Werkinstructie onmiddellijke invrijheidstelling buiten kantoortijden
[Regeling vervallen per 01-03-2021]
-
1. De afdeling Bevolkingsadministratie (BVA)/Jongerenadministratie controleert elke werkdag
aan de hand van de signaallijsten of er gedetineerden/jeugdigen zijn die op die dag
een zitting hebben bij de rechtbank of het gerechtshof. Vervolgens controleert de
administratiemedewerker tijdig (voor het einde van de kantoortijd) of in deze zaken
een onmiddellijke invrijheidstelling is uitgesproken. Dit gebeurt telefonisch bij
de betrokken instantie. Indien er een onmiddellijke invrijheidstelling is uitgesproken,
dan handelt de administratiemedewerker de invrijheidstelling conform de reguliere
procedure af.
-
2. Indien aan het einde van de werkdag nog niet bekend is of er een onmiddellijke invrijheidstelling
zal volgen, dan bereidt de administratiemedewerker de afwikkeling van een eventuele
onmiddellijke invrijheidstelling voor ten behoeve van de geconsigneerde directeur.
Hiervoor verricht de administratiemedewerker de volgende handelingen:
-
a. De administratiemedewerker controleert bij gedetineerde in TULP GW en aan de hand
van het BVA-dossier/bij jeugdigen in TULP JJI en aan de hand van het dossier of er
vervolgvonnissen aanwezig zijn. De medewerker maakt hiertoe een uitdraai van de registratiekaart
en controleert de checklist.
-
b. De administratiemedewerker controleert of de gedetineerde/de jeugdige de Nederlandse
nationaliteit bezit. Is dat niet het geval, dan controleert de medewerker of op de
uitdraai van de registratiekaart het CRV-nummer en de verantwoordelijke Vreemdelingendienst
staan vermeld.
Indien er geen Vreemdelingendienst op de registratiekaart staat, dan is de piketfunctionaris
binnen de eigen regio het aanspreekpunt. De piketfunctionaris van de Vreemdelingendienst
is op te vragen via het landelijke politienummer 0900-8844. De administratiemedewerker
noteert vervolgens de ontbrekende gegevens op de uitdraai van de registratiekaart.
De administratiemedewerker legt deze informatie aan het einde van de werkdag klaar
voor de geconsigneerde directeur.
-
3. Ingeval van een onmiddellijke invrijheidstelling buiten kantoortijden, meldt het Openbaar
Ministerie telefonisch bij de in de penitentiaire inrichting/de justitiële jeugdinrichting
aanwezige leidinggevende die piketdienst draait (afdelingshoofd of wachtcommandant/andere
hiertoe gemachtigde) dat er een bevel onmiddellijke invrijheidstelling zal worden
verstuurd. Het Openbaar Ministerie informeert dan naar welk faxnummer het bevel verstuurd
kan worden. Het Openbaar Ministerie geeft een kopie van het bevel mee aan de transportmedewerkers
ter overhandiging aan de in de penitentiaire inrichting aanwezige leidinggevende (afdelingshoofd
of wachtcommandant).
Het bevel onmiddellijke invrijheidstelling bevat in elk geval:
en voor jeugdigen tevens:
Ook staat op het bevel een telefoonnummer waarop het Openbaar Ministerie na kantoortijden
bereikbaar is voor eventueel overleg. Desgewenst vermeldt het Openbaar Ministerie
op het bevel of er sprake is van bijzonderheden, zoals begeleid vervoer (bijvoorbeeld
bij opname in een kliniek).
-
4. De in de penitentiaire inrichting/de justitiële jeugdinrichting aanwezige leidinggevende
(afdelingshoofd of wachtcommandant/andere hiertoe gemachtigde) die het bevel tot onmiddellijke
invrijheidstelling per fax ontvangt, controleert het faxnummer waarvan het bevel afkomstig
is. Ook controleert hij of de transportmedewerker een kopie van het bevel heeft.
Na deze controle waarschuwt de leidinggevende de geconsigneerde directeur.
