Uitvoeringsregeling zeevisserij

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-04-2016 t/m 31-12-2016

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, van 14 juli 2011, nr. 218837, houdende samenvoeging en vereenvoudiging van diverse regelingen op het gebied van de zeevisserij (Uitvoeringsregeling zeevisserij)

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op verordening nr. 3440/84; verordening nr. 894/97; verordening nr. 850/98; verordening nr. 1434/98; verordening nr. 2549/2000; verordening nr. 1035/2001; verordening nr. 1936/2001; verordening nr. 2056/2001; verordening nr. 494/2002; verordening nr. 2347/2002; verordening nr. 2371/2002; verordening nr. 882/2003; verordening nr. 1185/2003; verordening nr. 1954/2003; verordening nr. 1984/2003; verordening nr. 26/2004; verordening nr. 600/2004; verordening nr. 601/2004; verordening nr. 811/2004; verordening nr. 812/2004; verordening nr. 827/2004; verordening nr. 1415/2004; verordening nr. 2115/2005; verordening nr. 2187/2005; verordening nr. 388/2006; verordening nr. 1198/2006; verordening nr. 1967/2006; verordening nr. 520/2007; verordening nr. 1098/2007; verordening nr. 1386/2007; verordening nr. 199/2008; verordening nr. 517/2008; verordening nr. 734/2008; verordening nr. 1005/2008; verordening nr. 1006/2008; verordening nr. 1342/2008; verordening nr. 302/2009; verordening nr. 1010/2009; verordening nr. 1224/2009; verordening nr. 1288/2009; verordening nr. 201/2010; verordening nr. 640/2010; verordening nr. 1013/2010; verordening nr. 1236/2010; verordening nr. 57/2011 en uitvoeringsverordening nr. 404/2011;

Gelet op de artikelen 3, 4 en 5, van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 en op artikel 3 van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • contingent: in een kalenderjaar in een vangstgebied te vangen hoeveelheid van een vissoort in kilogrammen levend gewicht uitgedrukt, vermeerderd of verminderd met eventueel op grond van de artikelen 45 of 46 voor het desbetreffende kalenderjaar in gebruik gekregen, of in gebruik gegeven hoeveelheden van de desbetreffende vissoort, die per vissersvaartuig ten hoogste mag worden aangeland;

    • deelgebied, sector of deelsector: zeegebied als omschreven in artikel 4 van de verordening vangstmogelijkheden;

    • Europees quotum: totaal voor de gezamenlijke vissers van de lidstaten van de Europese Unie in het kalenderjaar waarop de verordening vangstmogelijkheden betrekking heeft te vangen hoeveelheden vis die niet in de vorm van quota over de lidstaten zijn verdeeld zoals deze per vissoort en per deelgebied, sector of deelsector voor het desbetreffende kalenderjaar, uitgedrukt in kilogrammen levend gewicht, onder de beschrijving ‘overig’, ‘andere’ of ‘andere lidstaten’ zijn vermeld in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden of in deel 2 van de bijlage van verordening nr. 1367/2014;

    • functionaris: door de minister voor de registratie- en verificatiewerkzaamheden in het kader van deze regeling aangewezen persoon;

    • groep: groep als bedoeld in artikel 31, tweede lid;

    • groepscontingent: groepscontingent als bedoeld in artikel 32, vermeerderd of verminderd, met eventueel op grond van de artikelen 45 of 46 voor het desbetreffende kalenderjaar in gebruik gekregen, of in gebruik gegeven, hoeveelheden van de desbetreffende vissoort;

    • individueel aandeel: contingent van een vissoort dat een ondernemer heeft ingebracht in een groep, vermeerderd met door hem gekochte en in gebruik gekregen hoeveelheden van die vissoort en verminderd met door hem verkochte en in gebruik gegeven hoeveelheden van die vissoort, waarover hij als deelnemer aan een groepscontingent in een kalenderjaar kan beschikken;

    • minister: de Minister van Economische Zaken;

    • Nederlands quotum: totaal voor de gezamenlijke Nederlandse vissers in het kalenderjaar waarop de verordening vangstmogelijkheden betrekking heeft te vangen hoeveelheden vis zoals deze per vissoort en per deelgebied, sector of deelsector voor het desbetreffende kalenderjaar, uitgedrukt in kilogrammen levend gewicht, zijn vermeld in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden;

    • NVWA: Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

    • ondermaatse vis: vis die kleiner is dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder 17, van de basisverordening;

    • producentenorganisatie: producentenorganisatie als bedoeld in artikel 6 van de GMO-verordening;

    • Registratiebesluit: Besluit registratie vissersvaartuigen 1998;

    • segment: vlootsegment MFL1, MFL2 of AQU, waartoe het vissersvaartuig op grond van de vermelding op de visvergunning behoort;

    • vangstgebied: deelgebieden, sectoren of deelsectoren, genoemd in bijlage 8;

    • vangstopgavebus: vangstopgavebus die aanwezig is in iedere in bijlage 2 vermelde haven, waarvan de exacte plaats gepubliceerd is op de website www.mijnrvo.nl;

    • vissersvaartuigen van derde landen: vissersvaartuigen die de vlag voeren van, of geregistreerd zijn in een andere staat dan een lidstaat van de Europese Unie;

    • visserijregister: register als bedoeld in artikel 4 van het Registratiebesluit;

    • vistuig van het type staandwant: kieuwnetten en warrelnetten als bedoeld in bijlage I, tabel 3, van verordening nr. 26/2004;

    • visvergunning: visvergunning als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de controleverordening;

    • wet: Visserijwet 1963;

  • 2 In deze regeling wordt voorts verstaan onder:

    • verordening nr. 3440/84: Verordening (EEG) nr. 3440/84 van de Commissie van 6 december 1984 inzake voorzieningen aan sleepnetten, Deense zegennetten (snurrevod) en soortgelijke netten (Pb EG L 318);

    • verordening nr. 894/97: Verordening (EG) nr. 894/97 van de Raad van 29 april 1997 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden (PbEG L 132);

    • verordening nr. 850/98: Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PbEG L 125);

    • verordening nr. 2549/2000: Verordening (EG) nr. 2549/2000 van de Raad van 17 november 2000 tot vaststelling van aanvullende technische maatregelen voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Ierse Zee (ICES-sector VIIa) (PbEG L 292);

    • verordening nr. 1035/2001: Verordening (EEG) nr. 1035/2001 van de Raad van 22 mei 2001 tot invoering van een documentatieregeling voor de vangst van Dissostichus spp. (PbEG L 145);

    • verordening nr. 1936/2001: Verordening (EG) nr. 1936/2001 van de Raad van 27 september 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (PbEG L 263);

    • verordening nr. 2056/2001: Verordening (EG) nr. 2056/2001 van de Commissie van 19 oktober 2001 tot vaststelling van aanvullende technische maatregelen voor het herstel van de kabeljauwbestanden in de Noordzee en ten westen van Schotland (PbEG L 277);

    • verordening nr. 494/2002: Verordening (EG) nr. 494/2002 van de Commissie van 19 maart 2002 tot vaststelling van aanvullende technische maatregelen voor het herstel van het heekbestand in de ICES-deelgebieden III, IV, V, VI en VII en in de ICES-sectoren VIIIa, b, d, e (PbEG L 77);

    • verordening nr. 2347/2002: Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften (PbEG L 351);

    • verordening nr. 882/2003: Verordening (EG) nr. 882/2003 van de Raad van 19 mei 2003 tot vaststelling van een regeling voor toezicht op en verificatie van tonijnvangsten (PbEU L 127);

    • verordening nr. 1185/2003: Verordening (EG) nr. 1185/2003 van de Raad van 26 juni 2003 betreffende het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen (PBEU L 167);

    • verordening nr. 1954/2003: Verordening (EG) nr. 1954/2003 van de Raad van 4 november 2003 betreffende het beheer van de visserij-inspanning voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 685/95 en (EG) nr. 2027/95 (PbEU L 289);

    • verordening nr. 1984/2003: Verordening (EG) nr. 1984/2003 van de Raad van 8 april 2003 tot invoering in de Gemeenschap van een regeling voor de statistische registratie van blauwvintonijn, zwaardvis en grootoogtonijn (PbEU L 295);

    • verordening nr. 26/2004: Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (PbEU L 5);

    • verordening nr. 600/2004: Verordening (EG) nr. 600/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde technische maatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (PbEU L 97);

    • verordening nr. 601/2004: Verordening (EG) nr. 601/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 3943/90, (EG) nr. 66/98 en (EG) nr. 1721/1999 (PbEU L 97);

    • verordening nr. 811/2004: Verordening (EG) nr. 811/2004 van de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand (PbEU L 150);

    • verordening nr. 812/2004: Verordening (EG) nr. 812/2004 van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van maatregelen betreffende de bijvangsten van walvisachtigen bij de visserij en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 88/98 (PbEU L 150);

    • verordening nr. 1415/2004: Verordening (EG) nr. 1415/2004 van de Raad van 19 juli 2004 tot vaststelling van het maximale jaarlijkse visserij-inspanningsniveau voor bepaalde visserijgebieden en visserijtakken (PbEU L 258);

    • verordening nr. 2115/2005: Verordening (EG) nr. 2115/2005 van de Raad van 20 december 2005 tot vaststelling van een herstelplan voor zwarte heilbot in het kader van de visserijorganisatie in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (PbEU L 340);

    • verordening nr. 2187/2005: Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 88/98 (PbEU L 349);

    • verordening nr. 388/2006: Verordening (EG) nr. 388/2006 van de Raad van 23 februari 2006 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de duurzame exploitatie van het tongbestand in de Golf van Biskaje (PbEU L 65);

    • verordening nr. 1198/2006: Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (PbEU L223);

    • verordening nr. 1967/2006: Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PbEU L 409);

    • verordening nr. 520/2007: Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 973/2001 (PbEU L 123);

    • verordening nr. 1098/2007: Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 779/97 (PbEU L 248);

    • verordening nr. 1386/2007: Verordening (EG) nr. 1386/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (PbEU L 318);

    • verordening nr. 199/2008: Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad van 25 februari 2008 betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid (PbEU L 60);

    • verordening nr. 517/2008: Verordening (EG) nr. 517/2008 van de Commissie van 10 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 850/98 wat betreft de bepaling van de maaswijdte en de meting van de twijndikte van visnetten (PbEU L 151);

    • verordening nr. 734/2008: Verordening (EG) nr. 734/2008 van de Raad van 15 juli 2008 betreffende de bescherming van kwetsbare mariene ecosystemen in volle zee tegen de nadelige effecten van bodemvistuig (PbEU L 201);

    • verordening nr. 1005/2008: Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PbEU L 286);

    • verordening nr. 1006/2008: Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 3317/94 (PbEU L 286);

    • verordening nr. 1342/2008: Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 423/2004 (PbEU L 348);

    • verordening nr. 302/2009: Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad van 6 april 2009 betreffende een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee tot wijziging van Verordening (EG) nr. 43/2009 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1559/2007 (PbEU L 96);

    • verordening nr. 1010/2009: Verordening (EG) nr. 1010/2009 van de Commissie van 22 oktober 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening nr. 1005/2008/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (PbEU L 280);

    • controleverordening: Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PbEU L 343);

    • verordening nr. 201/2010: Verordening (EU) nr. 201/2010 van de Commissie van 10 maart 2010 tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren (PBEU L 61);

    • verordening nr. 640/2010: Verordening (EU) nr. 640/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 tot vaststelling van een vangstdocumentatieprogramma voor blauwvintonijn Thunnus thynnus en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1984/2003 van de Raad (PbEU L 194);

    • verordening nr. 1013/2010: Verordening (EU) nr. 1013/2010 van de Commissie van 10 november 2010 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van het vlootbeleid van de Unie als omschreven in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad (PbEU L 293);

    • verordening nr. 1236/2010: Verordening (EU) nr. 1236/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 tot vaststelling van een controle- en handhavingregeling voor het gebied dat onder het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan valt en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2791/1999 van de Raad (PbEU L 348);

    • uitvoeringsverordening controleverordening: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PbEU L 112);

    • verordening nr. 1343/2011: Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean – Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (PbEU L, 347);

    • uitvoeringsverordening nr. 433/2012: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 433/2012 van de Commissie van 23 mei 2012 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1236/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een controle- en handhavingsregeling voor het gebied dat onder het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan valt (PbEU L, 136);

    • verordening nr. 1026/2012: Verordening (EU) nr. 1026/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende bepaalde maatregelen met het oog op de instandhouding van visbestanden ten aanzien van landen die niet-duurzame visserij toelaten (PbEU L, 316);

    • basisverordening: Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU L, 354);

    • GMO-verordening: Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PbEU L, 354);

    • verordening nr. 1367/2014: Verordening (EU) nr. 1367/2014 van de Raad van 15 december 2014 tot vaststelling, voor 2015 en 2016, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PbEU, L 366);

    • verordening vangstmogelijkheden: Verordening van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Uniewateren en, voor Unievaartuigen, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 2015/104.

Artikel 2. Nadere begripsbepalingen

  • 1 Voor de toepassing van de in artikel 1, tweede lid, genoemde verordeningen is het visserijcontrolecentrum, bedoeld in artikel 4, vijftiende lid, van de controleverordening, van Nederland de meldkamer van de NVWA te Echt.

  • 2 Voor de toepassing van deze regeling en van de in artikel 1, tweede lid, genoemde verordeningen vindt aanlanden plaats op het tijdstip waarop het vissersvaartuig direct of indirect verbinding met de wal heeft gekregen.

  • 3 Voor de toepassing van verordening nr. 850/98, van de controleverordening, van de verordening vangstmogelijkheden en van hoofdstuk 2 van deze regeling wordt onder ’ICES-deelgebied IV’ en ’Noordzee’ mede verstaan de in het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970 genoemde wateren.

Artikel 3. Verboden op grond van de basisverordening

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 15, eerste, elfde en twaalfde lid, en 31, vijfde lid van de basisverordening.

  • 2 Het is verboden in strijd te handelen met de door de Europese Commissie op grond van de artikelen 11, vierde lid, 12, eerste en derde lid, en 15, zesde lid, van de basisverordening vastgestelde maatregelen, onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen, onderscheidenlijk gedelegeerde handelingen, en met de door een andere lidstaat dan Nederland op grond van de artikelen 13 en 20 van de basisverordening vastgestelde noodmaatregelen onderscheidenlijk instandhoudings- en beheersmaatregelen.

Artikel 4. Toegang tot 12-mijlszone

Het is verboden met een buitenlands vissersvaartuig de visserij uit te oefenen in de territoriale zee van Nederland, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee, anders dan voortvloeiend uit artikel 5, tweede lid, van de basisverordening.

Artikel 5. Vaststelling lettertekens gemeenten

De gemeenten en de lettertekens waarmee de gemeenten worden aangeduid, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Registratiebesluit, zijn vastgesteld in bijlage 1.

Artikel 6. Aanwijzing havens

  • 1 Het is verboden vis in Nederland aan te landen, te lossen of over te laden.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet:

    • a. voor vissersvaartuigen met een lengte over alles van tien meter of minder in de in bijlage 2 A vermelde havens of in de in bijlage 3 vermelde plaatsen;

    • b. voor vissersvaartuigen met een lengte over alles van 59 meter of minder of met een brutotonnage van 1.200 BT of minder, in de in bijlage 2 A vermelde havens met uitzondering van Vlaardingen en Velsen;

    • c. voor vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 59 meter of met een brutotonnage van meer dan 1.200 BT in de in bijlage 2 A vermelde havens met uitzondering van Vlaardingen; of

    • d. voor vissersvaartuigen waarvan de vangst voor ten minste 90% uit ansjovis of sprot bestaat, in de periode van 1 april tot en met 31 juli indien het ansjovis betreft en in de periode van 1 augustus tot en met 31 maart indien het sprot betreft, in de westelijke voorhaven van de Bergsediepsluis en aan de loswal van Schore, gemeente Kapelle;

    mits het aanlanden, lossen of overladen is toegestaan op grond van de in artikel 1, tweede lid, genoemde verordeningen en indien is voldaan aan de artikelen 7 en 8.

  • 3 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor andere vaartuigen dan vissersvaartuigen, in de in bijlage 2 A vermelde havens of in de in bijlage 3 vermelde plaatsen, voor zover het op grond van de bij of krachtens de wet gestelde regels is toegestaan met deze vaartuigen de visserij uit te oefenen.

Artikel 7. Voorschriften aanlanden

  • 1 Voor zover niet op grond van de in artikel 2, tweede lid, genoemde verordeningen anders is bepaald wordt, voordat het aanlanden van vis plaatsvindt, elektronisch melding gedaan aan de NVWA.

  • 2 De melding geschiedt ten minste vier uur voor het tijdstip van aanlanding door de kapitein, de eigenaar of diens gemachtigde en bevat ten minste de navolgende gegevens:

    • a. de haven van aanlanding of de in bijlage 3 bedoelde plaats, onder vermelding van de exacte locatie;

    • b. de geschatte datum en het geschatte tijdstip van aanlanding;

    • c. de datum en het tijdstip van de melding;

    • d. de roepletters van het vissersvaartuig;

    • e. de naam van de ondernemer;

    • f. de naam van de kapitein;

    • g. de lettertekens en het nummer van het vissersvaartuig;

    • h. de data van de visreis en de betrokken geografische gebieden waar de vangsten zijn gedaan;

    • i. de in het visserijlogboek geregistreerde hoeveelheden per soort, uitgedrukt in kilogrammen; en

    • j. de hoeveelheden van elke soort die zullen worden aangeland of overgeladen, uitgedrukt in kilogrammen.

  • 3 Het geschatte tijdstip van aanlanding, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, verschilt niet meer dan een half uur van het daadwerkelijke tijdstip van aanlanding.

  • 4 In afwijking van het tweede lid, vindt de melding door een vaartuig met een lengte over alles van 10 meter of minder ten minste twee uur voor het tijdstip van aanlanding plaats.

Artikel 8. Voorschriften lossen

  • 1 Een ambtenaar van de NVWA heeft toestemming gegeven om te lossen.

  • 2 Op verzoek van degene die vis aanlandt, kan de toestemming, bedoeld in het eerste lid, worden verleend door een functionaris, namens een ambtenaar van de NVWA. Als verzoek om toestemming wordt in ieder geval aangemerkt het elektronische bericht van terugkeer naar de haven van aanlanding dat overeenkomstig artikel 37 in samenhang met Bijlage X van de Uitvoeringsverordening van de Controleverordening is verstuurd.

  • 3 Toestemming als bedoeld in het eerste lid wordt gegeven in de volgorde van melding van het tijdstip van aanlanding.

  • 4 Het lossen van vis in de in bijlage 2 A genoemde havens vindt plaats op de in die bijlage achter de desbetreffende haven genoemde losplaatsen.

  • 5 Alle zich aan boord van het vissersvaartuig bevindende vis, met uitzondering van paling, wordt in één ononderbroken losbeurt in zijn geheel gelost.

  • 6 Voor zover het de vissoorten betreft, genoemd in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden of deel 2 van de bijlage van verordening nr. 1367/2014, is de vis per verpakkingseenheid naar vissoort gesorteerd en wordt de vis per vissoort gelost.

  • 7 Het vijfde lid is niet van toepassing op het lossen van vis uit een vissersvaartuig met een brutotonnage van meer dan 1.200 BT waarmee de pelagische visserij wordt uitgeoefend, mits alle aan boord aanwezige vis geheel is gelost voordat het vaartuig uitvaart.

Artikel 9. Toelating monsternemers in kader van datacollectie

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 11, derde en vierde lid, van verordening nr. 199/2008.

Hoofdstuk 2. Vangstmogelijkheden

§ 1. Verordening vangstmogelijkheden

Artikel 10. Vangstverboden

  • 1 Het is verboden met een vissersvaartuig op de vissoorten, genoemd in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden of deel 2 van de bijlage van verordening nr. 1367/2014, in de bij die vissoorten vermelde wateren te vissen dan wel deze vissoorten aan boord te houden of aan te landen.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor zover:

    • a. het Nederlandse vissersvaartuigen betreft en het Nederlands quotum voor de desbetreffende vissoort, zoals dit op grond van de in artikel 11, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden genoemde bepalingen, artikel 33, vijfde lid, van de controleverordening of artikel 12 is aangepast, niet is overschreden;

    • b. het Europese vissersvaartuigen betreft en het Europees quotum voor de desbetreffende vissoort, zoals dit ingevolge artikel 33, vijfde lid, van de controleverordening is verminderd, niet is overschreden;

    • c. het vissersvaartuigen van derde landen betreft, in de gebieden vermeld in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden of deel 2 van de bijlage van verordening nr. 1367/2014, mits de visserij wordt uitgeoefend overeenkomstig artikel 43 van de verordening vangstmogelijkheden; en

    • d. in voorkomend geval wordt gehandeld in overeenstemming met de in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden of deel 2 van de bijlage van verordening nr. 1367/2014, opgenomen voorwaarden die functioneel met de desbetreffende vangstmogelijkheid verband houdt.

  • 3 De minister maakt de datum, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel a, van de controleverordening, bekend. Deze datum kan per vissoort en vangstgebied verschillen.

  • 4 Indien de desbetreffende vissoort blijkens de op grond van artikel 15, zesde lid, van de basisverordening vastgestelde teruggooiplannen, onder de aanlandingsverplichting, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van die verordening valt:

    • a. is het eerste lid van het onderhavige artikel, voor zover dat lid betrekking heeft op het aan boord houden of aanlanden, niet van toepassing en

    • b. wordt voor de toepassing van het eerste lid van het onderhavige artikel, onder ‘vissen’ mede verstaan het in het desbetreffende vangstgebied varen met een vissersvaartuig dat is uitgerust met het vistuig dat in het desbetreffend teruggooiplan bij de desbetreffende doelsoort is vermeld en dat in voorkomend geval de daarbij vermelde maaswijdte heeft, tenzij dat vistuig overeenkomstig artikel 47 van de controleverordening is vastgemaakt en opgeborgen.

Artikel 11. Ontheffing vangstverboden

  • 1 Van het verbod, bedoeld in artikel 10, eerste lid, kan op grond van artikel 6d van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 uitsluitend ontheffing worden verleend, voor het uitoefenen van de visserij ten behoeve van:

    • a. wetenschappelijk onderzoek, voor zover:

      • 1e het onderzoek wordt begeleid door een wetenschappelijk instituut;

      • 2e het onderzoek, blijkens het bij de aanvraag voor de ontheffing te overleggen projectplan, naar het oordeel van de minister in het belang is voor de Nederlandse visserij;

      • 3e het de vissoorten betreft waarop het onderzoek betrekking heeft;

      • 4e de resultaten van het onderzoek beschikbaar worden gesteld voor de Nederlandse visserijsector; en

      • 5e de totale vangsten waarvoor ontheffing wordt verleend het in artikel 33, zesde lid, van de controleverordening, genoemde percentage van de in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden niet te boven gaat; en

    • b. een pilot in het kader van volledig gedocumenteerde visserij als bedoeld in titel II, hoofdstuk II, van de verordening vangstmogelijkheden, voor zover wordt voldaan aan artikel 16, eerste lid, van deze verordening;

  • 2 De op grond van het eerste lid, onderdeel b, verleende ontheffing wordt ingetrokken in de situatie, genoemd in artikel 18 van de verordening vangstmogelijkheden.

Artikel 12. Reservering vangstmogelijkheden

  • 1 De Minister kan een deel van de in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden reserveren ten behoeve van:

    • a. ruilen van vangstmogelijkheden met andere lidstaten als bedoeld in artikel 16, achtste lid, van de basisverordening;

    • b. toewijzing aan een ondernemer, een groep of een producentenorganisatie, overeenkomstig de door de minister vast te stellen criteria, indien is komen vast te staan dat die ondernemer of de ondernemers die aan de desbetreffende groep of producentenorganisatie deelnemen, in een nader te bepalen periode hebben gehandeld overeenkomstig de artikelen 21, eerste lid, 22, 23, 53, 57 en 105 van deze regeling en aan de artikelen 39, eerste lid, en 49 van de controleverordening; of

    • c. het afboeken van vangsten of bijvangsten van soorten die op grond van artikel 15 van de basisverordening moeten worden aangeland.

  • 2 De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde toewijzing bedraagt per vissoort en vangstgebied ten hoogste 10% van de in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden voor die vissoort in het desbetreffende vangstgebied aan Nederland toegedeelde vangstmogelijkheden.

Artikel 13. Overige verboden

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 10, eerste tot en met derde lid, 12, 13, 24, 25, 26, 29, 30, 33, eerste en derde lid, 34, 35, 36, 37, tweede lid, 38, eerste en tweede lid, 40, 41, 42 en 46 van de verordening vangstmogelijkheden.

  • 2 Het is verboden visserijactiviteit uit te oefenen in strijd met de artikelen 22, 28, eerste en tweede lid, 37, eerste en derde lid, en 39 van de verordening vangstmogelijkheden.

Artikel 14. Diepzeevisdocumenten

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 3, eerste lid, van verordening nr. 2347/2002 in samenhang met artikel 9, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden, en met de artikelen 5, 6, eerste en tweede lid, en 7 van verordening nr. 2347/2002.

  • 2 Het is verboden per kalenderjaar met een vissersvaartuig meer dan 10 ton van de diepzeesoorten als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van verordening nr. 2347/2002 en in artikel 9, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden, te vangen, aan boord te houden of aan te landen, tenzij ten behoeve van het vissersvaartuig een diepzeedocument is afgegeven als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van verordening nr. 2347/2002.

  • 3 Een diepzeevisdocument wordt slechts verleend ten behoeve van een vissersvaartuig:

    • a. waarmee in de jaren 1998, 1999 of 2000 ten minste 100 ton van de in het eerste lid bedoelde soorten is aangeland, of

    • b. ten aanzien waarvan een visvergunning is toegekend die eerder was toegekend ten aanzien van een vissersvaartuig als bedoeld in onderdeel a, en waarvan het motorvermogen niet groter is dan het motorvermogen van dat vissersvaartuig.

  • 4 Het is verboden de visserij uit te oefenen op de diepzeesoorten, bedoeld in bijlage I, met uitzondering van de grote zilvervis, en bedoeld in bijlage II van verordening nr. 2347/2002, indien in 2011 de visserij-inspanning van het desbetreffende vaartuig tijdens reizen waarop meer dan 100 kg aan andere diepzeesoorten dan grote zilvervis is gevangen, groter is dan de door de minister vastgestelde visserij-inspanning van dat vaartuig in 2003, verminderd met 35%.

  • 5 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van verordening nr. 2347/2002, is de NVWA.

  • 6 De havens, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van verordening nr. 2347/2002, zijn de in bijlage 2 B vermelde havens.

  • 7 Indien de minister een waarnemer als bedoeld in artikel 8 van verordening nr. 2347/2002, aanwijst, draagt de kapitein van het desbetreffende vissersvaartuig er zorg voor dat deze waarnemer de taken, bedoeld in artikel 8, vierde lid, van die verordening, ongehinderd kan uitvoeren.

Artikel 15. Pelagische visserij

  • 1 Het is verboden met een vissersvaartuig enige visserijactiviteit uit te oefenen in de zone van de SPRFMO, bedoeld in artikel 4, onderdeel o, van de verordening vangstmogelijkheden.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op vissersvaartuigen die pelagische visserij uitoefenen en die aantoonbaar in 2007, 2008 of 2009 in de in het eerste lid bedoelde zone visserijactiviteiten hebben uitgeoefend of op een vissersvaartuig dat voornoemd vissersvaartuig vervangt, indien:

    • a. het vissersvaartuig hetzelfde of een kleiner brutotonnage heeft dan het te vervangen vaartuig;

    • b. het vissersvaartuig pelagische visserij uitoefent; en

    • c. de personen op wier naam de vaartuigen staan geregistreerd in het visserijregister, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van het Registratiebesluit, minimaal 4 weken voor het moment van vervangen een melding aan de minister hebben gedaan.

Artikel 16. Visserij-inspanning annex IIA

  • 1 Het is verboden met een vissersvaartuig met een lengte van over alles van ten minste 10 meter te vissen in de gebieden, bedoeld in artikel 3 van verordening nr. 1342/2008, met typen vistuig behorend tot de in punt 1 van bijlage I bij verordening nr. 1342/2008 vermelde vistuigcategorieën en die typen vistuig aan boord te houden.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van een vissersvaartuig, indien:

    • a. de voor de beheersperiode, genoemd in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van de verordening vangstmogelijkheden, dan wel, voor zover het de vistuigcategorieën TR1 of TR2 betreft, de voor het desbetreffende gedeelte van die beheersperiode toegestane visserij-inspanning per gebied als bedoeld in artikel 3 van verordening nr. 1342/2008, en per vistuigcategorie, al dan niet onderscheiden naar de maaswijdte van de netten of deelname aan een pilot in het kader van volledig gedocumenteerde visserij als bedoeld in titel II, hoofdstuk II, van de verordening vangstmogelijkheden, vermeld in bijlage 7, nog niet is opgebruikt;

    • b. voor zover het de vistuigcategorieën TR1 en TR2 betreft, het vissersvaartuig in tijdvakken van twee aaneengesloten weken telkens ten hoogste tien kalenderdagen in een gebied als bedoeld in artikel 3 van verordening nr. 1342/2008, aanwezig is; en

    • c. wordt gehandeld in overeenstemming met de voorschriften die zijn verbonden aan de voor het betrokken vaartuig verleende vismachtiging, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de controleverordening.

  • 3 De minister maakt de datum, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel b, van de controleverordening, bekend. Deze datum kan per gebied en per vistuigcategorie verschillen.

Artikel 17. Ontheffing visserij-inspanning annex IIA

Van het verbod, bedoeld in artikel 16, eerste lid, kan op grond van artikel 6d van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 uitsluitend ontheffing worden verleend, voor het uitoefenen van de visserij ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek, voor zover:

  • a. het onderzoek wordt begeleid door een wetenschappelijk instituut;

  • b. het onderzoek, blijkens het bij de aanvraag voor de ontheffing te overleggen projectplan, naar het oordeel van de minister in het belang is voor de Nederlandse visserij;

  • c. het de vissoorten betreft waarop het onderzoek betrekking heeft;

  • d. de resultaten van het onderzoek beschikbaar worden gesteld voor de Nederlandse visserijsector; en

  • e. de totale visserij-inspanning waarvoor ontheffing wordt verleend het in artikel 33, negende lid, van de controleverordening, genoemde percentage van de in bijlage IIA van de verordening vangstmogelijkheden aan Nederland toegewezen visserij-inspanning niet te boven gaat.

Artikel 18. Reservering visserij-inspanning annex IIA

  • 1 De minister kan een deel van de in bijlage IIA van de verordening vangstmogelijkheden aan Nederland toegewezen visserij-inspanning benutten ten behoeve van:

    • a. het uitwisselen van visserij-inspanning met andere lidstaten, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van verordening nr. 1342/2008;

    • b. het overdragen visserij-inspanning tussen inspanningsgroepen, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van verordening nr. 1342/2008, of

    • c. toewijzing aan ondernemers waarvan is vastgesteld dat met het vissersvaartuig van de ondernemer tijdens de beheersperiode de visserij is uitgeoefend met gebruikmaking van vistuig dat selectiever is dan de bestaande wettelijke verplichtingen.

  • 2 Het deel van de visserij-inspanning dat is gereserveerd op grond van het tweede lid, onderdelen b en c, wordt, na aftrek van de overgedragen en toegewezen hoeveelheden, uiterlijk 1 juli van de beheersperiode beschikbaar gesteld aan vaartuigen ten behoeve waarvan een vismachtiging als bedoeld in artikel 7 van de controleverordening is verleend.

  • 3 De minister stelt de criteria vast die worden gehanteerd voor het toewijzen van de visserij-inspanning, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

Artikel 19. Aanvullende visserij-inspanning annex IIA

  • 1 Het verbod, bedoeld in artikel 16, eerste lid, is tijdens de beheersperiode na de bekendmaking, bedoeld in artikel 16, derde lid, niet van toepassing op een vissersvaartuig indien de minister ten behoeve van dat vaartuig een aanvullende hoeveelheid visserij-inspanning heeft toegekend en de aan dat vaartuig toegekende hoeveelheid visserij-inspanning nog niet is opgebruikt.

  • 2 De minister kent de aanvullende hoeveelheid visserij-inspanning slechts toe ten aanzien van een vissersvaartuig, indien:

    • a. ten behoeve van dat vaartuig voor die beheersperiode een vismachtiging als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de controleverordening, is verleend;

    • b. met dat vissersvaartuig gedurende de gehele beheersperiode de visserij wordt uitgeoefend overeenkomstig artikel 13, tweede lid, onderdeel a, b of c, van verordening nr. 1342/2008;

    • c. de kapitein van het vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger daartoe voor 15 maart een verzoek op een daartoe bestemd formulier heeft ingediend bij de minister en

    • d. het vissersvaartuig behoort tot een inspanningsgroep als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van verordening nr. 1342/2008.

  • 3 De minister kan bij de toekenning van de aanvullende hoeveelheid visserij-inspanning aanvullende eisen stellen, waaronder medewerking aan frequentere controles in de zin van artikel 13, derde lid, van verordening nr. 1342/2008.

  • 4 De minister kent de aanvullende hoeveelheden visserij-inspanning toe ten aanzien van het in de vismachtiging, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de controleverordening, vermelde gebied en type vistuig en houdt bij de vaststelling van de hoeveelheden visserij-inspanning rekening met artikel 13, vierde lid, van verordening 1342/2008.

  • 5 De minister reikt bij de toekenning van een aanvullende hoeveelheid visserij-inspanning voor de beheersperiode aan de ondernemer een document voor de desbetreffende visserij-inspanning uit.

  • 6 De aan een vissersvaartuig toegekende aanvullende hoeveelheid visserij-inspanning is niet overdraagbaar.

  • 7 De minister kan de toekenning, bedoeld in het eerste lid, weigeren of intrekken indien:

    • a. niet wordt voldaan aan het tweede lid, onderdeel b, en het derde lid of

    • b. hij dit noodzakelijk acht ter nakoming van Europese verplichtingen.

Artikel 20. Overige visserij-inspanning

Het is verboden te vissen met de typen vistuigen, bedoeld in onderdeel 1 van bijlage IIB en onderdeel 1 van bijlage IIC van de verordening vangstmogelijkheden, in de gebieden, bedoeld in onderdeel 1 van deze bijlagen, en die typen vistuig aan boord te houden.

§ 2. Vangstverboden contingentering

Artikel 21. Vangstverbod

  • 1 Het is verboden met een vissersvaartuig op een vissoort, genoemd in bijlage 8, in het daarbij voor die vissoort aangewezen vangstgebied te vissen of een vissoort uit dat gebied aan te landen of aan boord te houden.

Artikel 22. Contingent

  • 1 Voor zover het de vissoorten tong of schol betreft, geldt voor het vissersvaartuig voor het desbetreffende vangstgebied zowel een contingent tong als een contingent schol.

  • 2 Voor zover het de vissoorten kabeljauw of wijting betreft, geldt voor het betrokken vissersvaartuig voor het desbetreffende vangstgebied zowel een contingent kabeljauw als een contingent wijting.

  • 3 Voor zover het de overige in bijlage 8 genoemde vissoorten betreft, geldt voor het betrokken vissersvaartuig voor het desbetreffende vangstgebied een contingent van de desbetreffende vissoort.

Artikel 23. Geen overschrijding contingent

  • 1 Met het betrokken vissersvaartuig wordt niet op een grotere hoeveelheid van een vissoort in het desbetreffende vangstgebied gevist of een grotere hoeveelheid van een vissoort uit dat gebied aangeland of aan boord gehouden, dan overeenkomt met het voor dat vissersvaartuig voor dat gebied geldende contingent van de desbetreffende vissoort.

  • 2 Indien voor meer dan één vissersvaartuig van een ondernemer contingenten van een vissoort gelden, wordt per vissersvaartuig niet op een grotere hoeveelheid van een vissoort in het desbetreffende vangstgebied gevist of een grotere hoeveelheid van een vissoort uit dat gebied aangeland of aan boord gehouden, dan overeenkomt met de som van de voor de vissersvaartuigen van die ondernemer voor dat gebied geldende contingenten van de desbetreffende vissoort.

  • 3 Indien het voor het betrokken vissersvaartuig geldende contingent van een vissoort is ingebracht in een groepscontingent, wordt met dat vissersvaartuig niet op een vissoort in het desbetreffende vangstgebied gevist of wordt die vissoort uit dat gebied niet aangeland of aan boord gehouden, indien het groepscontingent is opgevist.

Artikel 24. Geen overschrijding contingent aanverwante vissoort

  • 1 Met het betrokken vissersvaartuig:

    • a. wordt niet op tong in het desbetreffende vangstgebied gevist of wordt geen tong uit dat gebied aangeland of aan boord gehouden, indien het voor dat vissersvaartuig geldende contingent schol is opgevist; of

    • b. wordt niet op kabeljauw in het desbetreffende vangstgebied gevist of wordt geen kabeljauw uit dat gebied aangeland of aan boord gehouden, indien het voor dat vissersvaartuig geldende contingent wijting is opgevist.

  • 2 Indien voor meer dan één vissersvaartuig van een ondernemer:

    • a. contingenten tong en schol gelden, wordt per vissersvaartuig niet op tong in het desbetreffende vangstgebied gevist of wordt geen tong uit dat gebied aangeland of aan boord gehouden, indien de som van de voor deze vissersvaartuigen geldende contingenten schol is opgevist; of

    • b. contingenten kabeljauw en wijting gelden, wordt per vissersvaartuig niet op kabeljauw in het desbetreffende vangstgebied gevist of wordt geen kabeljauw uit dat gebied aangeland of aan boord gehouden, indien de som van de voor deze vissersvaartuigen geldende contingenten wijting is opgevist.

  • 3 Indien de voor het betrokken vissersvaartuig geldende contingenten:

    • a. tong en schol zijn ingebracht in een groepscontingent, wordt niet op tong in het desbetreffende vangstgebied gevist of wordt geen tong uit dat gebied aangeland of aan boord gehouden, indien het groepscontingent schol is opgevist; of

    • b. kabeljauw en wijting zijn ingebracht in een groepscontingent, wordt niet op kabeljauw in het desbetreffende vangstgebied gevist of wordt geen kabeljauw uit dat gebied aangeland of aan boord gehouden, indien het groepscontingent wijting is opgevist.

Artikel 25. Toegestane bijvangsten kabeljauw of wijting

  • 1 In afwijking van artikel 21 is het toegestaan:

    • a. per kalendermaand ten hoogste de in bijlage 9 genoemde hoeveelheden kabeljauw of wijting uit het daarbij genoemde vangstgebied aan boord te houden van of aan te landen met een vissersvaartuig waarvoor geen contingent kabeljauw of wijting, maar wel enig ander contingent geldt of ten behoeve waarvan ingevolge artikel 36 van de Uitvoeringsregeling visserij een vergunning voor het vangen van garnalen is verleend; of

    • b. met vissersvaartuigen waarvoor geen contingent geldt en ten behoeve waarvan ingevolge artikel 36 van de Uitvoeringsregeling visserij geen vergunning voor het vangen van garnalen is verleend, in een kalenderjaar gezamenlijk ten hoogste de in bijlage 9 genoemde hoeveelheden kabeljauw of wijting uit het vangstgebied aan boord te houden of aan te landen, mits de hoeveelheid kabeljauw of wijting niet meer bedraagt dan 20% van het gewicht van de totale vangst aan boord.

  • 2 Indien het een vissersvaartuig met een brutotonnage van meer dan 1200 BT waarmee de pelagische visserij wordt uitgeoefend betreft, is het eveneens toegestaan per kalenderjaar ten hoogste de som van de ingevolge het eerste lid, onderdeel a, voor het kalenderjaar voor dat vaartuig toegestane hoeveelheden kabeljauw of wijting aan boord te houden of aan te landen.

  • 3 De ondernemer die met een vissersvaartuig waarvoor geen contingenten kabeljauw en wijting geldt, deelneemt aan een groepscontingent, wordt geacht de som van de ingevolge het eerste lid, onderdeel a, voor het kalenderjaar voor dat vaartuig toegestane hoeveelheden kabeljauw of wijting in de groep of de producentenorganisatie te hebben ingebracht.

  • 4 In afwijking van artikel 21 is het toegestaan met vissersvaartuigen als bedoeld in het derde lid, gezamenlijk ten hoogste de som van de op grond van het derde lid in een groep of producentenorganisatie ingebrachte hoeveelheden kabeljauw of wijting aan boord te houden of aan te landen.

Artikel 26. Toegestane bijvangsten makreel

  • 1 In afwijking van artikel 21 is het toegestaan:

    • a. per kalendermaand ten hoogste de in bijlage 9 genoemde hoeveelheid makreel uit sector IIa of deelgebied IV aan boord te houden van of aan te landen met een vissersvaartuig waarvoor geen contingent makreel, maar wel enig ander contingent geldt of ten behoeve waarvan ingevolge artikel 36 van de Uitvoeringsregeling visserij een vergunning voor het vangen van garnalen is verleend; of

    • b. met vissersvaartuigen waarvoor geen contingent geldt en ten behoeve waarvan ingevolge artikel 36 van de Uitvoeringsregeling visserij geen vergunning voor het vangen van garnalen is verleend, in een kalenderjaar gezamenlijk ten hoogste de in bijlage 9 genoemde hoeveelheid makreel uit de sector IIa of deelgebied IV aan boord te houden of aan te landen, mits de hoeveelheid makreel niet meer bedraagt dan 20% van het gewicht van de totale vangst aan boord.

  • 2 De ondernemer die met een vissersvaartuig waarvoor geen contingent makreel geldt, deelneemt aan een groepscontingent, wordt geacht de som van de ingevolge het eerste lid, onderdeel a, voor het kalenderjaar toegestane hoeveelheden makreel in de groep of de producentenorganisatie te hebben ingebracht.

  • 3 In afwijking van artikel 21 is het toegestaan met vissersvaartuigen als bedoeld in het tweede lid, gezamenlijk ten hoogste de som van de op grond van het tweede lid in een groep of producentenorganisatie ingebrachte hoeveelheden makreel uit sector IIa of deelgebied IV aan boord te houden of aan te landen.

Artikel 27. Toegestane bijvangst horsmakreel

Het is voor de vissersvaartuigen waarvoor geen contingent horsmakreel voor de EU-wateren van de ICES gebieden IVb, IVc en VIId tezamen geldt, toegestaan om per kalenderjaar gezamenlijk de in bijlage 9 genoemde hoeveelheid horsmakreel uit die gebieden tezamen aan boord te houden of aan te landen.

Artikel 27a. Toegestane bijvangst ondermaatse schol en tong

Indien schol of tong blijkens de op grond van artikel 15, zesde lid, van de basisverordening vastgestelde teruggooiplannen, onder de aanlandingsverplichting, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van die verordening valt, is het in afwijking van artikel 21, eerste lid, toegestaan met vissersvaartuigen in een kalenderjaar gezamenlijk ten hoogste de in bijlage 9 genoemde hoeveelheid ondermaatse schol onderscheidenlijk tong uit het desbetreffende vangstgebied aan boord te houden of aan te landen.

Artikel 28. Volledig gedocumenteerde visserij

Indien op van artikel 6d van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 ontheffing wordt verleend van artikel 21 in verband met het uitoefenen van de visserij ten behoeve van een pilot in het kader van volledig gedocumenteerde visserij, geschiedt dit in overeenstemming met titel II, hoofdstuk II, van de verordening vangstmogelijkheden.

§ 3. Contingenten

Artikel 29. Bepaling contingent

  • 1 Voor zover een ondernemer op 31 december om 24.00 uur van enig jaar voor zijn vissersvaartuig een recht op een contingent had van een in bijlage 8 vermelde vissoort, heeft hij gedurende het daaropvolgende kalenderjaar voor dat vissersvaartuig recht op een contingent van die vissoort ter grootte van het in bijlage 8 bij die vissoort vermelde percentage.

  • 2 Een ondernemer heeft slechts recht op een contingent tong, schol, kabeljauw of wijting, indien hij ook recht heeft op een contingent van de volgende bij de desbetreffende vissoort genoemde aanverwante vissoort:

    • a. bij tong: schol;

    • b. bij schol: tong;

    • c. bij kabeljauw: wijting;

    • d. bij wijting: kabeljauw.

  • 3 Voor de bepaling van een contingent voor een kalenderjaar wordt de hoeveelheid waarmee het contingent voor het daaraan voorafgaande jaar ingevolge artikel 39 is gekort, niet meegerekend.

  • 4 De minister wijzigt het in het eerste lid genoemde percentage voor een vissoort indien ten gevolge van een bindende EU-rechtshandeling de in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden van die vissoort worden verlaagd.

  • 5 De minister kan ten behoeve van een ondernemer die zijn contingent van een vissoort nog niet heeft overschreden, het in het eerste lid genoemde percentage wijzigen indien:

    • a. het Nederlands quotum voor die vissoort daartoe ruimte biedt; of

    • b. ten gevolge van de in artikel 11, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden genoemde bepalingen, wijziging optreedt in de voor Nederland beschikbare hoeveelheid van die vissoort.

Artikel 30. Document met contingent

  • 1 De minister reikt aan de ondernemer die op grond van artikel 29, eerste lid, recht heeft op een contingent, een document uit waarin het overeenkomstig de artikelen 29 en 39 bepaalde contingent van een vissoort voor het desbetreffende kalenderjaar is vermeld en dat ten minste de volgende gegevens bevat:

    • a. de naam van de ondernemer op wiens naam het vissersvaartuig, waarvoor het contingent geldt, staat geregistreerd; en

    • b. de lettertekens en het nummer van het desbetreffende vissersvaartuig.

  • 2 Indien na ontbinding van een samenwerkingsverband dat een vissersvaartuig in exploitatie heeft, een of meer van de deelnemers van dit samenwerkingsverband de exploitatie van dat vissersvaartuig voortzetten, wordt na melding daartoe door alle voormalige deelnemers van het ontbonden samenwerkingsverband de tenaamstelling van het document gewijzigd.

§ 4. Groepscontingenten

Artikel 31. Inbreng contingenten in groep of PO

  • 1 Ondernemers kunnen de voor hun vissersvaartuigen geldende contingenten van een vissoort voor het desbetreffende kalenderjaar inbrengen in een groep of een producentenorganisatie met het oog op het beheer van die contingenten door die groep of door die producentenorganisatie, indien – voor zover het een groep betreft – is voldaan aan het tweede lid.

  • 2 De groep bestaat uit ten minste vijftien ondernemers die lid zijn van één producentenorganisatie en bezit rechtspersoonlijkheid.

Artikel 32. Toekenning groepscontingent

  • 1 De minister kent aan een groep of een producentenorganisatie een groepscontingent van een vissoort toe gelijk aan de som van de ingebrachte contingenten van die vissoort voor zover deze niet zijn opgevist en aangeland, indien de minister vóór 1 februari van het desbetreffende kalenderjaar het daartoe strekkende verzoek heeft ontvangen dat is ingediend overeenkomstig artikel 34.

  • 2 Een groepscontingent staat op naam van de groep of de producentenorganisatie en geldt ten gunste van de vissersvaartuigen waarvan de contingenten aan de groep of de producentenorganisatie in beheer zijn gegeven voor zover de desbetreffende ondernemer voldoet aan artikel 33.

Artikel 33. Recht op individueel aandeel

  • 1 Een ondernemer heeft slechts recht op een individueel aandeel in een groepscontingent indien:

    • a. hij alle geldende, en gedurende het kalenderjaar eventueel te verwerven contingenten van een vissoort en in voorkomend geval van de in artikel 29, tweede lid, bij de desbetreffende vissoort genoemde aanverwante vissoort in de groep of in de producentenorganisatie inbrengt;

    • b. de voor het kalenderjaar voor zijn vissersvaartuig of vissersvaartuigen geldende contingenten van de desbetreffende vissoort als gevolg van de korting overeenkomstig artikel 39 niet zijn vastgesteld op nul; en

    • c. hij met zijn vissersvaartuig of vissersvaartuigen niet aan andere groepscontingenten deelneemt.

  • 2 Indien een deelnemer aan een groepscontingent, gedurende het kalenderjaar een contingent van de vissoort waarvan contingenten zijn ingebracht in dat groepscontingent, verwerft, wordt dat contingent toegevoegd aan dat groepscontingent, tenzij dat groepscontingent volledig is opgevist.

