Wet dieren

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2014 t/m 24-01-2014

Wet van 19 mei 2011, houdende een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is ter uitvoering van Europese verplichtingen en in het belang van de gezondheid en het welzijn van dieren en in dat van de volksgezondheid, regels te stellen betreffende dieren, in het bijzonder door de mens gehouden dieren, onder erkenning van de intrinsieke waarde van het dier en acht slaand op ethische aspecten in relatie tot biotechnologie, en daarbij, uitdrukking gevend aan de samenhang met die regels, te betrekken regels omtrent diervoeders, diergeneesmiddelen en de diergeneeskunde, en aldus mede te kunnen voorzien in effectieve en eenduidige maatregelen teneinde de naleving van deze regels te bevorderen, dat het voorts wenselijk is regels te stellen ter bevordering van de zuiverheid van de in Nederland gefokte rassen en de afzet van dierlijke producten, en ter bescherming van het milieu in relatie tot het gebruik van diervoeders en het toepassen van diergeneesmiddelen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemeen deel

§ 1. Algemeen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • biologisch diagnosticum: diergeneesmiddel dat is bereid uit of met behulp van micro-organismen of parasieten en dat al dan niet vermengd met andere substanties is bestemd voor gebruik ter onderkenning van een dierziekte, zoönose of ziekteverschijnsel of de immunologische status van dieren;

    • diergeneeskundige handeling: een van de volgende handelingen bij of met betrekking tot dieren:

      • 1°. het voorschrijven of uitvoeren van een behandeling of het onderzoeken van een dier, met het oog op het voorkomen, genezen, verzachten, onderkennen of opheffen van een aandoening, dierziekte, zoönose, ziekteverschijnsel, gebrek, of van in- of uitwendig letsel of pijn;

      • 2°. het voorschrijven of toepassen van een diergeneesmiddel of diervoeder met medicinale werking;

      • 3°. het voorschrijven of toepassen van een verdoving of bedwelming;

      • 4°. het verlenen van hulp met betrekking tot de geboorte of verwijdering van een vrucht;

      • 5°. het onvruchtbaar maken;

      • 6°. het winnen en overzetten van embryo’s of eicellen, en

      • 7°. het verrichten van lichamelijke ingrepen ter uitvoering van de handelingen, bedoeld in de onderdelen 1° tot en met 6°, alsmede andere lichamelijke ingrepen;

    • diergeneesmiddel: elke samenstelling van enkelvoudige of meervoudige substanties die:

      • 1°. op enigerlei wijze wordt gepresenteerd als te beschikken over therapeutische of profylactische eigenschappen met betrekking tot ziekten bij dieren, of

      • 2°. bij dieren kan worden toegepast om:

        • a. fysiologische functies te herstellen, te verbeteren of te wijzigen door een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstelligen, of

        • b. een medische diagnose te stellen;

    • dierlijke producten: van dieren afkomstige producten, al dan niet bewerkt of verwerkt, en daarvan afgeleide producten, met inbegrip van levende producten als broedeieren, sperma, eicellen en embryo’s;

    • dierlijke bijproducten: niet voor menselijke consumptie geschikte dierlijke producten;

    • diervoeder: elke stof, elk product of elke samenstelling van stoffen of producten die bestemd is om te worden gebruikt voor voedering aan dieren, onverminderd de toepassing van een andersluidende definitie in een EU-verordening;

    • diervoeder met medicinale werking: elk mengsel van een diergeneesmiddel en een diervoeder dat vóór het in de handel brengen is bereid en is bestemd om als zodanig vanwege de therapeutische, profylactische of andere onder het begrip diergeneesmiddel bedoelde eigenschappen van het geneesmiddel aan dieren te worden toegediend;

    • entstof: diergeneesmiddel dat bereid is uit of met behulp van micro-organismen of parasieten en dat al dan niet vermengd met andere substanties, is bestemd voor gebruik ter voorkoming of genezing van een infectieziekte of een parasitaire ziekte bij dieren door actieve immunisatie;

    • EU-besluit: besluit als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

    • EU-rechtshandeling: EU-verordening, EU-richtlijn of EU-besluit;

    • EU-richtlijn: richtlijn als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

    • EU-verordening: verordening als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

    • homeopathisch diergeneesmiddel: diergeneesmiddel dat volgens een Europese Farmacopee of, bij ontstentenis daarvan, volgens een in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte officieel gebruikte farmacopee beschreven homeopathisch fabricageprocédé wordt verkregen uit een uit homeopathische grondstof bestaande substantie;

    • houder: eigenaar, houder of hoeder;

    • immunologisch diergeneesmiddel: diergeneesmiddel dat wordt toegediend om actieve of passieve immuniteit tot stand te brengen of de mate van immuniteit te bepalen;

    • kadavers: lichamen van dode dieren die niet worden verwerkt tot voor menselijke consumptie bestemde producten;

    • Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    • Onze Ministers: Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie gezamenlijk;

    • serum: diergeneesmiddel dat bereid is uit bloed of lymfe van dieren dan wel afkomstig is uit dierlijke producten en dat, al dan niet vermengd met andere substanties, is bestemd voor toepassing ter voorkoming of genezing van een infectieziekte of een parasitaire ziekte bij dieren door passieve immunisatie;

    • substantie: stof, of een mengsel van stoffen, van menselijke, dierlijke, plantaardige of chemische oorsprong, daaronder begrepen dieren, planten, delen van dieren of planten alsmede micro-organismen en virussen;

    • voormengsel voor diervoeder met medicinale werking: elk diergeneesmiddel dat van tevoren is bereid om later verwerkt te worden in diervoeders met medicinale werking;

    • ziekteverwekker: micro-organisme dat, onderscheidenlijk parasiet of andere biologische eenheid die, een dierziekte of zoönose kan veroorzaken.

  • 2 Onder handel wordt mede verstaan: het bezit met het oog op verkoop, met inbegrip van het aanbieden, enige vorm van al dan niet gratis overdracht aan derden, alsmede de verkoop en andere vormen van overdracht zelf.

Artikel 1.2. Reikwijdte

  • 1 Het bij en krachtens deze wet gestelde over dieren is van toepassing op gehouden dieren, voor zover niet anders is bepaald.

  • 2 Het bij en krachtens deze wet gestelde over dierlijke producten is, voor zover het product tevens een levensmiddel is, van toepassing op:

    • a. het keuren, uitsnijden, verpakken, merken, opslaan en vervoeren van vlees;

    • b. het weren, bestrijden en voorkomen van verspreiding van ziekteverwekkers die schadelijk zijn voor dieren, en

    • c. het bevorderen van de kwaliteit van dierlijke producten.

Artikel 1.3. Intrinsieke waarde

  • 1 De intrinsieke waarde van het dier wordt erkend.

  • 2 Onder erkenning van de intrinsieke waarde als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan erkenning van de eigenwaarde van dieren, zijnde wezens met gevoel. Bij het stellen van regels bij of krachtens deze wet, en het nemen van op die regels gebaseerde besluiten, wordt ten volle rekening gehouden met de gevolgen die deze regels of besluiten hebben voor deze intrinsieke waarde van het dier, onverminderd andere gerechtvaardigde belangen. Daarbij wordt er in elk geval in voorzien dat de inbreuk op de integriteit of het welzijn van dieren, verder dan redelijkerwijs noodzakelijk, wordt voorkomen en dat de zorg die de dieren redelijkerwijs behoeven is verzekerd.

  • 3 Voor de toepassing van het tweede lid wordt tot de zorg die dieren redelijkerwijs behoeven in elk geval gerekend dat dieren zijn gevrijwaard van:

    • a. dorst, honger en onjuiste voeding;

    • b. fysiek en fysiologisch ongerief;

    • c. pijn, verwonding en ziektes;

    • d. angst en chronische stress;

    • e. beperking van hun natuurlijk gedrag;

    voor zover zulks redelijkerwijs kan worden verlangd.

Artikel 1.4. Algemene zorgplicht

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 2. Dieren

§ 1. Handelingen met dieren

Artikel 2.1. Dierenmishandeling

[Treedt in werking op 01-07-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 2.2. Houden van dieren

  • 1 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 2 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 3 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 4 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 5 Het is verboden dieren te houden waarbij in strijd met het bepaalde bij of krachtens artikel 2.25 substanties zijn toegepast.

  • 6 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 7 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 8 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 9 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen over het houden van dieren behorende tot bij die maatregel aangewezen diersoorten of diercategorieën.

