Wet uniformering loonbegrip

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2012. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Wet van 6 juni 2011 tot wijziging van een aantal wetten ter uniformering van het loonbegrip (Wet uniformering loonbegrip)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de loonbegrippen voor de loonheffingen te uniformeren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel XIII

[Red: Wijzigt de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.]

Artikel XIV

[Red: Wijzigt de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.]

Artikel XV

[Red: Wijzigt de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.]

Artikel XXIII

[Red: Wijzigt de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet.]

Artikel XXVII

[Red: Wijzigt de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers.]

Artikel XXVIII

[Red: Wijzigt de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945.]

Artikel XXIX

[Red: Wijzigt de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945.]

Artikel XXXI

[Red: Wijzigt de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.]

Artikel XXXIII

[Red: Wijzigt de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.]

Artikel XXXIV

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2012. Zie het overzicht van wijzigingen]

[Red: Wijzigt de Wet studiefinanciering 2000.]

Artikel XXXVII

  • 2 Artikel 50 van de Zorgverzekeringswet en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden op 31 december voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing met betrekking tot inkomensafhankelijke bijdrage die over de jaren tot de inwerkingtreding van deze wet is ingehouden.

Artikel XXXVIII

Tijdelijke heffingskorting met betrekking tot de inkomstenbelasting

  • 1. In de eerste drie kalenderjaren dat deze wet in werking is, geldt een heffingskorting met betrekking tot de inkomstenbelasting voor de belastingplichtige die bij het einde van het kalenderjaar, of indien de belastingplicht in de loop van het kalenderjaar is geëindigd, bij het einde van de belastingplicht, de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt en die een uitkering geniet ingevolge een pensioenregeling of regeling voor vervroegde uittreding als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 waarop de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 43 van de Zorgverzekeringswet wordt ingehouden.

  • 2. In het jaar van inwerkingtreding van deze wet bedraagt de heffingskorting 1% van de in het eerste lid bedoelde uitkeringen, met een maximum van € 182.

  • 3. In het jaar volgend op het jaar van inwerkingtreding van deze wet bedraagt de heffingskorting 0,67% van de in het eerste lid bedoelde uitkeringen, met een maximum van € 121.

  • 4. In het tweede jaar volgend op het jaar van inwerkingtreding van deze wet bedraagt de heffingskorting 0,33% van de in het eerste lid bedoelde uitkeringen, met een maximum van € 61.

Artikel XXXIX

Tijdelijke heffingskorting met betrekking tot de loonbelasting

  • 1. In de eerste drie kalenderjaren dat deze wet in werking is, geldt een heffingskorting met betrekking tot de loonbelasting voor de werknemer die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt en die een uitkering geniet ingevolge een pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding waarop de inkomensafhankelijke bijdrage als bedoeld in artikel 43 van de Zorgverzekeringswet wordt ingehouden.

  • 2. In het jaar van inwerkingtreding van deze wet bedraagt de heffingskorting 1% van de in het eerste lid bedoelde uitkering, met een maximum van € 182.

  • 3. In het jaar volgend op het jaar van inwerkingtreding van deze wet bedraagt de heffingskorting 0,67% van de in het eerste lid bedoelde uitkering, met een maximum van € 121.

  • 4. In het tweede jaar volgend op het jaar van inwerkingtreding van deze wet bedraagt de heffingskorting 0,33% van de in het eerste lid bedoelde uitkering, met een maximum van € 61.

Artikel XL

Op het moment dat deze wet in werking treedt worden de bedragen in kolom III van de tabel in artikel 2.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij ministeriële regeling gewijzigd door de bedragen welke na toepassing van dat onderdeel voortvloeien uit de in de kolommen I en II van die tabel vermelde bedragen en de in kolom IV van die tabel vermelde percentages. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de bedragen in kolom III van de tabel in artikel 2.10a van de Wet inkomstenbelasting 2001, op de bedragen in kolom III van de tabel in artikel 20a, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en op de bedragen in kolom III van de tabel in artikel 20b, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel XLII

[Red: Wijzigt de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.]

Artikel XLIII

  • 1 Deze wet treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 6 juni 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

F. H. H. Weekers

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. I. Schippers

Uitgegeven de eenentwintigste juni 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven