidieverlening in het kader van deze regeling geldt tevens dat van de volgens het derde lid verdeelde budgetten maximaal 50% beschikbaar is voor experimenten in het PO (inclusief (V)SO), maximaal 34% beschikbaar is voor experimenten in het VO en maximaal 16% beschikbaar is voor experimenten in het MBO. Bij het bereiken van deze percentages sluit de mogelijkheid tot het doen van een subsidieverzoek. De Minister kan besluiten deze percentages aan te passen.

  • 4 De hierboven genoemde verdeling geschiedt per aanvraagperiode op basis van volgorde van binnenkomst van de subsidiabele aanvragen. Bij wijziging van de subsidieplafonds worden eerder, om die reden afgewezen subsidieaanvragen als eerste betrokken bij de toekenning.

Artikel 8. Maximum subsidiebedrag per aanvrager

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

  • 1 De hoogte van de subsidie voor de uitvoering van een experiment wordt door de minister vastgesteld aan de hand van het projectplan en de projectbegroting als bedoeld in artikel 2.

  • 2 Het maximum subsidiebedrag wordt bepaald door het aantal experimentjaren waarin leraren in aanmerking kunnen komen voor een prestatiebeloning.

    • Projecten aangevraagd in de aanvraagperiode 2011/2012 kennen maximaal 3 experimentjaren

    • Projecten aangevraagd in de aanvraagperiode 2012/2013 kennen maximaal 2 experimentjaren

    • Projecten aangevraagd in de aanvraagperiode 2013/2014 kennen maximaal 1 experimentjaar

  • 3 Het maximum subsidiebedrag voor prestatiebeloning per fte die deelneemt aan de experimentgroep is in de afzonderlijke sectoren per jaar:

    • PO: € 1250,– per fte die deelneemt in de experimentgroep

    • (V)SO: €1500,– per fte die deelneemt in de experimentgroep

    • VO: € 1700,– per fte die deelneemt in de experimentgroep

    • MBO: € 1700,– per fte die deelneemt in de experimentgroep

  • 4 Naast de subsidie voor de prestatiebeloning van leraren is er een vaste vergoeding voor het bevoegd gezag voor projectkosten en worden (op basis van de begroting in het experimentplan) de jaarlijkse kosten voor de onderzoeker vergoed. De subsidie voor projectkosten staat vast en wordt per jaar berekend en hangt af van de omvang van de jaarlijkse beloningsmiddelen:

    • a. Bij jaarlijkse beloningsmiddelen tussen 0 en € 100.000,– bedraagt de subsidie voor projectkosten € 10.000,–.

    • b. Bij jaarlijkse beloningsmiddelen tussen € 100.001,– en € 300.000,– bedraagt de subsidie voor projectkosten € 30.000,–.

    • c. Bij jaarlijkse beloningsmiddelen van € 300.001,– en hoger bedraagt de subsidie voor projectkosten € 50.000,–.

  • 5 Prestatiebeloning is bedoeld voor de beloning van deelnemende leraren en/of instructeurs. Bij experimenten gericht op teambeloning kan onder bepaalde condities de prestatiebeloning ook worden ingezet voor de beloning van lager management (b.v. teamleider of locatiehoofd) en onderwijs ondersteunend personeel. Dit laatste is ter beoordeling van de Wetenschappelijke Begeleidingscommissie

Artikel 9. Experimenteervarianten en ontwerpeisen

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

  • 1 In bijlage 1 van deze regeling staat beschreven voor welke experimenteervarianten schoolbesturen een aanvraag kunnen indienen en aan welke ontwerpeisen de experimenten dienen te voldoen.

  • 2 Na goedkeuring van de Wetenschappelijke Begeleidingscommissie is het toegestaan om met scholen van een of meerdere bevoegde gezagen deel te nemen aan meerdere varianten.

  • 3 Indien gedurende de experimenteerperiode het aantal aanvragen op een experimenteervariant onvoldoende blijkt te zijn om een effectmeting te kunnen uitvoeren, kan de minister besluiten de mogelijkheid om op deze variant nog een aanvraag in te dienen stop te zetten.

  • 4 De resultaten van een experiment worden door de onderzoekers prestatiebeloning beschreven in een eindrapportage en wordt door het bevoegd gezag gestuurd aan de wetenschappelijke begeleidingscommissie. Er wordt daarbij zoveel mogelijk gebruik gemaakt van gestandaardiseerde rapportages. Informatie zal ook worden gepubliceerd op www.prestatiebeloninginhetonderwijs.nl.

Artikel 10. Subsidiabele kostensoorten

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

  • 1 Uitsluitend de kosten voor het uitvoeren van een experiment als bedoeld in artikel 2 komen in aanmerking voor subsidie.

  • 2 De eventuele inhuur van derden voor het experiment gebeurt in overleg met het CAOP.

Hoofdstuk 3. Subsidieverlening

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

Artikel 11. Advies voorafgaand aan subsidieverlening

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

De minister beslist over subsidieverlening op basis van het advies van de Wetenschappelijke Begeleidingscommissie.

Artikel 12. Voorschriften bij subsidieverlening

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

Aan de verlening van de subsidie als bedoeld in artikel 2 kunnen aanvullende verplichtingen worden verbonden die noodzakelijk zijn ter waarborging van een juiste uitvoering van het experiment, dan wel voor het behoud van een goed inzicht in de voortgang van het experiment.

Artikel 13. Tijdvak subsidieverlening

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

Subsidie voor de uitvoering van een experiment als bedoeld in artikel 2 wordt verleend tot uiterlijk 31 december 2015.

Artikel 14. Besluitvorming door de minister

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

  • 1 De minister beslist uiterlijk 3 maanden na ontvangst van een binnen de aanvraagperiode ingediende subsidieaanvraag.

  • 2 Indien de minister niet tijdig een beslissing neemt, deelt hij de aanvrager mee binnen welke termijn de beslissing wel tegemoet kan worden gezien.

Hoofdstuk 4. Begeleiding Experimenten Prestatiebeloning

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

Artikel 15. Wetenschappelijke Begeleidingscommissie

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

De Minister stelt een Wetenschappelijke Begeleidingscommissie in die de algehele wetenschappelijke kwaliteit van de experimenten bewaakt. De instelling van de commissie wordt in een afzonderlijk instellingbeschikking geregeld en openbaar gemaakt.

Hoofdstuk 5. Verplichtingen subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

Artikel 16. Administratievoorschriften

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

  • 1 Het bevoegd gezag dat subsidie ontvangt in het kader van deze regeling voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen kunnen worden nagegaan.

  • 2 Het bevoegd gezag bewaart de informatie die verband houdt met de toepassing van deze regeling gedurende ten minste zeven jaar na datum waarop de vaststelling van de subsidie heeft plaatsgevonden.

Artikel 17. Informatieplicht

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

  • 1 Indien er tussentijds bijzondere omstandigheden optreden, die de voortgang van het experiment substantieel wijzigen of die anderszins belangrijke gevolgen kunnen hebben voor het recht op subsidie, doet de subsidieontvanger hiervan direct mededeling aan de minister.

  • 2 De subsidieontvanger is verplicht de minister en door hem aangewezen ambtenaren desgevraagd alle inlichtingen te geven die deze in verband met deze subsidieregeling verlangen. De subsidieontvanger geeft desgewenst deze ambtenaren de boeken en bescheiden ter inzage.

Hoofdstuk 6. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

Artikel 18. Verantwoording en controle

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

  • 1 De financiële verantwoording van de subsidie voor de uitvoering van een projectplan als bedoeld in artikel 2 geschiedt, in lijn van artikel 13 van de Regeling OCW Subsidies, in de jaarverslaggeving, bedoeld in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, met model G, behorend bij de richtlijn RJ660, alinea 212, zoals vastgesteld door de Raad voor de Jaarverslaggeving. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de subsidie.

  • 2 Uiterlijk 1 jaar na ontvangst van het jaarverslag over het laatste jaar van besteding wordt de subsidie vastgesteld.