  • 10 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor het onderwerp, bedoeld in het negende lid, voor dieren of voor dieren behorende tot bepaalde diersoorten of diercategorieën, regels worden gesteld die betrekking hebben op onder meer:

    • a. een verbod op de aanwezigheid op of in de nabijheid van een bedrijf van bepaalde:

      • 1°. diervoeders;

      • 2°. diergeneesmiddelen, of

      • 3°. andere substanties of materialen voor zover die een risico kunnen opleveren voor de diergezondheid, het welzijn van dieren, de volksgezondheid, het milieu of de kwaliteit van een dierlijk product;

    • b. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

    • c. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

    • d. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

    • e. het gebruik en de bewaring van bepaalde diervoeders of bepaalde diergeneesmiddelen, alsmede een verbod daarop;

    • f. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

    • g. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

    • h. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

    • i. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

    • j. de bedrijfsbegeleiding door een dierenarts;

    • k. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

    • l. het bijhouden, overleggen, controleren, bewaren en melden van gegevens, onder meer over:

      • 1°. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

      • 2°. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

      • 3°. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

      • 4°. de herkomst, ontvangst, bereiding, bewerking, verwerking en verdere behandeling, opslag en bewaring van diervoeders en diergeneesmiddelen, alsmede het gebruik van diervoeders, onderscheidenlijk het toepassen van diergeneesmiddelen alsmede over het voeren van een administratie of het invoeren van gegevens inzake het toepassen van diergeneesmiddelen of diervoeders met medicinale werking in een gecentraliseerd registratiesysteem voor diergeneesmiddelen;

    • m. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

    • n. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

    • o. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

    • p. de gevallen waarin een dierenarts of een ander persoon die is toegelaten tot het beroepsmatig verrichten van een diergeneeskundige handeling, wordt geconsulteerd;

    • q. de voorwaarden waaronder, met betrekking tot de wijze waarop dieren worden gehouden op het bedrijf een bij of krachtens de maatregel aangewezen exclusieve aanduiding mag worden gebruikt, en

    • r. een verbod op het houden van bepaalde diersoorten, diercategorieën, of een bepaald dier, indien niet is voldaan aan ten aanzien van dat dier of die dieren gestelde regels als bedoeld in de onderdelen b tot en met q.

  • 11 Het bepaalde krachtens het tiende lid, onderdeel e, is tevens van toepassing ten aanzien van andere dan gehouden dieren.

Artikel 2.3. Gebruik van dieren

[Treedt in werking op 01-07-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 2.4. Identificatie van dieren

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 2.5. Vervoer van dieren

[Treedt in werking op 01-07-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 2.6. Fokken van dieren

[Treedt in werking op 01-07-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 2.7. Handel in dieren

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen over het verkopen, het ten verkoop in voorraad hebben, het ten verkoop aanbieden, het kopen, het verhuren, het afleveren, het in de handel brengen en het in of buiten Nederland brengen van dieren behorende tot bij die maatregel aangewezen diersoorten of diercategorieën.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor het onderwerp, bedoeld in het eerste lid, regels worden gesteld die betrekking hebben op onder meer:

    • a. een verbod op het verkopen, het voor de verkoop in voorraad hebben, het voor de verkoop aanbieden, het kopen, het verhuren, het afleveren, het in de handel brengen of het in of buiten Nederland brengen van:

      • 1°. dieren waarbij in strijd met het bepaalde bij of krachtens artikel 2.25 substanties zijn toegepast, en

      • 2°. andere aangewezen dieren, diersoorten of diercategorieën;

    • b. de afkomst van de dieren;

    • c. de documenten die de dieren vergezellen of die worden overgelegd;

    • d. de gezondheidstoestand van de dieren;

    • e. de bij de dieren te verrichten onderzoeken;

    • f. degene die de dieren in de handel brengt, verkoopt, voor de verkoop in voorraad heeft, voor de verkoop aanbiedt, koopt, verhuurt of aflevert;

    • g. de bij te houden en over te leggen gegevens;

    • h. de bedrijfsruimten;

    • i. de hoedanigheid van de dieren;

    • j. de herkomst en bestemming van de dieren;

    • k. hygiëne, het voorkomen van de verspreiding van dierziekten, zoönosen en ziekteverschijnselen en het weren van ziekteverwekkers;

    • l. de vakbekwaamheid van degene die de dieren in de handel brengt, verkoopt, voor de verkoop in voorraad heeft, voor de verkoop aanbiedt, koopt, verhuurt of aflevert, en

    • m. een verbod op het verkopen van bij of krachtens die maatregel aangewezen diersoorten of diercategorieën aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze een in die maatregel genoemde leeftijd heeft bereikt.

Artikel 2.8. Diergeneeskundige handelingen

  • 1 Het is verboden:

    • a. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

    • b. diergeneesmiddelen waarvoor geen vergunning als bedoeld in artikel 2.19, eerste lid, is verstrekt, bij dieren toe te passen, of

    • c. diergeneesmiddelen toe te passen in strijd met voorschriften als bedoeld in artikel 2.19, derde lid, onderdeel a, die zijn verbonden aan de vergunning die ten behoeve van dat diergeneesmiddel is verstrekt.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing ten aanzien van:

    • a. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

    • b. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

    • c. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

    • d. het toepassen van diergeneesmiddelen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen over het verrichten van diergeneeskundige handelingen.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor het onderwerp, bedoeld in het derde lid, regels worden gesteld die betrekking hebben op onder meer:

    • a. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

    • b. de wijze waarop en de voorwaarden waaronder diergeneeskundige handelingen worden verricht;

    • c. de aanwijzing van dieren waarbij of met betrekking tot welke de daarbij aangewezen diergeneeskundige handelingen mogen worden verricht;

    • d. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

    • e. de hoedanigheid, het voorhanden of in voorraad hebben, het aanbieden, het afleveren, het verkopen, het kopen, het in de handel brengen, het in en buiten Nederland brengen en het gebruik van hulpmiddelen, waaronder apparatuur, die bij het verrichten van diergeneeskundige handelingen worden gebruikt, en

    • f. het melden en het voeren van een administratie met betrekking tot verrichte diergeneeskundige handelingen, het bewaren en overleggen van die administratie en de daarmee verband houdende bescheiden alsmede de wijze van controle door de houder van de administratie, of het invoeren van gegevens in een gecentraliseerd registratiesysteem voor diergeneesmiddelen.

  • 5 Voor de toepassing van het derde lid en de daarop berustende bepalingen wordt met het toepassen van een diergeneesmiddel bij een dier gelijkgesteld het toepassen van een diergeneesmiddel bij materiaal van dierlijke herkomst, uitgezonderd cel- of weefselcultures.

  • 6 Het bij en krachtens het eerste tot en met het vijfde lid bepaalde is tevens van toepassing ten aanzien van andere dan gehouden dieren.

  • 7 Het bij en krachtens het eerste tot en met zesde lid bepaalde is tevens van toepassing ten aanzien van diervoeders met medicinale werking.

Artikel 2.9. Bevoegdheid tot het verrichten van diergeneeskundige handelingen

[Treedt in werking op 01-07-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 2.10. Doden van dieren

[Treedt in werking op 01-07-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 2.11. Verbod op opzettelijke besmetting

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 2.12. Meldingsplicht dierziekten en zoönosen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 2.13. Verbod op het gebruik van dieren als prijs

[Treedt in werking op 01-07-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 2.14. Verbod op dierengevechten

[Treedt in werking op 01-07-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 2.15. Wedstrijden met dieren

[Treedt in werking op 01-07-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 2.16. Vertoning dieren

[Treedt in werking op 01-07-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

§ 2. Regels over diervoeders

Artikel 2.17. Veiligheid en deugdelijkheid diervoeders

  • 1 Het is verboden in strijd met een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voor de uitvoering van een EU-richtlijn vastgesteld voorschrift, een handeling te verrichten die ertoe strekt diervoeders te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verpakken, te etiketteren, in de handel te brengen, in of buiten Nederland te brengen, te vervoeren of aan te bieden, aan te prijzen, af te leveren, te ontvangen, voorhanden of in voorraad te hebben:

    • a. die niet zuiver, deugdelijk, of van gebruikelijke handelskwaliteit zijn;

    • b. die een gevaar opleveren voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, indien niet correct gebruikt, of

    • c. die de dierlijke productie ongunstig kunnen beïnvloeden.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op andere stoffen of producten die bestemd zijn voor het voederen van dieren.

Artikel 2.18. Nadere regels over diervoeders

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot diervoeders en andere stoffen of producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor het onderwerp, bedoeld in het eerste lid, regels worden gesteld die betrekking hebben op onder meer:

    • a. een verbod op het bereiden, het bewerken, het verwerken, het verpakken, het etiketteren, het voorhanden of in voorraad hebben, het vervoeren, het afleveren of het in de handel brengen van bepaalde diervoeders, alsmede handelingen als bedoeld in artikel 2.17, de bij deze handelingen te hanteren procedures en normen, waaronder de daarbij te verstrekken informatie;

    • b. de hoedanigheid van diervoeders, waaronder de aanwezigheid van diergeneesmiddelen, substanties of andere stoffen die in diervoerders voorkomen;

    • c. het bereiden, het bewerken en het verwerken van diervoeders;

    • d. het verpakken en het etiketteren van diervoeders;

    • e. het ontvangen, het voorhanden of in voorraad hebben, het in de handel brengen, het in of buiten Nederland brengen, het vervoeren, het afleveren, het aanbieden en het aanprijzen van diervoeders;

    • f. ruimten waarin diervoeders worden bereid, bewerkt, verwerkt, verpakt, geëtiketteerd dan wel voorhanden of in voorraad worden gehouden, waaronder de inrichting en het gebruik van die ruimten;

    • g. de hulpmiddelen, waaronder apparatuur, die bij het bereiden, het bewerken, het verwerken, het verpakken, het etiketteren, het bewaren en het vervoeren van diervoeders worden gebruikt;

    • h. de kwalificaties van personen die zijn betrokken bij het bereiden, het bewerken, het verwerken, het verpakken of het vervoeren van, onderscheidenlijk de handel in diervoeders, waaronder hun opleiding;

    • i. controles door bereiders, bewerkers, verwerkers, verpakkers, vervoerders of houders van, onderscheidenlijk handelaren in diervoeders, waaronder de wijze van controles en monsterneming, de vastlegging van controleresultaten alsmede het bewaren en overleggen van controleresultaten en monsters;

    • j. het voeren van een administratie met betrekking tot de voorraad, de bereiding, de bewerking, de verwerking, de ontvangst, de herkomst, de aflevering, de vernietiging, de bestemming, het verbruik en de vervoedering van diervoeders, het bewaren en het overleggen van die administratie en de daarmee verband houdende bescheiden alsmede de wijze van controle door de houder van de administratie;

    • k. hygiëne, het voorkomen van de verspreiding van dierziekten, zoönosen en ziekteverschijnselen, en het weren van ziekteverwekkers, en

    • l. het zich ontdoen van resten en lege verpakkingen van diervoeders.

§ 3. Regels over diergeneesmiddelen

Artikel 2.19. Vergunning ten aanzien van diergeneesmiddelen

  • 1 Het is verboden een handeling te verrichten die ertoe strekt een diergeneesmiddel of een diervoeder met medicinale werking te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verpakken, te etiketteren, in de handel te brengen, in of buiten Nederland te brengen, te vervoeren, aan te bieden, aan te prijzen, af te leveren, te ontvangen, voorhanden of in voorraad te hebben, voor zover deze handeling niet is toegestaan krachtens een vergunning die is verstrekt ingevolge een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van een bindend onderdeel van een EU-rechtshandeling vastgesteld voorschrift of een bij ministeriële regeling aangewezen voorschrift van een EU-verordening inzake het in de handel brengen, vervaardiging, invoer, of het bezit van, handel in of verstrekken van een diergeneesmiddel.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, in voorkomend geval met inachtneming van EU-rechtshandelingen, aangewezen diergeneesmiddelen, of in bij of krachtens die maatregel aangewezen gevallen.

  • 3 De vergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt op aanvraag verstrekt indien:

    • a. op grond van onderzoek met redelijke zekerheid mag worden aangenomen dat het diergeneesmiddel bij het toepassen overeenkomstig de aan de te verstrekken vergunning krachtens artikel 7.7 te verbinden voorschriften:

      • 1°. de gestelde werking bezit, en

      • 2°. geen gevaar oplevert voor de gezondheid van mensen, dieren en planten en voor het milieu;

    • b. het diergeneesmiddel de opgegeven eigenschappen en kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling bezit en de voor het controleren daarvan opgegeven methodieken adequaat zijn;

    • c. het diergeneesmiddel voldoet aan bij ministeriële regeling gestelde regels met betrekking tot de substanties waaruit het is samengesteld;

    • d. het diergeneesmiddel, voor zover het een immunologisch diergeneesmiddel of biologisch diagnosticum betreft, niet bereid is uit, of met behulp van bij EU-verordening, EU-besluit of bij ministeriële regeling aangewezen substanties waarvan gevaar is te duchten voor de gezondheid van dieren of voor verstoring van de dierziektebestrijding;

    • e. bij EU-verordening of bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde procedures in acht zijn genomen;

    • f. bij ministeriële regeling aangewezen door de Europese Commissie vastgestelde beginselen en richtsnoeren in acht zijn genomen, en

    • g. geen ingevolge een EU-verordening of bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde weigeringsgrond aanwezig is.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de beoordelingsmethoden bij de toepassing van de voorwaarden, bedoeld in het derde lid, onderdeel a tot en met d, alsmede regels inzake de methode waarmee de op grond van het derde lid, onderdeel a, aanhef, vast te stellen voorschriften worden bepaald, voor zover deze voorschriften bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zijn toegestaan.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld inzake de onderzoeksmethoden die worden toegepast bij een onderzoek als bedoeld in artikel 7.6, tweede lid, onderdeel b.

  • 6 Het derde lid, onderdeel a, onder 1°, is niet van toepassing op een aanvraag voor een homeopathisch diergeneesmiddel.

  • 7 Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt, en een regeling als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, en vierde lid, wordt vastgesteld in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 8 Hoofdstuk 7 is van overeenkomstige toepassing op een vergunning als bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat artikel 7.1, niet van toepassing is en artikel 7.3, eerste en tweede lid, alleen van toepassing is op wijzigingen van een vergunning als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 2.20. Diergeneesmiddelen

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot diergeneesmiddelen of diervoeders met medicinale werking.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor het onderwerp, bedoeld in het eerste lid, regels worden gesteld die betrekking hebben op onder meer:

    • a. het bereiden, het bewerken, het verwerken, het verpakken, het etiketteren, het in de handel brengen, het in of buiten Nederland brengen, het vervoeren, het aanbieden, het aanprijzen, het afleveren, het ontvangen, het voorhanden of in voorraad hebben van:

      • 1°. diergeneesmiddelen, of

      • 2°. substanties die bij de bereiding van diergeneesmiddelen worden gebruikt;

    • b. een verbod op het bereiden, het bewerken, het verwerken, het verpakken, het etiketteren, het afleveren, het ontvangen, het voorhanden of in voorraad hebben, het in de handel brengen, het in of buiten Nederland brengen, het vervoeren, het afleveren, het aanbieden of het aanprijzen van diergeneesmiddelen of substanties als bedoeld in onderdeel a, onder 2°, alsmede handelingen als bedoeld in artikel 2.19, eerste lid, en de bij die handelingen te hanteren procedures en normen, waaronder de te verstrekken informatie;

    • c. het uit de handel nemen en het vernietigen van diergeneesmiddelen;

    • d. het zich ontdoen van resten en lege verpakkingen van diergeneesmiddelen;

    • e. ruimten waarin diergeneesmiddelen worden bereid, bewerkt, verwerkt, verpakt, geëtiketteerd, bewaard dan wel voorhanden of in voorraad gehouden, waaronder de inrichting en het gebruik van die ruimten;

    • f. de hulpmiddelen, waaronder apparatuur, die bij het bereiden, het bewerken, het verwerken, het verpakken, het etiketteren, het bewaren en het vervoeren van diergeneesmiddelen worden gebruikt;

    • g. de kwalificaties van personen die zijn betrokken bij het bereiden, het bewerken, het verwerken, het verpakken of het vervoeren van, onderscheidenlijk de handel in diergeneesmiddelen, waaronder hun opleiding, alsmede de zo nodig tegen deze personen te nemen maatregelen;

    • h. controles door bereiders, bewerkers, verwerkers, verpakkers, vervoerders of houders van, onderscheidenlijk handelaren in diergeneesmiddelen, waaronder de wijze van controles en monsterneming, de vastlegging van controleresultaten alsmede het bewaren en overleggen van controleresultaten en monsters;

    • i. het aantekening houden en melden van bijwerkingen van een diergeneesmiddel alsmede de inrichting van een diergeneesmiddelenbewakingssysteem;

    • j. het voeren van een administratie met betrekking tot de voorraad, de bereiding, de bewerking, de verwerking, de ontvangst, de herkomst, de aflevering, de vernietiging, de bestemming en het verbruik van diergeneesmiddelen, het bewaren en het overleggen van die administratie en de daarmee verband houdende bescheiden alsmede de wijze van controle door de houder van de administratie;

    • k. de keuring van partijen diergeneesmiddelen, en

    • l. hygiëne, het voorkomen van de verspreiding van dierziekten, zoönosen en ziekteverschijnselen, en het weren van ziekteverwekkers.

  • 3 Het eerste en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op bij ministeriële regeling aangewezen substanties die geen diergeneesmiddel zijn maar wel als zodanig kunnen worden gebruikt.

Artikel 2.21. Kanalisatie

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt geregeld dat daarbij aangewezen diergeneesmiddelen, diervoeders met medicinale werking, voormengsels voor diervoeders met medicinale werking of halffabricaten daarvan uitsluitend worden afgeleverd aan, onderscheidenlijk in voorraad of voorhanden worden gehouden door daarbij aangewezen personen, onder de daarbij gestelde voorwaarden.

  • 2 Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid vindt uitsluitend plaats ingeval een EU-rechtshandeling daartoe verplicht, of ingeval de diergeneesmiddelen of diervoeders met medicinale werking, voormengsels of halffabricaten zonder tussenkomst van een dierenarts een gevaar voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu kunnen opleveren.