Artikel 34. Indiening verzoek door groep of PO

  • 1 Het verzoek, bedoeld in artikel 32, eerste lid, wordt door de groep of de producentenorganisatie ingediend en gaat vergezeld van de volgende bescheiden:

    • a. een visplan;

    • b. de statuten van de groep of de producentenorganisatie, waarin in ieder geval is bepaald dat de leden van de groep of de producentenorganisatie alle aan te voeren vis via bemiddeling van visafslagen moeten verhandelen en dat bij niet-naleving van de door de groep of de producentenorganisatie opgestelde bepalingen een sanctiesysteem zal worden toegepast en op welke wijze de geïnde boetes door de groep of de producentenorganisatie zullen worden besteed;

    • c. het huishoudelijk reglement van de groep of de producentenorganisatie; en

    • d. een overzicht van alle leden van de groep of de producentenorganisatie die voor het desbetreffende kalenderjaar de voor hun vissersvaartuigen geldende contingenten aan de groep of de producentenorganisatie in beheer hebben gegeven.

  • 2 In het visplan is ten minste aangegeven:

    • a. de spreiding van de aanvoer van het beschikbare groepscontingent; en

    • b. de maatregelen die zijn genomen of zullen worden genomen om de visserij-inspanning van de deelnemers aan het groepscontingent af te stemmen op de desbetreffende groepscontingenten.

  • 3 Indien het verzoek wordt gedaan door een producentenorganisatie, behoeven de in het eerste lid bedoelde bescheiden niet te worden ingediend, voor zover deze door de desbetreffende producentenorganisatie voor 1 februari van het desbetreffende kalenderjaar zijn ingediend op grond van artikel 28 van de GMO-verordening.

  • 4 De minister wijst het verzoek af, indien:

    • a. de voorgeschreven bescheiden niet zijn overgelegd; of

    • b. naar zijn oordeel de naleving van deze regeling en van de afspraken die binnen de groep of de producentenorganisatie zijn gemaakt, onvoldoende is verzekerd.

Artikel 35. Verplichtingen van bestuur van groep of PO

Het bestuur van de groep of van de producentenorganisatie:

  • a. ziet toe op de naleving van het visplan;

  • b. ziet erop toe dat de leden van de groep of de producentenorganisatie het groepscontingent niet overschrijden;

  • c. verbiedt de visserij op de desbetreffende vissoort indien het groepscontingent is opgevist;

  • d. past in geval van overschrijding van het individueel aandeel of van het groepscontingent sanctiemaatregelen toe;

  • e. registreert en administreert huur- en verhuurtransacties;

  • f. voert een deugdelijke administratie waaruit te allen tijde de omvang van het groepscontingent blijkt, alsmede de hoeveelheden van de desbetreffende vissoort die per vissersvaartuig, per deelgebied of sector zijn aangeland;

  • g. overlegt elke wijziging van de statuten en huishoudelijke reglementen van de groep of de producentenorganisatie onverwijld aan de minister;

  • h. verleent ambtenaren van de NVWA te allen tijde inzage in de gegevens, bedoeld in de onderdelen e en f;

  • i. verstrekt de minister op verzoek een kopie van de gegevens, bedoeld in de onderdelen e en f; en

  • j. stuurt de door het bestuur van de groep of van de producentenorganisatie ingevolge artikel 110, tweede lid, ontvangen gegevens na ontvangst onverwijld door aan de minister.

Artikel 36. Onttrekking aan groepscontingent

  • 1 De ten behoeve van een groepscontingent ingebrachte contingenten van een vissoort kunnen door een ondernemer gedurende een kalenderjaar slechts geheel of gedeeltelijk aan het groepscontingent worden onttrokken, indien:

    • a. hij daarvan melding doet aan de minister;

    • b. de melding vergezeld gaat van een schriftelijke verklaring van het bestuur van de desbetreffende groep of producentenorganisatie dat het met de onttrekking instemt; en

    • c. het groepscontingent van de desbetreffende vissoort of in voorkomend geval van de in artikel 29, tweede lid, bij de desbetreffende vissoort genoemde aanverwante vissoort op het moment van ontvangst van de melding nog niet geheel is opgevist.

  • 2 De te onttrekken contingenten van een vissoort worden verminderd met de vangsten die tot de datum van onttrekking op basis van die contingenten zijn gerealiseerd.

  • 3 De onttrekking vindt slechts plaats na kennisgeving van de minister aan de ondernemer en aan de groep of de producentenorganisatie, dat de melding is ontvangen.

Artikel 37. Uitsluiting deelname

  • 1 De minister kan op verzoek van het bestuur van de groep of van de producentenorganisatie een deelnemer aan een groepscontingent van verdere deelname uitsluiten indien de deelnemer de binnen de groep of de producentenorganisatie geldende regels niet naleeft.

  • 2 De uitgesloten deelnemer heeft voor zijn vissersvaartuig recht op een contingent van de desbetreffende vissoort dat gelijk is aan het op grond van de artikel 29, eerste lid, geldende contingent van die vissoort, verminderd met de tot de datum van uitsluiting met dat vissersvaartuig gerealiseerde vangsten of indien deze hoger zijn, verminderd met het evenredig aandeel van de vangsten gerealiseerd door de deelnemers aan het groepscontingent.

Artikel 38. Basis voor bepaling contingenten

Bij de vermindering, bedoeld in de artikelen 36, tweede lid, en 37, tweede lid, gaat de minister uit van de gegevens uit het Visserij Registratie en Informatie Systeem van het Ministerie van Economische Zaken, aangevuld met de gegevens uit de laatste door het bestuur van de groep of van de producentenorganisatie overgelegde kopie van de administratieve gegevens, bedoeld in artikel 35, onderdeel f, behoudens tegenbewijs van de belanghebbende bij het desbetreffende contingent.

§ 5. Korting, overdracht, aanhouding en ingebruikgeving van contingenten

Artikel 39. Korting op contingenten

  • 1 Indien de ondernemer het contingent van een vissoort in een kalenderjaar overschrijdt, wordt het contingent van die vissoort voor het daarop volgende kalenderjaar overeenkomstig gekort.

  • 2 Indien de hoeveelheid waarmee het contingent van die vissoort in een kalenderjaar wordt overschreden, groter is dan het contingent van die vissoort voor het daarop volgende kalenderjaar, wordt het contingent van die vissoort voor de op dat jaar volgende kalenderjaren overeenkomstig gekort.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing indien de ondernemer in het kalenderjaar de som van de voor zijn vissersvaartuigen geldende contingenten overschrijdt.

  • 4 Indien het groepscontingent van een vissoort in een kalenderjaar wordt overschreden, worden de contingenten van die vissoort van de deelnemers aan dat groepscontingent voor het daarop volgende kalenderjaar gekort met de hoeveelheid waarmee hun individueel aandeel van die vissoort in dat groepscontingent is overschreden.

  • 5 Indien de hoeveelheid, bedoeld in het vierde lid, groter is dan het contingent van die vissoort voor het daarop volgende kalenderjaar, wordt het contingent van die vissoort voor de op dat jaar volgende kalenderjaren overeenkomstig gekort.

  • 6 In afwijking van het eerste tot en met vijfde lid, kan de minister op verzoek van de ondernemer de overschrijding van:

    • a. het contingent schol geheel of gedeeltelijk in mindering brengen op het op grond van artikel 29, eerste lid, geldende contingent tong waarbij voor elke 5 kilogram schol 1 kilogram tong in mindering wordt gebracht; of

    • b. het contingent tong geheel of gedeeltelijk in mindering brengen op het op grond van artikel 29, eerste lid, geldende contingent schol, waarbij voor elke kilogram tong 5 kilogram schol in mindering wordt gebracht.

Artikel 40. Andere verdeling van contingenten over vissersvaartuigen

  • 1 In afwijking van artikel 29, eerste lid, kan een ondernemer op wiens naam meer dan één vissersvaartuigen geregistreerd zijn waarvoor een contingent van dezelfde vissoort geldt, die contingenten op een andere manier over deze vissersvaartuigen verdelen.

  • 2 De verdeling is slechts toegestaan, indien:

    • a. de ondernemer de minister daarvan melding doet;

    • b. – voor zover het contingenten tong, schol, kabeljauw of wijting betreft – voor de betrokken vissersvaartuigen zowel een contingent van de desbetreffende vissoort als een contingent van de in artikel 29, tweede lid, bij de desbetreffende vissoort genoemde aanverwante vissoort geldt;

    • c. de contingenten van de desbetreffende vissoort of in voorkomend geval de aanverwante vissoort van de betrokken vissersvaartuigen nog niet volledig zijn opgevist of niet als gevolg van de korting overeenkomstig artikel 39 zijn vastgesteld op nul op het moment van ontvangst van de melding; en

    • d. het Nederlands quotum voor de desbetreffende vissoort, zoals dit op grond van de in artikel 11, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden genoemde bepalingen, artikel 33, vijfde lid, van de controleverordening of artikel 12 is aangepast, niet is opgebruikt.

  • 3 De andere verdeling wordt slechts toegepast na kennisgeving van de minister aan de ondernemer dat de melding, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, is ontvangen.

Artikel 41. Overdraagbaarheid van contingenten

  • 1 Het recht van een ondernemer op een contingent van een vissoort is geheel of gedeeltelijk overdraagbaar aan één of meer ondernemers indien is voldaan aan het tweede tot en met het vijfde lid en aan de artikelen 42 en 43.

  • 2 Een ondernemer die zijn contingent geheel of gedeeltelijk wil overdragen, dient daarvoor een verzoek in bij de minister. Dit verzoek gaat vergezeld van het document, bedoeld in artikel 30.

  • 3 Indien de ondernemer aan wie het contingent wordt overgedragen, meer dan één vissersvaartuig heeft, wordt bij het verzoek vermeld welk deel van het over te dragen contingent voor elk van deze vissersvaartuigen komt te gelden.

  • 4 Indien ten behoeve van de ondernemer een pandrecht op het contingent van de desbetreffende vissoort is verleend, gaat het verzoek vergezeld van een verklaring dat de pandhouder met de overdracht instemt.

  • 5 De instemming van de pandhouder is slechts vereist indien de pandhouder de minister door middel van een afschrift van de akte van verpanding in kennis heeft gesteld van het gevestigde pandrecht.

Artikel 42. Voorwaarden voor overdracht van contingenten

  • 1 Een geheel contingent tong, schol, kabeljauw of wijting kan slechts worden overgedragen:

    • a. tegelijkertijd met de gehele overdracht van het contingent van de in artikel 29, tweede lid, bij de desbetreffende vissoort genoemde aanverwante vissoort van de desbetreffende ondernemer, met dien verstande dat de minister op verzoek van die ondernemer kan toestaan het verzoek tot overdracht van laatstbedoelde vissoort voor een door hem vast te stellen periode aan te houden; en

    • b. aan een ondernemer ten behoeve van een vissersvaartuig waarvoor zowel een contingent van de desbetreffende vissoort als een contingent van de in artikel 29, tweede lid, bij de desbetreffende vissoort genoemde aanverwante vissoort geldt.

  • 2 Een gedeeltelijk contingent kabeljauw of tong kan slechts worden overgedragen aan een ondernemer ten behoeve van een vissersvaartuig waarvoor zowel een contingent kabeljauw als wijting geldt, onderscheidenlijk waarvoor zowel een contingent tong als schol geldt.

  • 3 Een gedeeltelijk contingent van een andere vissoort dan genoemd in het tweede lid kan slechts worden overgedragen aan een ondernemer ten behoeve van een vissersvaartuig waarvoor een contingent van dezelfde vissoort geldt.

Artikel 43. Overdracht van contingenten

  • 1 De overdracht vindt slechts plaats na kennisgeving van de minister aan de ondernemer aan wie het contingent van een vissoort wordt overgedragen, dat het overgedragen contingent voor een door de ondernemer aangewezen vissersvaartuig of vissersvaartuigen op zijn naam komt te gelden en dat dat contingent voor het lopende kalenderjaar is verminderd met het eventueel opgeviste deel daarvan en de hoeveelheden, bedoeld in artikel 39.

  • 2 De kennisgeving vindt voor het lopende kalenderjaar slechts plaats indien:

    • a. het voor dat kalenderjaar voor het vissersvaartuig of de vissersvaartuigen van de ondernemer waaraan wordt overgedragen geldende contingent van de desbetreffende vissoort of aanverwante vissoort, nog niet geheel is opgevist op het moment van ontvangst van het in artikel 41, tweede lid, bedoelde verzoek;

    • b. het voor het vissersvaartuig of de vissersvaartuigen ten behoeve waarvan wordt overgedragen geldende contingent van de desbetreffende vissoort of aanverwante vissoort niet als gevolg van de korting overeenkomstig artikel 39 is vastgesteld op nul;

    • c. het Nederlands quotum voor de desbetreffende vissoort, zoals dit op grond van de in artikel 11, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden genoemde bepalingen, artikel 33, vijfde lid, van de controleverordening of artikel 12 is aangepast, niet is opgebruikt; en

    • d. voor zover het de overdracht van een contingent haring, makreel, blauwe wijting of grote zilvervis betreft aan een ondernemer ten behoeve van een vissersvaartuig waarvoor geen contingent van dezelfde vissoort geldt, in het kalenderjaar met dat vissersvaartuig geen hoeveelheden van die vissoort zijn aangeland.

Artikel 44. Aanhouden van contingenten

  • 1 De minister kan op verzoek van de desbetreffende ondernemer voor een door hem vast te stellen periode het overgedragen contingent van een vissoort of het contingent van een vissoort dat voor een door de ondernemer aan te wijzen vissersvaartuig geldt, aanhouden.

  • 2 Indien de ondernemer meer dan één vissersvaartuig heeft aangewezen, geeft hij voor elk van deze vaartuigen aan welk deel van het aangehouden contingent voor dat vaartuig komt te gelden.

  • 3 Een aangehouden contingent van een vissoort kan alleen voor vissersvaartuigen komen te gelden waarvoor een contingent van dezelfde vissoort of aanverwante vissoort geldt.

  • 4 Een aangehouden contingent tong, schol, kabeljauw of wijting kan alleen voor vissersvaartuigen komen te gelden waarvoor zowel een contingent van de desbetreffende vissoort als een contingent van de in artikel 29, tweede lid, bij de desbetreffende vissoort genoemde aanverwante vissoort geldt.

  • 5 Het geldend maken van een contingent tijdens de door de minister vastgestelde periode van aanhouding kan slechts plaatsvinden, indien:

    • a. de ondernemer één of meer vissersvaartuigen heeft aangewezen waarvoor een contingent van dezelfde vissoort of aanverwante vissoort geldt, en het contingent van die vissoort of aanverwante vissoort nog niet geheel is opgevist op het moment van ontvangst van het verzoek tot toekenning;

    • b. het Nederlands quotum voor de desbetreffende vissoort, zoals dit op grond van de in artikel 11, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden genoemde bepalingen, artikel 33, vijfde lid, van de controleverordening of artikel 12 is aangepast, niet is opgebruikt;

    • c. het contingent van de desbetreffende vissoort of aanverwante vissoort niet als gevolg van de korting overeenkomstig artikel 39 is vastgesteld op nul; en

    • d. voor zover het contingent haring, makreel, blauwe wijting of grote zilvervis is aangehouden voor een vissersvaartuig, waarvoor geen contingent van de desbetreffende vissoort geldt, in het kalenderjaar met dat vissersvaartuig geen hoeveelheden van die vissoort zijn aangeland.

  • 6 Indien de ondernemer binnen de door de minister vastgestelde periode van aanhouding geen vissersvaartuig of vissersvaartuigen heeft aangewezen ten behoeve waarvan een aangehouden contingent kan komen te gelden, vervalt na afloop van deze periode de toekenning van het contingent.

Artikel 45. Ingebruikgeving van contingenten

  • 1 Een ondernemer kan het contingent van een vissoort dat voor zijn vissersvaartuig geldt of dat ingevolge artikel 44 is aangehouden, in het kalenderjaar geheel of gedeeltelijk in gebruik geven aan:

    • a. een met name genoemde ondernemer met één of meer vissersvaartuigen van wie het contingent van dezelfde vissoort of aanverwante vissoort op het moment van ontvangst van de melding, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, nog niet geheel is opgevist; of

    • b. ondernemers die hun contingent van de desbetreffende vissoort hebben ingebracht in een groepscontingent, indien het groepscontingent van die vissoort of aanverwante vissoort op het moment van ontvangst van de melding, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, nog niet geheel is opgevist.

  • 2 Het eerste lid is slechts van toepassing indien:

    • a. de ondernemer daarvan melding doet aan de minister;

    • b. de ingebruikgeving geen betrekking heeft op een vissersvaartuig of vissersvaartuigen waarvan het contingent van de desbetreffende vissoort of aanverwante vissoort als gevolg van de korting overeenkomstig artikel 39 is vastgesteld op nul;

    • c. het Nederlands quotum voor de desbetreffende vissoort, zoals dit op grond van de in artikel 11, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden genoemde bepalingen, artikel 33, vijfde lid, van de controleverordening of artikel 12 is aangepast, niet is opgebruikt;

    • d. de periode waarvoor het contingent van een vissoort geheel of gedeeltelijk in gebruik wordt gegeven op het moment van de melding, bedoeld in onderdeel a, kleiner is dan de resterende periode waarvoor het desbetreffende contingent is aangehouden.

  • 3 De ingebruikgeving vindt slechts plaats na kennisgeving van de minister aan de ondernemer, bedoeld in de aanhef van het eerste lid, dat de melding is ontvangen.

Artikel 46. Ingebruikgeving van groepscontingenten

  • 1 Een bestuur van een groep of van een producentenorganisatie kan het groepscontingent van een vissoort of de op grond van artikel 26, tweede lid, ingebrachte hoeveelheden makreel gedeeltelijk in gebruik geven aan een andere groep of producentenorganisatie ten behoeve van samenvoeging met een groepscontingent van die vissoort, indien het groepscontingent van de desbetreffende vissoort of aanverwante vissoort, beheerd door het bestuur van de groep of de producentenorganisatie aan wie het in gebruik wordt gegeven, nog niet geheel is opgevist.

  • 2 Een bestuur van een groep of van een producentenorganisatie kan het groepscontingent van een vissoort gedeeltelijk in gebruik geven aan een of meer met name genoemde ondernemers met één of meer vissersvaartuigen die niet deelnemen aan een groepscontingent en van wie het contingent van dezelfde vissoort of aanverwante vissoort op het moment van ontvangst van de melding, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, nog niet geheel is opgevist.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn slechts van toepassing indien:

    • a. het bestuur van de ingebruikgeving melding heeft gedaan aan de minister;

    • b. de ingebruikgeving geen betrekking heeft op een vissersvaartuig of vissersvaartuigen waarvan het contingent van de desbetreffende vissoort of aanverwante vissoort als gevolg van de korting overeenkomstig artikel 39 is vastgesteld op nul; en

    • c. het Nederlands quotum voor de desbetreffende vissoort, zoals dit op grond van de in artikel 11, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden genoemde bepalingen, artikel 33, vijfde lid, van de controleverordening of artikel 12 is aangepast, niet is opgebruikt.

  • 4 De ingebruikgeving vindt slechts plaats na kennisgeving van de minister aan de desbetreffende groep of producentenorganisatie dat de melding is ontvangen.

§ 6. Overige bepalingen over contingenten

Artikel 47. Spanvisserij

  • 1 Indien twee of meer Nederlandse vissersvaartuigen, waarvoor contingenten haring, die op hetzelfde vangstgebied betrekking hebben, kabeljauw en wijting, of makreel gelden, de visserij in span uitoefenen, wordt aan elk van de betrokken vissersvaartuigen een evenredig deel van de totale door deze vissersvaartuigen aangelande hoeveelheid van de desbetreffende vissoort of vissoorten toegerekend.

  • 2 Alle tot het span te rekenen vissersvaartuigen landen in dezelfde Nederlandse haven aan en lossen gezamenlijk.

Artikel 48. Nadere voorschriften contingenten haring

Indien het een contingent haring betreft, zijn de artikelen 31, eerste lid, 32, eerste lid, 40, eerste lid, 41, tweede lid, voor zover verband houdend met gedeeltelijke overdracht, 44, eerste lid, 45, eerste lid, en 46, eerste en tweede lid, uitsluitend van toepassing, indien het één en hetzelfde vangstgebied betreft.

Artikel 49. Nadere voorschriften meldingen

  • 4 Een melding als bedoeld in artikel 46, derde lid, onderdeel a, die betrekking heeft op het eerste lid van dat artikel, wordt voor 15 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarop de melding betrekking heeft ingediend.

Hoofdstuk 3. Technische maatregelen

Artikel 50. Meting maaswijdte

Voor de toepassing van de in dit hoofdstuk genoemde verordeningen wordt de maaswijdte van vistuig gemeten overeenkomstig verordening nr. 517/2008.

Artikel 51. Voorzieningen aan sleepnetten

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4 tot en met 15 van verordening nr. 3440/84, of sleepnetten als bedoeld in artikel 1 van verordening nr. 3440/84, aan boord te houden indien deze netten niet voldoen aan de artikelen 4 tot en met 15 van die verordening.

Artikel 52. Drijfnetten

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 11, tweede lid, en 11 bis van verordening nr. 894/97.

Artikel 53. Bescherming jonge exemplaren mariene organismen

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4, eerste tot en met vierde lid, 5, derde lid, 6 tot en met 10, 11, eerste lid, 11bis, 14 tot en met 16, 18, eerste, derde en vierde lid, 19 tot en met 21, 22, eerste en derde lid, 23, 25, 26, eerste lid, 27 tot en met 29bis, 29ter, eerste, tweede en vierde lid, 29quater, 29quinquies, eerste tot en met zevende, negende en twaalfde lid, 29sexies, 29septies, eerste tot en met derde en vijfde lid, 29octies, eerste tot en met vijfde lid, 29nonies, 30, 31, 32, 32bis, 34, eerste tot en met vijfde lid, 34bis tot en met 34nonies, 36, 37, 39, 40, en 42, eerste lid van verordening nr. 850/98.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde verbod is voor zover het betrekking heeft op artikel 25, eerste lid, van verordening nr. 850/98, gedurende de periode van 15 april tot en met 15 november in een kalenderjaar niet van toepassing in de kustwateren en het zeegebied, bedoeld in het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970, en in de Nederlandse territoriale zee.

  • 3 Het in het eerste lid bedoelde verbod is voor zover het betrekking heeft op artikel 29, eerste lid, van verordening nr. 850/98 niet van toepassing op Nederlandse vissersvaartuigen waarmee met niet-bodemberoerende sleepvistuigen, waarvan de maaswijdte gelijk is aan of groter is dan 16 mm, in de Waddenzee als omschreven in artikel 2, eerste lid, van het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970, op spiering wordt gevist en waarvan de vangst aan boord voor tenminste 70% uit spiering bestaat.

  • 4 Het in het eerste lid bedoelde verbod is voor zover dat betrekking heeft op artikel 31, eerste lid, van verordening nr. 850/98, niet van toepassing voor de visserij, bedoeld in artikel 31bis, eerste lid, van die verordening, voor zover:

    • a. ten behoeve van het desbetreffende vaartuig door de minister toestemming is gegeven op grond van artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling technische maatregelen 2000, zoals dit artikelonderdeel luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling of op grond van het vijfde lid;

    • b. wordt voldaan aan artikel 31bis, tweede lid, onderdelen b tot en met e, van verordening nr. 850/98; en

    • c. wordt voldaan aan de aan de toestemming verbonden voorschriften.

  • 6 Indien een vissersvaartuig wordt overgedragen ten behoeve waarvan toestemming is gegeven op grond van artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling technische maatregelen 2000, zoals dit artikelonderdeel luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling of op grond van het vijfde lid, en waarmee overeenkomstig het vierde lid, onderdeel b, en met de aan die toestemming verbonden voorschriften daadwerkelijk met een pulskor is gevist, kan de minister de ondernemer op wiens naam dat vissersvaartuig na overdracht is geregistreerd, toestemming geven om te vissen met een pulskor in het gebied, bedoeld in artikel 31bis, eerste lid, van die verordening. De toestemming wordt pas verleend nadat de aan de oorspronkelijke rechthebbende gegeven toestemming op diens verzoek is ingetrokken.