-
5. Bij onmiddellijke invrijheidstelling van een meerderjarige gedetineerde komt de geconsigneerde
directeur komt naar de penitentiaire inrichting. Bij onmiddellijke invrijheidstelling
van een jeugdige is er telefonisch overleg met de geconsigneerde directeur. Indien
de situatie hierom vraagt kan de geconsigneerde directeur naar de justitiële jeugdinrichting
komen.
De directeur controleert aan de hand van het BVA-dossier/het dossier van de Jongerenadministratie
en de uitdraai van de registratiekaart of er vervolgvonnissen of andere insluitingstitels
(bijvoorbeeld preventieve hechtenis) aanwezig zijn.
Indien er vervolgvonnissen zijn en de voorlopige hechtenis is opgeheven, dan wordt de gedetineerde/de jeugdige ingesloten op grond van de nieuwe titel. Hiervoor
is geen nieuwe opdracht van het Openbaar Ministerie vereist. Het schriftelijke bevel
invrijheidstelling wordt nu niet ten uitvoer gebracht en wordt alleen gebruikt ter
beëindiging van de vrijheidsbeneming in de zaak waarin uitspraak is gedaan.
Indien er vervolgvonnissen zijn en de voorlopige hechtenis is geschorst, bijvoorbeeld ten behoeve van opname in een kliniek, dan neemt de geconsigneerde
directeur onmiddellijk telefonisch contact op met het Openbaar Ministerie voor nader
overleg. Het Openbaar Ministerie beslist dan of de gedetineerde/de jeugdige in vrijheid
wordt gesteld of wordt ingesloten op grond van een vervolgvonnis.
-
6. Indien er geen vervolgvonnissen zijn, dan controleert de geconsigneerde directeur
op de registratiekaart of de gedetineerde/de jeugdige de Nederlandse nationaliteit
bezit. Is dat niet het geval, dan handelt de directeur overeenkomstig het VRIS-protocol:
de directeur neemt contact op met de Vreemdelingendienst.
-
7. Indien op grond van voorgaande stappen geen bezwaar is gebleken, dan wordt de gedetineerde/de
jeugdige nog dezelfde dag in vrijheid gesteld. De geconsigneerde directeur tekent
hiertoe het bevel onmiddellijke invrijheidstelling.
Bij het in vrijheid stellen van een jeugdige gedurende de avonduren moet naar het
tijdstip gehandeld worden: als de jeugdige zelf geen bezwaar heeft om nog een nacht
in de inrichting door te brengen en/of indien er geen (openbaar) vervoer meer beschikbaar
is, wordt de invrijheidstelling tot de volgende ochtend uitgesteld. Dit in overleg
met de jeugdige en de afspraken worden vastgelegd en ondertekend door de jeugdige.
Weigert de jeugdige akkoord te gaan met de extra nacht in de inrichting dan beslist
de geconsigneerde directeur hierover.
-
8. De gedetineerde/de jeugdige kan in beginsel op eigen gelegenheid de penitentiaire
inrichting/justitiële jeugdinrichting verlaten (ook bij invrijheidstelling ten behoeve
van een verblijf in een kliniek), tenzij door het Openbaar Ministerie anders is aangegeven
op het bevel. De gedetineerde/de jeugdige wordt voorzien van middelen (treinkaartje
of geld), zodat hij in ieder geval zijn verblijfsadres in Nederland kan bereiken.
-
9. Indien nodig, verricht de administratiemedewerker de eerstvolgende werkdag de administratieve
afhandeling van de invrijheidstelling, bij voorkeur vóór 09.00 uur in verband met
het capaciteitsbeheer. De administratiemedewerker legt daarbij alle verrichte handelingen
schriftelijk vast in het BVA-dossier/het dossier van de Jongerenadministratie.
-
10. Bij onmiddellijke invrijheidstelling van een jeugdige informeert de administratiemedewerker
zo spoedig mogelijk maar uiterlijk de eerstvolgende werkdag de gemeente waar de justitiële
jeugdinrichting gevestigd is, dat de jeugdige in vrijheid is gesteld. De medewerker
informeert eveneens zo spoedig mogelijk maar uiterlijk de eerstvolgende werkdag (de
casusregisseur van) de Raad voor de Kinderbescherming van de Raadslocatie gelegen
in de regio van de justitiële jeugdinrichting, dat de jeugdige in vrijheid is gesteld.