Artikel 2.22. Gebruik ziekteverwekkers

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen met betrekking tot ziekteverwekkers.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor het onderwerp, bedoeld in het eerste lid, regels worden gesteld die betrekking hebben op onder meer:

    • a. het bereiden, het bewerken, het verwerken en het vermengen van ziekteverwekkers;

    • b. het voorhanden of in voorraad hebben, het vervoeren van ziekteverwekkers en het in de handel brengen van ziekteverwekkers door personen die immunologische diergeneesmiddelen of biologische diagnostica bereiden;

    • c. het weren, het voorkomen van verspreiding en het vernietigen van ziekteverwekkers;

    • d. het voeren van een administratie en het verstrekken van gegevens omtrent ziekteverwekkers, en

    • e. een verbod op het vervoeren van bepaalde ziekteverwekkers.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen ziekteverwekkers worden aangewezen waarvan het voorhanden of in voorraad houden uitsluitend is toegestaan aan:

    • a. instellingen van wetenschap of onderzoek die bij ministeriële regeling zijn aangewezen in overeenstemming met Onze Minister wie het mede aangaat, voor zover de ziekteverwekkers zijn bestemd voor gebruik voor wetenschappelijke doeleinden, of

    • b. bereiders van sera, entstoffen of biologische diagnostica, voor zover de ziekteverwekkers zijn bestemd voor de bereiding van, of de controle op die producten.

  • 4 Het derde lid is niet van toepassing ten aanzien van ziekteverwekkers, bestemd voor de bereiding van of de controle op therapeutische of diagnostische middelen die zijn bestemd voor toepassing bij onderzoek of behandeling van de mens.

§ 4. Biotechnologie

[Treedt in werking op 01-07-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

§ 5. Overig

Artikel 2.25. Verboden substanties

  • 1 Het is verboden om op enigerlei wijze handelingen te verrichten in strijd met bij of krachtens algemene maatregel voor de uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen gestelde regels over het toepassen van diergeneesmiddelen, diervoeders, substanties of andere stoffen of producten bij dieren.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing in bij ministeriële regeling, in voorkomend geval met inachtneming van EU-rechtshandelingen, aangewezen gevallen.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor bij deze maatregel aan te wijzen diersoorten of diercategorieën regels worden gesteld over het toepassen van diergeneesmiddelen, diervoeders, bij of krachtens die maatregel aangewezen substanties of andere stoffen of producten bij dieren, welke regels betrekking kunnen hebben op onder meer:

    • a. de aard van de substantie;

    • b. het doel waarvoor de substantie wordt toegepast;

    • c. de wijze waarop de substantie wordt toegepast;

    • d. de diersoort of diercategorie waartoe de dieren behoren waarbij de substantie uitsluitend mag worden toegepast;

    • e. het moment van toepassing, en

    • f. de waarborgen die worden getroffen in het belang van de dieren of de volksgezondheid.

  • 4 Voor zover een aanwijzing van een substantie als bedoeld in het derde lid geschiedt krachtens algemene maatregel van bestuur en indien die aanwijzing geheel of mede in het belang is van de volksgezondheid, geschiedt deze in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Hoofdstuk 3. Dierlijke producten

§ 1. Algemene regels over dierlijke producten

Artikel 3.1. Algemeen

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen over dierlijke producten.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor het onderwerp, bedoeld in het eerste lid, regels worden gesteld die betrekking hebben op onder meer:

    • a. het produceren, het bewerken, het verwerken, het in voorraad of voorhanden hebben, het vervoeren, het opslaan, het verzamelen, het hanteren, het gebruik, het verwijderen, het in de handel brengen en het in of buiten Nederland brengen van dierlijke producten;

    • b. een verbod op het produceren, het bewerken, het verwerken, het in voorraad of voorhanden hebben, het vervoeren, het gebruik, het in de handel brengen en het in of buiten Nederland brengen van bepaalde producten;

    • c. de registratie van degene die de producten produceert, bewerkt, verwerkt, in voorraad of voorhanden heeft, verpakt, vervoert, in de handel brengt of in of buiten Nederland brengt;

    • d. het winnen, het bewerken, het mengen, het opslaan, het verhandelen en het gebruiken van sperma, eicellen en embryo’s, de inrichtingen waar dit plaatsvindt, en de bedrijfsvoering aldaar;

    • e. de documenten die de producten vergezellen en die worden overgelegd;

    • f. de herkomst van de in Nederland te brengen producten;

    • g. de identificatie en registratie van de producten;

    • h. het bijhouden van een administratie;

    • i. de inrichting van de ruimte waar de producten worden geproduceerd, bewerkt, verwerkt, verpakt, opgeslagen of in voorraad gehouden;

    • j. de inslag en de uitslag;

    • k. de afkomst, de bestemming, de hoedanigheid, de kwaliteit, de samenstelling, de etikettering, de benaming en de verpakking van producten, en de informatie die met betrekking tot de producten wordt overgelegd;

    • l. het vervoer van de producten en de vervoermiddelen;

    • m. de behandeling van producten ter bestrijding van ziekteverwekkers dan wel voorkoming van aanwezigheid ervan, en

    • n. hygiëne, het voorkomen van de verspreiding van dierziekten, zoönosen en ziekteverschijnselen, en het weren van ziekteverwekkers.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op andere dan dierlijke producten, voor zover zij een gevaar voor verspreiding van een ziekteverwekker kunnen opleveren.

Artikel 3.2. Productie van vlees

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden in het belang van de volksgezondheid regels gesteld voor de uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen over de productie van vlees na het doden van dieren.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor het onderwerp, bedoeld in het eerste lid, regels worden gesteld die betrekking hebben op onder meer:

    • a. de onderwerpen, genoemd in artikel 3.1, tweede lid;

    • b. de onderzoeken bij dode dieren;

    • c. de personen die dieren onderzoeken, of die daarbij betrokken zijn;

    • d. de keuring van dode dieren;

    • e. de personen die dode dieren keuren, of die daarbij betrokken zijn;

    • f. de voorwaarden waaronder vlees geschikt is voor menselijke consumptie;

    • g. het uitsnijden en bewerken van vlees;

    • h. de personen die vlees uitsnijden of bewerken, of die daarbij betrokken zijn;

    • i. de opslag en het vervoer van vlees;

    • j. het afleveren van vlees en het in de handel brengen van vlees met het oog op verdere bewerking of verwerking;

    • k. de hoedanigheid van vlees, en

    • l. het merken van vlees.

  • 3 Het eerste, het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing op gehakt vlees, separatorvlees, vleesbereidingen en vleesproducten als bedoeld in krachtens de Warenwet gestelde voorschriften.

§ 2. Aanvullende regels over dierlijke bijproducten

Artikel 3.3. Werkgebieden

  • 1 Bij ministeriële regeling kunnen met het oog op de doelmatige voorziening in de verwerking van bij die regeling aangewezen dierlijke bijproducten werkgebieden worden vastgesteld waarin een ondernemer met uitsluiting van andere ondernemers deze producten verwerkt of door verbranding verwijdert.

  • 2 Bij ministeriële regeling kan:

    • a. een in het eerste lid bedoeld werkgebied worden vastgesteld dat zich uitstrekt tot het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Unie of een gedeelte daarvan, indien daarover overeenstemming bestaat met de desbetreffende lidstaat, en

    • b. een in het eerste lid bedoeld werkgebied worden vastgesteld voor een ondernemer die is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie.

  • 3 Indien aan een in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde ondernemer een werkgebied binnen Nederland is toegewezen, zijn de artikelen 3.4, 3.5 en 3.6 van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing, vaststelling of wijziging van werkgebieden.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot situaties waarin wordt afgeweken van het eerste lid, ingeval de ondernemer als gevolg van overmacht niet in staat is om de ingevolge het eerste lid aangewezen dierlijke bijproducten te verwerken, waarbij Onze Minister een of meer andere verwerkers tijdelijk kan toestaan of aanwijzen om de in een werkgebied ingevolge deze dierlijke bijproducten te verwerken of te verwijderen. Deze regels zijn van toepassing zolang de situatie dit vereist.

Artikel 3.4. Verplichtingen in werkgebieden

  • 1 In een werkgebied dat ingevolge artikel 3.3, eerste lid, is vastgesteld, geeft de houder van ingevolge artikel 3.3, eerste lid, aangewezen dierlijke bijproducten dit materiaal aan bij, houdt het ter beschikking van, en staat het af aan, de ondernemer binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevindt.

  • 2 De ondernemer voor wie een werkgebied is vastgesteld, haalt de bij hem aangegeven dierlijke bijproducten op en verwerkt of verwijdert deze.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de in het eerste en tweede lid gestelde verplichtingen.

  • 4 Indien kadavers van gezelschapsdieren zijn aangewezen ingevolge artikel 3.3, eerste lid, zijn het eerste tot en met het derde lid niet van toepassing op deze producten.