  • 7 De minister kan de aan de toestemming verbonden voorschriften wijzigen.

  • 8 Het is verboden een boomkor met elektrische stroom als bedoeld in artikel 31bis, eerste lid, van die verordening aan boord te hebben van een vissersvaartuig, indien niet is voldaan aan het vierde lid, onderdelen a tot en met c.

  • 9 De bevoegde controle autoriteit, bedoeld in artikel 22, derde lid, van verordening nr. 850/98, de bevoegde visserijautoriteiten, bedoeld in artikel 32bis, derde lid, van verordening nr. 850/98 en de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 34ter, zevende lid, van verordening nr. 850/98 is de NVWA.

  • 10 De plannen van de installaties voor vangstbehandeling en -lozing van pelagische vaartuigen, bedoeld in artikel 32bis, derde lid, van verordening nr. 850/98 worden ten genoegen van de minister gecertificeerd door een instelling die beschikt over nautische en visserijtechnische expertise.

Artikel 54. Nationale voorschriften als bedoel in artikel 25, tweede lid, van nr. 850/98

  • 1 Voor de toepassing van artikel 25, tweede lid, van verordening nr. 850/98 geldt dat een zeeflap:

    • a. een maaswijdte heeft van ten hoogste 70 mm;

    • b. is bevestigd aan de binnenzijde van het vistuig op zodanige wijze dat alle mariene organismen uitsluitend via de zeeflap de kuil van het vistuig kunnen bereiken;

    • c. een ontsnappingsgat bevat dat is aangebracht in de bovenzijde of onderzijde van het vistuig ter hoogte van ten hoogste 30 mazen voor de aanhechting van de kuil, ter grootte van ten minste 15 mazen van het vistuig waarin de zeeflap is bevestigd, gesneden in de lengterichting van dat vistuig; en

    • d. even lang of ten hoogste 10% langer is dan het basisnet van het vistuig waarin de zeeflap is bevestigd, waarbij het achterste punt van de zeeflap is bevestigd op maximaal 5 mazen achter het achterste deel van het ontsnappingsgat.

  • 2 Het is verboden handelingen te verrichten of middelen aan te wenden waardoor de ontsnapping van mariene organismen door het ontsnappingsgat wordt bemoeilijkt of belet, met uitzondering van het gebruik van een overkuil met een maaswijdte van minimaal 80 mm, die is aangebracht op maximaal 30 mazen voor het ontsnappingsgat, of een secundaire kuil met een maaswijdte van minimaal 80 mm.

Artikel 55. Toestemming als bedoeld in de artikelen 43 en 44 van verordening nr. 850/98

  • 1 De toestemming, bedoeld in de artikelen 43, eerste lid, en 44, eerste lid, van verordening nr. 850/98 wordt op aanvraag door de minister verleend.

  • 2 De minister stelt de criteria vast die worden gehanteerd bij de verlening van de toestemming.

  • 3 De minister kan aan de toestemming voorschriften verbinden of de daaraan verbonden voorschriften wijzigen.

  • 4 Degene aan wie toestemming is verleend, handelt overeenkomstig artikel 43, tweede lid, of 44, tweede lid, van verordening nr. 850/98 en overeenkomstig de aan de toestemming verbonden voorschriften.

Artikel 57. Herstel kabeljauw Ierse zee

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 2 van verordening nr. 2549/2000.

Artikel 58. Over grote afstand trekkende visbestanden in ICCAT- en IOTC-gebied

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4 bis, eerste en tweede lid, 4 quater, vijfde lid, 6 bis, eerste lid, 8 bis, vijfde lid, 8 quater, 13, 17, eerste lid, en 18, tweede lid, 20 bis jo. 8 bis, vijfde lid, 20 ter jo. 8 quater, 20 quater, 20 sexies jo. 13 en 21 bis jo. 18, tweede lid, van verordening nr. 1936/2001.

  • 2 Mestbedrijven van blauwvintonijn als bedoeld in artikel 3, onderdeel i, van verordening nr. 1936/2001, overleggen aan de minister binnen 72 uur na afloop van het kooien van dieren een kooiverklaring overeenkomstig bijlage I bis van die verordening en uiterlijk op 1 juli van ieder jaar een afzetverklaring overeenkomstig artikel 4 ter, derde lid, van die verordening.

  • 3 Het is verboden met een vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 24 meter de visserij uit te oefenen in de gebieden, bedoeld in artikel 2, onderdeel a en b, van verordening nr. 1936/2001, op de soorten, genoemd in bijlage I van die verordening, tenzij het vissersvaartuig in het bezit is van een overeenkomstig artikel 8 bis, zesde lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 20 bis jo. artikel 8 bis, zesde lid, onderdeel b, van die verordening door de minister afgegeven speciaal visdocument.

  • 4 De eigenaar van een vaartuig waarvoor een document als bedoeld in het derde lid is afgegeven, neemt geen deel aan en is niet betrokken bij uitoefening van de visserij op de soorten, bedoeld in bijlage I van verordening nr. 1936/2001, in de gebieden, bedoeld in artikel 2, onderdeel a en b, van die verordening, door vaartuigen die op grond van die verordening daartoe niet gerechtigd zijn.

  • 5 Het is verboden de vangsten van een vaartuig als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van verordening nr. 1936/2001, aan te landen en over te laden, indien wordt geconstateerd dat het vaartuig soorten aan boord houdt waarvoor een aanbeveling geldt van de Internationale Commissie voor de Instandhouding van Tonijn in de Atlantische Oceaan of van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan, tenzij is voldaan aan artikel 18, vierde lid, van verordening nr. 1936/2001.

  • 6 Indien ten aanzien van een vissersvaartuig een charterovereenkomst wordt gesloten met een verdragsluitende partij bij de Internationale Commissie voor de Instandhouding van Tonijn in de Atlantische Oceaan, verstrekt de eigenaar van het betrokken vaartuig twee weken voor het sluiten van de overeenkomst de gegevens, bedoeld in artikel 8 ter, tweede lid, van verordening nr. 1936/2001, aan de minister.

  • 7 Indien een overeenkomst als bedoeld in het zesde lid, wordt beëindigd, stelt de eigenaar van het betrokken vaartuig onverwijld de minister hiervan op de hoogte.

  • 8 De eigenaar van een vaartuig als bedoeld in het zevende lid, handelt in overeenstemming met artikel 8 ter, vijfde lid, onderdelen a, b en d, van verordening nr. 1936/2001.

Artikel 59. Aanvullende maatregelen herstel kabeljauwbestanden in Noordzee

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4 tot en met 9 van verordening nr. 2056/2001.

Artikel 60. Aanvullende maatregelen herstel heek in ICES III, IV, V, VI, VII en VIIIa, b, d, e

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 2, eerste lid, 3, 4, 5, tweede lid, en 6 van verordening nr. 494/2002.

Artikel 61. Toezichtsdocumenten

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 5, 6, eerste, derde, zesde en zevende lid van verordening nr. 882/2003.

  • 2 Het is verboden tonijn als bedoeld in artikel 3, onderdeel 1, van verordening nr. 882/2003, die is gevangen in het toepassingsgebied van de overeenkomst, bedoeld in artikel 3, onderdeel 3, van die verordening, op te slaan, te verwerken of in de handel te brengen.

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing indien:

    • a. bij aanlanding en overdracht van onverwerkte tonijn een toezichtsdocument als bedoeld in artikel 3, onderdeel 7, van verordening nr. 882/2003, is opgesteld en wordt voldaan aan artikel 6, vierde, zesde en zevende lid, van die verordening;

    • b. voor zover de tonijn wordt verwerkt, dolfijnvriendelijk en dolfijngevaarlijk gevangen tonijn als bedoeld in artikel 3, onderdelen 4 en 5, van verordening nr. 882/2003, niet in dezelfde productielijn worden verwerkt; of

    • c. voor zover de tonijn wordt verwerkt, het desbetreffende verwerkende bedrijf een voldoende duidelijk gegevensbestand bijhoudt waaruit het nummer van een verwerkte partij tonijn terug te herleiden is tot het overeenstemmende nummer van het toezichtsdocument, bedoeld in artikel 3, onderdeel 7, van verordening nr. 882/2003.

  • 4 De autoriteit, bedoeld in artikel 6, eerste, derde en zevende lid, van verordening nr. 882/2003, is de minister.

Artikel 62. Verbod afsnijden haaienvinnen

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 3 van verordening nr. 1185/2003.

Artikel 63. Antarctische wateren

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 3, 4, 6, 7, eerste tot en met derde lid, 8, eerste tot en met achtste lid, 9, eerste tot en met derde lid, 10, 11, derde tot en met vijfde lid, 12, eerste tot en met vierde lid, en 14, eerste tot en met derde lid, van verordening nr. 600/2004.

  • 2 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 3, eerste lid, 4, eerste lid, 6, eerste lid, 7, eerste lid, 7 bis, 7 ter, 9, eerste tot en met derde lid, 13, eerste tot en met derde lid, 14, eerste en tweede lid, 17, eerste en derde lid, 18, eerste en tweede lid, 19, eerste lid, 23, eerste lid, en 24, eerste en tweede lid, van verordening nr. 601/2004.

  • 3 De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 9, derde lid, 13, eerste lid en 17, eerste lid, van verordening nr. 601/2004, is de NVWA.

  • 4 Het is verboden Dissostichus spp. uit het verdragsgebied, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van verordening nr. 601/2004, aan te landen of over te laden zonder dat de melding, bedoeld in artikel 27, tweede lid, van verordening nr. 601/2004, vergezeld gaan van een door de kapitein of de ondernemer van een vissersvaartuig ondertekende schriftelijke verklaring als bedoeld in dat lid.

Artikel 64. Maatregelen incidentele vangst van walvisachtigen

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 2, eerste en tweede lid, van verordening nr. 812/2004.

  • 2 De minister kan overeenkomstig artikel 2, derde lid, en artikel 3, tweede lid, van verordening nr. 812/2004, de in die artikelonderdelen bedoelde toestemming onderscheidenlijk machtiging verlenen.

Artikel 65. Technische maatregelen Oostzee, de Belten en de Sont

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 3, 5, 6, 8, eerste en tweede lid, 9, eerste lid, 10, 12, 13, eerste en derde lid, 15, lid 1ter, 15bis, 16, 17, 18, 18bis, 19, 20, 22 en 23 van verordening nr. 2187/2005.

  • 2 De toestemming, bedoeld in de artikelen 24, eerste lid, en 25 van verordening nr. 2187/2005, wordt op aanvraag door de minister verleend.

  • 3 De minister stelt de criteria vast die worden gehanteerd bij de verlening van de toestemming.

  • 4 De minister kan aan de toestemming voorschriften verbinden of de daaraan verbonden voorschriften wijzigen.

  • 5 Degene aan wie toestemming is verleend, handelt overeenkomstig artikel 24, tweede lid, of 25 van verordening nr. 2187/2005 en overeenkomstig de aan de toestemming verbonden voorschriften.

Artikel 66. Technische maatregelen over grote afstand trekkende visbestanden

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 5, eerste lid, 7, 9, 10, 20, tweede lid, derde lid, onderdeel a, en vierde lid, 21, 23, 26, eerste lid, 27 en 29 van verordening nr. 520/2007.

Artikel 67. Kwetsbare mariene ecosystemen in volle zee

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 3, eerste lid, 6, 7 en 9 van verordening nr. 734/2008.

  • 2 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 7, derde lid, van verordening nr. 734/2008, is de NVWA.

Hoofdstuk 4. Meerjarenplannen en overige instandhoudingsmaatregelen

Artikel 69. Beheer visserij-inspanning westelijke wateren

  • 1 Het is verboden de visserij uit te oefenen in de gebieden, bedoeld in artikel 1 van verordening nr. 1954/2003, op de in de bijlage I en II bij die verordening per visserijgebied genoemde doelsoorten.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is in een kalenderjaar voor een doelsoort in een visserijgebied niet van toepassing op vaartuigen als bedoeld in het derde lid, in de periode dat het maximale visserij-inspanningsniveau, bedoeld in bijlage I en II bij verordening nr. 1415/2004, voor die doelsoort in dat visserijgebied niet is bereikt. De minister maakt de datum waarop het maximale visserij-inspanningsniveau is bereikt, bekend.

  • 3 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is in een vangstgebied niet van toepassing op vissersvaartuigen die staan vermeld op de lijst, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van verordening nr. 1954/2003, en waaraan voor het desbetreffende visserijgebied een vismachtiging is verleend als bedoeld in artikel 8, derde lid, van die verordening.

Artikel 70. Herstelmaatregelen noordelijke heekbestanden

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 9 van verordening nr. 811/2004.

  • 2 Als havens als bedoeld in artikel 9 van verordening nr. 811/2004, worden aangewezen de voor de desbetreffende vissersvaartuigen op grond van artikel 6, tweede lid, toegelaten havens.

Artikel 71. Herstelplan zwarte heilbot in NAFO-gebied

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4, 5 bis, 6, eerste en derde lid, 8, eerste lid, 9, 10, tweede en derde lid, en 11 van verordening nr. 2115/2005.

  • 2 Als havens als bedoel in artikel 8, tweede lid, van verordening nr. 2115/2005 worden aangewezen de havens die zijn vermeld in bijlage 2 B.

  • 3 De mededeling, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van verordening nr. 2115/2005, wordt gedaan aan de NVWA.

  • 4 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 9 van verordening nr. 2115/2005, is de NVWA.

Artikel 72. Meerjarenplan tongbestand in Golf van Biskaje

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 5, tweede lid, van verordening nr. 388/2006.

Artikel 73. Beheersmaatregelen visbestanden in Middellandse Zee

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 3, eerste lid, 4, eerste, tweede en derde lid, 8, 9, eerste en derde tot en met zesde lid, 10, 11, 12, 13, eerste tot en met vierde lid, 15, lid 1quater en tweede lid, 16, vierde lid, 17, eerste lid, 21, en 22, eerste lid, van verordening nr. 1967/2006.

Artikel 73a. Instandhoudings- en handhavingmaatregelen in GFCM-overeenkomstgebied

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 10, 12, eerste lid, 15, eerste lid, 16, en 17, vijfde lid, van verordening nr. 1343/2011.

Artikel 74. Meerjarenplan kabeljauwbestanden in Oostzee

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 8, eerste en tweede lid, 9, eerste en derde lid, 10, eerste lid, 11, eerste lid, 16, eerste tot en met derde lid, 17, eerste en tweede lid, 18, 21 en 22 van verordening nr. 1098/2007.

  • 2 Als havens als bedoeld in artikel 18 van verordening nr. 1098/2007, worden aangewezen de voor de desbetreffende vissersvaartuigen op grond van artikel 6, tweede lid, toegelaten havens.

Artikel 75. Instandhoudings- en handhavingmaatregelen in NAFO-gebied

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4 tot en met 12, 12 octies, 12 nonies, 13, 18, eerste tot en met vijfde lid, 19, 20, 21, eerste lid, 23, tweede lid, 30, eerste tot en met derde lid, 33, tweede lid, 35, eerste tot en met vierde lid, 36, 47, 63 ter, eerste en derde lid, 63 quater, eerste lid, 63 quinquies, zesde lid, 66, 68, eerste lid, 68 bis, eerste lid, en 69, eerste lid, onderdelen a, b, e en g, van verordening nr. 1386/2007.

  • 2 Het is verboden in strijd te handelen met een op grond van artikel 54, eerste lid, van verordening nr. 1386/2007 gegeven opdracht of met een op grond van artikel 56 van die verordening getroffen maatregel.

  • 3 Als havens als bedoeld in artikel 63 van verordening nr. 1386/2007, worden aangewezen de havens die zijn vermeld in bijlage 2 B.

  • 4 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 63bis van verordening nr. 1386/2007, is de NVWA.

  • 5 Het is verboden met een vaartuig als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van verordening nr. 1386/2007, een Nederlandse haven binnen te varen, dan wel de bemanning van dat vaartuig te vervangen.

  • 6 Het is verboden mariene organismen die afkomstig zijn van een vaartuig als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van verordening nr. 1386/2007, te houden, op te slaan, in te voeren, te verkopen, te koop aan te bieden en te verhandelen.

Artikel 76. Meerjarig herstelplan blauwvintonijn in O Atlantische Oceaan en Middellandse Zee

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4, dertiende lid, 7, eerste tot en met vijfde lid, 8, 11, eerste lid, 12, tweede en derde lid, 13, tweede lid, 14, vierde lid, 15, derde lid, 17, derde lid, 18, 19, eerste lid, 20, eerste en tweede lid, 21, eerste en vierde lid, 22, eerste tot en met vijfde, zevende en negende lid, 23, eerste tot en met vierde en zesde lid, 24, vierde lid, 25, eerste lid, 26, eerste lid, 34, onderdelen 2, onderdeel a, en 5 van Bijlage I en onderdeel 7 van Bijlage VI van verordening nr. 302/2009.

  • 2 Als havens als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van verordening nr. 302/2009, worden aangewezen de havens die zijn vermeld in bijlage 2 B.

Artikel 77. Controle- en handhavingregeling in NEAFC-gebied

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 8, eerste en tweede lid, in samenhang met artikel 4 van uitvoeringsverordening nr. 433/2012, de artikelen 9, eerste en tweede lid, 13, 14, 15, 21, 23, artikel 24, eerste lid, in samenhang met artikel 12 van uitvoeringsverordening nr. 433/2012, en de artikelen 25, tweede lid, 40, eerste lid, 41, eerste lid, en 42 van verordening nr. 1236/2010.

  • 2 De bevoegde instantie, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van verordening nr. 1236/2010, is de NVWA.

  • 3 Het is verboden in het gereglementeerd gebied, bedoeld in artikel 3, onderdeel 3, van verordening nr. 1236/2010, vistuig te gebruiken dat niet is gemarkeerd overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van de controleverordening, in samenhang met de artikelen 6 tot en met 17 van de uitvoeringsverordening controleverordening.

  • 4 De minister kan vistuig als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van verordening nr. 1236/2010, verwijderen en vernietigen.

  • 5 Als havens als bedoeld in artikel 23 van verordening nr. 1236/2010, worden aangewezen de havens die zijn vermeld in bijlage 2 B.

  • 6 Het is verboden met vaartuigen als bedoeld in artikel 40, tweede lid, van verordening nr. 1236/2010, een Nederlandse haven binnen te varen.

  • 7 Het is verboden met vaartuigen als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van verordening nr. 1236/2010, activiteiten als bedoeld in dat lid, onderdeel b, te verrichten in een Nederlandse haven of in de Nederlandse territoriale wateren.

  • 8 Het is verboden voor Nederlandse vaartuigen als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onderdeel c, van verordening nr. 1236/2010, om de in dat onderdeel genoemde activiteiten te verrichten met betrekking tot een vaartuig als bedoeld in artikel 44, eerste lid, aanhef van die verordening.

  • 9 Het is verboden voor Nederlandse vaartuigen als bedoeld in artikel 44, eerste lid, aanhef, van verordening nr. 1236/2010, voorzieningen, brandstof of andere diensten te verschaffen.

Hoofdstuk 5. Nationale maatregelen en maatregelen binnen 12 mijlzone

Artikel 78. Initieel gequoteerde bestanden

Het is verboden met een vissersvaartuig te vissen op haring, koolvis, makreel, schelvis, wijting, tong, schol, heek, kabeljauw, sprot, zeeduivel, horsmakreel, blauwe wijting en kever, of deze vissoorten aan te landen of aan boord te houden, tenzij het vissersvaartuig behoort tot het segment MFL 1.

Artikel 79. Verbod uitoefening visserij op gequoteerde soorten met niet vissersvaartuigen

  • 1 Het is verboden met andere vaartuigen dan vissersvaartuigen de visserij met trawlnetten, vistuig van het type staandwant, Deense zegennetten of soortgelijke netten uit te oefenen op de vissoorten genoemd in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden of deel 2 van de bijlage van verordening nr. 1367/2014 in de bij die vissoorten genoemde wateren alsmede dergelijke netten aan boord te houden van een ander vaartuig dan een vissersvaartuig.

  • 2 [Red: Vervallen.]

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op een scheepswerf die daartoe melding heeft gedaan aan de minister met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier, voor zover het betreft de uitoefening van de visserij door een vaartuig:

    • a. dat in aanbouw is op die scheepswerf en nog niet is afgeleverd en niet is geregistreerd overeenkomstig het Registratiebesluit en

    • b. waarmee in het kader van een proefvaart de visserij wordt uitgeoefend om de werking van de in het eerste bedoelde netten die bij dat vaartuig behoren, te beproeven.

  • 4 Het is verboden één of meer boomkorren aan boord te houden van een vissersvaartuig waarvoor ingevolge deze regeling een verbod geldt om in het vangstgebied op tong of schol te vissen dan wel tong of schol uit dat gebied aan te landen of aan boord te houden.

Artikel 80. Verbod gebruik bepaalde vistuigen door niet vissersvaartuigen

Het is verboden om anders dan met een vissersvaartuig in de visserijzone te vissen met:

Artikel 81. Visserij-inspanning staandwant

  • 1 Het is verboden om in de visserijzone met een Nederlands vissersvaartuig met een lengte van over alles van minder dan 10 meter de visserij uit te oefenen met een vistuig van het type staandwant.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vissersvaartuig indien:

    • a. in de visvergunning is vermeld dat het de vergunninghouder is toegestaan te vissen met een vistuig van het type staandwant; en

    • b. de totale toegestane visserij-inspanning voor de visserij met een vistuig van het type staandwant voor vissersvaartuigen met een lengte van over alles van minder dan 10 meter voor het desbetreffende kalenderjaar nog niet is opgebruikt.

  • 3 De totale toegestane visserij-inspanning voor de visserij met een vistuig van het type staandwant, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, bedraagt 188.159 kW dagen per kalenderjaar.

  • 4 De minister maakt het tijdstip bekend waarop naar zijn oordeel de in het derde lid bedoelde visserij-inspanning voor een kalenderjaar is opgebruikt.

Artikel 82. Vermelding staandwant op visvergunning

Een vermelding van een vistuig van het type staandwant op een visvergunning geschiedt slechts ten aanzien van een vaartuig:

  • a. waarmee tussen 1 januari 2006 en 24 augustus 2009 blijkens de logboekgegevens is gevist met een vistuig van het type staandwant;

  • b. waarvoor op 24 augustus 2009 een onomkeerbare investeringsverplichting is aangegaan met het oog op de visserij met een vistuig van het type staandwant; of

  • c. indien:

    • i. het vaartuig dient ter vervanging van een vissersvaartuig of vissersvaartuigen ten aanzien waarvan het recht op een vermelding van een vistuig van het type staandwant op de visvergunning al bestond op grond van onderdeel a of b van dit lid;

    • ii. de houder van de vergunning met de vermelding van een vistuig van het type staandwant afstand heeft gedaan van het recht op de vermelding ten gunste van de aanvrager; en

    • iii. het motorvermogen van het vissersvaartuig waarvoor de vermelding wordt gevraagd niet meer bedraagt dan het motorvermogen van het vissersvaartuig of de vissersvaartuigen die worden vervangen.

Artikel 83. Berekening resterende visserij-inspanning staandwant

  • 1 De kapitein of diens vertegenwoordiger meldt de minister voordat het vaartuig de haven verlaat wanneer een vissersvaartuig buitengaats gaat:

    • a. zonder gebruik te maken van een vistuig van het type staandwant; of

    • b. als gedurende de visreis naast een vistuig van het type staandwant ook een ander vistuig zal worden gebruikt.

  • 2 Wanneer de melding, niet is gedaan voordat het vaartuig buitengaats gaat, wordt de volledige door dat vissersvaartuig gedurende de visreis verrichte inspanning in mindering gebracht op de totale toegestane visserij-inspanning voor visserij met een vistuig van het type staandwant.

  • 3 Indien een vissersvaartuig geen melding heeft gedaan, maar niet kon vissen met vistuig van het type staandwant, omdat het noodhulp bood aan een ander vaartuig of een gewonde persoon voor spoedeisende medische zorg vervoerde, wordt de door dat vissersvaartuig verrichte inspanning niet op de totale toegestane visserij-inspanning voor visserij met een vistuig van het type staandwant in mindering gebracht.