Artikel 19. Lagere vaststelling subsidie

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

Onverminderd artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidie lager worden vastgesteld indien:

  • de aanvrager onjuiste, niet tijdige of voor de beoordeling van de verantwoording onvolledige gegevens heeft verstrekt;

  • de activiteiten niet zijn gestart, aanzienlijk zijn vertraagd of voortijdig worden beëindigd;

  • de subsidieontvanger heeft gehandeld in strijd met de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • de ontvanger in strijd heeft gehandeld met het doel van de subsidie.

Hoofdstuk 7. Bevoorschotting

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

Artikel 20. Bevoorschotting

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

  • 1 Binnen twee maanden na de subsidieverlening wordt een voorschot verstrekt ten behoeve van de projectkosten voor het eerste jaar, zoals bedoeld in artikel 8, lid 4.

  • 2 In de subsidieverleningsbeschikking wordt bekendgemaakt hoe en wanneer de jaarlijkse bevoorschotting voor de prestatiebeloningsmiddelen en de projectkosten voor de volgende jaren plaatsvindt.

  • 3 Voor bevoorschotting in 2012 geldt een kasplafond van €10 miljoen.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

Artikel 21. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt per 1 januari 2016.

Artikel 22. Citeertitel

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling experimenten prestatiebeloning onderwijs.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra

Bijlage 1. Experimenteervarianten en ontwerpeisen

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

Twee varianten prestatiebeloning

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

De experimenten richten zich op twee hoofdvarianten van prestatiebeloning:

  • o bij individuele prestatiebeloning wordt aan de hand van de prestatie die de individuele leraar levert, een individuele leraar al of niet met een prestatiebeloning beloond.

  • o bij teambeloning wordt aan de hand van de prestatie die het gehele team levert, een individuele leraar of een team van leraren al of niet met een prestatiebeloning beloond.

Eisen aan het ontwerp van de experimenten

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

De wetenschappelijke begeleidingscommissie zal bij de beoordeling van de projectplannen kijken naar de volgende ontwerpeisen aan de experimenten:

  • o Binnen de groep door de aanvrager aangemelde leraren wordt op basis van toeval door de onderzoekers de controlegroep en de experimentgroep toegewezen. De leraren die deel uitmaken van de experimentgroep maken kans op de prestatiebeloning. De omvang van de beide groepen dient beargumenteerd te worden.

  • o In het projectplan wordt duidelijk:

    • op welke wijze de (random) toewijzing van controlegroep en experimentgroep plaatsvindt;

    • op welke wijze het experiment de betrouwbaarheid en validiteit van de effectmeting waarborgt (onder meer door een inschatting te maken van de statistische kracht - “massa maken”);

    • op welke wijze binnen het experiment omgegaan of gecontroleerd wordt voor zelfselectie. Als er sprake is van vrijwillige deelname van scholen/ leraren- (teams) binnen een schoolbestuur aan het experiment kan er sprake zijn van zelfselectie en dienen de effecten van prestatiebeloning in dat licht beoordeeld te worden;

    • hoe de kennis uit de literatuur over prestatiebeloning is meegenomen in de te onderzoeken variant van prestatiebeloning;

    • op welke wijze de kans op en omvang van de prestatiebeloning is vastgesteld;

    • hoe naast de kwantitatieve effecten ook een verklarend onderzoek wordt uitgevoerd door middel van een kwalitatieve voor- en nameting;

    • hoe de aanvrager. indien van toepassing omgaat met de aanwezigheid van leraren van zowel experiment- als controlegroep binnen één school en/of team;

    • of, en zo ja hoelang deelnemende scholen, leraren en leerlingen na afloop van de experimenten worden gevolgd;

    • welke data en gegevens de deelnemende scholen zullen moeten opleveren teneinde een wetenschappelijke analyse mogelijk te maken;

    • Uit het projectplan wordt duidelijk dat het experiment zich openstelt voor wetenschappelijk debat (het experiment maakt onderdeel van een publicatie, data wordt beschikbaar gesteld voor eventuele replicatie, etc.). De verzamelde data zullen na afloop van het experiment door de onderzoeker(s) (geanonimiseerd) ter beschikking gesteld moeten worden voor nadere analyse of ander onderzoek.

  • o In het projectplan kan ingezet worden op een prestatiebeloning van de experimentgroep en een beperkte beloning (niet afhankelijk van de prestatie) van een controlegroep. De verwachte invloed hiervan op de gevonden verschillen in de effectmeting dienen te worden beschreven. De keuze voor deze experimentvorm heeft geen gevolgen voor het maximum aan te vragen subsidiebedrag.

  • o Het is gedurende het experiment niet toegestaan om de controlegroep voor eigen rekening een additionele beloning te geven. Dit zou het experiment te zeer verstoren. Ook dient voorzichtig omgegaan te worden met tussentijdse beleidswijzigingen gericht op de experiment- of controlegroep.

Eisen ten aanzien van de prestatie-indicatoren

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

  • o De metingen van de prestaties en de daaropvolgende beloning vinden gedurende de experimenten jaarlijks plaats.

  • o De indicatoren dienen relevant voor het onderwijsproces, beïnvloedbaar en niet manipuleerbaar door leraren te zijn.

  • o In alle experimenten zijn leerling-prestaties een van de prestatie-indicatoren.

  • o Daarnaast kiest iedere aanvrager een of meerdere aanvullende prestatie-indicatoren. Hierbij kan gedacht worden aan prestatie-indicatoren als:

    • mate van opbrengstgericht werken

    • mate van omgaan met verschillen

    • verwijzing naar het speciaal onderwijs

    • tevredenheid leerlingen

    • tevredenheid vervolgonderwijs of afnemend bedrijfsleven (mbo)

    • beoordeling schoolleider

    • beoordeling collega’s

    • percentage voortijdig schoolverlaten

    • op- en afstroompercentages

  • o Als het gaat om leerling-prestaties wordt altijd in termen van leerwinst gesproken. De mate van geboekte leerwinst is kortom de gehanteerde maatstaf bij leerling-prestaties. De aanvrager wordt gevraagd de operationalisering van deze maatstaf te onderbouwen.

  • o De aanvrager is vrij om de prestatie in relatieve (grootste procentuele verbetering) of absolute (voldoen aan vooraf gedefinieerde norm) vast te stellen. Bij de absolute prestatienorm zal extra aandacht zijn voor de onderbouwing van de ingeschatte kans op de beloning en de voorgestelde omvang. Daarnaast is de aanvrager vrij de beloning afhankelijk te maken van een vooraf gesteld doel (gemeten in absolute dan wel relatieve zin) of een competitie maken (waarbij de docenten met de grootste winst (absoluut of in procenten) de beloning krijgen. Dit heeft geen gevolgen voor het maximum aan te vragen subsidiebedrag.

  • o In het projectplan wordt duidelijk welke meetinstrumenten voor de meting van de prestatie-indicatoren worden ingezet en hoe wordt gewerkt aan standaardisatie.

  • o Om de onderlinge vergelijkbaarheid van experimenten te kunnen waarborgen zal bij de effectmeting van de prestatiebeloning gebruik gemaakt worden van een gestandaardiseerde toets. Deze zal ter beschikking worden gesteld aan het deelnemende bevoegd gezag.

Eisen ten aanzien van de beloning

[Regeling vervallen per 22-06-2012]

  • o De beloning moet substantieel zijn en aantrekkelijk voor de leraren.

  • o In deze experimenten met prestatiebeloning wordt er vanuit gegaan dat de beloning in ieder geval financieel van aard is, maar het bevoegd gezag kan daar bovenop natuurlijk ook andere beloningsvormen toepassen voor zover ze vooraf in het projectplan beschreven staan.

  • o In het projectplan wordt duidelijk gemaakt op welke wijze de zeggenschap over besteding van de prestatiebeloning door de beloonde leraren wordt geregeld. Dit geldt zowel bij individuele prestatiebeloning als bij teambeloning.

Naar boven