Artikel 3.5. Kadavers gezelschapsdieren

  • 1 Indien kadavers van gezelschapsdieren zijn aangewezen ingevolge artikel 3.3, eerste lid, worden bij gemeentelijke verordening ten aanzien van deze producten regels gesteld ter zake van:

    • a. het aangeven en het bewaren door de houder van kadavers van gezelschapsdieren;

    • b. het ophalen van kadavers van gezelschapsdieren, en

    • c. het overdragen van kadavers van gezelschapsdieren aan de ondernemer binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevindt.

  • 2 Indien tussen een gemeente en de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde ondernemer een overeenkomst is gesloten omtrent de in het eerste lid, onderdelen b en c, genoemde onderwerpen, behoeft de gemeentelijke verordening geen voorschriften over die onderwerpen te bevatten.

  • 3 De ondernemer, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, verwerkt of verwijdert de aan hem overgedragen kadavers van gezelschapsdieren.

  • 4 De in het eerste lid bedoelde voorschriften en het derde lid zijn niet van toepassing indien kadavers van gezelschapsdieren worden verwijderd door een ander dan de ondernemer, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, voor zover dit geschiedt op een wijze die ingevolge de krachtens artikel 3.1 gestelde voorschriften is toegestaan.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen het eerste, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing worden verklaard op andere bij die regeling aangewezen dierlijke bijproducten.

Artikel 3.6. Vergoedingen

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vergoeding die een ondernemer voor het ophalen, het vervoeren, het verwerken of het verwijderen van ingevolge artikel 3.3, eerste lid, aangewezen dierlijke bijproducten in rekening brengt aan degene die deze producten aanbiedt.

  • 2 De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op onder meer:

    • a. de wijze waarop de vergoeding door de ondernemer wordt bepaald, en

    • b. de maximum hoogte van de vergoeding.

Hoofdstuk 4. Toelating beroepen in de uitoefening van de diergeneeskunde

[Treedt in werking op 01-07-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 5. Maatregelen

§ 1. Algemeen

Artikel 5.1. Algemene bevoegdheid

  • 1 De maatregelen, bedoeld in dit hoofdstuk, kunnen voor één of meer afzonderlijke gevallen, dan wel ten algemene worden voorgeschreven.

  • 2 De maatregelen, bedoeld in dit hoofdstuk, kunnen voor geheel Nederland of voor bepaalde gedeelten daarvan worden voorgeschreven.

  • 3 Aan de maatregelen, bedoeld in dit hoofdstuk, kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden. Het is verboden te handelen in strijd met voorschriften als bedoeld in de eerste volzin.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen die betrekking hebben op krachtens dit hoofdstuk getroffen maatregelen. In andere gevallen kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over de uitvoering van die maatregelen.

Artikel 5.2. Spoedeisendheid

  • 1 Ingeval in het belang van de gezondheid van mens of dier naar het oordeel van Onze Minister een onverwijlde voorziening noodzakelijk is, kan hij bepalen dat door hem krachtens dit hoofdstuk vastgestelde regelingen onmiddellijk na hun bekendmaking in werking treden.

  • 3 Onze Minister kan mandaat verlenen voor het stellen van regels krachtens dit hoofdstuk ten aanzien van gevallen waarin in het belang van de gezondheid van mens of dier een onverwijlde voorziening noodzakelijk is.

  • 4 Het mandaat, bedoeld in het derde lid, kan tevens betrekking hebben op de bevoegdheden, bedoeld in het eerste en het tweede lid.

  • 5 Een krachtens dit hoofdstuk te treffen besluit hoeft niet eerst op schrift te worden gesteld ingeval in het belang van preventie of bestrijding van besmettelijke dierziekten, zoönosen of ziekteverschijnselen of het weren van ziekteverwekkers een onverwijlde tenuitvoerlegging van een maatregel noodzakelijk is. In dat geval zorgt Onze Minister alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en bekendmaking.

§ 2. Preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten, zoönosen en ziekteverschijnselen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

§ 3. Bestuurlijke maatregelen

Artikel 5.10. Dieren en producten

  • 1 Onze Minister kan maatregelen treffen met betrekking tot:

    • a. dieren en dierlijke producten ten aanzien waarvan niet is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze wet, of waarvan dit wordt vermoed;

    • b. dieren en dierlijke producten die drager zijn van een ziekteverwekker die een ernstig gevaar voor mens of dier of voor het milieu kan opleveren, of waarvan dit wordt vermoed, en

    • c. dieren, al dan niet gehouden, die via voedering, drenking, inademing of een andere vorm van blootstelling een schadelijke stof hebben opgenomen, of waarvan wordt vermoed dat zij deze hebben opgenomen, of die het gevaar lopen de stof op te nemen, alsook met betrekking tot de van die dieren afkomstige dierlijke producten.

  • 2 De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, met betrekking tot dieren zijn:

    • a. een verplichting tot het afzonderen, het opstallen, het ophokken, het op een aangewezen plaats houden, het vastleggen of het opsluiten;

    • b. een verplichting tot het voederen, het drenken, het verzorgen of het behandelen;

    • c. een verplichting tot het merken, het identificeren en registreren;

    • d. een verbod op het van een bedrijf afvoeren, het in de handel brengen, of op het in of buiten Nederland brengen;

    • e. een verplichting tot het terugzenden, voor zover het dier afkomstig is uit een ander land of tot het vrijlaten van gevangen dieren, voor zover die dieren afkomstig zijn uit het wild;

    • f. een verbod op het doden, het voorhanden hebben, het in voorraad hebben, het jagen, het vissen of het vangen, alsmede op het gebruik van bepaalde methoden of materialen waarmee dat jagen, vissen of vangen kan geschieden, en

    • g. een verplichting tot het laten doden en vernietigen, voor zover:

      • 1°. dit nodig is ter voorkoming van een ernstig gevaar voor mens of dier, of

      • 2°. een EU-rechtshandeling daartoe verplicht.

  • 3 De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, met betrekking tot dierlijke producten zijn:

    • a. een verplichting tot het afzonderen of het op een aangewezen plaats houden;

    • b. een verplichting tot het terugzenden, voor zover het product afkomstig is uit een ander land;

    • c. een verplichting tot het vernietigen;

    • d. een verbod op het van een bedrijf afvoeren of het in de handel brengen;

    • e. een verbod op het in of het buiten Nederland brengen;

    • f. een verplichting tot het terugroepen of het uit de handel nemen;

    • g. een verplichting tot het gebruik voor andere doeleinden dan waarvoor het bestemd was;

    • h. een verplichting tot het behandelen, en

    • i. een verplichting tot het identificeren en registreren.

  • 4 Het eerste en het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op andere dan dierlijke producten, voor zover het product een gevaar voor verspreiding van een ziekteverwekker kan opleveren.

  • 6 Maatregelen, die krachtens het eerste lid, onderdeel c, worden getroffen met betrekking tot dieren die wegens de opname, de vermoedelijke opname of het gevaar van opname van schadelijke stoffen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid kunnen opleveren, worden getroffen in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 5.11. Diervoeders, diergeneesmiddelen en samenstellingen daarvan

  • 1 Onze Minister kan maatregelen treffen met betrekking tot:

    • a. diervoeders, diergeneesmiddelen en samenstellingen daarvan ten aanzien waarvan niet is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze wet of ten aanzien waarvan dit wordt vermoed, en

    • b. diervoeders, diergeneesmiddelen en samenstellingen daarvan die de gezondheid van mens of dier of het milieu in gevaar kunnen brengen.

  • 2 De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, kunnen inhouden:

    • a. een verbod op het vervoeren, het bewerken of het verwerken en het in de handel brengen;

    • b. een verplichting tot tijdelijke opslag;

    • c. een verplichting tot het terugroepen of het uit de handel nemen;

    • d. een verplichting tot het vernietigen;

    • e. een verbod op het in of buiten Nederland brengen;

    • f. een verplichting tot het terugzenden, voor zover het product afkomstig is uit een ander land;

    • g. een verplichting om houders, dan wel vermoedelijke houders onverwijld en op doeltreffende wijze op de hoogte te stellen;

    • h. een verplichting tot het identificeren en registreren van de diervoeders, diergeneesmiddelen en samenstellingen daarvan;

    • i. een verplichting tot het ontsmetten, dan wel het toepassen van een andere passende behandeling;

    • j. een verplichting tot het ophalen van in de handel gebrachte diervoeders, diergeneesmiddelen en samenstellingen daarvan en het opslaan op een bij de maatregel aangewezen plaats;

    • k. een verplichting om de diervoeders, diergeneesmiddelen en samenstellingen daarvan voor andere doeleinden te gebruiken, en

    • l. een verbod op het voederen aan, het toepassen bij of het brengen in de nabijheid van dieren.

Artikel 5.12. Bedrijven, inrichtingen en locaties

  • 1 Onze Minister kan maatregelen treffen met betrekking tot bedrijven, inrichtingen of locaties die de gezondheid van mens of dier in gevaar kunnen brengen en:

    • a. ten aanzien waarvan niet is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens een EU-verordening, EU-besluit of deze wet of ten aanzien waarvan dit wordt vermoed;

    • b. waar dieren of producten aanwezig zijn of zijn geweest ten aanzien waarvan niet is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens een EU-verordening, EU-besluit of deze wet of ten aanzien waarvan dit wordt vermoed.

  • 2 De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, kunnen inhouden:

    • a. gehele of gedeeltelijke sluiting van de bedrijven, inrichtingen of locaties gedurende een door Onze Minister te bepalen periode;

    • b. schorsing of intrekking van een vergunning, erkenning, toestemming, toelating, registratie, bewijs van vakbekwaamheid, goedkeuring of certificering die bij of krachtens een EU-verordening, EU-besluit of deze wet aan de bedrijven, inrichtingen of locaties is verleend, en

    • c. een verplichting tot vaststelling van hygiëneprocedures of tot ander handelen of nalaten dat noodzakelijk is om de veiligheid van dieren en producten op het bedrijf, de inrichting of de locatie te waarborgen, dan wel om de bij of krachtens een EU-verordening, EU-besluit of deze wet gestelde regels inzake dierenwelzijn, volksgezondheid of diergezondheid op het bedrijf, de inrichting of de locatie na te komen.

Artikel 5.13. Bevoegdheden burgemeester

[Treedt in werking op 01-07-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 5.14. Kosten

De kosten van de maatregelen getroffen krachtens deze paragraaf komen ten laste van de houder van het dier, het product, het diervoeder, het diergeneesmiddel of de samenstelling van een diervoeder en een diergeneesmiddel, dan wel de exploitant van het bedrijf, de inrichting dan wel de locatie.

Artikel 5.15. Meldingsplicht onregelmatigheden

  • 1 Eenieder die diervoeders, diergeneesmiddelen, of samenstellingen daarvan of dierlijke producten bereidt, bewerkt, verwerkt, voorhanden of in voorraad heeft, opslaat, verpakt, in de handel brengt, verhandelt, vervoert, in of buiten Nederland brengt, vervoedert of onderzoekt, stelt onverwijld Onze Minister op de hoogte indien hij constateert of vermoedt dat deze producten niet voldoen aan het bepaalde bij of krachtens deze wet of de gezondheid van mens of dier of het milieu in gevaar kunnen brengen, alsmede van de maatregelen die hij heeft getroffen ter voorkoming van risico’s voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op grondstoffen voor de bereiding van de in het eerste lid bedoelde diervoeders, diergeneesmiddelen, of samenstellingen daarvan en dierlijke producten.

  • 3 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op dierenartsen en andere personen als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid en op degene aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 2.19, eerste lid, is verleend.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het verstrekken van de in het eerste lid bedoelde inlichtingen en over de maatregelen die ter voorkoming van risico’s voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu zijn ondernomen.

Hoofdstuk 6. Uitvoering EU-rechtshandelingen

Artikel 6.1. EU-rechtshandelingen

Dit hoofdstuk is van toepassing op:

  • a. de uitvoering van EU-rechtshandelingen die krachtens de artikelen 43, 114, 207, 168, 169 of 192 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn vastgesteld en

  • b. de uitvoering van EU-rechtshandelingen die krachtens de onder a bedoelde rechtshandelingen zijn vastgesteld.

Artikel 6.2. Strafbaarstelling overtredingen EU-verordeningen

  • 1 Het is verboden in strijd te handelen met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen betreffende onderwerpen waarop deze wet van toepassing is.

  • 2 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

Artikel 6.3. Aanwijzing bevoegde instanties EU-verordeningen

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de uitvoering van onderdelen van EU-rechtshandelingen waarin een EU-rechtshandeling een tot de overheid behorend orgaan of een door de overheid aangesteld persoon de opdracht geeft of de keuze laat.

  • 2 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

Artikel 6.4. Niveau delegatie regelgeving ter uitvoering van bindende onderdelen van EU-verordeningen of EU-besluiten

  • 2 Artikel 7.3, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6.5. Mededeling wijziging EU-rechtshandelingen

  • 1 Een wijziging van een EU-rechtshandeling waarnaar in regels, gesteld krachtens deze wet, wordt verwezen, gaat voor de toepassing van die regels gelden met ingang van de dag waarop aan die wijziging uitvoering moet zijn gegeven dan wel bij gebreke daarvan, de dag waarop die wijziging is vastgesteld.

  • 2 Onze Minister kan besluiten dat een wijziging als bedoeld in het eerste lid in afwijking van dat lid op een eerder tijdstip gaat gelden. Dit besluit wordt in de Staatscourant bekendgemaakt.

Hoofdstuk 7. Vergunningen, erkenningen, toestemmingen, toelatingen, registraties, meldingen en registers

Artikel 7.1. Grondslag

De regels, gesteld krachtens deze wet, kunnen inhouden dat voor een handeling waarop die regels betrekking hebben een melding of een besluit tot verlening van een vergunning, erkenning, toestemming, toelating, registratie, bewijs van vakbekwaamheid, goedkeuring of certificering is vereist.

Artikel 7.2. Register

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt voor de uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen geregeld dat in een register aantekening wordt gehouden van een melding of een besluit als bedoeld in artikel 7.1. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over het register, de aantekening alsmede de wijziging daarvan.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden geregeld dat in een register aantekening wordt gehouden van een melding of een besluit als bedoeld in artikel 7.1. Bij ministeriële regeling kunnen regels over registers worden gesteld die betrekking hebben op:

    • a. de mate van toegankelijkheid van de registers, waaronder de wijze waarop kennis kan worden genomen van de in de registers opgenomen gegevens;

    • b. het doel dat het register dient;

    • c. de behoorlijke en zorgvuldige verwerking van de gegevens in de registers;

    • d. de inrichting van de registers;

    • e. de gegevens die in de registers worden opgenomen;

    • f. de wijze waarop gegevens in de registers worden opgenomen;

    • g. de termijn waarbinnen gegevens en wijzigingen daarvan worden verwerkt in het register;

    • h. de gevallen waarin een aantekening in de registers wordt gewijzigd of doorgehaald;

    • i. de persoon of instantie die de registers beheert en bijhoudt, en

    • j. de minimale of maximale duur van het bewaren van gegevens in het register.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden geregeld dat een handeling waarvoor een melding als bedoeld in artikel 7.1 vereist is, eerst kan worden verricht nadat de melding is aangetekend in een register als bedoeld in het eerste lid of tweede lid.

Artikel 7.3. Verlening en wijziging

  • 1 Een besluit als bedoeld in artikel 7.1 wordt op aanvraag door Onze Minister verleend of gewijzigd indien is voldaan aan de eisen, gesteld bij de regels, bedoeld in artikel 7.1.

  • 2 Ingeval een besluit als bedoeld in artikel 7.1 geheel of mede wordt vereist in het belang van de volksgezondheid, kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur dan wel bij ministeriële regeling worden geregeld dat deze wordt verleend of gewijzigd in overeenstemming dan wel na overleg met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur dan wel bij ministeriële regeling wordt geregeld dat een besluit als bedoeld in artikel 7.1 van rechtswege wordt verleend of verlengd ingeval na verloop van een bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling vastgestelde termijn geen besluit als bedoeld in artikel 7.1, dan wel tot verlenging of wijziging daarvan is genomen, tenzij EU-rechtshandelingen, het belang van de gezondheid van de mens, dieren of planten, het belang van het welzijn van dieren, of het belang van het milieu zich daartegen verzetten.

Artikel 7.4. Geldingsduur

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen inzake de geldingsduur van besluiten als bedoeld in artikel 7.1.

  • 2 In andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid is een besluit als bedoeld in artikel 7.1 voor onbepaalde tijd geldig, tenzij:

    • a. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling een andere geldigheidsduur is vastgesteld, of

    • b. het besluit zelf in een andere geldigheidsduur voorziet.

  • 3 Ingeval een besluit als bedoeld in artikel 7.1 niet voor onbepaalde tijd geldig is, zijn artikel 7.3 en het eerste en tweede lid op de verlenging daarvan van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7.5. Voorschriften en beperkingen

  • 1 Aan een besluit als bedoeld in artikel 7.1 kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 2 De voorschriften en beperkingen, bedoeld in het eerste lid, kunnen na verlening van een vergunning, erkenning, toestemming, toelating, registratie, bewijs van vakbekwaamheid, goedkeuring of certificering worden op aanvraag of ambtshalve gewijzigd, aangevuld of ingetrokken.

  • 3 Het is verboden te handelen in strijd met voorschriften als bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over voorschriften en beperkingen, als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 7.6. Procedure

  • 1 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:

    • a. het indienen van een aanvraag tot een besluit als bedoeld in artikel 7.1 dan wel tot verlenging of wijziging daarvan, of van een aanvraag tot aanwijzing, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, dan wel tot wijziging daarvan;

    • b. de behandeling van een aanvraag als bedoeld in onderdeel a;

    • c. de wijze waarop een melding plaatsvindt, en

    • d. de toepasselijkheid van de bepalingen van de hoofdstukken 6, 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht op een besluit.

  • 2 De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen worden gesteld voor de uitvoering van EU-rechtshandelingen en kunnen voorts onder meer betrekking hebben op:

    • a. welke gegevens, bescheiden of monsters worden overgelegd alvorens een aanvraag in behandeling wordt genomen;

    • b. een daarbij aangewezen onderzoek dat noodzakelijk is alvorens een besluit als bedoeld in artikel 7.1 wordt verleend, verlengd of gewijzigd of alvorens een diersoort wordt aangewezen op grond van de artikelen 2.2, eerste lid;

    • c. de termijn waarbinnen, na wijziging van omstandigheden, een aanvraag tot wijziging van een besluit als bedoeld in artikel 7.1 wordt aangevraagd, dan wel een nieuwe melding plaatsvindt;

    • d. de termijn voor het geven van een beslissing op een aanvraag, of

    • e. wie een aanvraag of een melding kan doen.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over het verwijzen door aanvragers van een aanwijzing als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, een besluit als bedoeld in artikel 7.1, dan wel door personen die een melding doen, naar gegevens die eerder door hen of een ander bij een aanvraag om een aanwijzing als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, een besluit als bedoeld in artikel 7.1, dan wel een melding zijn verstrekt.

Artikel 7.7. Adviescommissies

  • 1 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat Onze Minister over de verlening van een vergunning, erkenning, toestemming, toelating of registratie, of de intrekking daarvan, wordt geadviseerd door een commissie.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:

    • a. de samenstelling en de werkwijze van een commissie als bedoeld in het eerste lid, en

    • b. de benoeming, de zittingsduur, schorsing en ontslag van leden van de commissie en hun beloning.

  • 3 De leden van een commissie houden al hetgeen hun in hun hoedanigheid is bekend geworden geheim voor zover zij niet in hun hoedanigheid tot mededeling daarvan bevoegd of verplicht zijn.

Artikel 7.8. Verlenging, schorsing en intrekking

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de gevallen waarin een besluit als bedoeld in artikel 7.1 kan worden verlengd, geschorst of ingetrokken.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin een besluit als bedoeld in artikel 7.1 van rechtswege vervalt.

Artikel 7.9. Mededeling

Bij ministeriële regeling wordt voor de uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen geregeld in welke gevallen mededeling wordt gedaan in de Staatscourant. Voorts kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld voor mededelingen in de Staatscourant van:

  • a. een besluit tot verlening van een besluit als bedoeld in artikel 7.1 alsmede tot wijziging of verlenging daarvan, dan wel van een melding;

  • b. een besluit tot schorsing of intrekking van een besluit als bedoeld in artikel 7.1;

  • c. de gevallen waarin een besluit als bedoeld in artikel 7.1 van rechtswege vervalt en met ingang van welke datum, en

  • d. aantekeningen in een register als bedoeld in artikel 7.2, alsmede de doorhaling daarvan.

Hoofdstuk 8. Handhaving

§ 1. Toezicht

Artikel 8.1. Aanwijzing toezichthouders

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren en personen.

  • 2 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 8.2. Aanvullende toezichtsbevoegdheden

In aanvulling op artikel 5:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn de in de artikelen 8.1, eerste lid, en 8.14, eerste lid, bedoelde ambtenaren en personen bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 8.3. Monsterneming

In het in artikel 5:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde geval verpakken en verzegelen de in de artikelen 8.1, eerste lid, en 8.14 bedoelde ambtenaren en personen de monsters ter plaatse.

Artikel 8.4. Medewerkingsplicht

  • 1 Eenieder wie zulks aangaat handelt overeenkomstig dan wel verleent zijn medewerking aan de uitvoering van een krachtens deze wet gegeven bevel, genomen maatregel of verrichte handeling, en verleent alle medewerking die redelijkerwijs nodig is voor het onderzoek naar dierziekten, zoönosen, ziekteverschijnselen of ziekteverwekkers.

  • 2 Eenieder die dieren, dierlijke producten, diergeneesmiddelen of diervoeders onder zich heeft of heeft gehad met betrekking waartoe krachtens deze wet een maatregel is getroffen, verstrekt op het eerste verzoek van een ambtenaar als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, of artikel 5.9, eerste lid, naar waarheid alle inlichtingen omtrent herkomst en verhandeling van deze dieren of producten.

§ 2. Herstelmaatregelen

Artikel 8.5. Bestuursdwang

Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

§ 3. Bestuurlijke boete

Artikel 8.6. Definities

  • 2 Indien een overtreding is gepleegd door een rechtspersoon, wordt onder overtreder mede verstaan: degene die tot de overtreding opdracht heeft gegeven of daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.

Artikel 8.7. Bevoegdheid

Onze Minister kan een overtreder een bestuurlijke boete opleggen.

Artikel 8.8. Hoogte bestuurlijke boete

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete die voor een overtreding of voor categorieën van overtredingen ten hoogste kan worden opgelegd.

  • 2 De op grond van het eerste lid te bepalen bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is bepaald voor de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, per overtreding begaan door een natuurlijke persoon, en ten hoogste het bedrag dat is bepaald voor de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht per overtreding, begaan door een rechtspersoon of een vennootschap, of, indien dat meer is, 10 procent van de jaaromzet in het boekjaar voorafgaande aan het boekjaar waarin de boete wordt opgelegd.

Artikel 8.9. Invordering bij dwangbevel

Bij gebreke van volledige betaling binnen de gestelde termijn kan Onze Minister de verschuldigde bestuurlijke boete invorderen bij dwangbevel.

Artikel 8.10. Samenloop met strafrecht

  • 1 Indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven, wordt zij aan het openbaar ministerie voorgelegd.

§ 4. Strafrechtelijke handhaving

Artikel 8.11. Strafbaarstelling

Artikel 8.12. Strafmaat

  • 2 Gedragingen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij of krachtens de artikelen 2.8, eerste lid, onderdeel a, en derde en vierde lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a, b en c, of een of meer van de voornoemde bepalingen in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, artikel 6.4, eerste lid, of artikel 7.5, derde lid, voor zover deze gedragingen plaatsvinden anders dan in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie.

  • 6 Indien gedragingen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij of krachtens de artikelen 1.4, 2.1, eerste lid, 2.2, achtste lid, 2.8, eerste lid, onderdeel a, en derde en vierde lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a, b en c, in de uitoefening van beroep of bedrijf zijn gepleegd, kan een geldboete worden opgelegd van de naast hogere categorie.

Artikel 8.13. Uitoefening diergeneeskunde ondanks tuchtrechtelijke ontzegging

[Treedt in werking op 01-07-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 8.14. Aanwijzing opsporingsambtenaren

  • 3 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

§ 5. Veterinair tuchtrecht

[Treedt in werking op 01-07-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

§ 6. Gidsen voor goede praktijken

Artikel 8.44. Gidsen voor goede praktijken

  • 1 Onze Minister moedigt het opstellen en het toepassen aan van gidsen voor goede praktijken die aanbevelingen bevatten voor de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

  • 2 Nationale gidsen voor goede praktijken kunnen aan Onze Minister ter beoordeling worden voorgelegd.

  • 3 Op aanvragen om een beoordeling als bedoeld in het tweede lid, zijn artikelen 7.6, 7.7 en 7.8 van overeenkomstige toepassing.

§ 7. Overig

Artikel 8.45. Tuchtrechtelijke handhaving en medebewindsregelgeving

[Treedt in werking op 01-01-2015]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 8.46. Voorschriften in Engelse taal

Ingeval bij of krachtens deze wet wordt verwezen naar door de Voedsel- en Landbouworganisatie en de Wereldgezondheidsorganisatie tot stand gebrachte voedselstandaarden, codes voor goede praktijken of richtsnoeren, kan overtreding daarvan ook worden bestraft met een geldboete indien deze voedselstandaarden, codes voor goede praktijken of richtsnoeren in de Engelse taal zijn gesteld en bekend gemaakt.