Artikel 84. Maximale lengte staandwant

Het is verboden om in de visserijzone per Nederlands vissersvaartuig op hetzelfde moment meer dan 25 kilometer vistuig van het type staandwant in het water te hebben uitstaan of aan boord te hebben, ongeacht de lengte van het desbetreffende vissersvaartuig.

Artikel 84a. Vermelding zeebaars op visvergunning

  • 1 Het is verboden om met een Nederlands vissersvaartuig anders dan met bodemtrawls, Deense zegennetten of soortgelijk gesleept tuig op zeebaars te vissen dan wel deze vissoort aan boord te houden of aan te landen, tenzij in de op het desbetreffende vaartuig betrekking hebbende visvergunning is vermeld dat het de vergunninghouder is toegestaan te vissen op zeebaars.

  • 2 Een vermelding zeebaars op een visvergunning geschiedt slechts ten aanzien van een vaartuig:

    • a. waarmee tussen 6 juni 2011 en 6 juni 2014 blijkens de logboekgegevens met het type vistuig LHP als bedoeld in Bijlage XI van de uitvoeringsverordening controleverordening op zeebaars is gevist of

    • b. dat dient ter vervanging van een vissersvaartuig of vissersvaartuigen ten aanzien waarvan het recht op een vermelding zeebaars op de visvergunning al bestond op grond van onderdeel a van dit lid, mits:

      • i. de houder van de visvergunning met de vermelding zeebaars, afstand heeft gedaan van het recht op de vermelding ten gunste van de aanvrager; en

      • ii. het motorvermogen van het vissersvaartuig waarvoor de vermelding wordt gevraagd niet meer bedraagt dan het motorvermogen van het vissersvaartuig of de vissersvaartuigen die worden vervangen.

Artikel 85. Aanlandverboden

  • 1 Het is verboden heek aan boord van een vissersvaartuig te houden of heek aan te landen, indien de hoeveelheid heek aan boord meer bedraagt dan 5% van het gewicht van de totale vangst aan boord.

  • 2 Het is verboden schelvis aan boord van een vissersvaartuig te houden of schelvis aan te landen, indien de hoeveelheid schelvis aan boord meer bedraagt dan 50% van het gewicht van de totale vangst aan boord.

  • 3 Het is verboden met een vissersvaartuig ongesorteerde vangsten van vis aan te landen.

  • 4 Het eerste of het tweede lid is niet van toepassing indien heek onderscheidenlijk schelvis valt onder de aanlandingsverplichting, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de basisverordening.

Artikel 86. Netaanpassingen in het kader van het kabeljauwherstelplan

  • 1 In zoverre in afwijking van verordening nr. 850/98 en van verordening nr. 2056/2001 is het verboden sleepnetten, behorend tot de vistuigcategorie TR1 of TR2, bedoeld in bijlage I, onderdeel 1, onder a, van verordening nr. 1342/2008, of combinaties van tot die vistuigcategorie behorende sleepnetten van verschillende maaswijdteklassen aan boord te hebben of te gebruiken in de geografische gebieden die behoren tot de groep geografische gebieden, bedoeld in bijlage I, onderdeel 2, onder b, subonderdelen i en ii, van verordening nr. 1342/2008, of met dat vistuig in die gebieden gevangen vissoorten aan boord te houden of aan te landen tenzij de netten:

    • a. indien het TR1 betreft:

      • i. een maaswijdte hebben van 130 millimeter of meer;

      • ii. een maaswijdte hebben van 120 millimeter tot 130 millimeter en zijn voorzien van een paneel met vierkante mazen met een maaswijdte van 90 millimeter; of

      • iii. een maaswijdte hebben van 100 millimeter tot 120 millimeter en zijn voorzien van een paneel met vierkante mazen met een maaswijdte van 100 millimeter of meer, voor zover ten hoogste 20% van het gewicht van de totale vangst uit kabeljauw bestaat; of

    • b. indien het TR2 betreft:

      • i. een maaswijdte hebben van 70 millimeter tot 100 millimeter en zijn voorzien van een paneel met vierkante mazen met een maaswijdte van 120 millimeter of meer en met een minimum lengte van 3 meter of van een paneel met vierkante mazen met een maaswijdte van 130 millimeter in de tunnel, waarvan de achterste rij mazen zich ten hoogste 12 meter van de pooklijn bevindt;

      • ii. een maaswijdte hebben van 70 millimeter tot 100 millimeter en ten minste 15 grote mazen van 150 millimeter of meer in de bovenkap hebben en zijn voorzien van een paneel met vierkante mazen met een maaswijdte van 90 millimeter, voor zover ten hoogste 20% van het gewicht van de totale vangst uit kabeljauw bestaat; of

      • iii. een maaswijdte hebben van 70 millimeter tot 100 millimeter en ten minste 15 grote mazen van 150 millimeter of meer in de bovenkap hebben en zijn voorzien van een paneel met vierkante mazen met een maaswijdte van 80 millimeter, voor zover ten hoogste 5% van het gewicht van de totale vangst uit kabeljauw bestaat en gevist wordt met Deense zegennetten (SDN), Schotse zegennetten (SSC) of spanzegennetten (SPR).

  • 2 Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde panelen is overigens voldaan aan artikel 7, tweede en derde lid, van verordening nr. 850/98.

Artikel 87. Verzegeling motoren

  • 1 Voor de toepassing van het tweede tot en met vijfde lid en de artikelen 88 en 94 wordt onder motorvermogen verstaan: maximaal continue-vermogen zonder aftrek van door de motor aangedreven hulpmachines, uitgedrukt in kW dat de hoofdmotor of hoofdmotoren zonder overbelasting kan onderscheidenlijk, kunnen leveren, en dat mechanisch, elektrisch, hydraulisch of anderszins kan worden aangewend voor de voortstuwing van het vaartuig, zoals dat is vastgesteld door de Inspecteur-Generaal van de Inspectie Leefomgeving en Transport ingevolge het Vissersvaartuigenbesluit of het Vissersvaartuigenbesluit 2002, of in voorkomend geval blijkt uit een verklaring inzake het maximaal continue-vermogen, opgesteld door de fabrikant of de leverancier.

  • 2 Voor zover het motorvermogen van een vissersvaartuig meer dan 120 kW is, is het verboden de visserij uit te oefenen met dat vissersvaartuig, indien de hoofdmotor of de hoofdmotoren van het vaartuig niet door een onderneming die is erkend op grond van artikel 87a zijn verzegeld.

  • 3 Terzake van de in het tweede lid bedoelde verzegeling wordt door een erkend zegelbureau overeenkomstig de voorschriften die zijn opgenomen in bijlage 12b, een zegelplan opgemaakt.

  • 4 De ondernemer stuurt na opmaak of wijziging van het zegelplan, bedoeld in het derde lid, een afschrift hiervan aan de minister.

  • 5 De zegels bestemd voor verzegeling van de hoofdmotor of hoofdmotoren als bedoeld in het tweede lid, worden beschikbaar gesteld door de NVWA.

Artikel 87a. Erkenning meet- of zegelbureau

  • 1 De minister kan een onderneming op aanvraag erkennen als een erkend meetbureau of een erkend zegelbureau, indien de onderneming aantoonbaar deskundig is op het gebied van het meten, onderscheidenlijk verzegelen van motoren. De aanvrager verstrekt bij de aanvraag tot erkenning in elk geval de volgende bescheiden:

    • a. een verklaring dat hij kennis heeft genomen van het document ‘Motorvermogen in de visserij’;

    • b. een adequaat protocol waarin hij beschrijft hoe de vermogensmeting of verzegeling wordt uitgevoerd volgens de standaarden die hiervoor binnen de beroepsgroep algemeen gangbaar zijn en binnen de voorschriften die zijn opgenomen in bijlage 12a, onderscheidenlijk bijlage 12b;

    • c. een kopie van relevante diploma’s van de in te zetten personen bij een vermogensmeting of verzegeling met een afgeronde opleiding op het minimale niveau van middelbaar beroepsonderwijs, niveau 3, inzake scheepswerktuigkunde, werktuigkunde of elektrotechniek.

  • 2 De erkenning heeft een geldigheidsduur van ten hoogste drie jaar.

  • 3 Met een erkenning als bedoeld in deze regeling wordt gelijkgesteld een aanwijzing van een onderneming tot uitvoering van een vermogensmeting of verzegeling in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, en die een beschermingsniveau waarborgt dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale regels terzake wordt nagestreefd.

Artikel 87b. Werkwijze erkend meet- of zegelbureau

  • 1 Een erkend meet- of zegelbureau voert haar werkzaamheden uit:

  • 2 Een erkend meet- of zegelbureau informeert de minister en de Inspecteur-Generaal van de Inspectie Leefomgeving en Transport onmiddellijk, indien hij een opdracht krijgt een vermogensmeting uit te voeren, onderscheidenlijk een motor te verzegelen.

  • 3 Indien een erkend meet- of zegelbureau voornemens is een wijziging door te voeren in het protocol, bedoeld in artikel 87a, eerste lid, onderdeel b, die gevolgen kan hebben voor de uitvoering van de vermogensmetingen en verzegelingen, legt hij het gewijzigde protocol voorafgaand aan de voorgenomen wijziging voor goedkeuring voor aan de minister.

  • 4 Een vermogensmeting of verzegeling wordt uitgevoerd door een voor diens taak aantoonbaar geschikte persoon met:

    • a. een afgeronde opleiding op het minimale niveau van middelbaar beroepsonderwijs, niveau 3, inzake scheepswerktuigkundige, werktuigkunde of elektrotechniek;

    • b. aantoonbare werkervaring met scheepsmotoren.

Artikel 87c. Intrekken erkenning

  • 1 De minister trekt een erkenning in op aanvraag van degene aan wie een erkenning is verleend.

  • 2 De minister kan een erkenning intrekken, indien een erkend meet- of zegelbureau niet voldoet aan de voorschriften, bedoeld in artikel 87a, onderscheidenlijk artikel 87b.

Artikel 88. Documenten aan boord

  • 2 Voor zover het motorvermogen van een vissersvaartuig meer dan 120 kW is, heeft de ondernemer van een vissersvaartuig of diens gemachtigde het zegelplan, bedoeld in artikel 88, derde lid, aan boord van het vissersvaartuig.

  • 3 De ondernemer van een vissersvaartuig of diens gemachtigde doet onverwijld doch in ieder geval vóór het tijdstip van aanlanding melding van wijzigingen die zich ten aanzien van de hoofdmotor of hoofdmotoren van het desbetreffende vaartuig hebben voorgedaan ten opzichte van de in het eerste lid bedoelde aanmelding of het bij dat vaartuig behorende zegelplan en die hem bekend waren of hem redelijkerwijs bekend hadden moeten zijn. Wijzigingen die kennelijk zijn opgetreden door menselijk toedoen worden in ieder geval aangemerkt als redelijkerwijs bekend.

Artikel 89. Vermelding vissoort op verpakking

Het is verboden diepgevroren vis in verpakkingen aan te landen, tenzij op de verpakking de in de verpakking aanwezige vis per vissoort is vermeld volgens de FAO-3lettercodes, bedoeld in artikel 14, tweede lid, onderdeel b, van de controleverordening.

Artikel 90. Traceerbaarheid

  • 1 De ondernemer bewaart een kopie van alle door of namens hem ingevulde visserijlogboeken, aangiften van overlading en aangiften van aanlanding als bedoeld in de artikelen 14, 21 onderscheidenlijk 23 van de controleverordening, gedurende een periode van drie jaar vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de desbetreffende gegevens zijn ingediend.

  • 2 De aanvoerder van vis, degene die in de uitoefening van een beroep of bedrijf vis afneemt en degene die zijn bemiddeling verleent bij het veilen van vis, houden een administratie bij van de overdracht en de opslag van vis, waarin in ieder geval de volgende gegevens worden vermeld:

    • a. de vissoort;

    • b. per vissoort de hoeveelheid;

    • c. per hoeveelheid, het registratienummer en de nationaliteit van het vaartuig waarmee de vis is gevangen of is aangevoerd;

    • d. de datum van de aanvoer van de vis; en

    • e. het vangstgebied van de vangst per deelgebied of sector;

  • 3 De aanvoerder van vis houdt de administratie dagelijks bij en vermeldt in zijn administratie naast de in het tweede lid bedoelde gegevens tevens de volgende gegevens:

    • a. de plaats van opslag, in het geval de vis door hem wordt opgeslagen;

    • b. de naam van de koper, in het geval de vis zonder bemiddeling van een veiling wordt verkocht; en

    • c. de naam van de bemiddelaar, in het geval de vis via de bemiddeling van een veiling ter verkoop wordt aangeboden.

  • 4 Degene die in de uitoefening van een beroep of bedrijf vis afneemt en degene die zijn bemiddeling verleent bij het veilen van vis houden de administratie dagelijks per aanlanding bij, maar uiterlijk voordat de vis de plaats van verkoop verlaat en vermelden in hun administratie naast de in het tweede lid bedoelde gegevens tevens de naam van de aanvoerder.

  • 5 Degene die zijn bemiddeling verleent bij het veilen van vis en degene die vis op de veiling aanwezig heeft, draagt er zorg voor dat op of bij de veiling aanwezige vis het registratienummer en de nationaliteit van het vaartuig of – in het geval van spanvisserij – de vaartuigen waarmee de vis is gevangen of is aangevoerd, duidelijk zijn vermeld.

  • 6 Het tweede en vierde lid geldt niet voor zover in de uitoefening van een beroep of bedrijf, in een voor het publiek toegankelijke ruimte vis uitsluitend aan particulieren te koop wordt aangeboden.

  • 7 Het vijfde lid geldt niet indien de vis vergezeld gaat van een verkoopdocument als bedoeld in artikel 62 van de controleverordening.

Hoofdstuk 6. Controleverordening

§ 1. Algemene voorwaarden voor toegang tot wateren en hulpbronnen

Artikel 91. Autoriteit

De autoriteit, bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van de controleverordening, is de minister.

Artikel 92. Visvergunning

  • 1 Het is verboden om in strijd te handelen met artikel 6, eerste lid, van de controleverordening.

  • 2 De in artikel 6, eerste lid, van de controleverordening, bedoelde visvergunning wordt op aanvraag van de desbetreffende ondernemer door de minister verleend overeenkomstig artikel 93.

Artikel 93. Verlening visvergunning

  • 1 Een visvergunning wordt verleend indien:

    • a. het vissersvaartuig stond ingeschreven in het visserijregister of dient ter vervanging van een of meer vissersvaartuigen die stonden ingeschreven in het visserijregister;

    • b. de oorspronkelijke registratie is doorgehaald op grond van artikel 8, onderdeel a, van het Registratiebesluit;

    • c. er minder dan zes jaar is verstreken vanaf het moment van doorhaling van die registratie;

    • d. wordt voldaan aan artikel 6, vierde lid, van het Registratiebesluit;

    • e. het motorvermogen en de tonnage van dat vissersvaartuig niet meer bedraagt dan voor de doorhaling van de inschrijving;

    • f. het vissersvaartuig behoort tot hetzelfde segment als voor het moment van doorhaling, dan wel tot hetzelfde segment als het vissersvaartuig dat wordt vervangen; en

    • g. is voldaan aan artikel 87, vierde lid.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt een visvergunning verleend voor een vissersvaartuig waarvan het motorvermogen of de tonnage is toegenomen, indien ten aanzien van het vissersvaartuig een visvergunning was verleend wat betreft het oorspronkelijke motorvermogen of de oorspronkelijke tonnage, en de aanvrager van de visvergunning kan aantonen dat:

    • a. de omvang van de toename van het motorvermogen of de tonnage, overeenkomt met het motorvermogen of de tonnage, of een deel daarvan, van een vissersvaartuig waarvan de registratie is doorgehaald op grond van artikel 8, onderdeel a, van het Registratiebesluit en er minder dan zes jaar is verstreken vanaf het moment van doorhaling van die registratie, en

    • b. hij kan beschikken over de in het visserijregister als gevolg van de doorhaling van de registratie, bedoeld in onderdeel a, vrijgekomen capaciteit.

  • 3 In afwijking van het eerste lid wordt een visvergunning voor een vissersvaartuig verleend indien:

    • a. het vaartuig wordt ingezet voor de kweek of de teelt van aquatische organismen op percelen; of

    • b. met het vaartuig met de mosselkor op mosselpercelen wordt gevist en op basis van een vergunning als bedoeld in artikel 36 van de Uitvoeringsregeling visserij, slechts incidenteel wordt gevist op mosselzaad buiten de percelen en het vaartuig niet is uitgerust voor het gebruik van andere vistuigen dan de mosselkor.

  • 4 De minister kan aan een visvergunning voorschriften verbinden of de daaraan verbonden voorschriften wijzigen.

  • 5 In afwijking van het eerste tot en met derde lid kan de minister besluiten geen visvergunning te verlenen indien hij dit noodzakelijk acht voor de nakoming van de verplichtingen, bedoeld in artikel 23 van de basisverordening en verordening nr. 1013/2010.

Artikel 94. Geldigheid visvergunning

  • 1 De visvergunning is niet geldig vanaf het tijdstip dat door de minister of een controleur wordt geconstateerd dat:

    • a. het vermogen van de hoofdmotor of hoofdmotoren van het vissersvaartuig hoger is dan het op de visvergunning vermelde motorvermogen;

    • b. er ten aanzien van de hoofdmotor of hoofdmotoren van het vissersvaartuig wijzigingen zijn opgetreden ten opzichte van het desbetreffende in artikel 87, derde lid, bedoelde zegelplan, of de in artikel 88, eerste lid, bedoelde aanmelding, of

    • c. de tonnage van het vissersvaartuig hoger is dan de op de visvergunning vermelde tonnage.

  • 2 Indien de minister of een controleur een constatering doet als bedoeld in het eerste lid, verstrekt hij aan de ondernemer of diens vertegenwoordiger terstond een schriftelijke verklaring hieromtrent. In deze verklaring wordt tenminste de desbetreffende constatering alsmede de datum en het tijdstip daarvan vermeld.

  • 3 De minister besluit de ongeldigheid van de visvergunning op te heffen, indien de ondernemer of diens gemachtigde hem bescheiden heeft doen toekomen waaruit te zijnen genoegen blijkt dat:

    • a. indien het betreft de situatie, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdelen a of b, het vermogen van de hoofdmotor of hoofdmotoren van dat vissersvaartuig het op de visvergunning vermelde motorvermogen niet overschrijdt, onderscheidenlijk er ten aanzien van de hoofdmotor of hoofdmotoren van dat vissersvaartuig geen afwijkingen zijn ten opzichte van het desbetreffende in artikel 87, derde lid, bedoelde zegelplan of de in artikel 88, eerste lid, bedoelde aanmelding;

    • b. indien het betreft de situatie, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel c, de tonnage van het vissersvaartuig overeenkomt met de op de visvergunning vermelde gegevens.

Artikel 96. Schorsing of intrekking visvergunning

  • 1 De minister trekt de visvergunning in:

    • a. in de situatie, bedoeld in artikel 6, vierde lid, van de controleverordening, en artikel 92, derde lid, van de controleverordening, in samenhang met artikel 129, tweede lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening;

    • b. indien het vissersvaartuig niet meer is geregistreerd in het visserijregister; of

    • c. indien de visserijactiviteiten van een vissersvaartuig definitief worden beëindigd als bedoeld in artikel 23 van verordening nr. 1198/2006, en ten aanzien van de beëindiging door de minister of door de Europese Commissie subsidie is verleend.

  • 2 De minister schorst de visvergunning in de situatie, bedoeld in artikel 6, derde lid, van de controleverordening, en artikel 92, derde lid, van de controleverordening, in samenhang met artikel 129, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening.

  • 3 De minister kan de visvergunning voor een bepaalde periode schorsen of intrekken indien naar het oordeel van de minister:

    • a. met het vissersvaartuig de visserij kennelijk is uitgeoefend in strijd met de artikelen 21, eerste lid, 22, 23, 24, of 130, zevende lid, van deze regeling; of

    • b. de ondernemer van een vissersvaartuig ten aanzien van wie een visvergunning is verleend, of diens gemachtigde, niet voldoet aan de aan de visvergunning verbonden voorschriften.

  • 4 De periode, bedoeld in het derde lid, is niet korter dan 3 weken en niet langer dan 8 weken en wordt vastgesteld afhankelijk van de ernst en omvang van de overtreding.

  • 5 In afwijking van het vierde lid is de periode bedoeld in het derde lid niet korter dan 6 weken en niet langer dan 16 weken, indien binnen twee jaar na afloop van de schorsing of intrekking met het betrokken vissersvaartuig wederom hetzelfde artikel genoemd in onderdeel a van het derde lid wordt overtreden of de ondernemer of diens gemachtigde wederom niet voldoet aan de aan de visvergunning verbonden voorschriften.

Artikel 97. Vismachtiging

  • 1 Het is verboden om in strijd te handelen met artikel 7, eerste lid, van de controleverordening, ongeacht de lengte van het betrokken vissersvaartuig.

  • 2 De in artikel 7, eerste lid, van de controleverordening, bedoelde vismachtiging wordt op aanvraag van de desbetreffende ondernemer door de minister verleend overeenkomstig artikel 98.

Artikel 98. Verlening vismachtiging

  • 1 Een vismachtiging wordt uitsluitend verleend indien de ondernemer voor het betrokken vissersvaartuig over een geldige visvergunning beschikt.

  • 2 Voor zover het een vismachtiging voor de in verordening nr. 1342/2008 bedoelde visserijactiviteiten betreft, wordt de vismachtiging slechts verleend indien voldaan is aan artikel 99.

  • 3 De minister kan weigeren een vismachtiging te verlenen indien hij dit noodzakelijk acht ter nakoming van verplichtingen van de Europese Unie.

  • 4 De minister kan aan een vismachtiging voorschriften verbinden of de daaraan verbonden voorschriften wijzigen.

Artikel 99. Voorwaarden vismachtiging langetermijn herstelplan kabeljauw

  • 1 De aanvraag betreft een vissersvaartuig:

    • a. dat in de kalenderjaren 2006 tot en met 2008 heeft gevist in het desbetreffende gereglementeerde geografische gebied met het desbetreffende gereglementeerde vistuig;

    • b. dat, voor zover de aanvraag de vistuigcategorieën TR1 of TR2 betreft, in de kalenderjaren 2001 tot en met 2005 heeft gevist in het desbetreffende gereglementeerde geografische gebied met tot die vistuigcategorieën behorende vistuigen en waarvoor op 31 december 2011 op grond van artikel 29 een recht op contingenten wijting en kabeljauw gold;

    • c. ten aanzien waarvan op 1 januari 2009 een onomkeerbare investeringsverplichting is aangegaan met het oog op de uitoefening van de visserij in het gereglementeerde geografische gebied; of

    • d. dat dient ter vervanging van een of meer vissersvaartuigen ten aanzien waarvan is voldaan aan onderdeel a of b, en het motorvermogen van het vervangende vissersvaartuig niet meer bedraagt dan het motorvermogen van het vissersvaartuig of de vissersvaartuigen die worden vervangen.

  • 2 Voor zover de aanvraag de vistuigcategorieën BT1 en BT2 betreft, geldt voor het betrokken vissersvaartuig een recht op contingenten tong en schol op grond van artikel 29.

Artikel 100. Schorsing of intrekking vismachtiging

  • 1 De minister schorst de vismachtiging of trekt deze in in de situatie, bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de controleverordening.

  • 2 De minister kan de vismachtiging voor een bepaalde periode geheel of gedeeltelijk schorsen of intrekken indien naar het oordeel van de minister de desbetreffende ondernemer, of diens gemachtigde, niet voldoet aan de aan de vismachtiging verbonden voorschriften.

Artikel 101. Markering vissersvaartuig en vistuig

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 8 van de controleverordening, in samenhang met de artikelen 6 tot en met 17 van de uitvoeringsverordening controleverordening.

  • 2 De minister is de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening.

  • 3 Voor zover het betreft de in het tweede en derde lid van artikel 7 van de uitvoeringsverordening controleverordening bedoelde documenten, is de Inspectie Leefomgeving en Transport, divisie Scheepvaart, van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening.

Artikel 102. Vms voor vaartuigen

  • 1 Behoudens indien het een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 18, derde lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening, betreft, is het is verboden in strijd te handelen met artikel 9, tweede en zesde lid, van de controleverordening.

  • 2 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 18, eerste en tweede lid, 20, en 25, eerste, derde en vijfde lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening.

  • 3 Satellietvolgapparatuur als bedoeld in artikel 9, van de controleverordening, die op een Nederlands vissersvaartuig is geïnstalleerd:

    • a. laat niet toe dat gegevens handmatig worden ingebracht, gewijzigd, beïnvloed of op andere wijze worden aangepast;

    • b. waarborgt een volledige automatische transmissie van juiste en actuele gegevens als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening, naar het visserijcontrolecentrum van de NVWA te Echt met een frequentie van tenminste eenmaal per twee uur;

    • c. is voorzien van een reservestroombron die automatisch wordt ingeschakeld indien de hoofdstroom wordt uitgeschakeld of defect raakt en die een werking van ten minste zes uur waarborgt, en

    • d. is zodanig met het desbetreffende vissersvaartuig verbonden, dat bij verbreking de reden daarvan wordt aangegeven; en

    • e. is goedgekeurd door een ter zake geaccrediteerde instelling en voldoet blijkens die goedkeuring aan de onderdelen a tot en met d.

  • 4 Wijzigingen aan de satellietvolgapparatuur worden schriftelijk gemeld aan de NVWA.

  • 5 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 25, derde tot en met vijfde lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening, is de NVWA.

Artikel 103. AIS

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 10, eerste lid, van de controleverordening.

§ 2. Controle op gebruik vangstmogelijkheden

Artikel 104. Invullen en overleggen papieren logboek, papieren aangiften van overlading en papieren aangifte van aanlanding

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 14, eerste en vierde tot en met achtste lid, 21, eerste en vierde lid, en 23, eerste, tweede en derde lid, van de controleverordening en met de artikelen 29, eerste lid, 30, eerste tot en met derde lid, 31, eerste, derde en vierde lid, 32, 33, 34, 35, 49, eerste, tweede en derde lid, 50, tweede lid, 51, eerste en vierde lid, 52 en 53 van de uitvoeringsverordening controleverordening, in samenhang met de voorschriften die ter uitvoering van deze bepalingen zijn opgenomen in de leden 2 tot en met 6.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde verboden zijn van overeenkomstige toepassing op degene die met een vissersvaartuig met een lengte over alles van minder dan 10 meter de visserij uitoefent, met dien verstande dat deze ook vangsten van minder dan 50 kilogram van elke soort die aan boord worden gehouden en worden overgeladen of aangeland in het logboek, de aangifte van overlading en de aangifte van aanlanding vermeldt.

  • 3 Voor de toepassing van de in het eerste lid bedoelde voorschriften wordt gebruik gemaakt van de door de minister ter beschikking gestelde documenten, overeenkomstig de in artikel 30, eerste tot en met derde lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening vastgestelde modellen.

  • 4 Bij aanlanding met een vissersvaartuig in een Nederlandse haven is de termijn voor indiening van de eerste kopie van het logboek, de eerste kopie van de aangifte van overlading en de eerste kopie van de aangifte van aanlanding, bedoeld in artikel 32, van de uitvoeringsverordening controleverordening binnen een half uur na de aanlanding maar vóór de lossing en de termijn voor indiening van het originele logboek, de originele aangifte van overlading en de originele aangifte van aanlanding, bedoeld in artikel 32, van de uitvoeringsverordening controleverordening, binnen 48 uur na aanlanding.

  • 5 De indiening van de in artikel 32, van de uitvoeringsverordening controleverordening bedoelde documenten geschiedt door deze in de haven van aanlanding:

    • a. te overhandigen aan een functionaris of aan een ambtenaar van de NVWA; of

    • b. te deponeren in een vangstopgavebus.

  • 6 Indien de aanlanding niet in een haven plaatsvindt, geschiedt de indiening door middel van toezending aan het dichtstbijzijnde havenkantoor van de NVWA of aan het havenkantoor van de NVWA in de plaats waar de desbetreffende vis wordt verkocht.

  • 7 De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 14, zesde lid, 21, vierde lid, en 23, derde lid, van de controleverordening en in artikel 32 van de uitvoeringsverordening controleverordening, is de NVWA.

  • 8 Als omrekeningsfactoren als bedoeld in artikel 49, derde lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening, worden vastgesteld de omrekeningsfactoren die zijn opgenomen in bijlage 10.

Artikel 105. Elektronisch invullen/verzenden visserijlogboekgegevens

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 15, eerste en tweede lid, van de controleverordening en met de artikelen 36, eerste lid, 37, 38, tweede lid, 39, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 40, derde lid, 41, derde en vierde lid, en 47 van de uitvoeringsverordening controleverordening.

  • 2 Het format, bedoeld in artikel 37, van de uitvoeringsverordening controleverordening, is het format dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 3 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 15, eerste en tweede lid, van de controleverordening en in de artikelen 39, 40, 41, derde lid, en 47, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening, is de NVWA.

Artikel 106. Voorafgaande kennisgeving aanlanding

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 17, eerste lid, en 18, eerste lid, van de controleverordening.

  • 2 De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 17, eerste, tweede en derde lid, 18 en 19 van de controleverordening, is de NVWA.

Artikel 107. Overladen

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 20, eerste lid, van de controleverordening.

  • 2 Het is verboden vis over te laden zonder toestemming van een ambtenaar van de NVWA.

  • 3 Het verbod, bedoeld in het tweede lid, is van overeenkomstige toepassing in het geval het overladen is onderbroken.

  • 4 Als havens als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de controleverordening, worden aangewezen de voor de desbetreffende vissersvaartuigen op grond van artikel 6, tweede lid, toegelaten havens.

Artikel 108. Elektronisch invullen/verzenden aangifte van overlading

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 22, eerste lid, van de controleverordening.

  • 2 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 22, eerste en vijfde lid, van de controleverordening, is de NVWA.

Artikel 109. Elektronisch invullen/verzenden aangifte van aanlanding

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 24, eerste lid, van de controleverordening.

  • 2 De bevoegde autoriteit, bedoeld in 24, eerste lid, van de controleverordening, is de NVWA.

§ 3. Controle op visserij-inspanning

Artikel 110. Kennisgeving vistuig

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 27, eerste lid, van de controleverordening.

  • 2 De kennisgeving, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de controleverordening, wordt gedaan aan de minister. Indien een ondernemer deelneemt aan een groep of een producentenorganisatie wordt de kennisgeving aan het bestuur van de groep onderscheidenlijk aan het bestuur van de producentenorganisatie gedaan.

  • 3 De kennisgeving bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a. naam van de ondernemer;

    • b. lettertekens en het nummer van het vissersvaartuig;

    • c. de gereglementeerde typen vistuig die zullen worden gebruikt; en

    • d. het gereglementeerd gebied waar zal worden gevist.

  • 4 Ingeval de kapitein van een vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger voornemens is in de beheersperiode hetzelfde type vistuig of dezelfde typen vistuigen te gebruiken als het type vistuig dat of de typen vistuigen die voor het desbetreffende gereglementeerd geografisch gebied is of zijn vermeld in de in artikel 97, bedoelde vismachtiging die betrekking heeft op de daaraan voorafgaande beheersperiode, wordt de kennisgeving tot verkrijging van die vismachtiging aangemerkt als kennisgeving als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de controleverordening.

  • 5 De gegevens die worden vermeld in de voor de beheersperiode af te geven vismachtiging worden gebaseerd op de meest recente kennisgeving.

  • 6 Ter verkrijging van de toestemming, bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de controleverordening, meldt de kapitein van een vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger het voornemen tot het gebruik van meer dan één soort vistuig tijdens de visreis onmiddellijk voorafgaand aan de visreis aan de minister.

  • 7 In afwijking van het zesde lid wordt, ingeval de kapitein van een vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger de in het zesde lid bedoelde gegevens onmiddellijk voorafgaand aan de visreis op grond van artikel 15 van de controleverordening elektronisch heeft verstrekt, het in artikel 38, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening bedoelde retourbericht van de NVWA, aangemerkt als toestemming als bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de controleverordening.

Artikel 111. Visserij-inspanningsverslag en uitputting van de visserij-inspanning

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 28, eerste lid, en 30 van de controleverordening, en artikel 58, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening.

  • 2 De bevoegde autoriteit, bedoeld in 28, eerste lid, van de controleverordening, is de NVWA.

Artikel 112. Vrijstellingen

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 29, eerste lid, van de controleverordening.

  • 2 Een vissersvaartuig mag andere dan met de visserij verband houdende activiteiten ontplooien in de gereglementeerde geografische gebieden zonder dat de daarmee gemoeide tijd wordt aangemerkt als een kalenderdag, mits wordt voldaan aan artikel 29, tweede lid, van de controleverordening. Een melding als bedoeld in dat onderdeel wordt schriftelijk gedaan aan de minister. De melding bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a. naam van de ondernemer;

    • b. lettertekens en het nummer van het vissersvaartuig; en

    • c. de aard, datum van aanvang en duur van de activiteiten.

  • 3 Indien een vissersvaartuig niet heeft kunnen vissen omdat zich een noodsituatie als bedoeld in artikel 29, derde lid, van de controleverordening heeft voorgedaan, wordt het aantal dagen waarop het vissersvaartuig niet heeft kunnen vissen, niet in mindering gebracht op de desbetreffende hoeveelheid visserij-inspanning, indien de kapitein van het vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger binnen een maand nadat de noodsituatie zich heeft voorgedaan schriftelijk bij de minister daarvan melding heeft gemaakt en de melding wordt gestaafd door bewijsstukken.

Artikel 113. Sluiting visserij

  • 1 Met ingang van de op grond van artikel 35, eerste lid, van de controleverordening vastgestelde datum is het voor Nederlandse vissersvaartuigen verboden de visserij uit te oefenden op de vissoorten waarvoor voornoemde vaststelling geldt en die soorten aan boord te houden, over te laden en aan te landen.

  • 2 Het is verboden in strijd te handelen met een op grond van artikel 36, tweede lid, van de controleverordening vastgesteld verbod.

§ 4. Controle op vlootbeheer

Artikel 114. Motorvermogen

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 39, eerste lid, van de controleverordening.

Artikel 115. Certificering motorvermogen

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 40, vierde lid, van de controleverordening, en artikel 61, derde lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening.

§ 5. Controle op meerjarenplannen

Artikel 116. Aangewezen haven en gescheiden opslag demersale vangsten meerjarenplannen

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen te handelen met de artikelen 42, eerste lid, en 43, tweede lid, en 44 van de controleverordening.

  • 2 Als havens als bedoeld in de artikelen 42, eerste lid, en 43, eerste lid, van de controleverordening, worden aangewezen de voor de desbetreffende vissersvaartuigen op grond van artikel 6, tweede lid, toegelaten havens mits het aanlanden of overladen plaatsvindt binnen de in bijlage 2 C bij die havens vermelde lostijden.

  • 3 Als waarnemer of functionaris als bedoeld in artikel 42, tweede lid, van de controleverordening, wordt aangewezen een functionaris van de NVWA.

§ 6. Controle op technische maatregelen

Artikel 117. Vistuig en samenstelling vangst

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 47, 48, eerste tot en met derde lid, en 49, eerste lid, van de controleverordening.

  • 2 De bevoegde autoriteit, bedoeld in 48, derde lid, van de controleverordening, is de NVWA.

Artikel 117a. Gescheiden opslag van ondermaatse vis aan boord en na aanlanding

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 49bis, eerste lid, en 49quater van de controleverordening.

Artikel 118. Controle voor visserij beperkte gebieden

Vanaf de datum, bedoeld in artikel 50, tweede lid, van de controleverordening is het voor vissersvaartuigen en vissersvaartuigen van andere lidstaten en derde landen met een lengte van 12 meter over alles of meer verboden te handelen in strijd met artikel 50, derde en vierde lid, van de controleverordening.

Artikel 119. Realtimesluiting visserijtakken

  • 1 De minister kan besluiten tot tijdelijke sluiting van een gebied ingeval een vangstdrempel als bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de controleverordening is bereikt.

  • 2 In het besluit, bedoeld in het eerste lid, bepaalt de minister:

    • a. het geografische gebied van de visgronden waarop de sluiting van toepassing is;

    • b. de duur van de sluiting; en

    • c. de voorwaarden voor de visserij in dat gebied gedurende de sluiting.

  • 3 Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 52, eerste lid, en 53, zevende lid, van de controleverordening.

  • 4 Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in een gebied dat gesloten is op grond van artikel 54, eerste lid, van de controleverordening.

  • 5 Het verbod, bedoeld in het vierde lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in het besluit tot sluiting, bedoeld in het eerste lid, en artikel 54, eerste lid, van de controleverordening.

Artikel 120. Recreatievisserij

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 55, tweede lid, van de controleverordening en artikel 10, vierde en vijfde lid, van de verordening vangstmogelijkheden.

  • 2 Het is verboden op zee, in het zeegebied, in de kustwateren, in de visserijzone of in de onmiddellijke nabijheid van die wateren meer dan het in artikel 10 van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde aantal zeebaars of meer dan 25 stuks dan wel meer dan 20 kilogram kabeljauw voorhanden te hebben.

  • 3 Het is verboden zeebaars of kabeljauw aan te landen die is gefileerd of is ontdaan van de kop.

  • 4 Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op zeebaars en kabeljauw die aantoonbaar afkomstig is van een vissersvaartuig.

  • 5 Het tweede en derde lid zijn tevens van toepassing op of in de onmiddellijke nabijheid van met de wateren, genoemd in het tweede lid, in open verbinding staand binnenwater, tot ten hoogste 30 kilometer landinwaarts.

§ 7. Controle op de afzet

Artikel 121. Beginselen voor controle op de afzet

  • 1 Degene die gevangen of geoogste visserij- en aquacultuurproducten voor de eerste verkoop aanbiedt, verdeelt de genoemde producten in partijen.

  • 2 Producten waarvoor Europese handelsnormen gelden, worden slechts voor eerste verkoop uitgestald, voor eerste verkoop aangeboden, verkocht of anderszins verhandeld als zij met die normen in overeenstemming zijn.

  • 3 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 56, tweede en vierde lid, en 57, derde lid, van de controleverordening.

Artikel 122. Traceerbaarheid

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 58, eerste tot en met vijfde lid, van de controleverordening, en artikel 67, eerste tot en met vijfde en zevende lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening.

  • 2 Marktdeelnemers als bedoeld in artikel 4, negentiende lid, van de controleverordening beschikken over systemen en procedures, waarmee kan worden nagegaan van wie zij partijen visserij- en aquacultuurproducten als bedoeld in artikel 66 van de uitvoeringsverordening controleverordening hebben ontvangen en aan wie zij die producten hebben geleverd.

  • 3 In de in het tweede lid bedoelde systemen worden door de desbetreffende marktdeelnemer de in artikel 90 van deze regeling en de in artikel 58, vijfde lid, van controleverordening bedoelde gegevens vastgelegd.

  • 4 De in artikel 58, onderdelen g en h, van de controleverordening bedoelde gegevens zijn in het stadium van de detailhandel voor de consument beschikbaar en worden vermeld op het etiket of het identificatiemerk van de voor de detailverkoop aangeboden visserij- en aquacultuurproducten, dan wel voor zover het de wetenschappelijke naam van de soort op detailhandelniveau betreft, aan de hand van commerciële voorlichtingsmiddelen, zoals borden en posters.

  • 5 Dit artikel is niet van toepassing op hoeveelheden visserij- en aquacultuurproducten die rechtstreeks vanaf een vissersvaartuig aan consumenten worden verkocht, mits deze hoeveelheden per vissersvaartuig en per eindconsument niet meer dan € 50,– per kalenderdag vertegenwoordigen.

Artikel 123. Eerste verkoop visserijproducten

  • 1 Alle visserijproducten die voor het eerst op de markt worden gebracht, worden geregistreerd in een visafslag dan wel worden verkocht aan geregistreerde kopers of producentenorganisaties.

Artikel 124. Weging visserijproducten

  • 1 Visserijproducten worden gewogen met apparatuur die ten genoegen van de minister is goedgekeurd, geijkt en verzegeld.

  • 2 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 60, tweede en vijfde lid, van de controleverordening en met de artikelen 70, 71, eerste en tweede lid, 72, tweede en derde lid, 73, tweede lid, 74, 79, eerste lid, 80, eerste en tweede lid, 82, 83, 84, tweede en derde lid, 85, 86, en 87 van de uitvoeringsverordening controleverordening.

  • 3 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 60, zesde lid, van de controleverordening en de artikelen 75, 80, eerste lid, 81, 82, eerste lid, en 87, van de uitvoeringsverordening controleverordening, is de NVWA.

  • 4 Als havens als bedoeld in artikel 79, tweede lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening, worden aangewezen de havens die zijn vermeld in bijlage 2 B. Het aanlanden of overladen vindt plaats binnen de in bijlage 2 C bij die havens vermelde lostijden.

  • 5 Het is verboden met een Nederlands vissersvaartuig vis van de in artikel 78 van de uitvoeringsverordening controleverordening genoemde soorten buiten de Europese Unie aan te landen in havens die niet uitdrukkelijk voor weging zijn geselecteerd door derde landen die voor deze soorten overeenkomsten met de Europese Unie hebben gesloten.

Artikel 125. Verkoopdocument

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 62, eerste en vijfde lid, en 63, eerste lid, van de controleverordening en met artikel 90 van de uitvoeringsverordening controleverordening.

  • 2 Geregistreerde kopers en geregistreerde visafslagen als bedoeld in artikel 62, tweede lid, van de controleverordening registreren de in artikel 64, eerste lid, van de controleverordening genoemde gegevens elektronisch en geven deze elektronisch door aan de NVWA, overeenkomstig het format dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 3 Het verkoopdocument, bedoeld in artikel 62, eerste lid, van de controleverordening bevat de gegevens, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de controleverordening, stemt overeen met de factuur of als zodanig dienstdoend document als bedoeld in de artikelen 218 en 219 van Richtlijn nr. 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU L 347) en wordt binnen de in artikel 62, eerste lid genoemde termijn overhandigd aan een ambtenaar van de NVWA of gedeponeerd in een vangstopgavebus.

  • 4 De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 62, eerste lid en vijfde lid, en 63, eerste lid, van de controleverordening en in artikel 87 van de uitvoeringsverordening controleverordening, is de NVWA.

Artikel 126. Aangifte van overname

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 66, eerste lid, en 67, eerste lid, van de controleverordening.

  • 2 De aangifte van overname, bedoeld in artikel 66, eerste lid van de controleverordening wordt binnen de in dat artikelonderdeel genoemde termijn overhandigd aan een ambtenaar van de NVWA of gedeponeerd in een vangstopgavebus.

  • 3 De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 66, eerste lid, en 67, eerste lid, van de controleverordening, is de NVWA.

Artikel 127. Vervoersdocument

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 68, eerste, derde, vijfde en zevende lid, van de controleverordening.

  • 2 Het vervoersdocument, bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de controleverordening wordt binnen de in dat artikelonderdeel genoemde termijn overhandigd aan een ambtenaar van de NVWA of gedeponeerd in een vangstopgavebus.

  • 3 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 68, eerste, tweede, derde en zesde lid, van de controleverordening, is de NVWA.

§ 8. Bewaking, inspecties, procedures en handhaving

Artikel 128. Bewaking, inspecties en procedures

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 73, zevende lid, 75, eerste lid, en 84, vierde lid, van de controleverordening, en met de artikelen 113, tweede lid, 114, eerste lid, en 122, vijfde lid, in samenhang met de artikelen 113, tweede lid, en 114, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening.

  • 2 De kapitein handelt overeenkomstig een op grond van artikel 104, tweede lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening gegeven opdracht.

  • 3 Indien overeenkomstig artikel 104 van de uitvoeringsverordening controleverordening ID-merktekens en zegels als bedoeld in dat artikel zijn aangebracht, is het verboden deze merktekens en zegels te verwijderen.

Artikel 129. Handhavingmaatregelen

  • 1 Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in een gebied dat gesloten is op grond van artikel 104 van de controleverordening.

  • 2 Het is verboden in strijd te handelen met op grond van artikel 108 van de controleverordening vastgestelde maatregelen.

Artikel 130. Puntensysteem voor ernstige inbreuken

  • 1 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 125 van de uitvoeringsverordening controleverordening, is de minister.

  • 2 De voor echt verklaarde kopie, bedoeld in artikel 128 van de uitvoeringsverordening controleverordening, wordt op aanvraag van de desbetreffende houder van een visvergunning verstrekt door de minister.

  • 3 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 130, tweede lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening en met de op grond van artikel 132, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening genomen maatregelen.

  • 4 De minister wijst de kapitein van een vissersvaartuig onder wiens gezag ernstige inbreuken als bedoeld in artikel 42, eerste lid, onderdeel a, van verordening nr. 1005/2008 zijn gepleegd, punten toe overeenkomstig bijlage XXX van de uitvoeringsverordening controleverordening.

  • 5 De artikelen 125, 126, tweede tot en met vijfde lid, 129, 130, eerste lid, 132, eerste lid, en 133, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de in het vierde lid bedoelde kapitein.

  • 6 Indien aan een kapitein op grond van het vierde lid het navolgende aantal punten is toegewezen, is het hem gedurende de achter dat aantal vermelde periode verboden als kapitein op een vissersvaartuig te varen:

    • a. 18 punten: 2 maanden;

    • b. 36 punten: 4 maanden;

    • c. 54 punten: 8 maanden;

    • d. 72 punten: 12 maanden; en

    • e. 90 punten 3 jaren.

  • 7 Het is de houder van een visvergunning verboden een kapitein waarop het in het zesde lid bedoelde verbod betrekking heeft op het vissersvaartuig waarop de visvergunning betrekking heeft, als kapitein te laten varen gedurende de desbetreffende periode.

  • 8 Voor de toepassing van het vierde tot en met zevende lid en de artikelen 125 tot en met 134 van de uitvoeringsverordening controleverordening wordt onder kapitein verstaan, hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onderdeel h, van de Wet zeevarenden.

Hoofdstuk 7. Toegangsregels derde landen, IUU en vangstdocumentatieregelingen

§ 1. Toegangsregels derde landen

Artikel 131. Toegangsregels derde landen

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 3, 9, tweede lid, 11, eerste lid, 13, eerste lid, 18, 22, 23, eerste lid, en 24, tweede lid, van verordening nr. 1006/2008

  • 2 Een verzoek tot uitreiking van een machtiging als bedoeld in artikel 3 en een verzoek tot machtiging als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van verordening nr. 1006/2008, wordt ingediend bij de minister.

  • 3 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 2, eerste lid, 3, 4, 7, 8, 10 en 11 van verordening nr. 201/2010.

  • 4 De minister trekt de machtiging, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van verordening nr. 1006/2008, in ieder geval in indien een vissersvaartuig is opgenomen op de lijst van IOO-vaartuigen, bedoeld in artikel 27 van verordening nr. 1005/2008.

Artikel 131a. Maatregelen ten aanzien van derde landen die niet-duurzame visserij toelaten

Het is verboden in strijd te handelen met op grond van artikel 4 van verordening nr. 1026/2012 vastgestelde maatregelen.

§ 3. IUU en vangstdocumentatieregelingen

Artikel 133. Toegang tot havens en gebruik havendiensten vaartuigen derde landen

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 5, tweede lid, 6, eerste en tweede lid, 8, eerste lid, en 10, vijfde lid, van verordening nr. 1005/2008.

  • 2 Als havens als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening nr. 1005/2008, worden aangewezen de havens die zijn vermeld in bijlage 2 B.

  • 3 De voorafgaande kennisgeving, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van verordening nr. 1005/2008, geschiedt door verzending van een door de desbetreffende kapitein ondertekend elektronisch of faxbericht aan de meldkamer van de NVWA te Echt.

  • 4 Het is voor vissersvaartuigen van derde landen verboden de haven binnen te varen of zijn vangst aan te landen of over te laden zonder door een ambtenaar van de NVWA verleende toestemming als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 11, tweede lid, van verordening nr. 1005/2008.

  • 5 De aangifte, bedoeld in artikel 8, eerste lid, wordt ingediend bij de meldkamer van de NVWA te Echt met gebruikmaking van het in artikel 3, eerste lid, van verordening nr. 1010/2009, bedoelde formulier indien de aangifte betrekking heeft op aanlanding, dan wel met gebruikmaking van het in artikel 3, tweede lid, van verordening nr. 1010/2009, bedoelde formulier indien de aangifte betrekking heeft op overlading.

Artikel 134. Vangstcertificaten bij invoer

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 12, eerste en tweede lid, 14, eerste en tweede lid, en 22, vijfde lid, van verordening nr. 1005/2008.

  • 2 Indien de invoer betrekking heeft op visserijproducten van de soorten, genoemd in artikel 2, onderdeel a, van verordening nr. 640/2010, artikel 3, onderdeel b en c, van verordening nr. 1984/2003 of artikel 3, onderdeel a, van verordening nr. 1035/2001, wordt voor de toepassing van het eerste lid gebruik gemaakt van:

    • a. het vangstcertificaat, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van verordening nr. 640/2010, dat overeenkomstig artikel 4 van die verordening is afgegeven, ingevuld en gewaarmerkt;

    • b. het statistisch document, bedoeld in artikel 4 van verordening nr. 1984/2003, dat overeenkomstig dat artikel is afgegeven, ingevuld en gewaarmerkt; onderscheidenlijk

    • c. het vangstdocument, bedoeld in artikel 3, onderdeel b, van verordening nr. 1035/2001, dat overeenkomstig die verordening is afgegeven, ingevuld en gewaarmerkt.

  • 3 In aanvulling op het eerste lid is de invoer van visserijproducten als bedoeld in artikel 2, achtste lid, van verordening nr. 1005/2008, verboden indien de invoer van die producten is geweigerd op grond van artikel 18, eerste en tweede lid, van die verordening.

  • 4 Indien de vrijgave en het in de handel brengen van visserijproducten op grond van artikel 17, zevende lid, van verordening nr. 1005/2008 is opgeschort, komen de kosten voor de opslag van die producten gedurende de periode, bedoeld in artikel 17, vijfde lid, van die verordening, ten laste van de marktdeelnemer.

Artikel 135. Vangstcertificaten bij aanlanding of overlading door EU-vissersvaartuigen en bij interne verhandeling

  • 1 Indien het betreft visserijproducten van de soorten, genoemd in artikel 2, onderdeel a, van verordening nr. 640/2010, is het verboden in strijd te handelen met de artikelen 3, tweede en tiende lid en 4, eerste lid van die verordening, voor zover deze artikelen betrekking hebben op aanlanden, overladen of intern verhandelen.

  • 2 De minister is de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van verordening nr. 640/2010.

  • 3 Voor zover het betreft visserijproducten van de soorten, genoemd in artikel 3, onderdeel a, van verordening nr. 1035/2001, is het verboden in strijd te handelen met de artikelen 8, 9 10, 11 en 12 van die verordening.

Artikel 136. Bevoegde autoriteit

  • 1 Het vangstcertificaat, bedoeld in de artikelen 12 en 14, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel c, onder i, van verordening nr. 1005/2008, het vangstdocument, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van die verordening, het bewijs, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van die verordening, de verklaring, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van die verordening, en de kopie van het vangstcertificaat, bedoeld in artikel 14, tweede lid, onderdeel c, onder ii, van die verordening, worden overeenkomstig artikel 16, eerste lid, van die verordening of overeenkomstig artikel 8 van verordening nr. 1010/2009 ingeval de desbetreffende visserijproducten met de in dit artikel bedoelde vervoermiddelen wordt getransporteerd, ingediend bij de minister.

  • 2 De minister is de bevoegde instantie, bedoeld in artikel 4, derde lid, van verordening nr. 1984/2003.

Artikel 137. Erkende marktdeeldemers

  • 1 In afwijking van artikel 136 kunnen erkende marktdeelnemers als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van verordening nr. 1005/2008, handelen overeenkomstig dat lid.

  • 2 Marktdeelnemers dienen een verzoek in tot erkenning bij de minister overeenkomstig artikel 14 van verordening nr. 1010/2009.

  • 3 De minister verleent de erkenning, bedoeld in het tweede lid, slechts indien de marktdeelnemer voldoet aan artikel 16, derde lid, onderdelen a tot en met g, van verordening nr. 1005/2008 en de artikelen 9 tot en met 13 van verordening nr. 1010/2009.

  • 4 De minister schorst de erkenning, bedoeld in het tweede lid, indien zich één van de in de artikelen 22 tot en met 26 van verordening nr. 1010/2009 bedoelde gevallen voordoet.

  • 5 De minister trekt de erkenning in indien zich één van de in artikel 27 van verordening nr. 1010/2009 bedoelde gevallen voordoet.

  • 6 Het aantal invoeroperaties, bedoeld in artikel 16, derde lid, onderdeel b, van verordening nr. 1005/2008, bedraagt 50.

  • 7 Het volume van een invoeroperatie, bedoeld in artikel 16, derde lid, onderdeel b, van verordening nr. 1005/2008, bedraagt minimaal 500 kg.

Artikel 138. Vangstcertificaten bij uitvoer

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 15, eerste lid, van verordening nr. 1005/2008, artikel 5, eerste en vijfde lid, van verordening nr. 1984/2003 en artikel 18, eerste lid, van verordening nr. 1035/2001.

  • 2 De minister is de overheidsinstantie, bedoeld in artikel 12, vierde lid, van verordening nr. 1005/2008, en de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van verordening nr. 1984/2003, en artikel 18, eerste lid, van verordening nr. 1035/2001.

  • 3 De uitvoerder van vangsten van een vissersvaartuig dient het verzoek tot validatie, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van verordening nr. 1005/2008, artikel 5, tweede lid, van verordening nr. 1984/2003, en artikel 18, eerste lid, van verordening nr. 1035/2001, in bij de minister.

Artikel 139. Vangstcertificaten bij wederuitvoer

  • 1 Het is verboden te handelen in strijd met artikel 21, eerste lid, van verordening nr. 1005/2008, de artikelen 3, tweede lid, van verordening nr. 640/2010, voor zover dit artikel betrekking heeft op wederuitvoer, en 6, tweede lid, van laatstgenoemde verordening, de artikelen 6, eerste, vierde en zesde lid en 7 van verordening nr. 1984/2003 en artikel 19, eerste lid, van verordening nr. 1035/2001.

  • 2 De minister is de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van verordening nr. 640/2010, artikel 6, tweede en vierde lid, van verordening nr. 1984/2003 en artikel 19, eerste lid, van verordening nr. 1035/2001.

  • 3 De uitvoerder van producten, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van verordening nr. 1005/2008, dient het verzoek tot invulling van het vangstcertificaat of een kopie van het vangstcertificaat, bedoeld in dat artikellid, in bij de minister.

  • 4 De uitvoerder van visserijproducten van de soorten, genoemd in artikel 2, onderdeel a, van verordening nr. 640/2010, artikel 3, onderdeel b en c, van verordening nr. 1984/2003 of artikel 3, onderdeel a, van verordening nr. 1035/2001, dient het verzoek tot waarmerking van het wederuitvoercertificaat, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van verordening nr. 640/2010, artikel 6, tweede en vierde lid, van verordening nr. 1984/2003 onderscheidenlijk van het vangstdocument, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van verordening nr. 1035/2001, in bij de minister.

  • 5 De in het vierde lid bedoelde verzoeken gaan vergezeld van de documenten, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van verordening nr. 640/2010, artikel 6, tweede lid, van verordening nr. 1984/2003 onderscheidenlijk artikel 19, eerste lid, van verordening nr. 1035/2001.

Artikel 140. Maatregelen tegen bij IUU betrokken vaartuigen en staten

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4, tweede tot en met vierde lid, 37, aanhef en onderdelen 3 tot en met 6, 9 en 10, 38, aanhef en onderdelen 1 tot en met 3 en 5 tot en met 7, 39, eerste lid, 40, tweede lid, en 48, vierde lid, van verordening nr. 1005/2008.

  • 2 Indien een vissersvaartuig van een derde land is opgenomen op de lijst van IOO-vaartuigen, bedoeld in artikel 27 van verordening nr. 1005/2008, is het voor dat vissersvaartuig verboden om zonder door een ambtenaar van de NVWA verleende toestemming als bedoeld in artikel 37, onderdeel 7, van die verordening, de bemanning te vervangen.

  • 3 Het is een vissersvaartuig dat is opgenomen op de lijst van IOO-vaartuigen, bedoeld in artikel 27 van verordening nr. 1005/2008, verboden de Nederlandse vlag te voeren.

  • 4 Het is een Nederlands vissersvaartuig verboden charterovereenkomsten te sluiten met derde landen die zijn opgenomen op de lijst van niet-meewerkende derde landen, bedoeld in artikel 33 van verordening nr. 1005/2008.

  • 5 Het is verboden in strijd te handelen met een krachtens artikel 36 van verordening nr. 1005/2008 vastgestelde noodmaatregel.

  • 6 Waarnemingsverslagen als bedoeld in artikel 48, vierde lid, van verordening nr. 1005/2008, worden ingediend bij de minister.

Hoofdstuk 7a. Gemeenschappelijke marktordening visserij- en aquacultuurproducten

Artikel 140a. Verzoek tot erkenning als producentenorganisatie of brancheorganisatie

Een verzoek tot erkenning als producentenorganisatie als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de GMO-verordening of een verzoek tot erkenning als brancheorganisatie als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de GMO-verordening, wordt ingediend bij de minister overeenkomstig de door de Europese Commissie op grond van artikel 21 van deze verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen.

Artikel 140b. Productie- en afzetprogramma's

  • 1 De bevoegde nationale autoriteit, bedoeld in artikel 28, eerste en derde tot en met vijfde lid, van de GMO-verordening is de minister.

  • 2 De productie- en afzetprogramma's worden ingediend overeenkomstig de door de Europese Commissie op grond van artikel 29 van de GMO-verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen.

Artikel 140c. Drempelprijzen

Als drempelprijzen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de GMO-verordening worden vastgesteld de prijzen die zijn opgenomen in bijlage 11.

Artikel 140d. Gemeenschappelijke handelsnormen

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 34 van de GMO-verordening.

Artikel 140e. Consumenteninformatie

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met artikel 35, eerste en derde lid, van de GMO-verordening.

  • 2 Artikel 35, eerste lid, van de GMO-verordening, is niet van toepassing op hoeveelheden visserij- en aquacultuurproducten die rechtstreeks vanaf een vissersvaartuig aan consumenten worden verkocht, mits deze hoeveelheden per vissersvaartuig en per eindconsument niet meer dan € 50,– per kalenderdag vertegenwoordigen.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 141. Bijhouden gegevens

Degene die ingevolge deze regeling en de in artikel 1, tweede lid, genoemde verordeningen gegevens moet vermelden of anderszins moet bijhouden of moet verstrekken, doet dit volledig, naar waarheid en binnen de gestelde termijnen.

Artikel 143. Wijziging regelingen

[Red: Wijzigt de Regeling LNV-subsidies en de Uitvoeringsregeling visserij.]

Artikel 144. Overgangsbepalingen

  • 1 Bescheiden die ingevolge de regelingen, bedoeld in artikel 145, zijn verzameld, ingevuld, bewaard en bijgehouden, worden aangemerkt als bescheiden op grond van deze regeling en op grond van de in artikel 1, tweede lid, bedoelde verordeningen.

  • 2 Voor zover er ter zake nog sprake is van enige bestuursrechtelijke afdoening, met inbegrip van bezwaar- en beroepsprocedures, vindt deze overeenkomstig de regelingen, bedoeld in artikel 145, plaats.

  • 3 Bestaande aanspraken en verplichtingen bij, op grond of in het kader van de regelingen, bedoeld in artikel 145, blijven in stand.

  • 8 Een registratie van het Productschap Vis op grond van artikel 142, tweede lid, zoals dat lid luidde op 31 december 2013, wordt met ingang van 1 januari 2014 aangemerkt als een door de minister genomen registratie op grond van artikel 123, derde lid.

Artikel 146. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling zeevisserij.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Bijlage 1

Lettertekens havens als bedoeld in artikel 5 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

Gemeente

Lettertekens

AMSTERDAM (Ransdorp)

RD

BERGEN OP ZOOM

BZ

BROEK IN WATERLAND

BIW

BUNSCHOTEN

BU

DE MARNE (Lauwersoog)

LO

DE MARNE (Zoutkamp)

ZK

DELFZIJL

DZ

DELFZIJL (Termunten)

TM

DEN HELDER

HD

DIEMEN

DM

DONGERADEEL (Westdongeradeel)

WL

DRIMMELEN (Hoge en Lage Zwaluwe)

ZL

EDAM (Volendam)

VD

EEMSMOND (Usquert)

UQ

ENKHUIZEN

EH

GENEMUIDEN

GM

GOEDEREEDE

GO

GOEDEREEDE (Ouddorp)

OD

GOEDEREEDE (Stellendam)

SL

GOES

GOE

HARDERWIJK

HK

HARLINGEN

HA

HEMELUMER OLDEFERD

HL

HINDELOOPEN

HI

HONTENISSE

HON

HOORN

HN

KATWIJK

KW

KLUNDERT

KL

LEMSTERLAND (Lemmer)

LE

MEDEMBLIK

ME

MIDDELBURG (Arnemuiden)

ARM

NIEUW-BEIJERLAND

NB

NOORD-BEVELAND (Kortgene)

KG

OOSTDONGERADEEL

OL

REIDERLAND (Finsterwolde)

FL

REIMERSWAAL (Yerseke)

YE

SCHOUWEN-DUIVELAND (Bruinisse)

BRU

SCHOUWEN-DUIVELAND (Midden-Schouwen)

MS

SCHOUWEN-DUIVELAND (Westerschouwen)

WSW

SCHOUWEN-DUIVELAND (Zierikzee)

ZZ

’S-GRAVENHAGE (Scheveningen)

SCH

SLOTEN (Fr.)

SLO

SLUIS (Breskens-Oostburg)

BR

STAVEREN

ST

TERNEUZEN

NZ

TERSCHELLING

TS

TEXEL

TX

THOLEN

TH

URK

UK

VELSEN (IJmuiden)

IJM

VLAARDINGEN

VL

VLIELAND

VLL

VLISSINGEN

VLI

WATERLAND (Monnickendam)

MO

WIERINGEN

WR

WORKUM

WK

WUNSERADIEL (Wonseradeel)

WON

ZEEVANG (Oosthuizen)

OH

Bijlage 2

A. Havens als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, en losplaatsen als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

  • 1. Breskens (Gemeente Oostburg):

    • a. de kaden van de Vissershaven vanaf de jachthaven langs de Visafslag tot aan de Vissersteiger;

    • b. de Vissersteiger alsmede de openbare kade langs de Middenhavendam voor zover het betreft het lossen van vissersvaartuigen die uitsluitend garnalen, sprot of harder lossen;

    • c. de loswal aan de westzijde van de Middenhavendam.

  • 2. Vlissingen:

    • a. de loswal langs de visafslag gelegen aan de eerste binnenhaven;

    • b. de locatie, gelegen tegenover de zijdeur aan de kop van de visafslag aan de landtong tussen de eerste en tweede binnenhaven.

  • 3. Colijnsplaat (Gemeente Noord-Beveland): de vislossteigers aan de zuidzijde van de Rijksvissershaven

  • 4. Stellendam (Gemeente Goedereede): de vislossteiger van de buitenhaven

  • 5. Scheveningen (Gemeente 's-Gravenhage): de kaden van de Eerste Binnenhaven

  • 6. IJmuiden:

    • a. de kotterkade;

    • b. een kade aan de noordzijde van de vissershaven met uitzondering van de houten steigers;

    • c. de Trawlerkade gelegen aan de zuidzijde van de vissershaven

  • 7. Den Helder:

    • a. de elf zich in de buitenhaven bevindende steigers gelegen voor het perceel het Nieuwe Diep nr. 27b;

    • b. de kade gelegen tussen de Moormanbrug en de Koopvaarderschutsluis (steiger 51, 52 en 53);

    • c. de Paleiskade (steiger 32 tot en met 35);

    • d. de steigers 36, 37 en 38 gelegen aan de voormalige onderzeedienstkade

  • 8. Den Oever (gemeente Wieringen):

    • a. de voor perceel Havenkade 1 gelegen kade aan de Oude Vissershaven;

    • b. de kade gelegen aan de Noorderhaven vanaf het einde van de pier tot en met de voor perceel Havenkade 1 gelegen kade

  • 9. Harlingen:

    • a. de lossteigers en kaden voor en nabij de visafslag te Harlingen, gelegen in en aan de Nieuwe Vissershaven;

    • b. de kaden van de Handelshaven, bestaande uit de Nieuwe Willemshaven, de Oude Willemshaven en de Vluchthaven

  • 10. Lauwersoog (Gemeente De Marne):

    • a. de kade gelegen voor het gebouw van de visafslag;

    • b. de kaden gelegen ten westen en ten oosten van het gebouw van de visafslag

  • 11. Delfzijl:

    • a. de Handelskade west;

    • b. de Damsterkade;

    • c. de kade van de Farmsumer haven;

    • d. de Handelskade oost

  • 12. Termunterzijl (Gemeente Delfzijl): de in de Vissershaven gelegen steiger

  • 13. Eemshaven (Gemeente Eemsmond): de zuidkade van de Julianahaven

  • 14. Vlaardingen: de kade aan de noordzijde van de koningin Wilhelminahaven

  • 15. Urk: de Burgemeester Schipperkade

  • 16. Velsen: de Velserkade

B. Havens en losplaatsen als bedoeld in de artikelen 14, zesde lid, 71, tweede lid, 75, derde lid, 76, tweede lid, 77, vijfde lid, 124, vierde lid, en 133, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

  • 1. Vlissingen:

    • a. de loswal langs de visafslag gelegen aan de eerste binnenhaven;

    • b. de locatie, gelegen tegenover de zijdeur aan de kop van de visafslag aan de landtong tussen de eerste en tweede binnenhaven.

  • 2. Scheveningen (Gemeente 's-Gravenhage): de kaden van de Eerste Binnenhaven

  • 3. IJmuiden:

    • a. de kotterkade;

    • b. een kade aan de noordzijde van de vissershaven met uitzondering van de houten steigers;

    • c. de Trawlerkade gelegen aan de zuidzijde van de vissershaven

  • 4. Harlingen:

    • a. de lossteigers en kaden voor en nabij de visafslag te Harlingen, gelegen in en aan de Nieuwe Vissershaven;

    • b. de kaden van de Handelshaven, bestaande uit de Nieuwe Willemshaven, de Oude Willemshaven en de Vluchthaven

  • 5. Eemshaven (Gemeente Eemsmond): de zuidkade van de Julianahaven

  • 6. Velsen: de Velserkade

C. Havens en lostijden als bedoeld in artikel 116, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

Haven

Dagen

Lostijden

Breskens

MA

00.00 t/m 17.00

 

DI

06.00 t/m 17.00

 

WO

00.00 t/m 17.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 13.00

 

ZA

06.00 t/m 10.00

     

Colijnsplaat

MA

00.00 t/m 17.00

 

DI

04.00 t/m 16.00

 

WO

04.00 t/m 16.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 16.00

 

ZA

06.00 t/m 10.00

     

Delfzijl

MA

00.00 t/m 12.00

 

DI

04.00 t/m 12.00

 

WO

04.00 t/m 12.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 24.00

 

ZA

00.00 t/m 12.00

     

Den Helder

MA

01.00 t/m 16.00

 

DI

00.00 t/m 16.00

 

WO

00.00 t/m 24.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 24.00

 

ZA

00.00 t/m 12.00

     

Den Oever

MA

04.00 t/m 20.00

 

DI

04.00 t/m 20.00

 

WO

04.00 t/m 20.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 24.00

 

ZA

00.00 t/m 12.00

     

Eemshaven

MA

00.00 t/m 12.00

 

DI

04.00 t/m 12.00

 

WO

04.00 t/m 12.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 24.00

 

ZA

00.00 t/m 12.00

     

Harlingen

MA

01.00 t/m 16.00

 

DI

04.00 t/m 16.00

 

WO

04.00 t/m 16.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 24.00

 

ZA

00.00 t/m 12.00

     

Lauwersoog

MA

00.00 t/m 16.00

 

DI

00.00 t/m 16.00

 

WO

00.00 t/m 16.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 24.00

 

ZA

00.00 t/m 12.00

     

Scheveningen

MA

00.00 t/m 16.00

 

DI

02.00 t/m 16.00

 

WO

00.00 t/m 24.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 20.00

 

ZA

04.00 t/m 10.00

     

Stellendam

MA

00.00 t/m 16.00

 

DI

04.00 t/m 16.00

 

WO

04.00 t/m 16.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 16.00

 

ZA

00.00 t/m 12.00

     

Termunterzijl

MA

04.00 t/m 16.00

 

DI

04.00 t/m 16.00

 

WO

04.00 t/m 16.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 16.00

     

Urk

MA

00.00 t/m 16.00

 

DI

04.00 t/m 16.00

 

WO

04.00 t/m 16.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 16.00

 

ZA

00.00 t/m 12.00

     

Vlissingen

MA

00.00 t/m 16.00

 

DI

00.00 t/m 16.00

 

WO

00.00 t/m 16.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 16.00

 

ZA

00.00 t/m 10.00

     

IJmuiden

MA

00.00 t/m 16.00

 

DI

00.00 t/m 16.00

 

WO

00.00 t/m 24.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 20.00

 

ZA

00.00 t/m 12.00

Bijlage 3

Aanlandingsplaatsen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

Nieuwe Statenzijl (gemeente Reiderland)

Noordpolderzijl (gemeente Eemsmond)

De Cocksdorp (gemeente Texel)

Oudeschild (gemeente Texel)

Petten (gemeente Zijpe)

Camperduin (gemeente Bergen)

Schoorl (gemeente Bergen)

Bergen aan Zee (gemeente Bergen)

Egmond aan Zee (gemeente Bergen)

Katwijk aan Zee (gemeente Katwijk)

Terheide (gemeente Monster)

Europoort (gemeente Rotterdam)

Neeltje Jans (gemeente Schouwen-Duiveland)

Stellendam (gemeente Goedereede)

Bruinisse (gemeente Schouwen-Duiveland)

Burgsluis (gemeente Schouwen-Duiveland)

Roompotsluis (Colijnsplaat, gemeente Noord-Beveland)

Kats (gemeente Noord-Beveland)

Yerseke (gemeente Reimerswaal)

Wilhelminadorp (gemeente Goes)

Zierikzee (gemeente Schouwen-Duiveland)

Walsoorden (gemeente Hontenisse)

Sint-Annaland (gemeente Tholen)

Nes (gemeente Ameland)

Loswal (gemeente Schore)

Schelphoek (gemeente Schouwen-Duiveland)

Bergse Diepsluis (gemeente Tholen)

Haventje van Waarde (gemeente Reimerswaal)

Haven Flauwers (gemeente Zierikzee)

Bijlage 4. Vangstverboden voor het kalenderjaar 2015 op de vissoorten, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

[Vervallen per 01-01-2016]

Bijlage 5. Nederlands quotum (x1000 kg in levend gewicht) in het kalenderjaar 2015 (x1000 kg in levend gewicht) als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

[Vervallen per 01-01-2016]

Bijlage 6. Europees quotum (x1000 kg in levend gewicht) in het kalenderjaar 2015 als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

[Vervallen per 01-01-2016]

Bijlage 7. Totale toegestane visserij-inspanning, uitgedrukt in kW dagen per categorie vistuig en per (gedeelte van de) beheerperiode als bedoeld in artikel 16, tweede lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

Vistuigcategorieën

Vistuig-categorie code

Visserij-inspanning in de maanden februari 2016 tot en met september 2016

Visserij-inspanning in de maanden oktober 2016 tot en met januari 2017

Bodemtrawls en zegens (vistuigtypen OTB, OTT, PTB, SDN, SSC, SPR) met een maaswijdte:

     

gelijk aan of groter dan 120 mm

TR1 A1

124.950

22.050

gelijk aan of groter dan 120 mm

TR1 B2

93.726

16.540

gelijk aan of groter dan 100 mm en kleiner dan 120 mm

TR1 C

779.277

137.520

gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 100 mm

TR2

1.449.331

483.110

 

Bodemtrawls en zegens (vistuigtypen OTB, OTT, PTB, SDN, SSC, SPR) met een maaswijdte:

 

Visserij-inspanning in de maanden februari 2016 tot en met januari 2017

gelijk aan of groter dan 16 mm en kleiner dan 32 mm

TR3

36.617

Boomkorren (vistuigtype TBB) met een maaswijdte:

   

gelijk aan of groter dan 120 mm

BT1

999.808

gelijk aan of groter dan 80 mm en kleiner dan 120 mm

BT2

22.004.242

Kieuwnetten en warrelnetten (vistuigtype GN)

GN

438.664

Voetnoten:

1 Het vistuig met de desbetreffende maaswijdte is aan boord van een vissersvaartuig dat is geregistreerd op naam van een ondernemer die deelneemt aan een pilot in het kader van volledig gedocumenteerde visserij als bedoeld in titel II, hHoofdstuk II, van de verordening vangstmogelijkheden.

2 Het vistuig met de desbetreffende maaswijdte is aan boord van een vissersvaartuig dat is geregistreerd op naam van een ondernemer die niet deelneemt aan een pilot in het kader van volledig gedocumenteerde visserij als bedoeld in titel II, hoofdstuk II, van de verordening vangstmogelijkheden.

Bijlage 8. De vissoorten, bedoeld in artikel 21, eerste lid, de vangstgebieden, bedoeld in artikel 1, eerste lid, en de percentages, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij voor het kalenderjaar 2016

Vissoort

Gebied

Percentage

Blauwe wijting

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV

105.3085

Grote Zilversmelt

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden V, VI en VII

100.0001

Haring

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden I en II

112.0324

EU wateren van het ICES gebied IV ten noorden van 53°30'NB

111.3017

ICES gebieden IVc en VIId

118.6835

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden Vb, VIb en VIa-Noord

0

ICES gebieden VIa-Zuid, VIIb en VIIc

0

ICES gebieden VIIg, VIIh, VIIj en VIIk

80.1715

Horsmakreel

EU wateren van de ICES gebieden IIa, IVa, VI, VIIa, VIIb, VIIc, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh, VIIj, VIIk, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe en de EU wateren en internationale wateren van het ICES gebied Vb en de internationale wateren van de ICES gebieden XII en XIV

125.2008

EU wateren van de ICES gebieden IVb, IVc en VIId

100.0005

Kabeljauw

ICES gebied IV, de EU wateren van het ICES gebied IIa en het ICES gebied IIIa tot aan het Skagerrak

115.3995

Makreel

ICES gebieden VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe, de EU wateren en internationale wateren van het ICES gebied Vb en de internationale wateren van de ICES gebieden IIa, XII en XIV

84.9941

Schol

ICES gebied IV, de EU wateren van het ICES gebied IIa en het ICES gebied IIIa tot aan het Skagerrak

97.7512

Tong

EU wateren van de ICES gebieden II en IV

107.7560

Wijting

ICES gebied IV en de EU wateren van het ICES gebied IIa

96.5174

Bijlage 9. De hoeveelheden, bedoeld in de artikelen 25, 26, 27 en 27a van de Uitvoeringsregeling zeevisserij voor het kalenderjaar 2016

Artikel 25, eerste lid, onderdeel a

Kabeljauw:

156 kilogram per maand

Wijting:

44 kilogram per maand

Artikel 25, eerste lid, onderdeel b

Kabeljauw:

50.357 kilogram per jaar

Wijting:

7.684 kilogram per jaar

Artikel 26, eerste lid, onderdeel a

Makreel:

174 kilogram per maand

Artikel 26, eerste lid, onderdeel b

Makreel:

5.690 kilogram per jaar

Artikel 27, eerste lid

Horsmakreel:

132.320 kilogram per jaar

Artikel 27a

Ondermaatse tong:

137.000 kilogram per jaar

Artikel 27a

Ondermaatse schol:

1194.000 kilogram per jaar

Bijlage 10

Omrekeningsfactoren van aanvoergewicht naar levend gewicht als bedoeld in artikel 104, achtste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

Bewaarvorm: bevroren

Vissoort

Aanbiedingsvorm

Conversiefactor

Afrikaanse pilchard (PIA)

Overige (OTH)

1

In gehele staat (WHL)

1

Argentina (ARG)

In gehele staat (WHL)

1

Overige (OTH)

1

Bastaardknorvis (BGR)

In gehele staat (WHL)

1

Bijlhorsmakreel (BUA)

In gehele staat (WHL)

1

Blauwbaars (BLU)

In gehele staat (WHL)

1

Blauwe wijting (WHB)

Overige (OTH)

1

Blauwvintonijn (BFT)

In gehele staat (WHL)

1

Bonga-elft (BOA)

In gehele staat (WHL)

1

Bonito (BON)

Overige (OTH)

1

In gehele staat (WHL)

1

Braam (POA)

In gehele staat (WHL)

1

Chileense horsmakreel (CJM)

In gehele staat (WHL)

1

Degenvis (LHT)

In gehele staat (WHL)

1

Overige (OTH)

1

Diklipharder (MLR)

In gehele staat (WHL)

1

Elften; finten (SHZ)

In gehele staat (WHL)

1

Fregattonijn/ kogeltonijn (FRZ)

In gehele staat (WHL)

1

Gaffelmakreel (POP)

In gehele staat (WHL)

1

Geelvintonijn (YFT)

In gehele staat (WHL)

1

Geep (GAR)

In gehele staat (WHL)

1

Gestreepte tonijn/Skipjack (SKJ)

In gehele staat (WHL)

1

Gouden Afrikaanse sardinella (SAA)

In gehele staat (WHL)

1

Overige (OTH)

1

Grauwe poon (GUG)

In gehele staat (WHL)

1

Grootkopharder (MUF)

In gehele staat (WHL)

1

Grootoogknorvis (GRB)

In gehele staat (WHL)

1

Grote gaffelmakreel (LEE)

In gehele staat (WHL)

1

Haaien en doornhaaien (DGX)

In gehele staat (WHL)

1

Haarstaarten (CUT)

In gehele staat (WHL)

1

Harder (MUL)

Overige (OTH)

1

In gehele staat (WHL)

1

Haring (HER)

Overige (OTH)

1

Gezouten en ontdaan van ingewanden (SGT)

1

Ontdaan van ingewanden en kieuwen (GUG)

1,2

Gezouten nat (SAL)

1

Heek (HKE)

Overige (OTH)

1

Hondshaaien (SCL)

In gehele staat (WHL)

1

Horsmakreel (JAX)

Overige (OTH)

1

Inktvis (SQU)

In gehele staat (WHL)

1

Kabeljauw (COD)

Filet met vel en graten (FSB)

2,6

Kanarische tandbrasem (DEN)

In gehele staat (WHL)

1

Kleine tonijn (LTA)

In gehele staat (WHL)

1

Kleine zilversmelt (ARY)

In gehele staat (WHL)

1

Knorvissen (GRX)

In gehele staat (WHL)

1

Lange maanvis (RZV)

In gehele staat (WHL)

1

Maanvis (MOX)

In gehele staat (WHL)

1

Madeira-sardinella (SAE)

In gehele staat (WHL)

1

Makreel (MAC)

Overige (OTH)

1

Middellandse-Zeeknorvis (GBR)

In gehele staat (WHL)

1

Mul (MUR)

In gehele staat (WHL)

1

Oost-Atlant. koningsmakreel (MAW)

In gehele staat (WHL)

1

Overige soorten (MZZ)

Overige (OTH)

1

In gehele staat (WHL)

1

Pietermannen (POX)

In gehele staat (WHL)

1

Pilchard (PIL)

In gehele staat (WHL)

1

Overige (OTH)

1

Portugese hondshaai (CYO)

In gehele staat (WHL)

1

Rode poon (GUU)

In gehele staat (WHL)

1

Rode zeebrasem (PAC)

In gehele staat (WHL)

1

Roodbaars (RED)

Overige (OTH)

1

Sardinella (SIX)

In gehele staat (WHL)

1

Selachimorpha (Pleurotremata) (SKH)

In gehele staat (WHL)

1

Spaanse makreel (MAS)

Overige (OTH)

1

In gehele staat (WHL)

1

Spaanse zeebrasem (SBA)

In gehele staat (WHL)

1

Witte zeebrasem (SWA)

In gehele staat (WHL)

1

Zeebaars (BSS)

In gehele staat (WHL)

1

Zeebraam (BRU)

In gehele staat (WHL)

1

Zeekarper (BRB)

In gehele staat (WHL)

1

Zeemeervallen (CAX)

In gehele staat (WHL)

1

Zeilvissen (BIL)

In gehele staat (WHL)

1

Zonnevis (JOD)

In gehele staat (WHL)

1

Bewaarvorm: vers

Vissoort

Aanbiedingsvorm

Conversiefactor

Afrikaanse pilchard (PIA)

Overige (OTH)

1

Alikruik (PEE)

Overige (OTH)

1

Amerikaanse schol (PLA)

In gehele staat (WHL)

1,01

Overige (OTH)

1,11

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,11

Ansjovis (ANE)

Overige (OTH)

1

Argentina (ARG)

Filet (FIL)

2,7

Overige (OTH)

1

Bastaardknorvis (BGR)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,15

Blauwe leng (BLI)

Overige (OTH)

1,15

Blauwe wijting (WHB)

Overige (OTH)

1

Blauwvintonijn (BFT)

In gehele staat (WHL)

1,1

Blonde rog (RJH)

Overige (OTH)

1,14

Bonito (BON)

Overige (OTH)

1

Bot (FLE)

Overige (OTH)

1,11

Braam (POA)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,06

Brasem (FBM)

Overige (OTH)

1

Degenvis (LHT)

Overige (OTH)

1

Donkere haai (DUS)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,35

Doornhaai (DGS)

Overige (OTH)

1,33

Doornhaaiachtigen (SHX)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,2

In gehele staat (WHL)

1,04

Engelse poon (GUR)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,24

Overige (OTH)

1,24

Fint (TSD)

Overige (OTH)

1

Franse tong of zandtong (SOS)

Overige (OTH)

1,04

In gehele staat (WHL)

1,01

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,04

Fregattonijn/ kogeltonijn (FRZ)

In gehele staat (WHL)

1,04

Garnaal; Noordzeegarnaal (CSH)

Overige (OTH)

1,18

In gehele staat (WHL)

1,18

Geep (GAR)

Overige (OTH)

1

Gevlekte makreel (MAA)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,11

Gevlekte rog (RJM)

Overige (OTH)

1,14

Gewone vleet (RJB)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,14

In gehele staat (WHL)

1,01

Overige (OTH)

1,14

Gladde haaien (SDV)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,33

Gouden Afrikaanse sardinella (SAA)

Overige (OTH)

1

Grauwe poon (GUG)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,24

Overige (OTH)

1,24

Grenadiervis (RNG)

Overige (OTH)

1,13

Griet (BLL)

Overige (OTH)

1,11

Groenlandse/zwarte heilbot (GHL)

Overige (OTH)

1,11

Grootoogknorvis (GRB)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,16

Haaien & doornhaaien,Kathaaien (DGH)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,37

Harder (MUL)

In gehele staat (WHL)

1,01

Overige (OTH)

1,01

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,2

Haring (HER)

Overige (OTH)

1,01

Gezouten nat (SAL)

1,12

Filet (FIL)

2,03

Ontdaan van ingewanden en kieuwen (GUG)

1,08

Heek (HKE)

Overige (OTH)

1,17

Heilbot (HAL)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,11

Overige (OTH)

1,11

Heken (HKX)

Overige (OTH)

1

Hondshaai (SYC)

In gehele staat (WHL)

1,04

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,35

Horsmakreel (JAX)

Overige (OTH)

1

Inktvis (SQU)

Overige (OTH)

1

Kaardrog (RJF)

Overige (OTH)

1,14

Kabeljauw (COD)

Filet met vel en graten (FSB)

2,6

Viskuit (ROE)

0

Overige (OTH)

1,15

Kanarische tandbrasem (DEN)

Overige (OTH)

1

Karper; spiegelkarper (FCP)

Overige (OTH)

1

Kever (NOP)

Overige (OTH)

1

Kleinoogrog (RJE)

Overige (OTH)

1,14

Koekoeksrog (RJN)

Overige (OTH)

1,14

Kokkel (COC)

Overige (OTH)

1

Kolblei (ABK)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,18

Koolvis (POK)

Overige (OTH)

1,22

Ontdaan van ingewanden en kop (GUH)

1,48

Krab; Noordzeekrab (CRE)

Scharen (CLA)

3

Overige (OTH)

1,01

In gehele staat (WHL)

1,01

Kreeft (LBE)

Overige (OTH)

1

Lange maanvis (RZV)

In gehele staat (WHL)

1,01

Langoestine (NEP)

Ontdaan van kop (HEA)

3

Overige (OTH)

1

Leng (LIN)

Overige (OTH)

1,17

Lipvis (WRA)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,2

Overige (OTH)

1,2

Lodde (CAP)

Overige (OTH)

1

Lom; torsk (USK)

Overige (OTH)

1,18

Maanvis (MOX)

Overige (OTH)

1

Makreel (MAC)

Filet (FIL)

1,92

Overige (OTH)

1

Martialia hyadesi (SQS)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,33

Messcheden;Scheermessen (RAZ)

Overige (OTH)

1

Mossel (MUS)

Overige (OTH)

1

Mul (MUR)

Overige (OTH)

1,01

In gehele staat (WHL)

1,01

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,2

Noordse garnaal (PRA)

Overige (OTH)

1,01

Octopus (OCC)

Overige (OTH)

1

Overige soorten (MZZ)

Overige (OTH)

1

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,2

Paling (ELE)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,04

Overige (OTH)

1,04

Peneide garnalen (PEN)

Overige (OTH)

1

Pieterman (WEX)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,2

Overige (OTH)

1,2

Pilchard (PIL)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1

Overige (OTH)

1

Pitvis (LYY)

Overige (OTH)

1

Pollak (POL)

Overige (OTH)

1,22

Poolkabeljauw (POC)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,15

Filet (FIL)

2,48

Overige (OTH)

1,15

In gehele staat (WHL)

1,01

Puitaal (ELP)

Overige (OTH)

1,01

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,01

Rode poon (GUU)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,24

Overige (OTH)

1,24

Rode zeebrasem (PAC)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,1

Rode zeebrasem (SBR)

Overige (OTH)

1,01

Rog (SRX)

Overige (OTH)

1,14

Roodbaars (RED)

Overige (OTH)

1,16

Ruwe Haai (GAG)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,29

Sardinella (SIX)

Overige (OTH)

1

Schar (DAB)

Overige (OTH)

1,13

Scharretong (MEG)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,11

Schartong (LEZ)

Overige (OTH)

1,11

Schelvis (HAD)

Overige (OTH)

1,17

Schol (PLE)

Overige (OTH)

1,05

Snoek (FPI)

Overige (OTH)

1

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,23

Snoekbaars (FPP)

Overige (OTH)

1

Snotdolf (LUM)

Overige (OTH)

1,13

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,13

Spaanse makreel (MAS)

Overige (OTH)

1

Spaanse zeebrasem (SBA)

In gehele staat (WHL)

1,01

Spiering (SME)

Overige (OTH)

1

Sprot (SPR)

Overige (OTH)

1

St jacobsschelp (SCE)

Overige (OTH)

1

Steenbolk (BIB)

In gehele staat (WHL)

1,01

Overige (OTH)

1,3

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,3

Stekelrog (RJC)

Overige (OTH)

1,14

Sterrog (RJR)

Overige (OTH)

1,14

Stevige strandschelp (CLB)

Overige (OTH)

1

Tarbot (TUR)

Overige (OTH)

1,11

Tijgerhaai (TIG)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,15

Tong (SOL)

Overige (OTH)

1,04

Tong X (SOX)

Overige (OTH)

1,04

In gehele staat (WHL)

1,01

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,04

Tongschar (LEM)

Overige (OTH)

1,11

Venusschelpen (CLV)

Overige (OTH)

1

Wijde mantel (QSC)

Overige (OTH)

1

Wijting (WHG)

Overige (OTH)

1,14

Viskuit (ROE)

0

Witje (WIT)

Overige (OTH)

1,11

Witte zeebrasem (SWA)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,13

Wolhandkrab (ERS)

In gehele staat (WHL)

1,01

Wulk (WHE)

Overige (OTH)

1

Zalm (SAL)

In gehele staat (WHL)

1,01

Overige (OTH)

1,22

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,22

Zandrog (RJI)

Overige (OTH)

1,14

Zandspiering (SAN)

Overige (OTH)

1

Zeebaars (BSS)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,2

Overige (OTH)

1,01

In gehele staat (WHL)

1,01

Zeebrasems (SBX)

In gehele staat (WHL)

1,01

Zeeduivel (ANF)

Staart (TAL)

3

Overige (OTH)

3

Zeeduivel (MON)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,2

Zeekarper (BRB)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,11

Zeekat (CTC)

Overige (OTH)

1

Zeepaling; congeraal (COE)

Overige (OTH)

1,01

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,1

In gehele staat (WHL)

1,01

Zeewolf (CAA)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,1

Zeewolven (CAT)

Overige (OTH)

1,3

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,3

In gehele staat (WHL)

1,01

Zonnevis (JOD)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,13

Overige (OTH)

1,13

Zwaardvis (SWO)

Overige (OTH)

1,15

Bewaarvorm: gekookt

Vissoort

Aanbiedingsvorm

Conversiefactor

Garnaal; Noordzeegarnaal (CSH)

Overige (OTH)

1,18

In gehele staat (WHL)

1,18

Bewaarvorm: gezouten

Vissoort

Aanbiedingsvorm

Conversiefactor

Haring (HER)

Ontdaan van ingewanden en kieuwen (GUG)

1,2

Bijlage 11. behorend bij artikel 140c van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

Drempelprijzen als bedoeld in artikel 31 GMO verordening voor toepassing van het opslagmechanisme door in Nederland erkende producentenorganisaties gedurende het jaar 2016 voor partijen van de vermelde vissoorten die zijn gestript en de kwaliteitsaanduiding Extra, A hebben (in euro/ton).

Soort en FAO-/GN-code

Grootte

Benaming

Afmeting

Drempelprijs (EUR/t)

Schol

1

Groot

41 cm en groter

1.540

| t/m 30-04-2016

2

Schol I

35 tot 41 cm

1.100

[PLE/GN 3022200]

3

Schol II

31 tot 35 cm

1.030

 

4

Schol III

27 tot 31 cm

920

Schol

1

Groot

41 cm en groter

2.040

|| per 01-05-2016

2

Schol I

35 tot 41 cm

1.340

[PLE/GN 3022200]

3

Schol II

31 tot 35 cm

1.040

 

4

Schol III

27 tot 31 cm

850

Garnalen (vers, gekoeld), gestoomd

   

Breedte v.h. pantser

 

of in water gekookt

1

 

6,8 mm en meer

2.830

[CSH/GN 3062310]

2

 

6,5 mm en meer

2.830

Bijlage 12a. behorend bij de artikelen 87a en 87b

Voorschriften voor vermogensmetingen van motoren van vissersvaartuigen

Naar aanleiding van elke vermogensmeting wordt een meetrapport opgemaakt met het motorvermogen en toerental in stomende en vissende conditie. De volgende parameters worden, indien van toepassing, opgenomen in het meetrapport:

  • a. de regelstand van zowel de gemeenschappelijke aanwijzing als van alle brandstofpompen afzonderlijk, in stomende en vissende conditie, af te lezen ten opzichte van het vaste huis, of, indien het indicatorwijzertje wordt benut, de positie hiervan ten opzichte van het huis in verband met variabele vulringetjes;

  • b. de regulateur uitsturing stomend/vissend;

  • c. de dikte van de blokkeringsblokjes;

  • d. vanuit proefstand en/of (proef)vaart, gegevens van ten minste de temperatuur van uitlaatgassen na de turbo, de temperatuur van de inlaatlucht, het toerental van de hoofdmotor en de turbodruk;

  • e. het software nummer van geïnstalleerde softwareversie;

  • f. het wijzigingsnummer en datum.

Bij het meetrapport wordt een verklaring van kennisname van het meetrapport gevoegd, ondertekend door de kapitein of de eigenaar van het vissersvaartuig, dan wel diens gemachtigde.

Indien een erkend meetbureau tijdens een vermogensmeting geconfronteerd wordt met niet verklaarbare afwijkingen van het motorvermogen, meldt het meetbureau dit terstond aan de minister. Het meetbureau maakt hier tevens een rapport van op.

Bijlage 12b. behorend bij de artikelen 87, 87a en 87b

Voorschriften voor het verzegelen van motoren van vissersvaartuigen

Zegelplan

Naar aanleiding van elke verzegeling wordt een (aanvullend) zegelplan opgemaakt. Zegels worden zodanig aangebracht dat ongeautoriseerde wijziging van de verzegeling wordt voorkomen. Het zegelplan wordt opgemaakt overeenkomstig de door de minister beschikbaar gestelde modellen en de richtlijnen van het motortype. Het zegelplan bevat te minste de volgende gegevens:

  • a. indien een vermogensmeting heeft plaatsgevonden, worden het motorvermogen en de volgende parameters, indien van toepassing, opgenomen in het zegelplan:

    • i. de regelstand van zowel de gemeenschappelijke aanwijzing als van alle brandstofpompen afzonderlijk, in stomende en vissende conditie, af te lezen ten opzichte van het vaste huis, of, indien het indicatorwijzertje wordt benut, de positie hiervan ten opzichte van het huis vastleggen in verband met variabele vulringetjes;

    • ii. de regulateur uitsturing stomend/vissend;

    • iii. de dikte van de blokkeringsblokjes;

    • iv. indien mogelijk: de temperatuur van de uitlaatgassen, de temperatuur van de inlaatlucht, het toerental van de hoofdmotor en de turbodruk;

    • v. het software nummer van geïnstalleerde softwareversie;

    • vi. het wijzigingsnummer en datum;

  • b. een scherpe foto van elke aangebrachte zegel met een vermelding van het onderdeel van de hoofdmotor of hoofdmotoren, de locatie, het zegelnummer en een geschrift, waaruit blijkt welke onderdelen van de hoofdmotor of hoofdmotoren zijn verzegeld, waar de verzegelingen zijn aangebracht en welk zegelnummer zij hebben;

  • c. scherpe foto’s met duidelijk controleerbare meetafstanden (eventueel middels hulpmiddelen, zoals een lineaal) en een schriftelijke vermelding, waaruit blijkt waar en op welke wijze de stelbouten en breekbouten van de hoofdmotor of hoofdmotoren zijn geplaatst en ingesteld;

  • d. bij schepen met een verstelbare schroef: de maximale uitsturing van het schroefmechanisme;

  • e. een uiteenzetting waarom zegels zijn vervangen, alsmede de nummering van zowel de vervangen als de nieuw geplaatste zegels;

  • f. eventuele bijzonderheden.

Bij het zegelplan worden gevoegd:

  • a. een verklaring van het zegelbureau dat de feitelijke toestand van de hoofdmotor of hoofdmotoren overeenkomt met de in het zegelplan opgenomen gegevens;

  • b. een verklaring van kennisname van het zegelplan, ondertekend door de kapitein of de eigenaar van het vissersvaartuig, dan wel diens gemachtigde.

Voorschriften herverzegelen

Aan de hand van de onderstaande criteria besluit het zegelbureau of er met het verzegelen een vermogensmeting dient plaats te vinden. De analyse die wordt gemaakt op basis van de hieronder genoemde criteria, wordt doorgegeven aan de kapitein of eigenaar van het vissersvaartuig, dan wel diens gemachtigde, en aan de minister.

Criteria bepaling vermogensmeting bij herverzegelen

  • a. bij een verbroken verzegeling wordt een analyse gemaakt of de verbroken verzegeling van invloed kan zijn op het motorvermogen;

  • b. bij meerdere verbroken zegels worden de parameters, zoals het toerental, de uitlaattemperatuur of de vuldruk vergeleken met de waarden die zijn opgenomen in het oorspronkelijke meetrapport;

  • c. naar aanleiding van een verbroken verzegeling kan door een erkend zegelbureau worden besloten dat een nieuwe vermogensmeting noodzakelijk is. Wanneer bijvoorbeeld uit het bepaalde in onderdeel b blijkt dat de parameters dermate afwijken van het oorspronkelijke meetrapport, waardoor het vermoeden bestaat dat het motorvermogen niet meer overeenkomt met het oorspronkelijk vastgestelde vermogen, zal ook een vermogensmeting noodzakelijk zijn.

Naar boven