Hoofdstuk 9. Financiën

§ 1. Retributies

Artikel 9.1. Retributies algemeen

  • 1 Onze Minister kan een heffing opleggen ter vergoeding van kosten overeenkomstig een door hem vastgesteld tarief ter zake van de volgende handelingen:

    • a. de behandeling van een aanvraag tot een bij of krachtens deze wet voorgeschreven vergunning, erkenning, toestemming, toelating, registratie, bewijs van vakbekwaamheid, goedkeuring of certificering dan wel van een aanvraag tot verlenging of wijziging daarvan;

    • b. de instandhouding van de bij of krachtens deze wet verleende vergunning, erkenning, toestemming, toelating, registratie, bewijs van vakbekwaamheid, goedkeuring of certificering;

    • c. de behandeling van een aanvraag tot ontheffing van het bij of krachtens deze wet bepaalde, dan wel van een aanvraag tot verlenging of wijziging van de ontheffing;

    • d. de identificatie en registratie van dieren;

    • e. keuringen als bedoeld in artikel 2.10, derde lid, onderdeel p, artikel 2.20, tweede lid, onderdeel k, en artikel 3.2, tweede lid, onderdeel d;

    • f. het toezicht op de naleving van artikel 2.15 bij een wedstrijd, ten laste van de organiserende instelling;

    • g. onderzoeken, controles of verrichtingen met betrekking tot dieren, diervoeders, diergeneesmiddelen, producten of voorwerpen, bedrijven of locaties ter voorkoming en bestrijding van dierziekten, zoönosen en ziekteverschijnselen, en ter wering van ziekteverwekkers, voor zover de onderzoeken of verrichtingen zijn voorgeschreven bij een EU-rechtshandeling dan wel op verzoek van betrokkenen plaatsvinden;

    • h. controles die nodig zijn om de omvang van een overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze wet vast te stellen, om na te gaan of corrigerende maatregelen zijn genomen, dan wel om een overtreding op te sporen of te bewijzen, voor zover de heffing ter vergoeding van kosten van deze controles is voorgeschreven bij een EU-rechtshandeling, en

    • i. de beoordeling van gidsen als bedoeld artikel 8.44.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan een heffing ter vergoeding van kosten worden opgelegd overeenkomstig een vastgesteld tarief ter zake van bij die maatregel benoemde onderzoeken of verrichtingen voor zover de onderzoeken of verrichtingen zijn voorgeschreven bij of krachtens deze wet of bij EU-verordening.

  • 3 Een tarief als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt zodanig vastgesteld dat de geraamde baten niet uitgaan boven de geraamde kosten die in een rechtstreeks verband staan met de werkzaamheden waarvoor het tarief wordt opgelegd, onverminderd de daaromtrent bij een EU-rechtshandeling vastgestelde voorschriften.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de betaling van de heffing, en kan worden geregeld dat een handeling als bedoeld in het eerste lid, aanhef, slechts dan wordt uitgevoerd nadat betaling van de heffing heeft plaatsgevonden.

§ 2. Diergezondheidsfonds

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

§ 3. Tegemoetkomingen

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 10. Overig

Artikel 10.1. Vrijstelling en ontheffing

  • 1 Onze Minister kan, in voorkomend geval met inachtneming van EU-rechtshandelingen en voor zover het belang van de gezondheid van de mens, dieren of planten, het belang van het welzijn van dieren of het belang van het milieu zich daartegen niet verzetten, van het bepaalde bij of krachtens deze wet vrijstelling of ontheffing verlenen.

  • 2 Ingeval de vrijstelling of ontheffing betrekking heeft op een bepaling die geheel of mede strekt tot bescherming van de volksgezondheid, wordt zij in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verleend.

  • 3 Aan een vrijstelling en een ontheffing kunnen voorschriften of voorwaarden worden verbonden. Zij kunnen onder beperkingen worden verleend.

  • 4 Indien Onze Minister voornemens is een vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 2.23, wordt het ontwerp van de vrijstelling in de Staatscourant bekend gemaakt en aan een ieder de gelegenheid geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp van de vrijstelling aan beide kamers der Staten-Generaal overgelegd en medegedeeld aan direct belanghebbenden.

  • 5 Een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid kan, onverminderd de bevoegdheid van Onze Minister, bij algemene maatregel van bestuur worden verleend.

Artikel 10.2. Regels over onderzoeken, controles, toezicht op de naleving en handhaving

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot onderzoeken, controles, toezicht op de naleving en handhaving, waaronder:

    • a. de wijze waarop het onderzoek plaatsvindt;

    • b. het aanwijzen van ambtenaren of personen die het onderzoek verrichten, en

    • c. de inrichtingen waar onderzoekswerkzaamheden plaatsvinden.

Artikel 10.4. Medebewind

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur dan wel bij ministeriële regeling kan medewerking worden gevorderd van het bestuur van een productschap of een bedrijfschap als bedoeld in artikel 66 van de Wet op de bedrijfsorganisatie.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid kunnen de ingevolge het bepaalde bij of krachtens deze wet aan Onze Minister toekomende bevoegdheden tot het nemen van besluiten en tot het vaststellen van regels of nadere regels, alsmede aan Onze Minister opgedragen taken worden overgedragen.

  • 3 Indien de in het eerste lid bedoelde medewerking bestaat uit het stellen van regelen of nadere regelen bij verordening, behoeft zodanige verordening de goedkeuring van Onze Minister.

  • 4 Krachtens een verordening als bedoeld in het derde lid vastgestelde nadere voorschriften en genomen besluiten behoeven, voor zover zulks bij de algemene maatregel van bestuur of regelen, bedoeld in het eerste lid, is bepaald, de goedkeuring van de daarbij aangewezen autoriteit.

  • 5 Verordeningen, bedoeld in het derde lid, kunnen onder meer inhouden toekenning aan een daarbij aan te wijzen orgaan van de bevoegdheid vrijstelling, en op aanvraag, ontheffing van die verordeningen of krachtens deze vast te stellen voorschriften of beperkingen te verlenen.

Artikel 10.5. Onverwijlde voorzieningen

  • 1 Indien in het belang van de gezondheid van mens of dier of het welzijn van het dier naar het oordeel van Onze Minister een onverwijlde voorziening noodzakelijk is, kan hij in de onderwerpen die op grond van deze wet bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald, bij regeling voorzien.

  • 2 De regeling vervalt een jaar nadat zij in werking is getreden, of, indien binnen die termijn een algemene maatregel van bestuur ter vervanging van die regeling in werking is getreden, op het moment waarop de maatregel in werking treedt. De termijn kan door Onze Minister eenmaal met ten hoogste een jaar worden verlengd.

Artikel 10.6. Wet op de dierproeven

[Treedt in werking op 01-07-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 10.7. Visserijwet 1963

[Treedt in werking op 01-07-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 10.8. Raad voor dierenaangelegenheden

  • 1 Er is een Raad voor dierenaangelegenheden waarin overleg plaatsvindt over vraagstukken betreffende het nationaal en internationaal beleid op het gebied van de gezondheid van dieren en het welzijn van dieren.

  • 2 Onze Minister benoemt in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de leden van de Raad.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de samenstelling en de werkwijze van de Raad.

Artikel 10.9. Betrokkenheid van andere ministers bij de totstandkoming van algemene maatregelen van bestuur

Een voordracht tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 2.18, eerste en tweede lid, 2.20, eerste en tweede lid, en 2.22, eerste en tweede lid, wordt Ons gedaan door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en na overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 10.10. Voorhangprocedure

De voordracht voor een krachtens de artikelen 2.1, derde en vijfde lid, 2.2, tweede, derde, zevende en tiende lid, 2.3, tweede en vierde lid, 2.4, tweede lid, 2.5, tweede lid, 2.6, tweede en derde lid, 2.7, tweede lid, 2.8, tweede lid, onderdeel b, en vierde lid, 2.10, eerste, derde en vierde lid, 2.15, tweede lid, en 2.16, eerste lid, en 2.24 vast te stellen algemene maatregel van bestuur voor zover het betreft een voordracht voor een maatregel mede met of met het oog op de bescherming van het welzijn van dieren, wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overlegd.

Artikel 10.11. Evaluatiebepaling

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Hoofdstuk 11. Wijzigingen andere wetten en overgangsrecht

§ 1. Overgangsrecht

Artikel 11.1. Overgangsrecht

  • 3 Ten aanzien van besluiten als bedoeld in het eerste lid doet Onze Minister per soort, onderverdeeld naar de bepaling of bepalingen waarop de besluiten berustten, mededeling in de Staatscourant van de bepaling of bepalingen waarop zij vanaf het moment van inwerkingtreding van de wet worden geacht te berusten.

  • 4 De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aanhangige aanvragen, verzoeken tot het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid, zijn aanhangig in de staat, waarin zij zich op dat moment bevinden en worden vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens deze wet behandeld.

  • 5 De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aanhangige bezwaarschriften die betrekking hebben op het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid, zijn aanhangig in de staat, waarin zij zich op dat moment bevinden en worden overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de wetten, bedoeld in het eerste lid, behandeld en beslist.

  • 6 De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven aanhangige zaken die betrekking hebben op het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid, worden overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de wetten, bedoeld in het eerste lid, behandeld en beslist.

§ 2. Wijziging andere wetten

Artikel 11.3. Wijziging Flora- en faunawet

[Treedt in werking op 01-07-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 11.5. Wijziging Landbouwkwaliteitswet

[Treedt in werking op 01-07-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 11.6. Wijziging Visserijwet 1963

[Treedt in werking op 01-07-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 11.12. Wijziging Wetboek van Strafvordering

[Treedt in werking op 01-07-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 11.14. Overgangsrecht inwerkingtreding wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 12. Slotbepalingen

Artikel 12.2. Inwerkingtreding

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 19 mei 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Uitgegeven de twaalfde juli 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven